logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Manu Chao - Bau...
Zara Larsson 25...
Ollie Nollet

Ollie Nollet

Garrett T. Capps - Americana met een geraffineerd laagje psychedelica

Een teleurstellende opkomst voor dit fenomeen uit San Antonio, Texas die in 2019 voor het absolute hoogtepunt zorgde op Leffingeleuren, toen ook al voor te weinig volk. Drie jaar geleden deed de concurrentie op het hoofdpodium hem de das om, dit keer zou koning voetbal (België-Nederland) de spelbreker geweest zijn. De afwezigen hadden zoals gewoonlijk en dit keer om meer dan één reden ongelijk. Het werd voor beide kampen een memorabele avond maar het ene zal er ongetwijfeld meer plezier aan beleefd hebben dan het andere.

Nadat DJ Willie ons eerst had verblijd met enkele leuke plaatjes maakte een andere cowboy zijn opwachting op het podium.
De Bruggeling Nick Noel wou eerst in zijn eentje een soundtrack maken maar kwam al gauw tot het besef dat zijn muziek beter zou gedijen in groepsverband. Hier verscheen hij met een vierkoppige versie van The Red Rose Rogers, zijn begeleidingsband met uitvalsbasis Sijsele.
Ondanks wat stemproblemen begon Nick Noel zelfverzekerd en met een borrel binnen handbereik aan zijn set en waagde hij zich zelfs aan enkele heupbewegingen die leken afgekeken van een jonge Elvis.
Toch misten de eerste nummers spankracht en klonken ze nogal rommelig. Vanaf de derde song leken de groepsleden elkaar gevonden te hebben en kregen we een portie vrij traditionele americana voorgeschoteld. Smaakmakers waren de fijne songs, de mooie samenzang tussen Noel en Pelle Mächs (akoestische gitaar) en de bij momenten behoorlijk stevig klinkende gitaar van Bart De Naegel. Uitschieters waren de erg fraaie nieuwe single, "Little drops", en een song opgedragen aan de betreurde Tiny Legs Tim.

De toen 28-jarige Garrett T. Capps debuteert in 2016 met ‘Y Los Lonely Hipsters’, een geweldige plaat die echter door werkelijk niemand wordt opgemerkt. Twee jaar later fluit hij zijn groep Nasa Country bij elkaar voor het al even sensationele ‘In The Shadows Again’ waarmee hij wereldberoemd wordt in Nederland. Waarom dat elders, na nog eens drie bijzonder knappe platen, niet lukt blijft een groot mysterie. 
Terwijl Nasa Country een spacey soundscape in elkaar aan het knutselen was hield Garrett T. Capps zich achteraan het café schuil om na een aantal minuten naar voor te stappen en hen op het podium te vervoegen. Wat volgde was een reeks (waarschijnlijk alle) nummers uit de nieuwe, nog te verschijnen plaat, ‘People are beautiful’. Waar hij zich op de vorige plaat, ‘I love San Antone’ opwierp als de erfgenaam van zijn stadgenoot, de in 1999 overleden Doug Sahm, liet hij hier de tex-mex invloeden achterwege en koos hij meer dan ooit voor zijn ‘space country’, en soort americana met krautrock invloeden.
Die nieuwe, stuk voor stuk sterke songs werden gepresenteerd op een bedje van antieke synths gecreëerd door de modulaire synthesizer van Justin Boyd en verder subtiel uitgewerkt door drummer Kory Cook, gitarist Torin Metz die zijn lapsteel dit keer thuis gelaten had en de wonderlijke bassist Odie., die de speciale effecten niet schuwde. Het klonk wat ingetogener en minder uitbundig dan vroeger terwijl het muzikaal wat richting Israel Nash opschoof. Traditioneler gezongen dan die laatste maar toch voorzien van dat geraffineerde laagje psychedelica wat het zo verslavend maakte. Ondanks al dat moois bleef ik toch wat op mijn honger zitten. Dit had eigenlijk de voorstelling van ‘I love San Antone’ moeten worden maar doordat dit optreden uitgesteld moest worden is er intussen reeds een nieuwe plaat gemaakt die duidelijk voorrang kreeg waardoor er slechts twee songs uit ‘I love San Antone’ gespeeld werden. De titelsong, "I like Austin but I love San Antone" en de bis "Goodbye San Francisco (hier San Antonio), hello Amsterdam", een cover van zijn grote voorbeeld Doug Sahm.
Ook die gekke zonnebrillen die Capps steeds draagt zijn trouwens een eerbetoon aan de legendarische frontman van het Sir Douglas Quintet. Ook andere oude nummers waren er nauwelijks te horen, ik herinner me enkel "In the shadows (again)" maar dat kon niet verhinderen dat Garrett T. Capps alweer verpletterend toesloeg.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

Frankie and The Witch Fingers - Psychedelisch vuurwerk met een funky ondertoon

Het heeft wat voeten in de aarde gehad maar uiteindelijk kon Kookaburra dan toch haar debuutelpee ‘Dry Lies/ White Mice’ komen voorstellen in De Zwerver en dat werd een aangename verrassing. In het promotekstje werd deze groep uit Antwerpen, genoemd naar een Australische vogel die ook bekend staat als de lachvogel vanwege zijn op een menselijke lach lijkende roep, omschreven als een garage/fuzz/psych/punk band en daar was alvast geen woord van gelogen.
Het kwartet begon vrij furieus aan de set en zou die onstuimigheid niet meer laten varen. Onder aanvoering van de erg gedreven zanger/gitarist, Mads D'Hulster, wisselde Kookaburra garagerock, die meestal voorzien was van waanzinnige tempo's, af met aanstekelijke rammelpunk.
Tegenwoordig ben ik al blij als een jonge groep de elektronica links laat liggen en resoluut voor de gitaar kiest maar hier klonk dat instrument ook nog eens behoorlijk imponerend. Zoals in "Eddy in space" waarin wat gas werd teruggenomen en de gitaren nog eens lekker ouderwets vet mochten klinken, fantastische song!
En zo waren er nog meer in een set die de ganse tijd bleef boeien en me meermaals deed denken aan het Doornikse Thee Marvin Gays, een groep die van elk optreden een wild feestje wist te maken.

