logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Manu Chao - Bau...
Manu Chao - Bau...
Ollie Nollet

Ollie Nollet

maandag 18 februari 2019 16:08

Paul Collins Beat - Oudste songs triomferen

Even leek het erop alsof Paul Collins een grote ging worden toen hij eind jaren ‘70, begin jaren ‘80 twee knappe platen vol sprankelende power pop (‘The Beat’ en ‘The kids are the same’) uitbracht bij CBS, één van de allergrootste platenmaatschappijen. Helaas bleef een echte doorbraak uit en deemsterde Paul Collins in de loop der jaren steeds verder weg. Af en toe probeerde hij het nog eens maar het duurde tot 2014 vooraleer hij gerehabiliteerd werd dankzij ‘Alive Naturalsound Records’. Intussen heeft hij al drie albums gemaakt voor dat label en rijgt hij de ene tour aan de andere. Zo belandde hij zaterdag voor de derde keer in nauwelijks evenveel jaar tijd in Den Trap.

Een goedgeluimde Paul Collins trapte zijn set af met “Dreaming” een nummer uit ‘The kids are the same’. En net als de vorige keren kwam ook nu het leeuwendeel van de songs uit die twee eerste platen, gelukkig maar. Zijn stem is zeker niet immuun gebleven voor corrosie maar zijn ongebreideld enthousiasme en de stevige begeleiding (bassist Paul Stingo en drummer van het eerste uur (!) Michael Ruiz) compenseerden dat ruimschoots. Bovendien bleek hij ook nog een aangenaam causeur die ons enkele pittige anekdotes uit zijn beginperiode vertelde. Uiteraard moest ook de nieuwe plaat, ‘Out of my head’, gepromoot worden en niet alle nummers daaruit waren even sterk. “Killer inside” kon me nog bekoren maar “Tick tock” had de impact van een vallend blad en zo zaten er nog een paar mindere broeders tussen. Beste song vond ik “On the highway”, dat een stuk bluesier klonk dan destijds.
Hét hoogtepunt kwam evenwel uit totaal onverwachte hoek toen de baas van het etablissement de vocals van “Rock ‘n roll girl” voor zijn rekening mocht nemen en zo zijn niets vermoedende vrouw, Nina, op een wel heel origineel verjaardagscadeau trakteerde. En de man deed dat werkelijk voortreffelijk, inclusief een wijdbeense metalpose. Zelfs de nogal talrijk aanwezige lallende drankorgels hielden het toen enkele minuten stil.
Het bekendste nummer spaarde hij tot helemaal op het eind: “Hanging on the telephone”, vooral bekend van Blondie maar origineel van The Nerves, Collins’ eerste groepje waarin ook Jack Lee, die het nummer schreef, en Peter Case zaten.

Urgent is hij allang niet meer maar de ongekroonde ‘king of power pop’ bezorgde ons toch weer een heerlijk nostalgische trip.

Organisatie: Den Trap, Kortrijk

vrijdag 22 februari 2019 15:57

Pale Lips - Ideale schoondochters

Eerst hadden we The Brittle Brothers uit Zwevegem en die deden me toch even de wenkbrauwen fronsen. Wat was dit? Een verdwaalde carnavalsband in de Pit’s? Mooie opstelling nochtans: bas, gitaar/zang en staande drums en een al even mooie intentie op hun visitekaartje: punk ‘n roll garage! Ik hoorde eerder een ratatouille van genres telkens opgejaagd door een drammerige bas. Tussen de nummers door leek de zanger te solliciteren voor een rol in ‘Eigen kweek’. Wil iemand hem vertellen dat er geen vierde reeks komt? Was dan alles kommer en kwel? Toch niet. Tijdens een paar instrumentale nummers, waarin de zanger zich duidelijk wat meer op zijn gitaar kon concentreren, kwam het tot een bevreemdende symbiose van jam band music en garagepunk.

