AB, Brussel programmatie + infootjes

AB, Brussel programmatie + infootjes Concerten 2025 15 + 16-10-25 – Froukje & S10 (Org: AB + Live Nation) 17-10-25 – Captain Kaiser 17-10-25 – Meskerem mees & Carlos Garbin performs the music from ‘exit above’ (Rosas) 18-10-25 – Rapsalon – tweede editie van…

logo_musiczine_nl

Cactus Club, Brugge - concerts

Cactus Club, Brugge - concerts 17-10 Jazz Brak, Low G (ism Hussle) 18-10 Noah Vanden Abeele @Stadsschouwburg (ism Cultuurcentrum Brugge) 18-10 Icoon ‘Gimme Gimme Gimme (Org: Lucky Lemon) 19-10 Molly Lewis 22-10 Teen creeps, Alpha whale 23/10 Xink (ism Stricto…

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Search results (14960 Items)

Clement Peerens Explosition

Clement Peerens Explosition: dirty vervlogen nineties rockers were back …

Geschreven door

De Clement Peerens Explosition zijn sinds midden vorig jaar terug bijeen en kunnen rekenen op een sterke belangstelling … zeker in A‘pen, want de leuke funteksten van ‘den Clement’ zijn in een vet Antwerps dialect. Ruige, smerige maar onschuldige ‘70’s retro(hard) rock, die teruggrijpt naar de AC DC, Iggy Pop, Jimi Hendrickx en Deep Purple jaren. In de sound en gitaarriffs zijn er van hen duidelijke verwijzingen.

Het gaat ‘em hier rond recht-door-zee rock’n’roll, grappige bindteksten en een soort stand-up comedy. Den Clement (Hugo Matthysen) wordt bijgestaan door de Africa outfit en gimmicks van Sylvain (Ronny Mosuse) en de in wielertenue geklede Dave Depeuter (de nieuwe drummer Aram Van Ballaert die den Swa (Bart Peeters) vervangt). De studentikoze aanpak weet zowel aan te slaan bij de jongeren als bij dertigers en veertigers, die houden van rock’n’roll, humor en sentiment.
In Antwerpen was er het startschot van een nieuwe clubtournee, die vorig jaar noodgedwongen moest worden stopgezet. Het was al meteen raak want de Trix zat afgeladen vol. Een goed uur stelden ze er de compilatie ‘Masterworks’ voor.
De drie weirdo’s vlogen er meteen in en pakten meteen uit met een paar stevige melodieuze rockers “Leve de Clement zijn wijf”, “‘t Is altijd iets met die wijven” en de meezing single “Da kakske na is hier”. Inderdaad, de drie houden ervan een loopje te nemen met de …
Naast de ruige Clement, pepte den Sylvain het publiek op met Engels statements en drummer Dave ontpopte zich als een ‘real Animal’ van de Muppets door enkele sublieme partijtjes op z’n drumstel. Het klonk allemaal lekker, leuk en luchtig!
Iets minder verbeten, maar met meer groove hoorden we “Zeg dat ni waar is” en “Zagen”. En het plezante “Express gedaan”, “Pinokkio” en “Bloemen” waren wat meer ingetogen en opbouwend. Ze verloren de vaart en het tempo niet van hun rockers, want ze gaven er nog ne ferme lap op door meezingers en uitgekiende covers: “In twa gebeten” - met ritmbox-, Amy’s “Rehab”, dEUS’ “The architect” en knallers “Dikke lu”, “Foorwijf” en “Vinde gij mijn gat”.
De band onderscheidt zich van de doorsnee band Vlaamse rockscène door die spontaniteit en speelsheid.
Luidkeels meegezongen was het uitgesponnen “There’s is only one Sylvain”, de Andre Hazes “Only crying/ never walk alone”. De waverocker “Boecht van dun Aldy” besloot de set.

De dirty vervlogen nineties rockers were back … en iedereen zal het geweten hebben tegen dat 2010 begint …

Support was King Freddy & The Lady Intercoolers. Het uitgebreid ensemble (15 koppig!) met maar liefst zes lieflijk ogende backing vocalistes (The Roadbar Beauties) plezierden het publiek met hun Nederlandstalig dampende, rockende mambo (op z’n El Tattoo’s) en truckersgeluid van country, en surfblues.

Antwerpen boven met deze twee gadgets van bands die het publiek moeiteloos naar hun hand zetten …

Organisatie: Trix ism Lintfabriek, Antwerpen

Passion Pit

Manners

Geschreven door

In navolging van MGMT en het daarop volgende Australische antwoord van Empire Of The Sun, brengt Passion Pit net als de andere twee indie electropop, waar ook zij gretig teruggrijpen naar de jaren '80 van de vorige eeuw. Wat ze nog gemeen hebben is dat dit hun debuutalbum is en zeker in de smaak valt.
Passion Pit was tot twee jaar geleden een éénmansaangelegenheid. Het duurde echter niet lang voor Michael Angelakos met zijn laptop wat bekendheid verwierf in Massachusetts en er al snel enkele personen hun diensten aanboden om samen met hem te spelen. Synths zijn daardoor niet langer het hoofdingrediënt van de groep. Zo namen ze een EP op, dat diende als laat Valentijnscadeau voor zijn toenmalige vriendin. Zij kon hem gelukkig overhalen meer kopieën te verspreiden. Op die manier verkregen ze later een contract bij de platenfirma Frenchkiss Records, waar deze 'Manners' hun eerste verwezenlijking van is.
De nummers werden helemaal door Angelakos zelf geschreven en hij verleent ook zijn stem er aan. Hij heeft een ontzettend hoge stem, waardoor een vergelijking met Scissor Sisters en zelfs La Roux (“Make Light”!) zeker op zijn plaats is. De muziek is aanstekelijk, opzwepend en dansbaar, check vooral maar eens “Make Light”, “Little Secrets”, “Sleepyhead” en natuurlijk de bescheiden zomerhit “The Reeling”.

Chickenfoot

Chickenfoot

Geschreven door

Help! een supergroep. En dan nog eentje bestaande uit vergane hard-rock iconen als Sammy Hagar en Michael Anthony (Van Halen), RHCP drummer Chad Smith en gitaarneuker Joe Satriani. Dat kan niet goed komen. En inderdaad, dit album is nog maar net uit en het klinkt al hopeloos verouderd. Hier staat haar op, veel haar. Het bulkt van de typisch Amerikaanse hard-rock clichés, neigt niet zelden naar de belachelijke jaren tachtig poedelrock en heeft op de koop toe nog een paar drakerige ballads te koop (zo is“Learning to fly” echt pijnlijk, geloof ons).
En ja, die gasten kunnen spelen, het zou er nog aan mankeren. Maar met een beetje inspiratie en creativiteit voor de dag komen ? Ho maar. Satriani mag dan al een meer dan bedreven gitarist zijn (hij zwiert hier met de solo’s dat het niet mooi meer is), Mark Knopfler is dat ook, wat nog niet wil zeggen dat hij goede platen maakt (bij deze laatste toch een paar uitzonderingen buiten beschouwing gelaten). De heren kleuren hier volledig binnen de lijntjes van het op zich al belachelijke genre en weten dat ze daarmee, in hun thuisland althans, hun nu al uitpuilende bankrekeningen nog royaal zullen aanscherpen.
In de States is er een markt voor, wij krijgen er diarree van.

