Je zou, tussen al dat festival geweld, bijna over het hoofd zien dat Sigur Rós een nieuw album uit heeft. Het eerste album in tien jaar wat niet meteen verwonderlijk is want ze hadden in die lange periode dan ook wel wat katjes te geselen rond vermeend kindermisbruik door de drummer, het vertrek van de toetsenist en vermeend belastingontduiking van de band. De nummers werden opgenomen op verschillende plaatsen: hun eigen studio in IJsland, de Abbey Road Studio in London en op nog enkele locaties in de U.K. en de USA.
Het schrijven van ATTA begon in 2019 toen Jonsi (gitarist/zanger) en Holm (bassist) herenigd werden met toetsenist Sveinsson die de band in 2012 had verlaten. Voor deze plaat werd beroep gedaan op onder andere het London Contemporary Orchestra en de blazerssectie van Brasgat i Bala. Verder wilde men een plaat maken die mooi was en die brak met het eerder agressiever klinkende ‘Kveikur’ uit 2013.
Hen live aan het werk zien met deze plaat zal moeilijk worden want ze doen een selecte toernee waarbij ze telkens samen met een orchestra zullen optreden. De data zijn helaas blijkbaar al allemaal uitverkocht. Hier en daar treden ze ook op zonder orkest zoals laatstleden in Werchter waar ze het publiek in de Barn in vervoering brachten.
De plaat dan zelf: die klinkt heel etherisch, weids, stemmig en eclectisch. En we mogen naast de dosis melancholie en emotie alsook de termen orkestraal en groots in zijn kleinheid niet vergeten te vermelden. De stem van Jonsi klinkt weer engelachtig en haast wereldvreemd. De songs zijn eerder soundscapes ipv nummers.
De instrumentatie is deze keer iets klassieker en minder experimenteel dan we dikwijls van hen gewoon zijn maar het resultaat is daarom niet minder doeltreffend.
De tracks die er voor mij het meest uitspringen zijn “Kettur” met zijn hartslag drum, “Mór met zijn gezang en strijkwerk, de opbouw van “Andrá” en de warmte van “Gold”.
Het album is naar Sigur Rós normen een degelijke en goede plaat geworden. Daarmee is ze kwalitatief en muzikaal een plaat waar nog steeds velen niet aan kunnen tippen. Soms vind ik dat ze de grandeur op sommige momenten ietsje meer hadden mogen temperen. Het had, mijn inziens, soms de song nog beter doen uitkomen., o.m. op “Fall”. Ik spreek nu wel over detail kritiek.
Het is ook een plaat die eigenlijk één uitgesponnen soundscape is geworden. Sigur Rós is terug en dat werd tijd. Dat ze dat dan met deze kwalitatieve langspeler doen is mooi meegenomen.