Pale Lips uit Montréal, Québec kwamen hun nieuwe, tweede plaat (‘After dark’) voorstellen. Vier frisse meiden op het podium in de Pit’s, ik was er volledig klaar voor en het begon meteen straf met “I’m a witch” waarin een stukje “The Witch” van The Sonics verweven zat. Ze kenden duidelijk hun klassiekers want later volgden nog een nummer vol verwijzingen naar oude rock-‘n-roll helden en een hommage aan de Ramones. Jammer genoeg volstond dit niet om van Pale Lips een grootse band te maken. Nochtans deden ze het verre van slecht. Hun strakke bubblegum punk, rammelende rock-‘n-roll of hoe je het ook noemen wil liep als een denderende trein. Jackie Blenkarn zong zich de ziel uit het lijf terwijl de rest haar feilloos volgde maar wat klonk dit toch braaf. Té braaf voor een gore club als de Pit’s. Wat had ik gitariste Ilona Szabo, die zich beperkte tot slaggitaar, graag eens een vuile riff uit haar gitaar zien wringen.
Nee, deze ideale schoondochters hielden het netjes en daar was op zich niets mis mee. Alleen lagen de verwachtingen hier enigszins anders.

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

woensdag 13 februari 2019 21:33

Bad Mojos - Snelle punk met powerpop riffs

Er werd nog maar eens geopend met een exponent uit de welig tierende Kortrijkse underground: Los Bonobos, waarin opnieuw enkele gekende gezichten. Zelf noemen ze hun ding ‘Monkrock for wankers’. Razende garagepunk, goed gebruld en met voldoende zelfrelativering. “I’m to weak for rock-‘n-roll”, zo heette één van hun nummers. Het is hen duizenden keren voorgedaan maar toch bleef het leuk. Onder andere door er een flard “I’m a believer” van soortgenoten The Monkees tussen te moffelen. Hun zanger moest wegens rugproblemen noodgedwongen in een rolstoel plaatsnemen waarop er meteen iemand schamper “ Los Lumbagos” riep. Voor dit soort opmerkingen alleen al zou ik een verplaatsing naar de Pit’s overwegen. Te klasseren naast Freddie & The Vangrails.

Bad Mojos komen uit Thun, een schilderachtig stadje uit het Zwitserse kanton Bern maar dat was niet meteen de reden waarom ik naar Kortrijk was afgezakt. Hun plaat op Voodoo Rhythm Records, het label van Reverend Beat-Man, en een stevige live-reputatie waren grotere drijfveren.
Iemand voorspelde me zelfs dat ik een geniale groep aan het werk ging zien maar dat was net iets te veel eer. De drie zagen er behoorlijk blits uit: gehuld in plastic zakken (Garbage Bags revisited) waaronder blote benen priemden en met obligate zonnebril. Ook hier een zittende zanger, niet dat Julio Blanco last had van zijn rug, ‘t was gewoon wat comfortabeler als drummer.
Aanstekelijke, korte en snelle punknummertjes voorzien van powerpop riffs: het deed me soms denken aan de Ramones, anderen hoorden er een Europese versie van The Spits in. Er was absoluut niet mis mee, alleen vond ik ze iets te veel teren op een (ijzersterke) formule. Tijdens de bisronde hoorde ik plots een nummer die zowaar de twee minuten haalde en even later zelfs een korte aanzet tot een gitaarsolo. Veel was het niet. Het leken eerder onvolmaaktheden maar het maakte Bad Mojos, wat mij betreft, meteen een stuk opwindender.

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

maandag 11 februari 2019 20:05

DBUK - Donker, intens en intrigerend

DBUK (voluit Denver Broncos UK) uit Denver, Colorado zou men gemakshalve kunnen omschrijven als Slim Cessna’s Auto Club (SCAC) unplugged maar dat klopt niet helemaal. We zagen hier inderdaad wel een akoestische set van exact dezelfde leden (minus twee) als bij SCAC maar de vier, die samen trouwens met Munly & The Lupercalians nog een ander nevenproject hebben, ondernamen toch een ernstige poging om een wat andere muzikale koers te varen.