Iggy Pop

Preliminaires

Geschreven door

Het is niet omdat ik onvoorwaardelijk fan ben van Iggy Pop dat ik geen bedenkingen zou mogen hebben bij zijn platen. Iggy is tot op heden nog steeds de beste en meeste energieke performer die ik ooit op een podium gezien heb maar in de studio slaat hij nogal dikwijls eens de bal mis.
Zijn nieuwste ‘Preliminaires’ is –godbetert- gebaseerd op het werk van de Franse schrijver Houellebecq, mij (en waarschijnlijk ook u) totaal onbekend, dus dat voorspelt al niet veel goeds. Naar eigen zeggen heeft Iggy die plaat gemaakt omdat hij dat banale gitaarrocken beu was. Het loopt daar niet meer lekker in diens hersenpan.
Met dergelijke aankondigingen deed Iggy dan ook onze verwachtingen dalen naar het nulpunt en, jawel, ze blijken uit te komen.
Het begint al weinig belovend met “Les feuilles mortes” waar Iggy zowaar in het Frans zingt, of zeg maar brabbelt. Potsierlijk. Pop probeert ergens om onbegrijpelijke redenen een soort Gainsbourg te zijn, maar wij denken dat Serge niet meer zou bijkomen van het lachen mocht hij dit hier nog kunnen meemaken.
“King of the dogs” kunnen we nog leuk noemen, vanwege de feestachtige New Orleans stijl, zowat de enige keer waar Iggy iets ongewoons probeert zonder zichzelf daarbij volkomen belachelijk te maken. Ook de akoestische blues “He’s dead / she’alive” is nog geloofwaardig. Elders slaat Iggy meer aan het croonen dan aan het rocken, met uitzondering van “Nice to be dead”, laat ons zeggen een matige rocksong. Vergelijkingen met zijn album ‘Avenue B’, ook al niet bepaald een hoogvlieger, dringen zich dan ook op, alhoewel we deze plaat uit 1999 bij momenten nog iets draaglijker vonden. Deze ‘Preliminaires’ zullen we maar gauw vergeten.
Het enige goede nieuws dat we van Iggy vernamen de laatste tijd is dat hij The Stooges in de bezetting van Raw Power (1973)  terug heeft bijeengeroepen om op tournee te gaan. Laten we vooral daarop hopen.

Barzin

Grace/Wastelands (2)

Geschreven door
Na de helse avonturen van drugs, rechtszaken en vriendinnetjes en de muzikaliteit van Libertines en Babyshambles vond Pete Doherty het tijd om eens een soloplaat uit te brengen. ‘Grace/Wastelands’ is die genaamd. Hij heeft het nog steeds graag over de utopische plek die Engeland in zijn beleven zou moeten zijn. Maar de man van melodieus grillige, rammelende, puntige maar ook hoe-komt-het-uit punkrock, heeft een uiterst sfeervol, gevoelig plaatje uit, dat hij samen maakte met leden van Babyshambles en Blur gitarist (en eveneens solo artiest Graham Coxon. Voor de gelegenheid is er een extra ‘r’ achter zijn voornaam.
’Grace/Wastelands’ is een gevarieerd album binnen die intimiteit, gaande van sober gehouden songs op akoestische gitaar, soms ondersteund door een strijker (viool) of een blazer en mans innemende onvaste stem, waaronder “1939 returning”, “Salomé” en “I am the rain”. Hij combineert het met lichte groovy bluesy en jazzy uitstapjes, zonder aan emotionaliteit in te boeten, luister maar eens naar opener “Arcady”, “Sweet by & by” en “Palace of bone”. De sound kan iets voller klinken door een soft gehouden percussie, een lichte orkestratie, toetsen en/of een pianotoets: “Last of the English roses”, “A little death around the eyes” en “New love grows on trees”. En hij overtuigt toch met popsongs als “Sheepskin tearaway” en “Broken love song”.
Er zijn talloze pareltjes terug te vinden op dit solo album; een uiterst evenwichtig album, waarbij hij niet uit de bocht gaat van de nonchalance die er live kan zijn. De songs krijgen een handige gestroomlijnde draai. ‘Grace/Wastelands’ is een recept van mans talentvol musiceren en vakmanschap, die de punk in hart en nieren draagt …


Future Of The Left

Travels with myself and another

Geschreven door

Het noisepoptrio Future of the Left, gegroeid uit McCluskey, is afkomstig uit Wales, heeft een schitterende opvolger klaar van het debuut ‘Curses’. Het trio zweert aan de strakke, droge, hoekige ‘90’s noisepop van Pixies, Shellac, Barkmarket, Jesus Lizard en NoMeansNo, de crossover van Faith No More en Fugazi en tot slot grijpen ze zelfs terug naar de ‘80’s ‘experimental’ waverock van Virgin Prunes. Aan deze pittig gedreven geluid, voegen ze er bijwijlen gekruide psychedelica aan toe door synths!
Formule: een energieke sound, - heerlijk broeierig, fel en luid -en een hoop vunzige teksten (check er “you need satan more than he needs you” op na!) … één brok dynamiet en messcherp!
We horen een verbeten, krachtig venijnig gitaarspel, een dreunende, ronkende bas en een opzwepende percussie. Toegankelijkheid schuilt wat meer om de hoek en dat is soms nodig om even op adem te komen in hun allesomvattende noisepop! Andy Falkous, (schreeuwzang/zegzang/gitaar), Kelson Mathias (bas/zang) en Jack Egglestone (drums) vallen nergens uit hun rol in deze twaalf songs, die een muzikale wervelwind vormen: noisy, stekelig en intens materiaal, rauw en krachtig voer, zonder de melodie uit het oog te verliezen … met “Arming eritrea”, “Land of my formers”, “That damned fly” en “You need satan ...” als klassesongs.

Michael J Sheehy

With these hands – the rise & fall of Francis Delaney

Geschreven door

Michael Sheehy (geboren in ’73) was in de jaren ’90 de frontman van de onvolprezen sfeervolle band The dream city film club, die ‘en verve’ subtiel fijnzinnige composities soms met een snedig randje componeerde. De Brit is al toe aan z’n vijfde soloplaat die de opkomst en ondergang behandelt van de fictieve en meelijkwekkende bokser Francis Delaney. Hij brengt dit in veertien afwisselende en gevarieerde songs, die een geheel zijn van sixties pop, rock’n’roll, vaudeville, slepende ballads, indie en van diverse americana stijlen in country/blues. De ‘Delaney’- songs kunnen ingehouden sober zijn tot acapella zelfs (“Goodnight Irene”) of zijn breder , maar beheerst door een instrumentarium van banjo, beperkte drums, strijkers, toetsen, xylo en soundscapes. Het gitaargetokkel en mans stem zijn de sfeermakers binnen dit concept. Maar ook te noteren valt het duet met Gemma Ray “Frankie , my darling”. Invloeden van Walkabouts, Cave, Waits en ons oudje Moondog Jr zijn te horen.
Een plaat die per beluistering wint aan zeggingskracht, zijn intimiteit prijsgeeft en het talent van deze songschrijver onderstreept.

