logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

opeth_motoculto...
Sam De Rijcke

Sam De Rijcke

De Spaanse elfkoppige bende van Ojos De Brujo bracht een zeer aanstekelijke cocktail van rap, flamenco en wereldmuziek.  Met een DJ en een rapper in de rangen weten ze ook wat te doen om hip te blijven. Het geheel was zeer ritmisch en dansbaar en de Spaanse bende had er kennelijk wel zin tot grote vreugde van het publiek.  De minpuntjes van hun set zijn de te talrijke solo uitstapjes van de bandleden. Die muzikale hoogstandjes zijn best allemaal wel leuk,  maar het haalde toch enigszins een beetje de vaart uit hun optreden en dat was des te jammer. Maar toch, het eindrapport voor deze broeierige Spaanse act is overwegend positief.

Met de rootsreggae groep  The Congos gingen we terug naar de generatie van Lee Scratch Perry en Bob Marley. The Congos zijn 4 ouwe makkers die in hun leven al tonnen joints moeten gerookt hebben, want ze zagen er toch allemaal niet te normaal meer uit. De vier hielden het bij vocale prestaties terwijl ze ondersteund werden door een veel jongere begeleidingsband die een fris potje reggae en dub speelden zoals die moet klinken, met lekker stekelige gitaren, een loodzware en diepe bas en roffelende drums en percussie. The Congos waren aangenaam vertier voor het zonnige cactus en verveelden geen moment, wat anders wel eens het geval kan zijn met reggae optredens.

Om de verscheidenheid van een festival als Cactus nog wat meer in de verf te zetten kregen we hierna iets heel anders met de gitaarrock van Buffalo Tom, die hier voor het tweede jaar op rij stonden, maar nu met een nieuw album, het eerste in tien jaar tijd. De set van Buffalo Tom was even scherp, potig en fris als die van vorig jaar. Al van bij de openingssong, het bruisende “Velvet roof” wisten we dat het goed zat. Het drietal ging ongestoord door met klassiekers als “Mineral”,”Taillights Fade”, “Summers gone”, “Tangerine”,  en “I’m allowed”  die allen nog even fris klinken als destijds. De nieuwe songs uit het overigens voortreffelijke ‘Three easy pieces’ konden de concurrentie met de oudjes aan.  Opmerkelijk en lekker stevig was de Rolling Stones cover “Stray cat blues” in de bisronde.  Een zinderend optreden van een band die aan een nieuw leven is begonnen.

Met de neerslachtige muziek van Tom Mc Rae ging de temperatuur alvast een stuk naar beneden. Fuiven was er hoegenaamd niet bij, luisteren naar zijn breekbare liedjes wel.  Mc Rae had enkel een pianist en een cellist meegebracht. Doe daarbij zijn hemelse stem en een stel sublieme songs en je hebt voldoende ingrediënten om het festival in vervoering te brengen. Dat deed Tom Mc Rae dan ook. Met dergelijke donkere muziek op een zonnige weide toch de aandacht van een ganse weide vasthouden, je moet het maar doen (in tegenstelling tot wat een getormenteerde zielenpoot als Rufus Wainwright hier vorig jaar stond te doen, had u ons toen een geweer gegeven, wij hadden die janker meteen uit zijn lijden verlost).

Gabriel Rios hebben we aan ons laten voorbijgaan. Je hoort niets anders dan dat dit een hele mooie jongen is (’t zal wel zeker) maar niemand heeft het over zijn muziek. Dus echt onvergetelijk zal het wel niet zijn, ook zijn twee plaatjes zijn bij ons niet blijven hangen.