Hier geen uitbundige hoogmis gecelebreerd door twee flamboyante predikanten maar ingetogen gothic americana die de ene keer betoverend mooi klonk, een andere keer onheilspellend, in die mate zelfs dat een aanwezige hond zijn blaf niet kon onderdrukken. Bovendien waren, een enkele uitzondering niet te na gesproken, alle nummers, waarvan er sommige een rijpingsproces van meer dan vijftien jaar doorstaan hadden, specifiek voor dit project geschreven. Het gezelschap had tal van instrumenten bij en die waren niet allemaal even evident. Munly Munly hield het nog bij een gewone akoestische gitaar, Lord Dwight Pentacost toonde zijn talenten op wat minder alledaagse instrumenten als een dulcimer, banjo, mandoline of melodica. Rebecca Vera wisselde dan weer een keyboard af met een cello terwijl Slim Cessna het moest stellen met een omgekeerde waskuip, waarop een paar tamboerijnen gemonteerd waren, en enkele andere zelf in elkaar geknutselde percussie instrumenten.
De set werd sterk geopend met “Broncos fight song” dat met vreemde gilletjes werd opgesmukt. Meteen werd duidelijk dat de songs met veel oog voor details waren uitgewerkt. De sound schipperde tussen honigzoet (vooral wanneer de dulcimer met de cello gecombineerd werd) en ongemakkelijk (wanneer Lord Dwight Pentacost zijn mandoline met een strijkstok bewerkte had dat eerder het effect van krassende nagels op een schoolbord). Maar de songs zelf, steeds voorzien van expliciete titels, prikkelden stuk voor stuk onze verbeelding. “Immaculately warded children”, het aan de Beach Boys schatplichtige “The Red Cross is giving out misinformation” en het trage broeierige “From the estate of John Denver”, waarin een boodschap van vriend Jello Biafra verwerkt was, bleven me het langst bij. Het was zeker niet vanzelfsprekend om dit soort aardedonkere werk te brengen voor een publiek dat vooral vertrouwd was met Slim Cessna’s Auto Club maar gezien de warme respons bleek dat geen enkel probleem te geven. Slim Cessna zelf genoot zichtbaar met volle teugen van zoveel bijval.

DBUK klonk intens en intrigerend, enigszins te vergelijken met Woven Hand maar dan bijlange niet zo hoogdravend. Hun laatste plaat, ‘Songs nine through sixteen’, wordt in Europa door Glitterhouse Records samen met hun eerste, ‘Songs one through eight’, uitgebracht als een dubbelelpee (‘Songs one through sixteen’, hoe verzinnen ze het?) en dat is een aanrader.

Organisatie: Muddy Roots - Cowboy Up, Waardamme

maandag 21 januari 2019 18:48

Drahla - Nieuw talent zoekt zijn weg

Nadat beide bands eerder hun geluk zochten op het showcase festival Eurosonic Noorderslag in Groningen , vonden ze ook nog even de tijd om hun kunsten in Leffinge te demonstreren.

De belangstelling was eerder mager voor dit nieuwe talent. Hoewel je Perro bezwaarlijk een nieuwe band kan noemen. Deze groep uit het Spaanse Murcia is reeds sinds 2011 actief, heeft naast talloze singles ook drie elpees gemaakt en blijkt in Spanje toch een gerenommeerde naam te zijn. Een groep met ambitie ook want voor de mastering van hun laatste plaat, ‘Trópico lumpen’, trokken ze naar Joe Carra in Melbourne, een man die ook al werkte voor King Gizzard, The Drones en Amyl & The Sniffers. Perro bestaat uit twee drummers, waarvan er eentje het zonder basdrum moest stellen, een bassist en een gitarist terwijl die laatste twee ook de (Spaanstalige) zang voor hun rekening namen. Hun, door de immer voortjakkerende drums (met koebel!) en bas, opgejaagde rock had duidelijk inspiratie in de nineties gevonden. De prijs voor originaliteit zullen ze er wel nooit mee winnen maar het klonk toch best aardig. Alleen jammer dat de zang in de mix veel te ver naar achteren zat. Toen het plots wat meer mocht rammelen kwamen ze even in de buurt van Thee Marvin Gays, waar ik zeker niet rouwig om werd. Voor de laatste twee nummers werd de gitaar geruild, eerst voor een keyboard, daarna voor een synthesizer. Eén van die twee songs, met name “Supercampiones”, waarin een op hol geslagen Jean-Michel Jarre Donny Benét ontmoet, bracht me zowaar nog in feeststemming.