Dream Theater

Progressive Nation 2009….. Dream Theater, Opeth, … - ’finally en Europe’ !

Geschreven door

Dit najaar is de Progressive Nation tour voor het eerst in Europa te zien. Na enkele succesvolle edities in de States, maakt dit grote progressieve circus, voor het eerst een trip tot over de plas. Progressive Nation bedacht en ontworpen door meesterbrein (en de wereldbefaamde drummer) Mike Portnoy van Dream Theater.
Het concept: één avond vol avontuurlijke, originele progressieve rockbands. Naast de unieke mogelijkheid om een aantal ‘nieuwere’ bands binnen het genre te kunnen ontdekken bleek deze formule voor de doorwinterde Dream Theater fan toch ook een concept met redelijk wat beperkingen. Doorgaans zijn we in Europa toch gewoon om Dream Theater shows van enkele uren mee te maken. Tijdens deze Progressive Nation tour is dit voor het eerst toch wel anders. In praktijk bleek het lange wachten op de afsluitact van de avond voor velen een ernstige opgave.

Terwijl er eerder tijdens deze tour geen noemenswaardige vertragingen werden gemeld werd het startschot in de goed volgelopen Rijselse Zénith pas om 19.30 gegeven; toch een uurtje later dan was voorzien.

Eerste band van de avond was het knotsgekke gezelschap Unexpect. Dit avant-garde gezelschap uit Montréal (Canada) kon het publiek in hun eigen taal verwelkomen. Unexpect haalt de beste elementen uit zowel: Gothic, Death, Progressive & Melodic Metal, Classical, Operatic, Medieval,Goth, Electro, Ambient, Psychotic, Noise en Circus Music. Qua originaliteit heb ik binnen het metal genre zelden zoiets gehoord. Helaas sloeg de frisheid al vlug over in een te complexe geluidsbrij waarin het vaak erg moeilijk zoeken was naar de essentie van de song. Beluister eens hun laatste album: ‘In A Flesh Aquarium’ uit 2006 en je zal versteld staan hoeveel elementen je in één metalsong kan proppen.

Bigelf, de volgende band op de affiche, zorgde voor tegengewicht en was dan ook een stuk toegankelijker. Deze Progband uit Los Angeles was de revelatie van de avond. Bigelf haalt het beste uit bands zoals: Black Sabbath, Deep Purple, The Doors, T-Rex tot Pink Floyd maar slaagde er vooral in om toch een unieke, eigentijdse sound neer te zetten. Bigelf, doorspekt van de beste ouwe Britse bands voegt aan het geheel een calorierijk theatraal, bombastisch sausje toe. Toch zijn het vooral de sterke composities en het sterke stemgeluid van zanger en songwriter Damon Fox die Bigelf tot één van de boeiendste hardrockbands van het ogenblik maken. Live overtrof de band zichzelf met een zeer sterke, doch te korte set doorheen het Bigelf oeuvre. Hoogtepunten van de Bigelf avond waren het meesterlijke Pink Floydish “Disappear” (uit ‘Hex’ 2006) en het bijzonder aanstekelijke “Blackball” (uit ‘Cheat The Gallows’ 2008).

Opeth hoeft nog weinig introductie. De Zweedse band rond boegbeeld Mikael Akerfeldt is bij het progressieve metalpubliek zeer geliefd. Hun progressieve metal spreekt verschillende talen. De band kan zowel heel melodieus uit de hoek komen, alsook erg stevig uithalen. Opener “Windowpane” en opvolger “The Lotus Eater” zetten ons meteen op het juiste spoor. Pas tijdens de megaballade “Burden”, die voor het eerst live werd gespeeld, krijgt Opeth ook mij mee. Na dit unieke rustpunt, haalt de band nog eens duivels uit tijdens “Deliverance”. Een moeilijk punt voor mij blijft de zang van Mikael die vaak in één song zowel ‘clean’ als ‘grunts’ vocalen combineert. Gelukkig kon Opeth wel het grootste deel van het publiek bekoren!

Omwille van het late aanvangsuur was het al bijna 23 uur alvorens Dream Theater het podium mocht beklimmen. Geopend werd met “A Nightmare To Remember” uit het nieuwe album ‘Black Clouds & Silver Linings’, een indrukwekkende opener die meteen alle Dream Theater registers opengooide. Pure klasse! Tijdens de ballad “Wither”, ook al uit het nieuwe album, zag ik toch enkele metalfans richting bar stormen. Jammer, want het werd een erg mooie versie met vooral een zeer sterke James LaBrie, die erg goed bij stem was! Na een korte keyboardsolo van Jordan Rudess mocht de band zich in het instrumentale “Erotomania” nog eens volledig uitleven. De immer coole bassist John Myung, toetsenwizard Jordan Rudess, gitaarfenomeen John Petrucci en drumgod Mike Portnoy bewezen nogmaals waarom zij tot de top van de progressieve rockscene behoren. De geweldige instrumental ging naadloos over in de song “Voices”, ook al uit ‘Awake’ van 1994. Met het semi-akoestische “Solitary Shell” gingen we de finale in die werd afgesloten met het gebruikelijke “Take The Time”.
Het was al een stuk na middernacht toen de band nog éénmaal terugkwam voor de toegift (en enige vaste waarde op de setlist tijdens deze tour) “The Count Of Tuscany”, het epos gebaseerd op Petrucci’s ervaringen in Italië van 2004.

Deze eerste Europese Progressive Nation was dik de moeite waard. In tegenstelling tot de eerdere edities: ‘A Evening With Dream Theater’ kregen we toch wel veel minder Dream Theater voor ons geld. Maar, we ontdekten Bigelf, een band die ik in de toekomst zeker zal blijven opvolgen. Bovendien bleek het ook geen evidentie om tijdens een gewone weekdag een festival van bijna 5 uur ‘uit te zitten’…..vermoeid en voldaan heet zoiets.

Setlist Opeth
*Windowpane, *The Lotus Eater, *Reverie/Harlequin Forest, *Burden, *Deliverance, *Hex Omega

Setlist Dream Theater *A Nightmare To Remember, *Constant Motion, *Wither,, *Erotomania, *Voices, *Solitary Shell, *Take The Time
*The Count Of Tuscany

Organisatie: Agauchedelalune, Lille


Sparklehorse

De ‘Fishtank’ van Sparklehorse + Fennesz

Geschreven door

Op twee dagen tijd creëerden de Oostenrijkse elektronica-artiest Christian Fennesz en Sparklehorse-spilfiguur Mark Linkous in december 2007 voldoende materiaal om een verdienstelijk vervolg te breien aan de stilaan befaamde ‘In the Fishtank’-reeks van het Nederlandse Konkurrent-label. In het verleden waagden o.a. Tortoise en The Ex, Low en The Dirty Three, Sonic Youth en The Ex alsook Isis en Aereogramme zich aan een gelijksoortig (niet altijd even geslaagd) avontuur.