Absolute hoogtepunt van de avond was natuurlijk The Flaming Lips. Zelden zo iets indrukwekkends gezien. De aanvang van hun set staat in ons geheugen gegrift. Tientallen grote ballonnen het volk in, tonnen confetti en papierslingers die met een kanon de weide werden ingeblazen en halve zot Wayne Coyne die in een reuzengrote ballon in het publiek ging crowdsurfen. Dat allemaal als intro van de eerste song, het prijsbeest “Race for the prize”. Van dan af kon het niet meer kapot, en dat was ook zo. The Flaming Lips bleven ons verrassen met hun energieke en avontuurlijke set met showelementen waar ze bij Pink Floyd stikjaloers van zijn. Die gelijkenissen met Pink Floyd zijn helemaal zo gek niet, want dit is Pink Floyd na een reanimatiekuur van vodka, buskruit  en de meeste vreemde plantenextracten. The Flaming Lips puurden vooral uit hun laatste drie albums, gingen geregeld een geflipte psychedelische toer op, maakten het publiek al even gek als ze zelf zijn en zorgden voor het meest indrukwekkende totaalspektakel dat we de laatste jaren gezien hebben. Je moet er bij geweest zijn om het te geloven. Een fantastische afsluiter voor Cactus 2007. Dit zal ons nog lang bijblijven.

Tracklist: race for the prize – free radicals – yoshimi battles the pink robots I & II – vein of stars – the yeah yeah yeah song – in the morning of the magicians – the wand – cow/duck jam – the spark that bled – she don’t use jelly - do you realize

dinsdag 10 juli 2007 02:00

What's the time Mr Wolf?

“ London’s answer to the Yeah Yeah Yeahs” lettert de NME, en ze zitten er recht op. Niet dat dit zomaar een imitatiegroepje is, maar de gelijkenissen zijn er wel. Een zangeres met ballen, de bevallige zwarte dame Shingai Shoniwa, achternagezeten door een mannenduo die de gitaren en drums geselen en hierbij welgemikte stoten van songs afvuren. We denken ook een beetje aan Be your own pet, maar dan iets minder gestoord, of zelfs aan The Dresden Dolls, met onthouding van het theatrale. Er staan hier verduiveld goeie nummers op om te kunnen spreken van een beloftevolle band met een sterke eigen sound. Noisettes zijn niet vies van een flinke streep punkrock (“Sister Rosetta” en “Nothing to dread”) en evenmin van een welgeplaatste vuile gitaarsolo. In “Mind the gap” gaan ze alle richtingen uit, het klinkt als The Dresden Dolls met wilde gitaren of The Fiery Furnaces na een atoomontploffing. Die diversiteit merken we in meerdere songs, Noisettes pompen verschillende ideeën in één song en toch blijft alles mooi aan elkaar hangen en spatten er geregeld vonken uit. De bij momenten soulvolle stem van de wilde Shingain Shoniwa jaagt de songs op en doet soms denken aan het beste van Skunk Anansie (met het beste van Skunk Anansie bedoelen we dan die enkele goede songs die op hun debuutplaat stonden, want voor de rest was deze band volledig te verwaarlozen). Ook aan Lisa Kekaula en haar The Bellrays denken we wel eens, garage-rock met soul. Alleen dit, Noisettes bieden meer verscheidenheid en zijn niet in één hokje te steken.
Dit is gevarieerde, wilde en strakke rock van een trio die vol verrassingen zit.
Een verdomd fijn plaatje, als je ’t ons vraagt.