De frontman van Frankie and The Witch Fingers heet gewoon Dylan Sizemore. Frankie was er niet bij want dat is de naam van zijn kat en The Witch Fingers vond hij dan weer tijdens het spelen van een schaduwspelletje. Net als drie jaar geleden was de gelijkenis tussen Dylan Sizemore en John Dwyer van Thee Oh Sees frappant.
In korte broek, de gitaar net onder de kin geklemd, af en toe datzelfde gekke stemmetje en zelfs de muziek tapt uit hetzelfde psychrock vaatje. Beide bands varen evenwel duidelijk een eigen koers wat hen steeds verder uit elkaar laat drijven. Terwijl Osees (laatste spelwijze) nogal eens over de top durft gaan en tegen de mathrock aanschurkt  blijven Frankie and The Witch Fingers meer down to earth en vinden ze hun inspiratie veelal in de seventies.
Drie jaar geleden wisten Frankie and The Witch Fingers me op Leffingeleuren ook al te charmeren maar een gebrek aan solide songs verhinderde toen dat ik er helemaal wild van werd. Dat euvel was alvast opgelost want diezelfde nummers klonken nu plots een stuk deugdelijker doordat de groep het dit keer bijzonder strak hield. En dat had dan weer alles te maken met de twee toptransfers die de band kon realiseren. De jonge, explosieve drummer Nick Aguilar, die zijn sporen reeds verdiende bij Slaughterhouse, Neighborhood Brats en zowaar ook Mike Watt, en bassiste Nikki Pickle die we kennen van het onvolprezen Death Valley Girls.
Zij zorgden voor een onwrikbaar raamwerk waarin het psychedelische vuurwerk tussen de gitaristen Dylan Sizemore en Josh Menashe kon losbarsten. Vanaf de eerste noten al zorgde de band voor een onweerstaanbare drive maar vanaf het derde nummer sloeg de vlam pas echt in de pan. Het hypnotiserende "Dracula drug" van de dubbelelpee ‘ZAM’ uit 2019 klonk beter dan ooit en was het startschot voor de danslustigen om in actie te schieten.
Frankie and The Witch Fingers mengden hun psychedelische rock subtiel met elementen uit prog, krautrock en funk terwijl de ritmes voortdurend opzwepend klonken. Bij een nummer als "Cavehead", dat van een funky groove was voorzien, was het verdomd moeilijk om de heupen stil te houden. Eén van de hoogtepunten was ongetwijfeld "MEPEM...", titeltrack van hun laatste reguliere plaat, "Monsters eating people eating monsters...", een, euh, monsterlijke rollercoaster van prog-rock riffs, zwijmelende Pink Floydiaanse gitaar escapades en seventies clichés.

Het leek een onmogelijke mix maar Frankie and The Witch Fingers wisten er een eigen universum mee te creëren waarin het de ganse set heerlijk toeven was.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

Black Mambas en Tommy and The Commies - Mooie double bill powerpoprock’n’roll

Bijna twee en een half jaar had ik dit moeten missen maar wat deed het deugd om terug in de Pit's te zijn.

Veel tijd om hierover te mijmeren of om even te acclimatiseren had ik niet want bij mijn aankomst had de eerste groep het offensief net ingezet. Na het gebruikelijke geklungel naast de vertrouwde pissijnen om een lidkaart aan te schaffen kon ik me meteen in het strijdgewoel mengen.
Black Mambas (Los Angeles) leerde ik in 2015 kennen op Sjock Gierle waar ze toen net als hun stadsgenoten van het veel te vroeg ter ziele gegane The Bloodhounds een verpletterende indruk op me nalieten met een perfect evenwicht tussen Chuck Berry geïnspireerde rock-'n-roll en snoeiharde seventiespunk. Die balans bleek nu toch richting dat laatste overgeslagen. Het effect van in een punktempel als de Pit's te mogen optreden of heeft er toch een koerswijziging plaatsgevonden?  Wat niet zou verbazen want in een interview een aantal jaar geleden gaf zanger Michael Price al te kennen, mocht hij moeten kiezen tussen Chuck Berry en de Ramones, hij toch voor die laatste zou gaan.
Niet dat we hier veel Ramones invloeden hoorden. Deze energieke punk leek me eerder een kruisbestuiving tussen MC5 en The Kids, luid en zonder veel raffinement gebracht door een groep die er ongelooflijk veel zin in had. Deze tournee heette niet voor niets "wild 'n' savage tour".
Naar het einde van de set toe kwam er nog een onverhoopte kentering en schakelde Black Mambas moeiteloos over naar vrij authentieke rock-'n-roll die duidelijk op de heupen mikte. Zo zag ik ze dan op de valreep toch nog zoals ze zich in mijn aftakelende geheugen hadden genesteld.

Daarna ging het er met Tommy and The Commies wat beschaafder aan toe wat niet noodzakelijk een minpunt hoefde te zijn.
Dit trio uit Sudbury, Ontario, Canada debuteerde in 2018 op Slovenly Recordings met het goed onthaalde "Here come" waarna ik er eigenlijk niet zo veel meer van hoorde. Nu stonden ze dus op het Pit's podium en ontpopte zanger-gitarist Tommy Commy zich als een charismatische frontman. De wat oudere broers Jeff en Mitch Houle (ook actief bij Statues) mochten dan al voor een stevige, oerdegelijke back-up zorgen (hoewel de drummer in het begin wat last leek te hebben om het tempo te volgen) was het toch Tommy Commy die steeds alle aandacht naar zich toe zoog.
Een man met een fascinatie voor de Britse mod cultuur en tevens een uitstekende zanger die zijn stem af en toe heerlijk liet vibreren en al even inventief was op gitaar waarop hij soms molenwiekend als Pete Townshend tekeer ging.
Niet dat het er wild aan toe ging, verre van zelfs, Tommy moest het hebben van knap uitgewerkte powerpop/punk songs met overduidelijke invloeden van The Undertones, Buzzcocks en The Jam. Hij deed dat met een verbazingwekkende souplesse maar na een tijdje leek de magie wat te vervliegen doordat het net iets te braaf en gekunsteld was.
Tijdens de bissen, waarvoor klaarblijkelijk de betere nummers waren opgespaard, kwam de begeestering onverwacht en in alle hevigheid terug zodat mijn honger alsnog gestild raakte.