De bewuste samenwerking die in de Handelsbeurs naar het podium vertaald werd, ligt in het verlengde van de almaar meer elektronische weg die Sparklehorse ingeslagen lijkt. Op hun laatste plaat, ‘Dreamt for Light Years in the Belly of a Mountain’, werd er trouwens reeds samengewerkt met diezelfde Fennesz. Ook de inbreng van Danger Mouse was op dat uit 2006 daterende album niet te verwaarlozen. Met die laatste werd in 2008 ook nog samengewerkt aan het ‘Dark Night of the Soul’-project van David Lynch. Het publiek wist dus waaraan het zich mocht verwachten: eerder dromerige soundscapes dan ‘rechttoe rechtaan’-rocksongs.
Nadat Mark Linkous een zekere Anabelle een cadeautje voor haar twintigste verjaardag overhandigd had (duidelijk een verplicht nummer waar hij zich zo snel mogelijk vanaf wou maken), trapte het drietal (want ook Scott Minor, drummer en multi-instrumentalist bij Sparklehorse, droeg zijn steentje bij) het concert af met “Goodnight Sweetheart”, één van de twee nummers van de ‘In the Fishtank’-CD waarop er gezongen wordt (al dient dit laatste met een korreltje zout genomen te worden aangezien Linkous zich beperkt tot het herhaaldelijk declameren van de songtitel).
Het tweede nummer van de avond, getiteld “Trilogy 1”, klonk wat meer als een klassieke song en liet Scott Minor toe om zijn drumkunsten te etaleren terwijl Linkous de elektrische gitaar ter hand nam en Fennesz wat verder frunnikte aan zijn computerarsenaal. Met “If My Heart” bracht men vervolgens dat andere lied met gezang dat op hun gezamenlijke album prijkt, ook hier dienden de vocals echter vooral ter ondersteuning van de ijle ambient-tonen die Fennesz tevoorschijn tovert. De tekst is zowel op plaat als live quasi onverstaanbaar hetgeen geen afbreuk doet aan het geheel aangezien de klemtoon bij dit soort muziek dus meer op sfeerschepping dan op het vertellen van verhaaltjes ligt. Hierna weerklonk “New Ceremony”, een stuk dat - net als de daaropvolgende songs “Dim Fairys” en “Hibernate” - niet prijkt op de CD die ze kwamen promoten. Dit gegeven wijst erop dat Sparklehorse en Fennesz wilden bewijzen dat ze tot meer in staat zijn dan hetgeen ze onlangs op de platenmarkt loslieten. Graag hadden we echter nog meer van hun kunnen gehoord want na “The Run”, een nummer dat we zullen terugvinden op de volgende Sparklehorse-plaat (waarop Fennesz opnieuw een bijdrage zal leveren), deelde Linkous plots - tot consternatie van het a.h.w. net opgewarmde publiek - mee dat de avond erop zat. Dit terwijl ze slechts een luttele veertig minuten op het podium stonden!
Na een welverdiend applaus kwamen de heren echter terug voor twee bisnummers, een enthousiast onthaald “Sad and Beautiful World” (uit het Sparklehorsedebuut met de lekker wegbekkende titel ‘Vivadixiesubmarinetransmissingplot’ en het door Fennesz met oerwoudgeluiden gelardeerde “Mark’s Guitar Piece”.
Uit dankbaarheid voor de redelijk mooie opkomst (alle stoeltjes waren volzet terwijl er ook enkele tientallen rechtstaand genoten van het concert) en de positieve respons speelden ze, naar eigen zeggen zeer tegen hun gewoonte in, een tweede bisronde die beperkt bleef tot een indrukwekkende versie van “NC Bongo Buddy”, één van de meest beklijvende songs op ‘In the Fishtank’.

Kwalitatief viel er dus niet te klagen maandagavond, kwantitatief bleven we echter wel wat op onze honger zitten want in totaal duurde dit concert slechts een uurtje. De volgende keer hopen we dat de heren hun fameuze vistank wat beter gevuld zal zijn.

Organisatie: Handelsbeurs, Gent

T-Model Ford

T-Model Ford en Tinariwen: AB in trance

Geschreven door

De jarige AB (30 lentes) houdt dit najaar een eerbetoon aan musicoloog Alan Lomax (1915-2002) met een reeks concerten, tentoonstellingen en filmvoorstellingen. Alan Lomax was samen met zijn vader de ontdekker van Leadbelly en Woody Guthrie maar minstens even belangrijk is zijn immense verzameling fieldrecordings van onbekende maar des te authentiekere figuren die ons laten kennismaken met de wortels van de blues en de folk. Voor het concert konden we hier eens van proeven via de film ‘The land where the blues began’ waarin enkele van die fascinerende kerels hun verhaal mochten doen.

Een documentaire waarin T-Model Ford zeker niet uit de toon ging vallen. De naar eigen zeggen 89-jarige James Lewis Carter Ford – zo heet hij echt – moet zowat de laatste markante artiest zijn die de blueswereld nog heeft. Na tien jaar gezeten te hebben voor moord werd hij op hoge leeftijd alsnog opgevist door Matthew Johnson van het Fat Possum-label. De man is al jaren slecht te been, kreeg vorig jaar nog een pacemaker ingeplant maar dat alles belet hem niet nog eens te gaan toeren wat hem dus ook naar de AB bracht voor een concert. En het ging hem fantastisch af. T-Model Ford bracht bijzonder primitieve blues, gezongen met die typische rauwe strot van hem. Zijn vingers gleden letterlijk over de snaren en produceerden vrij repetitieve patronen. Hierbij werd hij prima bijgestaan door Tommy Lee Miles, een prachtige drummer maar toch miste ik de extraordinaire Spam van enkele jaren terug een beetje. Nuchter bekeken kan men zeggen dat het allemaal een beetje veel van hetzelfde was (soms effectief dezelfde nummers) en dat het technisch niet zoveel voorstelde. Langs de andere kant zagen we hier toch een set waar het spelplezier zó van afdroop en eenmaal meegezogen in het universum van T-Model Ford was er geen ontkomen meer aan. Trouwens, ik zie het weinigen op hun 89-ste nadoen.

Na de Amerikaanse blues werd ons nog een portie Saharablues voorgeschoteld. “Every Touareg in the Southern Sahara is a member of Tinariwen” zegt men vaak, gelukkig volstond het zaterdag met acht. Het blijft een indrukwekkende verschijning op het podium: die mooie traditionele gewaden, allen gesluierd behalve de Jimi Hendrix lookalike Abaraybone. En ook muzikaal werden we werkelijk overrompeld. Vreemde ritmes, Arabisch aandoende, monotone gezangen en die steeds ingetogen maar toch sublieme gitaren zorgden voor een onweerstaanbare cocktail. Met vier leadvocalisten die elk hun ding mochten doen ontbrak het zeker niet aan afwisseling, terwijl enkele dansende leden ervoor zorgden dat er ook visueel voortdurend van alles te beleven was. Ondanks die unieke sound kwamen er toch gelijkenissen met de Amerikaanse blues bovendrijven. Vooral dat hypnotiserend effect hebben ze frappant gemeen met de onevenaarbare Junior Kimbrough. Allen waren het schitterende muzikanten maar ik maak graag een speciale vermelding voor de bijzonder soepel spelende bassist die het geheel van een ongelooflijke drive voorzag, waarbij hij zich soms aan de meest gekke sprongetjes waagde. Tinariwen kreeg schijnbaar moeiteloos zowat de ganse zaal in trance en hoewel er drie elektrische gitaren voortdurend actief waren hadden we hier geen last van gitaarsolo’s, iets wat de meeste hedendaagse blues zo onverteerbaar maakt. Neen, voor de echte blues moet je tegenwoordig in west Afrika zijn.
Abaraybone zei ergens tijdens het optreden dat het altijd speciale optredens waren in Brussel en de groep een speciale band heeft met deze stad en voor één keer was ik geneigd dat te geloven want enkele jaren geleden werd ik door hen al eens omver geblazen op Les Nuits Botanique.