Die blijdschap werd daarna evenwel meteen gefnuikt door het niet erg tot feesten uitnodigende Drahla. Twee jongens en een meisje (allen even graatmager, wat wordt dat na de brexit?) brachten donkere postpunk. Maar waar ik de meeste groepen in die niche onverteerbaar vindt, kon ik deze groep uit Leeds wel pruimen. Dat kwam vooral omdat ze zich niet, zoals de meeste bands in die hoek, beperkten tot een desolate, dreinerige sound maar ook elementen uit de noise of artrock (ze halen niet voor niets Wire aan als één van hun grote voorbeelden) in de stoofpot gooiden. Vanaf het tweede nummer kreeg de groep gezelschap van een (wel doorvoede) saxofonist. Een nieuw groepslid of een gastmuzikant, het was me niet geheel duidelijk. Net als zijn inbreng trouwens. Wanneer hij voor wat spookachtige effecten zorgde bleek hij absoluut een meerwaarde maar anderzijds stond hij soms ook gewoon wat jazzy mee te toeteren en daar zag ik dan niet meteen het nut van in. Veel kwaad deed hij niet want de knappe songs (zoals “Twelve divisions of the day”), geconstrueerd rond een erg potente bas en stevige drums lieten zich niet zomaar ontwrichten. En dan was er nog die lijzige, half gesproken zang van gitariste Luciel Brown: verleidelijk en in de stijl van de onvolprezen Tess Parks maar na een tijdje net iets te eentonig.

Toch vond ik Drahla vrij innovatief en voorspel ik ze mits wat schaafwerk een mooie toekomst.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

Drahla - Nieuw talent zoekt zijn weg
Drahla + Perro
Café De Zwerver
Leffinge

De opkomst was eerder mager op deze zondagavond maar dat kon niet beletten dat het een hele mooie en hartverwarmende avond werd.

Eerst werden we nog blootgesteld aan de exploten van Gezman, een geschift gezelschap uit Kortrijk dat intussen toch ook al zo’n 20 jaar aan de weg timmert. De groep rond zanger Steven Vervaecke opende ronduit schitterend met “Schmuck”, een nummer dat zowaar in het Engels gezongen werd en waarmee Gezman bewees het ook zonder dat sappige West-Vlaams te kunnen. Zwalpende americana waarin de Country Teasers Morphine ontmoeten na een nachtje stappen.
Met de tweede song werd nog even op hetzelfde elan doorgegaan maar daarna losten de vijf de teugels wat en werd het wat nonchalanter en cabaretesker. Er werd nu gegraaid in het oudere werk waardoor ik, die gehoopt had op een presentatie van de laatste plaat, ‘Olput blues’ (schitterende titel overigens), wat op mijn honger bleef zitten. Hoewel de band muzikaal duidelijk een stuk rijper geworden is , doorstond niet alles de tand des tijds. Toch viel er nog voldoende moois te rapen zoals “Veel dust”, “Blow Hotel Zulu” met een knipoog naar “Blue Hotel” van Chris Isaak of het wat vreemde “Evil”, een nummer van bassist Kris Demets. En werd het wat minder dan bleef er nog steeds die geweldige sax van Ruben Vercaemer. Ten slotte werden onze oren nog onverwacht zwaar op de proef gesteld met “Hotdog”, een noise explosie die zijn doel wat voorbijschoot.