Organisatie: Pit’, Kortrijk

 

Mdou Moctar - Kleine wervelstormen van tot euforie leidende noten

De Belgische/Rwandese Dushime (geboren in Kigali) mocht een uitverkochte zaal op temperatuur brengen. Deze sympathieke verschijning is duidelijk niet voor één gat te vangen. Zo acteerde ze in het veelbesproken ‘Lam Gods’ van Milo Rau, imponeerde ze met twee lange zangpartijen in "Black/ The sorrows of Belgium" van Luk Perceval en poseert ze voor het rebelse lingeriemerk ‘La fille d'O’ terwijl ze op muzikaal vlak onder andere samenwerkte met het draaitafelcollectief Noannaos.
In Oostende mochten we kennis maken met haar eigen project. Handig laveerde ze haar wat dromerige zang tussen vooraf opgenomen, Afrikaans klinkende zangsamples waarbij ze begeleid werd door een jongeman op spaarzame synths. De veelal ingetogen muziek gecombineerd met haar gracieuze bewegingen kwam dicht in de buurt van een performance. Het deed wat denken aan Ibeyi qua sound en zang.
Hoewel ik vermoed dat velen, die toch gekomen waren voor een gitaarfestijn, hier niet zoveel aan hadden bleef het de ganse set muisstil. Dat zegt uiteraard veel en niet alleen over de discipline van de toeschouwers. We zagen dan ook een bekoorlijke set van Dushime die wat mij betreft toch iets te sober was aangekleed.

De biografie van Mdou Moctar leest als een sprookje. Geboren in 1984 of 1986 als Mahamadou Souleymane in een klein, afgelegen, diep religieus dorpje in Niger leert hij artiesten als Abdallah Oumbadougou kennen en besluit hij om elektrische gitaar te gaan spelen. Aangezien zijn familie elektrische muziek afkeurt, ziet hij zich genoodzaakt zelf een gitaar in elkaar te knutselen met behulp van wat planken en fietsremkabels. De gitaartechniek krijgt hij onder de knie via YouTube filmpjes van Eddie Van Halen. In 2008 trekt hij naar Sokoto in Nigeria om er zijn debuutplaat ‘Anar’ op te nemen. De plaat wordt echter nooit officieel uitgebracht maar toch worden sommige nummers via mobiele telefoonnetwerken erg populair. In 2013 krijgt hij plots telefoon van Christopher Kirkley uit Portland, Oregon en labelbaas van ‘Sahel Sounds’ en dan gaat het plots snel. Er komt een liveplaat op Sahel Sounds, het debuut krijgt dan toch een officiële release en Mdou speelt de hoofdrol in de allereerste touareg-film ‘Akounak Tedalat Taha Tazoughai’."Rain the color blue with a little red in it" is in feite een remake van Prince's “Purple rain" maar purple bestaat niet in het Tamajeq, vandaar die wat eigenaardige titel. Er volgen nog wat platen bij Sahel Sounds waarvan ‘Ilana: The Creator’ uit 2019 voor een wereldwijde doorbraak zorgt. Vorig jaar tekent hij bij het gerenommeerde ‘Matador Records’ en wordt ‘Afrique victime’ overal laaiend enthousiast onthaald.
En nadat hij in de AB en Het Bos al voor een uitverkochte zaal mocht spelen lukte dat hem ook nog eens in De Grote Post.

Voor een gemengd publiek, jong en oud, verschenen de vier, piekfijn uitgedost in traditionele touareg kledij. Naast Mdou Moctar zagen we Souleymane Ibrahim op drums, Ahmoudou Madassane op ritmegitaar en Mikey Coltun op bas. Die laatste, tevens producer, is toch wel een fenomeen. Telkens hij de groep wil vervoegen in Agadez, Niger heeft hij daar een vliegreis vanuit Brooklyn van 20 uur plus een busreis van 28 uur voor over. Moctar wordt wel eens de Jimi Hendrix van de Sahara genoemd maar tijdens het ganse optreden heb ik niet één keer aan Hendrix moeten denken. Beiden zijn extreem getalenteerde, linkshandige gitaristen maar daar houdt de vergelijking op. Hun muzikale werelden liggen immers mijlenver van elkaar verwijderd. Zelf vermelden ze ZZ Top, Black Sabbath, Van Halen, Black Uhuru en zelfs Black Flag als invloeden maar die zijn dat wel ontzettend goed geïntegreerd in hun sound. Die 70s retro zit duidelijk geworteld, een Rare Earth borrelt duidelijk op.
Mdou Moctar creëert een eigen universum waarin er zeker Westerse aanknopingspunten zijn maar de traditionele touareg muziek wordt nooit verloochend. Helemaal in het begin van de set verontschuldigde Moctar zich aan de mensen vooraan omdat het geluid daar nogal hard zou staan. Het waren meteen zijn enige woorden in een bovendien ook nog eens erg statische set. Enkel Moctar zelf durfde al eens een stapje achteruit te zetten, de anderen bleven aan hun plaats genageld. Het deerde niet, integendeel, het gaf nog meer ruimte aan de muziek die hier de enige taal was die iedereen verstond. Het volk bleek meteen gefascineerd door de enorme intensiteit die dit viertal wist te bereiken. Knappe, melodieuze songs gekapseld in een onwrikbare, hypnotiserende sound en een gitaar die telkens weer alle aandacht naar zich toe wist te zuigen.
Mdou Moctar leek wel één geworden met zijn witte Fender Stratocaster, breed lachend als hij een aanmoediging kreeg uit de zaal. Voortdurend ontketenden zijn onwezenlijke vingers kleine wervelstormen van tot euforie leidende noten. De groep eindigde met "Afrique victime", titeltrack en tevens prijsnummer van de laatste plaat waarin de onheuse behandeling van Afrika op de korrel wordt genomen.
Nog één keer liet Moctar zich gaan en masseerde hij letterlijk de snaren van zijn gitaar. Adembenemend! De roep om een bis bleef uiteraard niet uit en zijn drie medemuzikanten waren al snel terug. Nadat iemand uit het publiek hem een plectrum kon bezorgen verblijdde Ahmoudou Madassane ons nog met een fors, volledig instrumentaal gitaarnummer maar Mdou Moctar zelf, die kregen we niet meer te zien. Hoe dat kwam, daar hebben we het raden naar. Dit was wel de laatste dag van de ramadan, misschien loerde de uitputting wel om de hoek.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