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

Tinariwen

T-Model Ford en Tinariwen: AB in trance

Geschreven door

De jarige AB (30 lentes) houdt dit najaar een eerbetoon aan musicoloog Alan Lomax (1915-2002) met een reeks concerten, tentoonstellingen en filmvoorstellingen. Alan Lomax was samen met zijn vader de ontdekker van Leadbelly en Woody Guthrie maar minstens even belangrijk is zijn immense verzameling fieldrecordings van onbekende maar des te authentiekere figuren die ons laten kennismaken met de wortels van de blues en de folk. Voor het concert konden we hier eens van proeven via de film ‘The land where the blues began’ waarin enkele van die fascinerende kerels hun verhaal mochten doen.

Een documentaire waarin T-Model Ford zeker niet uit de toon ging vallen. De naar eigen zeggen 89-jarige James Lewis Carter Ford – zo heet hij echt – moet zowat de laatste markante artiest zijn die de blueswereld nog heeft. Na tien jaar gezeten te hebben voor moord werd hij op hoge leeftijd alsnog opgevist door Matthew Johnson van het Fat Possum-label. De man is al jaren slecht te been, kreeg vorig jaar nog een pacemaker ingeplant maar dat alles belet hem niet nog eens te gaan toeren wat hem dus ook naar de AB bracht voor een concert. En het ging hem fantastisch af. T-Model Ford bracht bijzonder primitieve blues, gezongen met die typische rauwe strot van hem. Zijn vingers gleden letterlijk over de snaren en produceerden vrij repetitieve patronen. Hierbij werd hij prima bijgestaan door Tommy Lee Miles, een prachtige drummer maar toch miste ik de extraordinaire Spam van enkele jaren terug een beetje. Nuchter bekeken kan men zeggen dat het allemaal een beetje veel van hetzelfde was (soms effectief dezelfde nummers) en dat het technisch niet zoveel voorstelde. Langs de andere kant zagen we hier toch een set waar het spelplezier zó van afdroop en eenmaal meegezogen in het universum van T-Model Ford was er geen ontkomen meer aan. Trouwens, ik zie het weinigen op hun 89-ste nadoen.

Na de Amerikaanse blues werd ons nog een portie Saharablues voorgeschoteld. “Every Touareg in the Southern Sahara is a member of Tinariwen” zegt men vaak, gelukkig volstond het zaterdag met acht. Het blijft een indrukwekkende verschijning op het podium: die mooie traditionele gewaden, allen gesluierd behalve de Jimi Hendrix lookalike Abaraybone. En ook muzikaal werden we werkelijk overrompeld. Vreemde ritmes, Arabisch aandoende, monotone gezangen en die steeds ingetogen maar toch sublieme gitaren zorgden voor een onweerstaanbare cocktail. Met vier leadvocalisten die elk hun ding mochten doen ontbrak het zeker niet aan afwisseling, terwijl enkele dansende leden ervoor zorgden dat er ook visueel voortdurend van alles te beleven was. Ondanks die unieke sound kwamen er toch gelijkenissen met de Amerikaanse blues bovendrijven. Vooral dat hypnotiserend effect hebben ze frappant gemeen met de onevenaarbare Junior Kimbrough. Allen waren het schitterende muzikanten maar ik maak graag een speciale vermelding voor de bijzonder soepel spelende bassist die het geheel van een ongelooflijke drive voorzag, waarbij hij zich soms aan de meest gekke sprongetjes waagde. Tinariwen kreeg schijnbaar moeiteloos zowat de ganse zaal in trance en hoewel er drie elektrische gitaren voortdurend actief waren hadden we hier geen last van gitaarsolo’s, iets wat de meeste hedendaagse blues zo onverteerbaar maakt. Neen, voor de echte blues moet je tegenwoordig in west Afrika zijn.
Abaraybone zei ergens tijdens het optreden dat het altijd speciale optredens waren in Brussel en de groep een speciale band heeft met deze stad en voor één keer was ik geneigd dat te geloven want enkele jaren geleden werd ik door hen al eens omver geblazen op Les Nuits Botanique.

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

We Have Band

We Have Band: catchy, groovy, dansbaar ...

Geschreven door

We Have Band is een trio draaiende rond Darren Bancroft en het echtpaar Dede WP en Thomas WP. Ze brengen een gezonde mengeling van dance en rock en gaven in de Rotonde het startschot van hun tournee. Catchy, groovy en dansbaar …
Onze fotograaf Viktor Gil was van de partij: neem gerust een kijkje naar de pics onder live foto’s …

Organisatie: Botanique, Brussel

Emiliana Torrini

Het knuffelgehalte van Emiliana Torrini

Geschreven door

De immer sympathieke IJslandse zangeres Emiliana Torrini is érg geliefkoosd in ons landje … Al voor de derde keer is haar concert uitverkocht. Ze voelt zich thuis bij haar Belgisch publiek in de AB, en ze vertelde ontwapenend over haar songteksten, liefdesliedjes in leuke anekdotes. Een charismatische lady die ons meteen overstelpte met enkele sfeervolle, ingetogen, intieme luistersongs van haar twee belangvolle cd’s ‘Fisherman’s woman’ en ‘Me & Armini’. Haar songs werden sober, elegant en minimaal begeleid. Temidden haar uitgedoste band in hemd, ondervestje en bolhoed, leek ze zelf wel een elfje met haar jurkje.

We hoorden en aanstekelijke start met de sfeervol opbouwende “Fireheads” en “Heartstopper”, waarin vooral het intrigerende gitaargetokkel, de kleurrijke synths en haar emotievolle stem in de verf stonden. Naast deze zaken, kwam haar songwritertalent centraal in de dromerige “Today has been ok” , “Big jumps” en “Lifesaver”. En op die manier kabbelde de set rustig verder met het ingetogen “Sunny road”, “Hold heart” en “Nothing brings me down”. Haar gitarist ontpopte zich als een multi-instrumentalist op keys en bas. En elke song had zo z’n eigen verhaaltje … Haar betrokken houding en charisma bood zeggingskracht. Haar twee uptempo nummers “Jungle drums” en “Me & Armini” zaten middenin de set. Ondanks de volle instrumentatie klonken ze iets soberder dan op plaat. Het knuffelgehalte koesterde ze met de intieme “Tuna fish”, “Beggars prayer” en “Birds”, die breder van opzet was! Het leidde het broeierig intens prachtige “Gun” in, die door de synths, (rauwe) gitaarloops en repetitief opbouwende drums een spannende dreiging kreeg, krachtiger was en op schitterende manier de bijna anderhalf uur de set beëindigde.
De bis was er eentje om van te snoepen … ze maakte na een pakkende versie van de titelsong “Fisherman’s woman” een prachtige overstap naar de “Dear prudence” cover: akoestisch en intiem toongezet, om dan krachtiger en feller te klinken. Het poppy “Heard it all before” besloot definitief de hartverwarmende gig van deze lieflijke dame en haar band.