Holly Golightly werd door haar moeder gezegend met een naam die verwijst naar een personage uit ‘Breakfast at Tiffany’s’, een novelle van Truman Capote die ook succesvol verfilmd werd. Holly begon haar muzikale loopbaan bij Thee Headcoatees (1991-1999), aanvankelijk het achtergrondkoortje van Billy Childish’s Thee Headcoats maar die al snel als volledig vrouwelijke garage band naam wist te maken. Sinds 1995 maakt ze ook solo platen terwijl ze vanaf 2007 ook nog een nieuw project begint met haar partner Lawyer Dave : Holly Golightly & The Brokeoffs. De twee verhuizen enkele jaren later naar Georgia en sindsdien leidt ze eigenlijk een dubbelleven. In Amerika tourt ze met The Brokeoffs terwijl ze regelmatig de plas oversteekt om met haar Britse groep Europa te doorkruisen.

Holly Golightly begon haar set, net als twee jaar geleden in Het Bos, met “Crow Jane”, een traditional die vooral gekend is in de versie van Skip James. Dat terwijl de soundcheck eigenlijk nog niet afgerond was en er nog enkele techniekers de monitors kwamen checken op het podium. Tot grote verbazing van Holly die zoveel bezorgdheid niet gewend was en waarbij ze zich liet ontvallen dat de sound tijdens deze tour (het was trouwens de laatste dag) nergens beter geweest was dan hier. Ze zal het wel gemeend hebben want het geluid zat inderdaad perfect wat de schoonheid van dit concertje nog bedwelmender maakte.
Wat was het weer genieten van de souplesse waarmee deze band oude vergeten parels nieuw leven in blies: “Directly from my heart”, een zeldzame sleper van Little Richard die ooit nog door Frank Zappa werd gecoverd, “Your love is mine” van Ike Turner, hier met gitarist Bradley Burgess vertederend op tweede stem, “Mule Skinner” van Jimmie Rodgers, te vinden op haar laatste plaat met The Brokeoffs of  “Sally go ‘round the roses” van one-hit wonder The Jaynets. Maar ook de eigen songs getuigden van een tijdloze klasse. Onthaastende rock-‘n-roll gebracht met een ontwapenende bescheidenheid. Betoverend gezongen met die lijzige stem van een eeuwig mysterieus glimlachende Holly, geruggensteund door een uitmuntende, goed geoliede groep. Die bestond uit de wonderlijke gitarist Bradley Burgess, die geen noot teveel speelde, en een onwankelbare ritmesectie met Matt Radford op staande bas en veteraan Bruce Brand (Billy Childish, Hipbone Slim and The Knee Tremblers, The Dustaphonics, The Kneejerk Reactions, The Len Bright Combo, Thee Milkshakes, Thee Headcoats, The Pop Rivets, The Voo-Dooms, The Masonics en zo kan ik nog een tijdje doorgaan...) op drums. Altijd een plezier om die laatste terug te zien, kurkdroog maar o zo efficiënt terwijl hij al eens een ander nummer dan de rest durfde in te zetten.

Heerlijk toch, die ongedwongen sfeer. Bij het afscheid zei Holly dat ze hier graag opnieuw geïnviteerd zou worden. Niet aarzelen zou ik zeggen, als de kans zich voordoet.

Organisatie: 4ad, Diksmuide

vrijdag 16 november 2018 16:07

Cass McCombs - Meesterlijke songsmid

Nadat ik zo'n tien jaar geleden een plaat van Cass McCombs had gekocht verloor ik de man uit het oog maar wanneer De Zwerver, een club die men moeilijk een slechte smaak kan verwijten, hem uitnodigt, vond ik het toch tijd voor een hernieuwde kennismaking. Een wijs besluit want Cass McCombs bleek veel meer dan de timide singer-songwriter die ik in gedachten had.