James Leg - Het heilige vuur brandt nog...

Twaalf jaar geleden gooiden Black Diamond Heavies na twee sublieme studioalbums en zeven jaar intens touren de handdoek definitief in de ring. Hoewel ze het toen zelf over een korte onderbreking hadden, bleek de breuk niet meer te lijmen. Drummer Van Campbell modderde eerst nog wat aan in The Cairo Gang van Bonny ‘Prince’ Billy en King Mud om daarna volledig weg te deemsteren.
James Leg koos na een ommetje bij Cut In The Hill Gang voor een solocarrière. En hoewel zijn drie soloplaten bijlange niet kunnen tippen aan ‘Every damn time’ of ‘A touch of someone else’s class’ van Black Diamond Heavies, bleven zijn optredens, op een enkele uitzondering na, telkens knetterende feestjes.
Na een afwezigheid van meer dan twee jaar was James Leg terug in Europa voor een korte tour, tijd dus om eens te checken of het heilige vuur nog brandde. Plaats van de afspraak: de Thiemeloods, een omgebouwde oude werkplaats in het oude stadsgedeelte van Nijmegen. De enige wijk in de stad die in 1944 gespaard bleef van de Amerikaanse bombardementen, wisten enkele lokale bezoekers ons te vertellen. Daar was hij dan, James Leg, nog wat magerder dan voorheen zo leek het. De voorbij twee jaar zullen geen vetpot geweest zijn. Dolgelukkig omdat hij terug was maar helaas was hij net nu zijn stem kwijt. Maar dat viel uiteindelijk best mee, het zingen ging hem goddank beter af dan het praten.
Verder was het nog even uitkijken wie hem zou begeleiden op drums. Daar een vaste band niet haalbaar is, werkt hij met interim drummers (twee in de VS en één in Europa). Hier bleek het opnieuw de Fransman Marlon Saquet te zijn en het was zowaar hun honderdste keer samen! De jongeman deed zijn uiterste best om James Leg bij te benen wat resulteerde in knallend drumwerk waar de vonken en versplinterde sticks vanaf spatten. Dat terwijl onze man uit Chattanooga, Tennessee als vanouds beukte op zijn gehavende Fender Rhodes en zijn gegrom ondanks de stemproblemen behoorlijk onheilspellend klonk.
Zijn weergaloze mix van rock-'n-roll, soul en gospel werd met zoveel begeestering de zaal in gekatapulteerd zodat voor de meeste aanwezigen de heupen stilhouden, zelfs op een zondagnamiddag, geen optie meer was. Wat was het weer genieten van het stompende "Can't stop thinking about it" van The Dirtbombs maar het hoogtepunt vond ik dit keer "All to hell" waarin wat gas teruggenomen werd en hij zijn vingers met een speelse souplesse over de toetsen liet dansen. Toevallig het enige Black Diamond Heavies nummer dat trouwens de titeltrack is van een gloednieuwe BDH verzamelelpee. En dan plotseling uit het niets, kondigde hij met een sardonische grijns op zijn smoel een song aan speciaal voor mij waarna hij "A forest" van The Cure inzette. Hoewel hij absoluut een neus heeft voor goeie covers vond ik deze destijds totaal overbodig. Ik zal het hem vroeger wel eens gezegd hebben (of leest hij mijn recensies?) maar dat hij dit nog wist... Zijn versie overtreft trouwens ruimschoots het origineel.
We mochten ook één nieuw nummer noteren: de single "All but gone" dat hij samen met Marlon Saquet in de Elzas opnam en eigenlijk de voorbode van een nieuwe elpee moest zijn. Covid besliste daar echter anders over.
Tot slot nam hij in schoonheid afscheid met twee, wel raak, gekozen covers: het obscure "Drinking too much" van het Australische The Kill Devil Hills en Link Wray's "Fire & brimstone".
Deze James Leg is nog lang niet afgeschreven!

Bambara - Hypnotiserende, gothic aandoende klaagzangen

De honger naar luide rock-'n-roll bleek groot want de foyer liep helemaal vol voor dit optreden dat aanvankelijk in het café gepland was.
Lustrous, een vijftal uit Gent, had de eer het publiek te mogen opwarmen en ze deden dat met verve. De groep opende met "Good grief", meteen met een binnenkopper van formaat. Een lillende brok luide post-punk met een hardcore randje waarin meteen duidelijk werd dat zanger Laurens Van Moorleghem de sterkhouder van de band is. Een heen en weer wiegende rots in de branding die zijn woorden uitspuwde als waren het stuk voor stuk vreselijke krachttermen en zo onvermijdelijk deed denken aan Joe Talbot, voorman van IDLES.
Na dat eerste overweldigende nummer zakte het tempo en leek Van Moorleghem zich danig te verslikken in een poging om de woede in zijn stem wat te temperen. Een zinloze poging waarna de groep zich meteen herpakte en een beklijvende set neerpootte waarin een mooi evenwicht gevonden werd tussen hard en zacht maar de urgentie van die eerste song werd helaas nooit meer gehaald.