dinsdag 03 juli 2007 02:00

Circus live

In de lange carrière van John Cale is dit zijn derde live album na het denderende en ruige ‘Sabotage’ uit 1979  en het eerder makke ‘Comes alive’ uit 1984. Deze keer is het wel een dubbellaar geworden, en voor de freaks is er ook nog eens een DVD bijgevoegd.  Cale, die met de jaren laveert tussen rockmuziek, soundtrack en puur klassiek heeft zich met dit live album terug toegespitst op zijn rockperiode en zorgt hier voor een eerder willekeurig overzicht van zijn repertoire aangevuld met een handvol songs uit zijn laatste twee platen ‘Hobo sapiens’ en ‘Black Acetate’.
Ook zijn VU verleden komt aan bod met een mooi “Venus in furs” als opener van de plaat, maar hetgeen hij iets verder met “Femme fatale” aanvangt is heiligschennis. Wat normaal een prachtige emotionele songs is verwordt hier tot een vervelende en eentonige elektronica trip.
Uit Cales omvangrijke solo catalogus noteren we een fel rockend “Helen of troy” en dito “Dirty ass rock’n’roll”. De bandleden spelen strak en vooral gitarist Dustin Boyer laat zich verschillende keren van zijn beste kant horen. Ook de Rufus Thomas klassieker ‘Walking the dog’ is nog steeds één van Cale’s favorieten en krijgt een sterke freaky versie mee. Mooie rustpunten zijn “Zen” en “Buffalo ballet”.
Maar helaas loopt het ook geregeld helemaal mis. Cale slaat op cd 2 te veel aan het experimenteren en verneukt zijn eigen en andermans songs. “Gun” duurt maar liefst dertien minuten en dat zijn er op zijn minst elf te veel, “Mercenaries” dat zo ruig en agressief klinkt op ‘Sabotage’ is hier een monotoon elektronisch zootje, “Style it takes” is onbegrijpelijk flauw en slap en “Heartbreak hotel”, op een Cale concert normaal altijd een intens kippenvelmoment, is compleet ondermaats, veel te lang en wekt géén greintje emotie los. ‘Pablo Picasso/Mary Lou’ is dan wel weer een schot in de roos, het klinkt bijzonder ruig en spannend en is met zijn 12 minuten nog géén seconde te lang.

Cale heeft de fout begaan te veel aan zijn eigen songs te willen prutsen. Wat meer eliminatie en zelfkritiek hadden wonderen kunnen doen. John Cale had hier één geweldige live plaat kunnen uit puren, maar op dit dubbelalbum staat te veel kaf tussen het koren.
Het betere live album van John Cale is met voorsprong nog steeds het briljante, ruige en gedurfde ‘Sabotage’. Koop die.


dinsdag 26 juni 2007 02:00

Awesome Color

Deze plaat is al een tijdje uit maar heeft nu pas in Europa een beetje bescheiden aandacht gekregen. Awesome Color zijn drie jonge gastjes uit de States en ze hebben alle drie ongetwijfeld hun exemplaar van de Stooges klassieker ‘Fun house’ grijsgedraaid. Met dit sterke debuut hier hebben ze ook een betere plaat gemaakt dan The Stooges’ laatste ‘The weirdness’.
De band is opgepikt door Sonic Youth boegbeeld Thurston Moore, een man met een neus voor nieuw jong geweld, of bent u misschien vergeten wie destijds Nirvana aan de wereld heeft voorgesteld ? Of het met deze Awesome Color ook zo’n vaart zal lopen als met Cobain zijn bende weten we nog niet. Daarvoor zijn er, vrezen wij, net iets te veel bandjes die de gitaren laten janken en scheuren. Maar deze gasten doen het toch wel met de nodige punch, met een handvol goeie songs en met een gezonde Stooges fixatie.
Opener “Grown” is een hete brok “TV eye”, elders klinken ze als een borrelende smeltkroes van Hawkwind, Black Sabbath  en Mudhoney. Afsluiter “Animal” is een gedurfde jam waar sax, harmonica en gitaren de boel openrijten. Benieuwd naar het vervolg van dit potig plaatje.
dinsdag 19 juni 2007 04:00

Out through the door

Op deze demo, met als titel een flauwe woordspeling op het laatste Led Zeppelin album (nota bene ook hun slechtste), doet Wallace de nodige moeite om een soort power-rock te produceren met overduidelijk Queens of The Stone Age in het achterhoofd. Om ook maar tot aan de hielen van hun grote voorbeelden te komen zullen ze nog vele watertjes moeten doorzwemmen. Laten we deze demo dan maar beschouwen als een verdienstelijke poging. Er is nog werk aan de winkel. De sound mag iets potiger en als de songs ook wat meer diepgang zouden krijgen dan staan ze al een heel eind verder. Snel terug het repetitiehok in en doorwerken.