Eerst mocht zijn toetsenman, Frank LoCrasto, ons wat opwarmen en die deed dat met stijl. Afwisselend op elektrische piano en synthesizer liet hij ons proeven van zachtaardige, betoverende melodieën. Even dacht ik een lo fi Jean-Michel Jarre te horen maar toen hij zijn korte set afsloot met een cover van Les Baxter wist ik uiteindelijk dan toch waar ik deze muziek moest situeren. Toen werd duidelijk dat de man zijn inspiratie vond in de exotica, een genre dat floreerde halfweg de vorige eeuw en een mix was van easy listening en wereldmuziek. LaCrosta liet ons verstaan zelf ook een plaat te zullen uitbrengen, benieuwd wat dat zal geven.

Onmiddellijk daarna verscheen de rest van het gezelschap en kon het concert van Cass McCombs zonder voorafgaande pauze starten. Al vlug werd duidelijk dat hier een echte band op de planken stond. Van LoCrasto wisten we intussen al dat hij iets in de vingers had, hoewel ik niet altijd even gelukkig was met zijn synthesizerklanken, maar ook bassist Dan Horne en drummer Otto Hauser, die al vroeg in de set eens zijn talenten mocht demonstreren, zorgden voor een ruime inbreng.
Tweede vaststelling was dat het bij McCombs duidelijk draait om de songs. Stuk voor stuk ambachtelijke parels met veel oog voor details die soms herinneringen aan Bill Callaghan opriepen. Niet altijd mijn ding -sommige waren iets te zoetsappig van structuur- maar altijd herkende men er de hand van een meester in. Meestal klassiek van snit hoewel de 41-jarige Californiër ook al eens buiten de lijntjes durfde te kleuren. Zoals tijdens dat dreigende nummer toen Horne zijn bas ruilde voor een brass gong die een galmende gitaar kwam bijstaan of met “Rancid girl” dat niet veel meer nodig had dan een aanstekelijke basriff. Soms kwam hij ook al eens stevig rock-‘n-rollend uit de hoek en naar het einde toe breide hij geregeld lange instrumentale outro’s aan zijn songs waarin dan weer duidelijk werd dat hij ook een begenadigd gitarist is. Die jammomenten waren niet te versmaden en deden qua sfeer aan wijlen J.J. Cale denken.

Ten slotte vroeg Cass McCombs ons beleefd wat we wilden horen als bis waarop er nogal wat geroepen werd. Uiteindelijk opteerde hij voor het stevige “Big wheel” en het fijn uitgesponnen “Dreams-come-true-girl” wat voor een mooi slotakkoord zorgde.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

maandag 29 oktober 2018 12:43

Bambara - Apocalyptische sfeer

Altijd spannend om twee mij totaal onbekende bands te gaan bekijken. De eerste heette Magic Shoppe en kwam uit Boston, Massachusetts maar dat had evengoed Manchester, England kunnen zijn. Want ik kon me niet van de indruk ontdoen dat ze hard hun best deden om zo Brits mogelijk te klinken. Zelf omschrijven ze hun muziek als 'hypnotic reverb rock'. Hypnotisch dan in de betekenis van slaapverwekkend, adequate omschrijving! Ikzelf zou ze ergens situeren op de grens waar postpunk de psychedelica ontmoet. Ze wisten wel een eigen solide sound te creëren maar die klonk me toch te gestroomlijnd. Maar hét zwakke punt was zanger van Josiah Webb, die het kinderkoor net ontgroeid leek. Wat klonk die bedeesd terwijl hij er ook al niet veel zin in leek te hebben en af en toe een geeuw niet kon onderdrukken.