Bambara, genoemd naar een personage uit een mij onbekende animatieserie ‘AEon Flux’, werd in 2009 op de wereld gezet door de tweelingbroers Reid en Blaze Bateh (respectievelijk gitaar/zang, drums) en bassist William Brookshire. Plaats van het gebeuren was Athens, Georgia maar de groep zocht al snel haar geluk in Brooklyn, New York en heeft intussen 5 albums en 4 EP's op haar actief.
Joe Talbot zou grote fan zijn, in ieder geval toerden ze met IDLES door de VS. Een referentie die kan tellen en toch waren mijn verwachtingen niet bijster hooggespannen. Oorzaak was hun recent verschenen EP, ‘Love on my mind’ waarop zanger Reid Bateh zich vanop de hoes als een ware posterboy presenteert en de groep haar grillige post-punk lijkt ingeruild te hebben voor gladgestreken new wave.
Mijn vrees voor een nefaste koerswijziging leek toch te voorbarig. Bambara speelde uiteraard nog heel wat oud werk. De meeste nummers werden geplukt uit hun laatste twee platen, ‘Stray’ en ‘Shadow on everything’, terwijl zelfs een nieuwe song als "Mythic love" veel meer in huis bleek te hebben dan ik kon vermoeden.
Live laat de groep zich bijstaan door twee extra leden: Bryan Keller Jr. (gitaar) en Sam Zalta (gitaar, keys) zodat Reid Bateh zich volledig kan concentreren op de zang. En of hij dat deed! Hij mag er dan al als een posterboy uitzien op de hoes van hun laatste EP, hier verscheen eerder een bezeten roofdier op de planken. Hoewel hij de andere groepsleden voortdurend complimentjes gaf was het toch hij die met alle aandacht ging lopen. Getormenteerd struinde hij over het podium waarbij hij de aanslagen op zijn lichaam niet schuwde (hoe hij meermaals neerplofte op zijn knieën!).
Een intens schouwspel waarbij een uitstapje tussen het publiek niet kon ontbreken hoewel een botsing met zijn schouder mijn kaakbeen haast ontwrichtte. Zijn stijl en manier van zingen deed onmiskenbaar denken aan een Nick Cave ten tijde van The Birthday Party, een groep waarmee Bambara tot in den treure toe wordt vergeleken. Maar buiten die zang vond ik eigenlijk weinig gelijkenissen met dat legendarische groepje uit Australië. Bambara vaart een behoorlijk eigen koers waarbij ze put uit een amalgaam van niet altijd makkelijk te verifiëren invloeden.
Een zich uit de naad meppende drummer zorgde met een onversaagde bassist voor brutale tempo's terwijl de gitaren verrassend toegankelijk klonken. De gitaar van Bryan Keller leek wel weggelopen uit de soundtrack van een spaghettiwestern terwijl het subtiele spel van Sam Zalta voor de nodige nuances zorgde.

Samen met de hypnotiserende, gothic aandoende klaagzangen van Reid Bateh leidde dit tot gevaarlijk dreigende rock-'n-roll zoals ik die al lang niet meer meegemaakt had. Na een tijdje werd hun modus operandi wel wat voorspelbaar. Eerst declameerde Reid zijn poëtische, door de dood geobsedeerde teksten waarna de overige muzikanten invielen en het gehuil begon om uiteindelijk tot een brullende finale te komen. Maar dat werd telkens zo knap en intens gedaan dat ook dit geen bezwaar mocht vormen.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, leffinge

Left Lane Cruiser - Stomende bluestrash op atoomkracht

Zou dit een verdoken vorm van knaldrang kunnen zijn? Samen met een copain de auto instappen om er vijf en een half uur terug uit te stappen voor een optreden van Left Lane Cruiser. Veel te lang verstoken van rock-'n-roll werd de drang te groot en moest ik het duo uit Fort Wayne, Indiana absoluut aan het werk zien. Eerst dacht ik nog aan Rouen (wat een stuk dichter bij huis ligt) maar daar was het nog een zittend evenement zonder bar (laatste dag dat het nog verplicht was in Frankrijk) en dus werd het Nancy.

Het optreden kaderde in ‘Les nuits de l'alligator’, een soort rondtrekkend minifestival dat zes Franse steden aandeed.
Fileleed en parkeerperikelen zorgden ervoor dat we slechts de laatste vier nummers van de openingsact zagen. Théo Charaf is een geschikte kerel uit Lyon, die na acht jaar als barman in concertzalen te hebben gewerkt, in 2019 besloot voortaan zelf op het podium te staan. De eerste songs die ik hoorde lieten vermoeden dat ik niet al te veel  gemist had. Brave, akoestische indiefolk, zeer mooi gezongen, dat wel maar ik kreeg het er niet warm van. Het volgende nummer klonk wat traditioneler, schoof wat op richting Townes Van Zandt, die Théo al eens als één van zijn voorbeelden durft aan te halen, en kon me al wat meer bekoren. Eindigen deed hij op een elektrische gitaar, die verrassend gruizig klonk, met een ijzingwekkende versie van Skip James' "Hard Time Killing Floor".