Haar melodieus integere pop werd uiterst stijlvol gebracht en we kunnen maar pleiten dat onze Emiliana meer mag betekenen dan enkel haar paar muzikale uptempo buitenbeentjes.

Neem gerust een kijkje naar de pics onder live foto's.

Organisatie; Ancienne Belgique, Brussel

Florence & The Machine

Lungs

Geschreven door

Het Britse Florence (Welch) & The Machines stevenen af op één van de debuten van het jaar …Bezwerende, zwierige indierock wordt gekoppeld aan soul en ondersteund door haar helder, heerlijk overtuigende stem, waarbij ze zowel hemels als rauw kan uithalen … Een dame met een persoonlijkheid, een ‘babe’ met lang wapperende, donkere rosbruine haren …
Het gaat Florence Welch voor de wind. Ze sleepte in het kader van de Brit Awards al een Critics Choir Award binnen en heeft met haar single “Kiss with a fist” een reclamespot kunnen versieren bij Nike. Ze nestelt zich ergens tussen Dusty Springfelid, Kate Bush, Polly Harvey en Sinead O’Connor.
We hebben te maken met een erg afwisselend plaatje: broeierige opbouwende songs en sferisch materiaal dat bol staat van inventieve en melodieuze ritmes (opgezweept door dubbele percussie!) en orkestraties, waarbij zelfs een harp wordt bovengehaald. Twaalf songs die stuk voor stuk weten te intrigeren. We halen er alvast volgende songs uit , die het kunnen maken: “Dog days are over”, “Rabbit heart”, “Blinding”, “Between two lungs”, “My boy builds coffins” en natuurlijk ook “Kiss with a fist”. En Florence maakt het plaatje compleet met een schitterende versie van Candi Station’s “You’ve got to love”. Een terechte hype!

Pearl Jam

Backspacer

Geschreven door

Tot op heden hebben wij Pearl Jam er nog nooit op betrapt een mindere plaat te hebben gemaakt, laat staan een slechte. Ook ‘Backspacer’, hun negende studio-album in 18 jaar, is wat ons betreft alweer een voltreffer. Geen verrassingen, dat niet, daarvoor is Pearl Jam te veel hun eigenste zelf, en dat is maar goed ook. Wij kennen de band als een hecht groepje enthousiastelingen die willen rocken, en dat zonder franjes of opgepompte spektakels van live shows. Wie de groep heeft gezien bij hun laatste doortocht in het Sportpaleis weet waarover wij het hebben, een sobere podiumopstelling, geen pompeuze toestanden, gewoon rechtdoor muziek spelen. En zo klinkt ook deze ‘Backspacer’ die van bij het begin ontploft met vier korte gemene fistfuckers van rocksongs “Gonna see my friend”, “Got some”, “The fixer” en “Johnny Guitar” (ode aan Johnny Ramone ? of is het Johnny Thunders ?), allemaal snel, puntig en gloeiend heet. Kortom, vooruit met de geit.
Pas vanaf nummer 5, de onbeschaamd mooie ballad “Just breathe”, mag het gaspedaal wat worden ingehouden en laat Vedder zich van zijn meest intieme kant bewonderen. Ook in het bijzonder fraaie “Amongst the waves”, een typische Pearl Jam song ergens tussen ballad en rocker, treden de gedreven vocals van Vedder nadrukkelijk op de voorgrond. Een even knap “Unthought known” gaat quasi dezelfde weg op maar daarna wordt de stekker er terug ingeramd met  “Supersonic”, een uiterst potige rocker die even fel klinkt als zijn titel laat vermoeden. We krijgen vervolgens nog de goudeerlijke ballad “Speed of sound” en het met zijn lekkere drive naar The Who refererende “Force of nature” om uiteindelijk de opvallend korte plaat (na 36 minuten is het liedje al uit) af te sluiten met euh… “The End” (het zou inderdaad een beetje vreemd zijn moest de plaat ermee beginnen), weer zo een onvervalste mooie en tedere Eddie Vedder ballad.
Machtige rock met vuur en passie en ontdaan van alle overbodige snufjes of effectjes, ‘Backspacer’ heeft alles in zich wat Pearl Jam zo goed maakt. Maar kunnen we dat niet van bijna al hun albums zeggen ? Jawel, op huizenhoog niveau blijven presteren, noemen wij dat.
Daarom houden wij zo van Pearl Jam, jarenlang zonder veel show of overdreven media-aandacht de meest fantastische nieuwe plaatjes uitbrengen, dat in vergelijking met pakweg de omhooggevallen sterren van U2 die elke nieuwe plaat met veel toeters en bellen aankondigen maar eigenlijk al jaren losse flodders afvuren (ze mogen op vandaag dan al de meest indrukwekkende live act hebben, de laatste echt goeie U2 plaat ‘Zooropa’ dateert alweer van 1993, het jaar waarin ook “Vs.” verscheen, die tweede geweldige knaller van Pearl Jam maar hoegenaamd niet de laatste).
Vandaar, ‘Backspacer’ is beresterk, maar met minder zouden we niet content geweest zijn.

Moby

Wait For Me

Geschreven door

De veganist Moby (NY) vertoeft in verschillende vakjes op muzikaal vlak. Ambient, dance, trance, pop en natuurlijk ook techno, het genre waarmee hij naam en faam verwierf eind de jaren '90 van de vorige eeuw. De hoogdagen van Moby zijn alweer een decennium geleden, toen hij het album 'Play' uitbracht. Sindsdien ging het bergafwaarts, al was '18' best nog te pruimen.
'Wait For Me' is het negende album van de kale singer-songwriter annex dj. Voor deze plaat grijpt hij duidelijk terug naar z’n vroegere platen (zo staat op de hoes een cartoonfiguur die doet denken aan de videoclips van 'Play'). Hou dan enkel de ingetogen en meeslepende songs over, en je krijgt 'Wait For Me'. Waar zijn vorig album 'Last Night' nog bol stond van de dancenummers, is dit de tegengestelde wereld. Een keerpunt in de carrière van Moby zal dit niet worden, want daarvoor is 'Wait For Me' van een maar triestig en middelmatig kaliber. De synths brengen vooral weer de vioolsamples voort die we al zoveel keer gehoord hebben van Moby, samen met weer dezelfde opbouwen in de nummers en zachte beats. Luister maar naar “Division”, “Study War” en “A Seated Night” (die laatste is compleet met kerkkoor) en u zult wel snappen wat we bedoelen. Gelukkig sieren er wel enkele pareltjes het album. “Pale Horses”, “Shot In The Back Of The Head”, “Mistake” en de titeltrack. Zij hebben door de vocalen meer diepgang. Verder vinden we ook wat noise terug zoals “Stock Radio” en “JLTF-1” waar Moby duidelijk de experimentele toer opgaat. Hoezeer we Moby (né Richard Melville Hall) ook respecteren, in tegenstelling tot anderen, we moeten toegeven dat we teleurgesteld zijn. Om het met een nummer van de plaat te zeggen: “Hope Is Gone”?