Het verschil met Bambara (New York), die meteen voor de frontale aanval koos, kon niet groter zijn. Een vreemde naam, Bambara is eigenlijk een taal die door zowat zes miljoen mensen wordt gesproken, voornamelijk in Mali. Ik weet niet of ze het daar gezocht hebben maar ik vind Bam-ba-ra fonetisch wel passen bij hun muziek die je als luide, nachtmerrieachtige postpunk zou kunnen omschrijven.
Voor zover ik weet bestaat de groep nog steeds uit drie leden, bassist William Broomshire en de tweelingbroertjes Reid (gitaar, zang) en Blaze Bateh (drums), die beiden onlangs ook de hort optrokken met Liars, en ik vermoed dat de twee extra gitaristen die we hier zagen er waren om Reid Bateh zich volledig op de zang te laten concentreren.
Reid bleek trouwens een begenadigd frontman die zich werkelijk smeet, op gevaar van eigen leven soms. Een paar keer werd een lelijke valpartij slechts op het nippertje vermeden. Zijn gehuil had iets beangstigends en zorgde samen met de venijnige gitaren voor een apocalyptische sfeer. Het deed me sterk denken aan The Drones of The Birthday Party. Heel intens maar naar het einde toe klonk die immer kolkende woordenstroom ook wat vermoeiend en trappelde het muzikaal misschien iets te veel ter plaatse.
Hoewel, eindigen deden ze dan weer met een finale uppercut: het, euh, monumentale “Monument”, misschien wel het beste nummer van de avond.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

zondag 04 november 2018 18:17

Idles – Rake kopstoten!

Achteraf toch wat mensen ontmoet die een lichte zweem van ontgoocheling niet konden verbergen. Allen hadden ze IDLES vorig jaar gezien op Leffingeleuren en hoewel ze wisten dat het mirakel van toen nooit voor herhaling vatbaar kon zijn , bleef het toch ergens knagen.
Toen kwam de groep uit Bristol schijnbaar uit het niets ons als een niets ontziende pletwals vermorzelen in een niet eens volgelopen ‘Kapel’. Dit keer stonden ze in een uitverkochte zaal en wisten we nagenoeg perfect wat er ging komen. Het verrassingseffect mochten we dus vergeten maar was het dan echt niet iets minder? Wat mij betreft helemaal niet. Wel klonk het soms wat anders. Intussen is er een tweede plaat, ‘Joy as an act of resistance’, verschenen en die klinkt wat gevarieerder en melodieuzer wat zich uiteraard ook vertaalde naar het podium.
Wat minder rechttoe rechtaan beukende punkstampers waartussen zelfs plaats was voor de Solomon Burke cover “Cry to me”. Maar daar kan toch niets mis mee zijn. Verandering van spijs doet immers eten. Wat trouwens niet wil zeggen dat die nieuwe nummers niet evengoed telkens als ziedende mokerslagen aankwamen.

De set begon met de vervaarlijk grommende bas van Adam Devonshire waarmee “Colossus” werd ingezet. Meteen werd duidelijk dat Joe Talbot zijn welgekozen woorden nog steeds met een gemene verbetenheid de zaal in spuwt. Niet zonder enige moeite wat zijn geteisterde stem dreigde het af en toe te laten afweten. Net als Sleaford Mods, waarmee de band vaak vergeleken wordt, stampt hij tegen zoveel mogelijk zere benen. Maar in tegenstelling tot de Mods, bij wie het kunstje zijn geheimen snel prijsgeeft, bleef dit dankzij het schuimbekkende punkkwartet achter hem intrigeren tot het einde.
Hofnarren van dienst waren de twee gitaristen die om beurt de zaal in doken. Maar ook Talbot zelf liet zich niet onbetuigd en demonstreerde zowaar een kopstand. Op een gegeven moment stond er bijna meer volk op het podium dan ervoor waartussen ook een, uit het publiek geplukte, jongen die een gitaar in zijn handen geduwd kreeg terwijl hij er voorheen waarschijnlijk nooit één had aangeraakt. Gelukkig stonden al die capriolen het muzikale niet in de weg en bleken songs als “Mother” of de pro immigratie song “Danny Nedelko” bijzonder rake kopstoten.

Nee, dit had alles wat een concert moet hebben: knappe, strak gehouden, nummers, een onwrikbare sound, tonnen energie en de nodige dosis humor.