Daarna verscheen Jerron 'Blind Boy' Paxton op het podium, een 33-jarige reus van een vent uit Los Angeles die intussen naar Queens, New York is verkast. Blind sinds zijn zestiende, waar hij in navolging van bluesgrootheden als Blind Lemon Jefferson of Blind Willie Johnson, graag mee aangesproken wordt, en zelfverklaarde zoon van Robert Johnson's neef. De man wist met zijn ontwapenende eenvoud en zijn heerlijk gevoel voor humor meteen alle harten voor zich te winnen. Even dreigde het mis te gaan toen iemand van de organisatie hem na het eerste nummer totaal onverwacht een glas whiskey kwam aanbieden en hij zich haast een beroerte schrok. Tijdens de daaropvolgende song volgde nog meer ellende toen de brug van zijn banjo plots met een doffe knal neerklapte. Maar de man was niet uit het lood te slaan en hij ontpopte zich als een multi-instrumentalist die van vele markten thuis is.
Naast de banjo speelde hij ook gitaar, piano en fiddle terwijl hij zich lang niet beperkte tot de blues alleen. Ook New Orleans jazz, zydeco, cajun, hokum, ragtime en Appalachian mountain music kwamen in deze erg gevarieerde set aan bod.
Alsof dat nog niet genoeg was begon hij plots een ellenlange lofdicht op de whiskey te debiteren. Het hoogtepunt was ongetwijfeld zijn tamelijk ingetogen versie van "I ain't got nobody", vooral bekend van Louis Prima, wat zorgde voor een spontane publieksparticipatie. Deze bijzonder mooie opwarmer deden de verwachtingen voor Left Lane Cruiser alleen maar stijgen.

En dan waren ze daar, Freddie J IV en Brenn Breck (originele drummer die er na 8 jaar opnieuw bij is) en meteen leek het alsof corona nooit had bestaan. Een zinderende R.L. Burnside cover liet de sfeer meteen verhitten terwijl Brenn Beck tijdens het tweede nummer, "Wash it", duidelijk maakte dat hij en niemand anders (sorry, Pete Dio) dé drummer van Left Lane Cruiser is. Staand, met washboard op de buik en de koebel in ere herstellend. Dit was misschien wel hét beeld van de avond. Wat deed dit mijmeren naar die begindagen waarna we onvermijdelijk op onze nostalgische wenken werden bediend met onder meer "Amy's in the kitchen", "Big Momma" (nadat de meute er maar bleef om huilen) en de, wat mij betreft, misschien wel ultieme Left Lane Cruiser klassieker "Cheyenne".
Zittend op een stoel, de muts diep over het hoofd getrokken geselde Freddie J IV met een ongeziene gretigheid de snaren geaffirmeerd door de glorieus knallende drums van Brenn Beck. Dat geselen mag je vrij letterlijk nemen want na ieder nummer moest de gitaar nodig gestemd worden. Het haalde misschien de vaart wat uit de set maar Freddie is minutieus en het leverde telkens ook een overweldigende en absoluut unieke sound op. Het leek erop alsof de snaren waren ingesmeerd met een mengsel van olie en schurend zand. Dit klonk ontzettend gruizig en smerig maar tegelijk ook mooi en zalvend als balsem voor de ziel. Die scheurende gitaar (veel slide), het schorre gegrom van Freddie en die pompende drums zorgden voor draaikolken waarin je murw gebeukt werd. Blues zoals ik het graag hoor: uitermate rauw, intens en met een hoge rock-'n-rollfactor.
Tijdens de set doken nog meer covers op: een tweede maal R.L. Burnside (“Skinny woman”), Muddy Waters (“Feel like coming home”) en Jimbo Mathus (“Mule plow line”). Niet echt nodig want na veertien jaar en elf albums heeft Left Lane Cruiser echt wel eigen sterke nummers genoeg. Maar die covers blijven natuurlijk een eerlijk en oprecht eerbetoon aan hun muzikale helden.
Hoewel een nieuwe plaat er niet meteen zal komen was er, naar het einde toe, toch ruimte voor enkele nieuwe songs en dat bleken weer echte parels voorzien van monstrueuze riffs. Intussen was de knusse club gemetamorfoseerd in een ziedende moshpit. Wat me enkele blauwe plekken opleverde maar die koester ik als waren het waardevolle relikwieën.
Dit was een herboren Left Lane Cruiser op atoomkracht. Een gig zonder twijfel een 10!

Organisatie: Les nuits de l’alligator

dinsdag 01 februari 2022 17:40

Steve Wynn solo - Intiem en Hartverwarmend

Steve Wynn solo - Intiem en Hartverwarmend

Steve Wynn behoort tot de stilaan zeldzaam geworden restanten van de Paisley Underground, een muziekgenre uit Californië dat midden jaren '80 zijn hoogtepunt kende en de sixties psychedelica en garagerock een frisse opknapbeurt gaf.
Een ander exponent, The Long Ryders, schitterde hier enkele jaren geleden nog terwijl Chuck Prophet van Green On Red, die toch ook zijdelings verbonden was met de Paisley Underground, in mei nog langskomt. Maar dé vaandeldrager van die beweging was Steve Wynn's The Dream Syndicate. Net als bij alle andere Paisley bands was hun bestaan eerder van korte duur (1981-1989). In 2012 keerde de groep terug (in 2016 zouden The Long Ryders volgen) en ze bestaan nu reeds langer dan in de oorspronkelijke bezetting.
Maar ook al die jaren daartussen bleef Steve Wynn uitermate bezig zij het solo, met The Miracle 3 of in andere projecten als Danny & Dusty, Gutterball, Smack Dab of The Baseball Project.