Girls (San Francisco)

Album

Geschreven door

We hoorden al Lovvers als groepsnaam, nu is er een ban die uit San Francisco Girls noemt. Een kwartet onder Christopher Owens en Liza Thorn. Het jonge bandje brengt twaalf emotievolle, licht melancholische indiegitaarpopnummers, waarin beheerste uitstapjes zijn naar de rock’n’roll, wave en shoegaze. De band heeft iets mee van een zeemzoeterig Jesus & Mary Chain. Ze trekken al meteen de aandacht met opener “Lust for life”, een overtuigende poprocker, die ongemeend verbonden is met Iggy. Verder zijn “Laura”, “Ghost mouth” en “God damned” broeierige popsongs in het verlengde van “Lust for life”. “Big bad mean Motherfucker” biedt een juiste dosis rock’n’roll. Het middendeel van de cd heeft een sobere, sfeervolle aanpak. “Headache” en “Summertime” hebben een minimale instrumentatie en zijn vocaal erg sterk. “Hellhole ratrace” is door de broeierige intensiteit en opbouw het kroonstuk van de cd. Tot slot vormen “Morning light” en “Darling” de link met de ‘80’s wave en shoegaze .
Het is allemaal goed uitgekiend en mooi verdeeld op de debuutcd, die zich onderscheidt met volgende kenmerken: Pop – Intimiteit – Dramatiek – Variatie - Hip

The Dodos

Time to die

Geschreven door

Het uit San Francisco afkomstige duo The Dodos, Meric Long (zang/gitaar)), Logan Kroeber (drums/zang), waren op hun vorige tournee van de cd ‘Visiter’ al aangevuld met een derde groepslid, Keaton Snyder op xylo/vibrafoon/klokkenspel en synths. Hun aanstekelijke melodieën klonken hierdoor warm en kleurrijk.
The Dodos vallen op met hun avontuurlijk geluid in een zompig, freakende oase van bluesrock, americana, folktronica en psychedelica onder de onvaste, licht doordrammende zang van Long. Het creatieve, intens aanstekelijke gitaargetokkel, het slagwerk en de subtiele synths en geluidjes maken die sound uniek. De songs zijn toegankelijker op de nieuwe cd en intrigeren door de brede broeierige, beheerste aanpak. Er is sprake van meer knappe overgangen, en fijnzinnige subtiliteit en minder tegendraadse ritmes en hectische bewegingen. Verslavende nummers horen we dus als “Small deaths”, “Longform”, “Fables”, “Two medicines” en de afsluitende titelsong “Time to die”. Puik plaatje opnieuw van het trio!

Ben Alison

Ben Alison and Man Size Safe: down to Earth …

Geschreven door

In de schitterende Domzaal van de Vooruit in Gent maak ik voor een tweede keer kennis met de uitzonderlijke muzikale kwaliteiten van Ben Alison. Zijn vorige passage op het Kortrijkse Parkjazz in 2008 staat nog in het geheugen gegrift… (passage in Hasselt in februari geskipt! Snif)

Alison is een gezegende bassist. Punt. Alison is geboren in 1966 in New Haven, Connecticut, zijn parcours is ronduit indrukwekkend te noemen:Hij toert momenteel door Europa met zijn band Man Size Safe, een kwintet, die het experiment niet schuwt. Maar Alison blijft toegankelijk, met invloeden uit de pop-, rock- en wereldscene.
De set was grotendeels opgebouwd rond zijn ronduit schitterende nieuwe plaat ‘Think free’ (uitgebracht bij Palmetto Records). Het schitterende “Broker” en “Kramer vs Kramer”, groeien gegarandeerd uit tot standards in het genre, als het van mij afhangt. Ook “vs Godzilla” en “Green All” passeerden de revue. ‘Little things rule the World’, zijn vorige plaat, kwam wat minder aan bod, maar de instrumentale uitstapjes in de composities van deze plaat genieten toch mijn voorkeur. Het zal met de onbekendheid van de plaat te maken hebben.
Zijn muzikaliteit ligt niet zozeer in zijn individuele kwaliteiten, maar in het regisseren van zijn schitterend kwintet. De man is zo down to earth – wat niet van alle jazzmusici kan gezegd worden - , en straalt dit ook constant over op zijn band. Elk krijgt zijn ruimte, niet als het hem uitkomt, maar als het de muziek en de compositie uitkomt. ‘Kijk eens mama, zonder handen’ , staat dan als quote ook niet in zijn woordenboek.
Steve Cardenas op gitaar, Shane Endsly op trompet, Jenny scheinman op viool en Royston op drums.

Een schitterend concert op een schitterende locatie …

Organisatie: Vooruit, Gent

Pere Ubu

Bring me The Head of Ubu Roi - Pere Ubu onthoofd!

Geschreven door

Terwijl we ons na de laatste passage van Pere Ubu wat beklaagden over het feit dat er niet veel nieuws te rapen viel aangezien de set grotendeels overeenkwam met die van de voorlaatste passage, brachten David Thomas en zijn vijfkoppige band deze keer in de Orangerie een volledig nieuwe show. Het zittende publiek werd vergast op ‘Bring me The Head of Ubu Roi’, een soort muziektheater-versie van ‘Ubu Roi’, het uit 1896 daterende toneelstuk van Alfred Jardy. De muziek van deze productie ligt sedert enkele weken in de winkels onder de titel ‘Long live Père Ubu’. Op die studioplaat (alsook tijdens vroegere opvoeringen van de bewuste productie) vertolkt Sarah Jane Morris, in een vorig leven werkzaam bij The Communards, de rol van Mère Ubu. In de Botanique probeerde drummer Steve Mehlman als volwaardige travestiet hetzelfde te doen.