Vooraf zagen we John, een duo uit Crystal Palace (Zuid-Londen) waarvan beide leden -ik verzin het niet- John heten. Een gitarist en een drummer die tevens de zang voor zijn rekening nam , zorgden voor een stevige, franjeloze sound die onvermijdelijk aan No Age deed denken.
Strak gebrachte brute rock met punk en noise invloeden, het klonk zeker niet onaardig maar was toch iets te eenvormig om zich lang onder mijn hersenpan te blijven nestelen.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

Don Antonio is het alter ego van Antonio Gramienteri die ik in 2012 al eens aan het werk zag met Sacri Cuori in Den Trap. Toen begeleidde de Italiaan Dan Stuart, dit keer was hij met zijn andere groep, simpelweg Don Antonio geheten, mee met Alejandro Escovedo. Het lijkt een beetje zijn specialiteit om overzeese artiesten doorheen Europa te accompagneren. Eerder waren Richard Buckner, Hugo Race, Terry Lee Hale en JD Foster ook al zijn reisgezellen. Maar eerst mocht hij zijn eigen plaat, ‘Don Antonio’, voorstellen.
Samen met een saxofonist/toetsenist, een bassist en een drummer bracht hij verfijnde, meestal instrumentale rootsmuziek met nogal wat latin en jazz invloeden. Balancerend tussen stijlvol en muzak, wild werd ik er niet van. Toch was Antonio best een aangename peer die sappig kon vertellen en met “Sunset, Adriatico”, een americana getint nummer, dan toch bewees best iets te kunnen. Maar de rock-‘n-roll spaarde hij voor de set met Escovedo, zei hij en gelukkig hield hij woord.

Alejandro Escovedo leerde ik pas echt kennen zo’n twee jaar geleden toen ik zijn uitstekende plaat, ‘Burn something beautiful’ kocht. Bij nader inzien bleek ik reeds in 1982 al eens een LP van hem gekocht te hebben. ‘Sundown’, gemaakt met zijn toenmalige band Rank And File, bevatte country georiënteerde gitaarrock, een beetje in de stijl van Green On Red, dat in datzelfde jaar debuteerde. Nog vroeger maakte hij Los Angeles onveilig met de punkband The Nuns maar nu is hij ondertussen reeds toe aan zijn dertiende plaat onder eigen naam.
De nu 67-jarige Alejandro Escovedo is dus al een tijdje bezig en alom gerespecteerd. Er verscheen zelfs een tributeplaat ter ere van hem. Des te opmerkelijker dus dat hij in een cafeetje als De Zwerver met zoveel gretigheid zijn ding kwam doen.
Hij opende de set met enkele songs uit het nieuwe, ‘The crossing’, een conceptalbum over twee immigranten. Verrassend stevige rootsrock waarin Don Antonio zich inderdaad ontpopte tot een totaal ander gitarist. Na die heftige start volgden dan wat meer ingetogen nummers die stuk voor stuk bleven boeien. Slechts eenmaal liet het fout. Het aan Bill Withers herinnerende “Always a friend”, dat hij ooit nog samen met Bruce Springsteen opnam en hier gekruid werd met flarden “The tracks of my tears” (Smokey Robinson) en “Lively up yourself” (Bob Marley), werd veel te lang uitgemolken. Maar dit slippertje zette hij meteen recht tijdens de bissen met een wat overbodige maar toch leuke cover van Neil Young’s “Like a hurricane” en een ronduit magistrale versie van The Velvet Underground’s “ Rock & Roll”.
Tussen de songs bleek hij tevens een begeesterend causeur die honderduit over zijn leven vertelde. Hoe hij als kind met het gezin, een nest van twaalf, zonder uitleg plots van San Antonio, Texas naar Los Angeles verhuisde. Of over zijn vele muzikale familieleden zoals zijn jongere broer Javier die in de punkband, The Zeros, speelt of zijn nichtje Sheila E. (bekend van Prince en zichzelf).
De man zou naar verluidt van plan zijn een boek te schrijven. Dat wordt echt iets om naar uit te zien, te meer omdat hij zowat iedereen kent. Op zijn laatste plaat alleen al kreeg hij hulp van Wayne Kramer (MC5), James Williamson (Stooges), Peter Perrett en John Perry (The Only Ones) en Joe Ely. Daar hangen ongetwijfeld smeuïge verhalen aan vast.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

Pagina 9 van 19