Het moet een voorteken geweest zijn: de gloeiend witte volle maan, omringd door gitzwarte, dreigende onweerswolken bij het binnenrijden van onze hoofdstad, vorige zaterdag rond de klok van acht. We waren op weg naar Magasin 4, waar cultband Tuxedomoon op deze broeierige nazomeravond geprogrammeerd stond. Op de radio werd het zoveelste warmteonweer aangekondigd …
Wat buiten (gelukkig) uitbleef, werd binnen ruimschoots gecompenseerd door Phil Maggi, het soloproject van de zanger van de Luikse hypnotische noise-rockband Ultraphallus. Hij startte zijn set heel toepasselijk met een collage van onweergeluiden. Wat volgde was een klein uur genieten van soundscapes, die het volledige spectrum tussen dromerige, atmosferische ambient met klassieke samples en heavy noise drones, doorspekt van donkere psychedelische klanken, omvatten. Een gesmaakt begin van de avond.
Tuxedomoon laat zich qua muziekstijl even moeilijk beschrijven als een schilderij van Rothko aan een stel blinden. Vul een blender met Miles Davis, Bauhaus, Chet Baker, Frank Zappa, Velvet Underground en Captain Beefheart, mix en de ontstane smoothie zit zowat het dichts bij wat deze cultband ten gehore brengt. Ze zijn en waren altijd al een buitenbeentje, ook ten tijde van de post-punk eind jaren zeventig. Zowel op hun klassieke albums ‘Half-Mute’ en ‘Desire’ uit de obscure beginjaren tachtig (no wave periode) als op hun recentere werk ‘Cabin in the sky’, ‘Bardo Hotel soundtrack’ en ‘Vapour Trails’ kleuren de heren er lustig op los, buiten de lijntjes weliswaar. Het gebruik van klassieke instrumenten als de trompet, de viool, de piano en de saxofoon is een vaste waarde doorheen hun uitgebreid oeuvre. Hokjesdenken is een woord dat niet voorkomt in het Tuxedomoon-woordenboek, zo ook zaterdag ll. Getuige ook het bonte allegaartje, leeftijd tussen de twintig en de vijftig (opgedirkte koppels, langharig werkschuw tuig, punks, no wavers, etc.) dat Magasin 4 vulde.
Rond tienen kwamen de culthelden Blaine L. Reininger, Steven Brown, Peter Principle en Luc Van Lieshout onder luid applaus het podium opgewandeld in hun ‘hometown’ Brussel. Hun geliefde stad, waar ze in de vroege jaren tachtig neerstreken, ervan overtuigd zijnde dat hun sound toen meer paste in de Europese electronische scene. Geen drummer (‘drumcomputer says yes’) en geen video-artist (Bruce Geduldig) vanavond. Enkel een sober ‘red velvet curtain’ op de achtergrond (denk aan het gordijn in ‘The Red Room’ uit de cultserie Twin Peaks van David Lynch) onder het motto ‘let the music do the talking’. Blaine L. Reininger zette zijn viool tegen zijn kin en speelde de pannen van het dak, zoals alleen hij dit kan. Koude rillingen over de rug bij de intro van dit concert in het nochtans oververhitte M4.
Wat volgde was een groot uur magische wisselwerking tussen de multi-instrumentalisten Reininger en Brown. Beiden namen afwisselend de zang voor hun rekening terwijl ze bij bijna elke song een ander instrument bespeelden. Blaine L. Reininger schakelde virtuoos over van leadgitaar naar viool, en vice versa. Terwijl Steven Brown op sopraan- en altsaxofoon zijn rietjes naar hartenlust liet trillen, nam hij in andere songs ook plaats achter de toetsen van de keyboards/piano. Rots in de branding was Peter Principle, die aan de snaren van zijn Epiphone Gibson SG-bass lurkte alsof het eerste klas Cubaanse Cohiba-sigaren waren. Luc Van Lieshout blies bijna de longen uit zijn trompet terwijl zijn vingers over de ventielen ratelden zoals de uiteindes van een nest ratelslangen die in levensgevaar verkeren. Kortom één voor één klassemusici die hun beroep ter harte nemen.
Wat niet gezegd kon worden van de sound ‘engineer’ van dienst, die er in bijna elk nummer in slaagde om wel iets verkeerd te doen met de knoppen op zijn PA. Blaine L. Reininger kreeg het er bijna Spaans benauwd van (hoewel hij tegenwoordig in Athene woont) en moest voortdurend de malloot bijsturen, wat in deze hitte geen gemakkelijke taak bleek. Laat het woordje engineer in dit geval gerust maar vallen en denk eerder aan een prutser van het derde knoopsgat. Man, wat een amateurisme was dat zeg. Reininger en co lieten het gelukkig niet aan hun hart komen en bleven er ondanks de hoge temperaturen in ‘Sauna Magasin 4’ stoïcijns kalm onder. De heren zijn dan al van leeftijd maar in deze hel (het zweet liep ons letterlijk over de rug en van ons gezicht) zo professioneel blijven was pure klasse.
Reininger moest dan toch na enkele nummers zijn ‘tuxedo’ afdoen wegens te warm en naar het einde van de set toe was een Spaanse waaier een meer dan welkom hulpmiddel voor de krasse knar en werden op het podium de halve literflesjes water gretig geconsumeerd. Hoogtepunt van de avond was ongetwijfeld hét bisnummer “What use?”! Een song die gerust kan doorgaan voor de hierboven vermelde smoothie met alles erop en eraan.
Wat een verademing was dit concert (ondanks de hitte). Tussen de alom vertegenwoordigde overgeproducete, overgepromote shitbands is en blijft Tuxedomoon de neet in de pels van de muziekindustrie. Een robuuste, schitterende en onontgonnen edelsteen met vele lagen. Een band die je meermaals op het verkeerde been zet, waardoor je geboeid, van de eerste tot de laatste noot, gehypnotiseerd blijft luisteren. Pure magie!
Organisatie: Magasin 4 (Brussel)