Maar hier stond hij dus solo en dat zal gezien de omstandigheden de beste keuze geweest zijn. De immer sympathieke Steve Wynn verscheen bijzonder ontspannen ten tonele met enkel een akoestische gitaar onder de arm waarvan hij de snaren aanvankelijk als percussie instrument gebruikte om er "The days of wine and roses" mee in te zetten. Net als nogal wat anderen, vermoed ik, vind ik de eerste twee platen van The Dream Syndicate nog steeds het beste wat Wynn ooit maakte en is het telkens toch een beetje wachten of hij er nog nummers uit zou brengen. Ik werd meteen op mijn wenken bediend want de eerste twee songs waren de titelnummers van die platen. Zo was hij er meteen vanaf, zou je kunnen denken, maar zo zit Steve Wynn niet in elkaar. Voor ieder concert tovert hij telkens een totaal verschillende setlist uit zijn hoed en het zal dus puur toevallig geweest zijn dat die nummers het eerst de revue passeerden. Er zouden trouwens nog drie songs uit die platen volgen: "That's what you always say", "Tell me when it's over" en "Merrittville"! Je hoort me zeker niet klagen.
De meeste van de gebrachte nummers worden op plaat gekleurd door dominante elektrische gitaren maar bleven hier akoestisch wonderwel overeind, het zegt natuurlijk veel over de kwaliteit van de songs en de kracht van de vertolker. Wynn reeg de parels, kriskras geplukt uit zijn erg omvangrijke oeuvre, aaneen terwijl hij ons tussendoor onderhield met allerhande verhalen en anekdotes.
De opvallend spraakzame Wynn liet zich zelfs ontvallen dat hij in oktober met The Dream Syndicate terugkomt naar De Zwerver. Eén keer mocht het wat meer zijn dan alleen die akoestische gitaar. Tijdens "Black light" maakte hij gebruik van een loop station, een verjaardagscadeau van zijn vriend en Dream Syndicate gitarist Jason Victor, wat met succes voor een voller geluid zorgde. Hij had het, wat mij betreft, wat vaker mogen gebruiken maar ik vermoed dat hij de werking ervan nog niet helemaal onder knie heeft. Hoogtepunt van de avond was misschien wel het wat forser gebrachte "Boston", een Dream Syndicate song uit 1986, over de jonge, na de split van Them, in Boston gestrande Van Morrison. Gezien de reactie van het publiek was ik duidelijk niet de enige met die mening. "Shelley's blues, Pt.2", "Carolyn" en "Amphetamine" waren enkele andere songs die me blij lieten opveren.

En of hij er zin in had? De bisronde bestond uit maar liefst vijf nummers waaronder het van Gutterball opgeduikelde "One by one". Het verrassend talrijk opgekomen publiek mocht genieten van een hartverwarmende set en het is nu al uitkijken naar de komst van The Dream Syndicate!

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

Old Time Relijun - Erfgenaam van Captain Beefheart?

Old Time Relijun zag in 1995 het levenslicht ergens in een donkere, beschimmelde kelder in Olympia, Washington. Na een plaat in eigen beheer begonnen ze een samenwerking met Calvin Johnson's ‘K Records’, die tot op de dag van vandaag stand houdt. Na 8 platen en veel optredens, ook in Europa, houdt de groep het in 2007 echter voor bekeken.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en de groep wordt in 2018 nieuw leven ingeblazen. Sindsdien verschenen de mini-lp ‘See now and know’ en ‘Musicking’. En dat nadat zanger-gitarist Arrington De Dionyso in 2016 een bijzonder nare ervaring meemaakte. Toen werd hij maandenlang bedreigd door neonazi's en Trump-aanhangers. Herinnert u zich Pizzagate nog? Die waanzinnige complottheorie waarin beweerd werd dat het pizzarestaurant en muziekcentrum Comet Ping Pong in Washington, D.C. de thuisbasis was van een pedofielennetwerk geleid door Hillary Clinton en haar campagnevoorzitter John Podesta. In 2010 had Arrington in dit restaurant een muurschildering gemaakt wat blijkbaar als een bevestiging van die complottheorie werd gezien waardoor hij belaagd werd door extreemrechtse internettrollen en paranoïde samenzwering aanhangers. Zelfs familie en vrienden werden geviseerd. De Dionyso liet zich evenwel niet intimideren en speelde bovendien met zijn freejazzcollectief ‘This saxophone kills fascists’ een geheim concert in de Comet Ping Pong naast de betreffende muur, een zoete "fuck you" naar alt-right.

Maar deze avond stond hij dus met Old Time Relijun op het podium van café De Zwerver. De laatste dag van een lange Europese tour waaraan hij duidelijk veel plezier beleefd had. Terwijl de meeste toeschouwers goed ingeduffeld waren, verscheen Arrington De Dionyso op blote voeten en met een zonnehoed ten tonele. Enige excentriciteit was hem niet vreemd, iets wat je op zijn minst ook van zijn muziek kon zeggen.
Na dat hiatus van 11 jaar leek er muzikaal niet veel veranderd en dan baseer ik mij op de platen want van hun optreden, meer dan 15 jaar geleden, dat ik zag is me niet veel bijgebleven. Dit deed meteen weer denken aan ‘Trout mask replica’, het zwaar experimentele meesterwerk van Captain Beefheart. Diezelfde mix van blues, freejazz en avant-garde. Wel leek het wat compacter gebracht dan vroeger  en zorgden het inventieve en soms zelfs dansbare drumwerk van nieuwkomer Amanda Spring Walker en de verrassend melodieus en warm klinkende staande bas van Aaron Hartman (De Dionyso's compagnon de route van het eerste uur) ervoor dat het steeds toegankelijk bleef.
Want de vreemde maar boeiende zanglijnen van De Dionyso, die zich meestal in de hogere regionen bevonden, waren een stuk minder makkelijk behapbaar.
Een paar keer verraste hij ons zelfs met pure keelzang terwijl hij één keer bewees hij zonder moeite ook in een operette zijn streng zou kunnen trekken. Desondanks was het toch zijn gitaarspel dat me het meest fascineerde. Bluesy maar toch onvoorspelbaar, soms dissonant of gewoon freakend wanneer hij zijn snaren tegen de microfoonstandaard schuurde.
Een ietwat onverwacht sterk concertje dat me naast de onvermijdelijke Beefheart ook aan James Chance deed denken.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

The Black Lips - Valse start ruimschoots goedgemaakt

Na het optreden van The Cold Stares haalden we nog opgelucht adem: rock-'n-roll was terug maar nauwelijks een maand later stonden we hier opnieuw met een mondkapje en op zoek naar een zitplaats.
Maar het moet gezegd, De Zwerver had er via de opstelling in de zaal alles aan gedaan om de pijn wat te verzachten. Vooraan stoelen rond een olievatje, daarachter barkrukken rond hoge tafels, alles netjes in bubbels verdeeld. Het had zeker wat. Toch bleef het vreemd aanvoelen om zo The Black Lips, een groep die altijd uitnodigt tot wilde feestjes, te moeten meemaken.