dinsdag 19 juni 2007 04:00

Favourite worst nightmare

Arctic Monkeys was dé revelatie van het jaar 2006. Met hun vlijmscherpe debuut ‘Whatever people say I am, that’s what I’m not’ overschaduwden ze alle andere nieuwe Britse bandjes die al eens tot de nieuwste hype werden uitgeroepen.
De lat hebben ze voor zichzelf onnoemelijk hoog gelegd, maar kijk, de nieuwste ‘Favourite worst nightmare’ is zowaar nog vinniger en spannender dan het debuut. Dit is meer dan bevestigen, dit is zichzelf overtreffen. Nergens is een zwak momentje te bespeuren, dit is pure energie en klasse van een stel piepjonge lefgozertjes die verduiveld goed met hun instrumenten weten om te springen. De gitaren zijn lekker hard en strak, de songs hebben allen vuurwerk in zich, de tempowisselingen zijn steeds verrassend en de ritmes zijn immer aanstekelijk.
Eerste single “Brainstorm” is een moordende binnenkomer en zet meteen de toon voor een plaat die net nog iets straffer en harder is dan ‘Whatever…’. Het strakke tempo wordt verdergezet met loeiers als “Balaclava” en “Fluorescent adolescent”, misschien wel de beste song van de plaat. Heel even wordt wat gas teruggenomen, “Only ones who know” is een aangenaam rustpunt die het beste van Billy Bragg voor de geest brengt, maar hierna wordt er terug gerockt dat het een lust is. Het fantastische “Do me a favour” begint nog vrij rustig om dan open te barsten tot een stomend en strak potje gitaarherrie, ook “This house is a circus” dendert geweldig door en vloeit over in een stuiterend en prachtig “If you were there, beware”. De plaat eindigt uiteindelijk iets rustiger met het steeds beter wordende “505”.
Een album met niets anders dan hoogtepunten en nu al een serieuze kandidaat voor de eindejaarslijstjes.

Met hun tweede album ‘Our earthly pleasures’ is de sound van Maxïmo Park wat men noemt “volwassener” geworden. De springerige, opgehitste en nerveuze geluiden van de eerste plaat ‘A certain trigger’ zijn voor een stuk ingeruild voor een meer poppy geluid. 

En ook op het podium merken we die evolutie. Het tempo is niet meer zo duizelingwekkend als twee jaar geleden. De nieuwe songs worden netjes afgewisseld met de oudere, zodat er wel wat meer variatie in de set komt, maar helaas ook wat minder vuur en dynamiek. Want voor dat laatste moet Maxïmo Park het vooral hebben van de splijtende songs uit hun eersteling zoals de strakke versies van “Apply some pressure”, “Graffiti” en “The coast is always changing”. Het is voor deze songs dat het publiek het meest door de knieën gaat. De energie van Maxïmo Park spruit vooral voort uit de dynamiek van frontman Mark Smith die met zijn explosiviteit het concert een extra boost geeft en zo de aandacht van de fans weet te behouden. Het is hij die de groep vooruit stuwt, de anderen zijn eerder statisch en laten alle gekdoenerij aan hun bij wijlen hyperkinetische zanger over. Met uitzondering van de keyboardspeler misschien, die weet toch ook enig enthousiasme in zijn act te brengen.

Maxïmo Park is best wel een interessante band, maar ze hebben nog te weinig onsterfelijke songs om een volledig optreden te overtuigen. Vandaar dat wij hier ook zouden gewagen van een weliswaar goed concert, maar géén onvergetelijk. Veel zal afhangen van het derde album, benieuwd of ze gaan teruggrijpen naar de springerige rock van ‘A certain trigger’ of dat ze verder de eerder gelaagde poppy weg zullen opgaan van ‘Our earthly pleasures”. Potentieel hebben ze, dat in ieder geval.

Aangename verrassing van deze avond is het piepjonge duo Blood Red Shoes. De drummer/zanger Steven Ansell mept op zijn drumstel als een bezeten Animal in betere muppet tijden, zijn wat bedeesde vrouwelijk compagnon Laura-Mary Carter haalt frisse punky riffs uit haar gitaar. Het geheel doet denken aan The Kills en zeker aan The Yeah Yeah Yeahs  en het is wat ons betreft een veelbelovend bandje.