Als theaterliefhebber en bescheiden bewonderaar van Pere Ubu hadden we dus onze zinnen gezet op een boeiende avond. Bij deze kunnen we echter al vertellen dat we na afloop met een gevoel van teleurstelling huiswaarts keerden.
Om acht uur stipt was het showtime, een bij reguliere rockconcerten vrij ongebruikelijke stiptheid maar zoals gezegd werd ons een speciale avond beloofd en conform het theaterconcept viel dus wel te verwachten dat laatkomers ongelijk zouden hebben. Op de tonen van “Ubu Overture” betraden de muzikanten dansend het podium. Tijdens “Song of The Grocery Police” kwam David Thomas het gezelschap vervoegen, zich bedienend van theatrale gestes en vocaal wisselend tussen lieflijke kinderstemmetjes en raspend geschreeuw. Op de achtergrond verzorgden The Brothers Quay allerhande visuals. Zij boden de toeschouwers tevens de ganse avond lang enig overzicht door elke nieuwe act en scène aan te kondigen. Een dergelijk overzicht was best welkom want Pere Ubu zelf raakte al vrij vroeg de draad kwijt.
Het publiek bleef - zoals het een welopgevoed theaterpubliek betaamt - beleefd en lachte de missers weg. Uiteindelijk kunnen deze pioniers van hetgeen ze zelf gekscherend als ‘avant garage’ bestempelen immers rekenen op kilo’s krediet van de kenners die beseffen dat wat wanorde simpelweg thuishoort in een optreden van Pere Ubu. Zelf zagen we er het eerste halfuur dan ook geen graten in en lachten we mee met het vaak komische gestuntel van de alweder in een dichtgeknoopte regenjas getooide David Thomas. Niemand die gadeslaat wat deze man van 56 op twee uur tijd door zijn keelgat giet, is verbaasd over de blunders die hij hoe later (lees: hoe zatter), hoe meer begaat.
Na verloop begonnen we echter wel onze bedenkingen te krijgen bij dat voortdurende gestuntel. We wisten dat men ons allesbehalve traditioneel werk zou presenteren maar als het geheel uiteindelijk een aaneenschakeling van onderbrekingen en ter plekke aangepaste gedeelten betreft, kan men zich de vraag stellen of de hele opvoering überhaupt wel de moeite loont. Thomas merkte - ter verantwoording of ter relativering? - op dat de tekst elke avond herschreven wordt en dat de vele fouten te wijten zijn aan het voortdurend evolueren - of zeggen we misschien beter “devalueren”? - van de voorstelling maar uiteindelijk ziet een blinde dat zijn alcoholconsumptie - die eigenlijk even theatraal aandoet als de rest van het stuk - hem echt wel parten speelt.
Misschien past men deze show effectief voortdurend aan om zelf wat aan het keurslijf van een vaste structuur te kunnen ontsnappen maar indien dit het geval zou zijn, zou men zich beter bezinnen over de vraag of het artistiek wel verantwoord is om maandenlang met deze productie rond te touren. Het almaar knulliger aandoende amateurisme kan misschien wel grappig zijn maar de eerlijkheid gebiedt ons om te besluiten dat de toeschouwer geen waar voor zijn geld kreeg. Pere Ubu strompelde zich immers letterlijk en figuurlijk naar het einde van de avond. Pas nadat “The End” geprojecteerd werd en de groep in de bissen eindelijk de kans kreeg om vrijuit zijn gang te gaan, werd het toch nog een beetje van een feestje. Enkele enthousiastelingen verlieten hun zitje en kwamen vlak voor het podium de armen en beentjes losschudden. Heel erg talrijk werd die bende die-hards echter niet want de vier korte bisnummers waren niet voldoende om de ganse zaal te doen rechtveren. Had men het toneelstuk gelaten voor wat het was en onmiddellijk geput uit het ontegensprekelijk indrukwekkende oeuvre, dan was het hoogstwaarschijnlijk een heel leuke avond geworden en ware een staande ovatie op zijn plaats geweest. Quod non…

Ons respect voor de verdiensten van Pere Ubu zal eeuwig blijven bestaan maar het doet ons pijn aan het hart dat dit respect weinig wederzijds blijkt. David Thomas liet in de bisronde zijn kwaadheid de vrije loop door zich te beklagen over de Europese instellingen en het feit dat die instituten teren op de vele taksen en belastingen die ze zijns inziens onterecht innen. E.U.-bashing die een deel van de immer ietwat anarchistische aanhang als muziek in de oren klonk en waaraan hij zich ook van ons mag bezondigen zoveel als hij wil…..als hij zelf ook maar wat moeite zou doen voor de mensen die geld neertellen voor een avondje Pere Ubu. We hebben niks tegen een portie experiment en anarchisme en zeker niet in het toneel of de muziek, integendeel! We hopen dan wel dat het ofwel beklijft, ofwel beperkt is tot een kort komisch intermezzo.
Honderd minuten slordig alterneren tussen halfslachtig theater en halfslachtige muziek is echter te veel van het goede. Volgende keer beter (lees: wat minder of wat beter theater enerzijds en wat meer muziek anderzijds) of we zullen ons tot onze spijt een andere vaderfiguur moeten zoeken.

Organisatie: Botanique, Brussel

Future Of The Left

Future of the left: rauw, strak en krachtig voer zonder de melodie uit het oog te verliezen

Geschreven door

Noisepoptrio Future of the Left is afkomstig uit Wales en ontstond uit het fel onderschatte McCluskey; de voorbije zomer lieten ze op Pukkelpop al verschillende songs horen van de pas verschenen tweede cd ‘Travels with myself and another’, die het debuut ‘Curses’ van 2007 opvolgt. Het trio zweert aan de strakke, droge, hoekige ‘90’s noisepop van Pixies, Shellac, Barkmarket, Jesus Lizard en NoMeansNo, de crossover van Faith No More en Fugazi en tot slot grijpen ze zelfs terug naar de ‘80’s ‘experimental’ waverock van Virgin Prunes. Aan deze pittig gedreven geluid, voegen ze er bijwijlen gekruide psychedelica aan toe!

Een energieke sound, vunzige teksten, en een uitgelaten trio …één brok dynamiet, fel en messcherp … We hoorden een verbeten krachtig, venijnig gitaarspel, een dreunende, ronkende bas en een opzwepende percussie. Toegankelijkheid schuilt wat meer om de hoek en dat is soms nodig om even op adem te komen in hun allesomvattende noisepop!
Ze trokken meteen fel van leer met een vaardig en snel gespeelde “Arming eratrea” en “Chin music”. De schreeuwzang van Andrew Falkous kwam regelrecht van uit de onderbuik, tergde als een gekeeld varken en kon moeiteloos overstappen naar een meer toegankelijke zangpartij of zegzang, refererend aan Gavin Friday in z’n hoogdagen.
Ze wisselden het nieuwe met het oude werk af, want hierna volgenden “Wrigley Scott”, “Plague of ones” en “Manchasm”, die na twintig minuten een mooi hoogtepunt vormde in de set door de spannende, broeierige opbouw en de huppelende psychedelica, die dan noisy kon  ontaarden.
Bassist Kelson Mathias was het showbeest, deed z’n bas afzien, maakte allerlei hoekige danspassen en daagde graag, zonder bijbedoelingen, z’n publiek uit. Humor en sexuele uitspattingen …En artiesten als Sting, P. Collins en P. Swayze moesten eraan geloven! Op het eind dook hij zelfs met bas en al het publiek in, gaf z’n bas af aan een fan op de eerste rij, die rustig doordramde op het instrument en werd in de pittoreske Rotonde op handen gedragen! De band ging er gretig tegenaan, want ook de drums sloegen halverwege de set door; het probleem werd al gauw door de leden aangepakt en opgelost.
Op geen enkel moment vielen de duivelse bandleden uit hun rol, die achterna op gemoedelijke en rustige wijze een praatje sloegen. Op “God needs Satan more than he needs you” wisselden Falkous en Mathias van instrument. De synths zorgden voor een gepaste groove. De mate van toegankelijkheid hoorden we op “Stand by your Manatee” en “Land of my formers”.
Na een goed uur besloten ze op kruissnelheid met “My fingers became thumbs”, “Gymnastic past” en “Adeadenemysmellsalwaysgood”. De fuzz- en noiseadepeten hoorden we in een jam tussen één van de fans en Mathias die zich na z’n crowdsurf een weg gebaand had richting drumstel. Een ontregeld zootje dat op sterk gejuich werd onthaald …

Future of the Left hield het tempo hoog en was een muzikale wervelwind. Rauw, strak en krachtig voer zonder de melodie uit het oog te verliezen …

Organisatie: Botanique, Brussel

Pagina 436 van 483