Maar eerst hadden we nog Tuff Guac (wat staat voor straffe guacamole) uit Antwerpen. Tuff Guac is het soloproject van ‘Belly Button Records’ baas, Rafael Valles Hilario die ook actief is bij The Jagged Frequency, Moar en Brorlab. Op de plaat ‘Green and handsome’ heeft Valles alle instrumenten zelf ingespeeld maar op het podium laat hij zich begeleiden door een uitstekende band bestaande uit bassist Jasper Suys, drummer Gert-Jan Van Damme (beiden uit Mogo) en Wim De Busser, ook gekend als King Dick, op gitaar en minimale toetsen.
Tuff Guac bracht ons aanstekelijk rammelende, fuzzy garagepop die een stuk steviger klonk dan op plaat. Veel memorabele songs heb ik niet gehoord maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door een smeuïge sound waarin vooral de wonderlijke samenzang tussen Valles en de altijd begeesterende King Dick opviel. En dreigde een song al eens compleet de mist ingaan, dan was er altijd een venijnige, explosieve gitaarsolo om de meubelen alsnog te redden. Zowat elk nummer had zo'n gitaareruptie in de staart, maar die waren telkens kort en snedig genoeg om nooit te vervelen. Tuff Guac, volgend jaar op de affiche van Rock Zerkegem? Mijn sympathie hebben ze alvast.

Black Lips uit Atlanta, Georgia grossiert sinds 1999 in chaotische garagepunk (zelf noemen ze het flower punk) maar verrasten begin vorig jaar vriend en vijand met ‘Black Lips sing... in a world that's falling apart’. Niet vanwege de profetische titel maar door de onverwachte muzikale wending waarin de groep zowaar de country omarmde. Country pur sang is het zeker verre van, maar de invloeden zijn er toch overduidelijk.
Is dit een pastiche, een parodie of een hommage aan de country of is dit echt de nieuwe richting die ze uit willen? Duidelijkheid hierover is er niet zoals er eigenlijk niets duidelijks is aan Black Lips. Toch was er één teken die erop wees dat ze verder deze koers wilden varen.
Ter gelegenheid van deze tour werd namelijk een single opgenomen met twee opmerkelijke covers: "Colt 44" van The Range Rats (een kortstondig countryprojectje van Dead Moon voorman Fred Cole) en "Alone and Forsaken" van Hank Williams.
Het Italiaanse label ‘Wild honey’ hield op het allerlaatste moment de single evenwel in nadat er beschuldigingen tegen zanger-gitarist Cole Alexander bekend raakten. Alexander (toen 29) zou sexueel ongepaste berichten gezonden hebben naar de toen 17 jarige Emily Langland die ermee naar ‘The Times’ stapte. Vreemd genoeg hadden de twee een jaar later wel sex met onderlinge toestemming.
Het zoveelste gelijkaardige incident bij Burger Records waar ook o.a. Nobunny in ongenade viel. Black Lips stonden dan wel niet onder contract bij Burger Records, Langland leerde Alexander wel kennen op Burgerama (het festival van het label) waar de groep twee opeenvolgende jaren headliner was. Wat er ook van zij, de gevolgen zijn niet te ontkennen. Ook hun langlopend contract met Vice Records (sinds 2007) werd niet verlengd en van die twee nieuwe nummers was geen spoor te bekennen in Leffinge.
Black Lips kende nogal wat personeelswissels maar de huidige bezetting met maar liefst vier leadzangers (enkel drummer Oakley Munson weigert te zingen), die nu reeds zo'n drie standhoudt, lijkt me toch de sterkste die ze ooit gekend hebben. Naast Munson zagen we gitarist Cole Alexander en bassist Jared Swilley die er van in het prille begin bij waren. De excentrieke juwelenontwerpster Zumi Rosow op sax en de al even excentrieke Jeff Clarke (ex Demon's Claws) op gitaar vervolledigden de line-up. Die laatste als vanouds in een matrozenhemdje op de blote benen, alleen zijn buikje blijkt wat verder uit te dijen.
 Ik zag The Black Lips al ettelijke keren aan het werk waarbij hun optreden in de Recyclart (2007) nog steeds in mijn geheugen gegrift staat. De verwachtingen waren dus erg groot en die werden de eerste 20 minuten zeker niet ingelost. Daarvoor klonk het te rommelig, mede door een foute klankbalans, en waren de meestal oudere nummers niet de beste die ze ooit gemaakt hebben. Zo'n "Sea of blasphemy" bijvoorbeeld klonk nog erger dan de titel liet vermoeden. Tijdens die beginfase kon alleen een song gezongen door Jeff Clarke, helemaal in Demon's Claws stijl, mijn hart verwarmen.
Maar dan rechtte de groep de rug en met "Get it on time", een cover van een eerder obscuur Velvet Underground nummer, kregen we zowaar een onvervalst hoogtepunt. Waar ik vroeger soms dacht dat Zumi Rosow een wat overbodig lid was moest ik mijn mening nu totaal herzien. Hoe ze dit nummer zong zal me nog lang heugen, dat weet ik nu al. Zumi for ever.
Meteen ook het startschot van een reeks rudimentaire parels waarbij het neerzitten op een stoel een ware marteling werd. Mindere broeders zaten er nu niet meer tussen en "Hooker Jon", "Dirty Hands" of "O Katrina!" zorgden voor de totale extase.
De beste songs uit hun nieuwe en overigens uitstekende plaat hadden ze opgespaard voor de bisnummers. Eerst het enkel door Zumi en Jeff gebrachte "Chainsaw" (zwijmelende country) gevolgd door de uppercut "Gentleman" zorgden voor het absolute kippenvelmoment.
Wat de kers op de taart moest worden, "Hippie, Hippie, Hoorah" (Jacques Dutronc) kapseisde jammerlijk en dat niet alleen door het relletje vooraan.
Toch was het ondanks alles een ongemeen mooie avond geweest en lijken the Black Lips na meer dan twintig jaar nog lang niet uitgezongen.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

Pagina 4 van 19