Organisatie: Le Grand Mix, Tourcoing

dinsdag 05 juni 2007 03:46

Baby 81

Na de ijzersterke en verrassende rootsplaat ‘Howl’ is BRMC teruggekeerd naar de sound van hun eerste twee albums. Dit betekent opnieuw donkere, meeslepende en bezwerende gitaren en een diep doordringende bas. En ook al klinkt de sound ons bekend in de oren, toch is deze  ‘Baby 81’ een sterk en fris album geworden. Wij zouden zelfs durven spreken van hun beste tot nu toe. BRMC is er met name in geslaagd hun meest toegankelijke album te maken zonder aan kwaliteit en drive te moeten inboeten en dat is vooral te danken aan een hoop kanjers van songs.
De splijtende opener “Took out a loan” is zowat het enige nummer die nog enkele naweeën van ‘Howl’ bevat in de vorm van een moordende bluesriff. “Berlin” en “Weapon of choice” zijn al even heftig en tonen een BRMC in bloedvorm. Andere knallers zijn het dreigende “666 conducer”, een snedig “Need some air” en vooral “American X”, een negen minuten durende prachtsong waarin de gitaren heerlijke kronkels maken. Om niet helemaal te bezwijken misschien toch een beetje detailkritiek : “Windows”  en “Not what you wanted” neigen lichtjes naar de Beatles en helaas ook een beetje naar Oasis. Maar voor de rest géén slecht woord over deze plaat.
U herinnert zich misschien dat deze heren samen met de sufgehypete Strokes hun kopje kwamen opsteken in 2001. Met deze ‘Baby 81’ hebben BRMC al hun vierde schot in de roos in 6 jaar. En The Strokes ? Yep, één klassieker en twee twijfelgevallen. Tussenstand BRMC - The Strokes 4 - 1


zaterdag 02 juni 2007 04:00

Wolfmother als echte wolven

De AB te Brussel zal binnenkort voor onbepaalde tijd terug dicht gaan voor herstellingswerken, Wolfmother heeft namelijk het dak er af geblazen. De power, dynamiek en explosiviteit die deze band uitstraalt is ongeëvenaard. Wolfmother speelt het soort seventies hard-rock die tot voor enkele jaren totaal onhip was, maar nu terug hot is. Gierende gitaren en hoge stemmetjes, psychedelische orgelpartijen, het mag allemaal weer, en dat is maar goed ook.

Boegbeeld van deze band is zanger/gitarist Andrew Stockdale, een showman eerste klas die vooral weet hoe de rockclichés uit te vergroten, hierbij het publiek op te zwepen en toch geloofwaardig te blijven. Stockdale is een rockbeest die geboren is voor het podium en hier gretig gebruik van maakt. Het is misschien allemaal een beetje theatraal, maar er is tenminste geen pretentie of arrogantie mee gemoeid, wat je wel eens tegenkomt bij vele nieuwe Engelse bandjes. Zijn maats staan ook niet bepaald stil, en dan vooral bassist Chris Ross, die zijn basgitaar al eens omruilt voor de keyboards om er een flinke lap op te geven.
Wolfmother heeft welgeteld één album op hun repertoire, een kanjer als je ’t ons vraagt, en deze passeerde dan ook quasi volledig de revue. Vuurwerk vanaf de eerste minuut met een heftig “Dimension” tot de laatste met een gloeiend heet “Joker and the thief”. Alles wat daar tussen zat was even opzwepend, denderend en ophitsend. Welgeteld één nieuwe song hebben we gehoord, “Pleased to meet you”, een verpletterende kopstoot die het verlangen naar hun tweede plaat sterk aanzwengelt.
Wolfmother haalt het beste uit Black Sabbath en Led Zeppelin en voegt daar een flinke scheut White Stripes aan toe. Een formule die echt werkt, dit was meer dan duidelijk in een laaiend enthousiaste AB.
De pompende en energieke sound van deze Australiërs is meer dan welkom dezer dagen. Laat die gitaren maar gieren tegen een huizenhoge wall of sound, we kunnen er niet genoeg van krijgen.

Wolfmother is een rockband zoals er nog veel te weinig zijn, gasten die hun klassiekers kennen en een bruisende lap rock’n’roll produceren met een vette knipoog naar de seventies maar toch met hun beide poten in de hedendaagse rockmuziek staan. Zie ook The White Stripes. Duiken in de het rijke rockverleden en daar een wervelende nieuwe sound uit puren.

Wolfmother is hot, dat is een feit. Mijnheer Schueremans, waarom vraagt u deze band niet naar Rock Werchter?!

Organisatie: Live Nation
donderdag 31 mei 2007 04:00

Intrigerende, bloedmooie set

Met een bagage van vier cd’s, variërend van goed naar ronduit schitterend, trekt de singer/ songwriter Tom McRae deze dagen op tournee. In het sympathieke zaaltje te Tourcoing zat het al meteen goed, vanaf de eerste seconden had McRae het publiek in zijn greep. Het werd meteen muisstil in de zaal en we voelden het al onmiddellijk, de Tom was vertrokken voor wat een memorabel concert zou worden. 

Een vrij sobere bezetting van piano, cello en Tom’s akoestische gitaar (en heel af en toe eens elektrisch), meer hadden de man en zijn twee bandleden niet nodig om het publiek stevig bij het nekvel te grijpen. Maar het belangrijkste instrument is zijn formidabele stem die hier nog meer dan op zijn albums de intieme en mooie songs een extra impuls geeft. Qua stemtimbre is hij voor ons nog één van de enigen die in de buurt komt van de legendarische Jeff Buckley (nota bene net tien jaar geleden het loodje gelegd).
Tom McRae weet zelf maar al te goed dat zijn debuutplaat ontegensprekelijk zijn beste is en hij putte er dan ook rijkelijk uit. Prachtsongs als “You cut her hair”, “Bloodless”, “Second law” (helemaal in zijn eentje op toetsen, kippenvel), “A & B song” en vooral “The boy with the bubblegum” waren bloedmooi. Het wonderschone “End of the world news” had hij sober ingekleed. Zonder microfoon en met de hulp van een zachtjes meezingend publiek maakte hij er een bijzonder knap en intiem moment van. Prachtig !
Uiteraard speelde hij ook een vijftal songs uit zijn nieuwste ‘King of cards’, een album waarvan we nu al weten dat het bijlange niet zo zal blijven hangen als die uitmuntende debuutplaat uit 2000. Maar de nieuwe songs vielen echter niet uit de toon en kregen stuk voor stuk een betere behandeling dan wat ze in de studio gekregen hebben. Wat ons deed besluiten dat je Tom Mc Rae in de eerste plaats live moet zien, voelen en ondergaan om de pracht van zijn songs in vol ornaat te kunnen vatten.
Tom Mc Rae had twee uitstekende bandleden mee, maar de keren dat zij even achter de coulissen verdwenen om de Tom in zijn muzikale blootje alleen verder te laten doen, ging het haar op onze armen pas helemaal rechtstaan.
We hebben de man al meerdere malen aan het werk gezien, maar dit moet toch de meest intrigerende set zijn die we hem ooit zagen spelen. Voor herhaling vatbaar op Cactusfestival! 

Als opwarmer kregen we ene Steve Reynolds voorgeschoteld die helemaal in zijn eentje mooie dingen deed op zijn akoestische gitaar en ook een aardig potje kon zingen. Niet toevallig in het voorprogramma van Tom McRae, want dit was duidelijk hoorbaar één van zijn grote voorbeelden, naast Luka Bloom, want daar moet Steve Reynolds naar onze mening wel wat gitaarloopjes van afgekeken hebben. Toch wel een aangename kennismaking met deze singer-songwriter.

Organisatie: Grand Mix, Tourcoing

Pagina 103 van 106