logo_musiczine_nl

Cactus Club, Brugge - concerts

Cactus Club, Brugge - concerts 2024 08-09 Hotwknd: Zinger (ism Brugge Plus) 16-09 Hollow coves, Teun 21-09 Senses fail, Saves the day, Youth foutain (ism Eye spy) 25-09 Equal idiots (try-out) 28-09 Dub revolution: Channel one with Ras Sherby, Indica dubs…

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Search results (14590 Items)

De Jeugd Van Tegenwoordig

Leuven, laat je hóóren

Geschreven door

Vieze Fur, P. Fabergé en Willie Wartaal …velen zullen het horen donderen in Keulen maar als ik “Watskeburt” uitspreek, dan rinkelt er een belletje! Met dat nummer uit hun debuutalbum ‘Parels voor de zwijnen’ uit 2005 stak De Jeugd Van Tegenwoordig meteen het vuur aan de lont. Ze zijn de smaakmaker bij de jongeren en zetten de toon voor een uur onvervalste, Hollandse ambiance. De jongeren zongen de refreinen luidkeels mee, hoe onverstaanbaar ze soms ook waren, en dansten het zweet van hun lijf op de clubbeats die de Neger des Heils, aka Majoor Vlosshart uit zijn synthesizer toverde.
Wat in 2005 leek af te steven op een ‘one hit wonder’ is nu drie jaar laten een hechte rapband geworden, die kan rekenen op een trouwe aanhang. Een uitverkocht bordje ging dan ook aan de deur van Het Depot.
Naast “Watskeburt” waren “Wopwopwop”, ”Kerk (wat werden hier bidhandjes gemaakt!)” en “Hollereer”, uit het recente ‘De machine’ hoogtepunten in dit uurtje fun. De drie MC’s porden aan tot handjeszwaaien, besprenkelden de eerste rijen fans met Red Bull, jutten hen op tot skydiven en prikkelden met de “Hollands Hoeren” bindtekst. Op het eind dook zelfs de 130kg van Willie Wartaal het publiek in.
Vunzige, sloganeske taal die wat achterhaald klinkt, maar net die ongedwongen eenvoud en de pretentieloze attitude sierde hen. Vier Hollandse lefgozers die zichzelf een weg banen tussen soul, hiphop, r&b en drum’n’bass, wist aan te slaan bij ‘de jeugd van tegenwoordig’, en zette Het Depot op z’n kop met hun praktisch onverstaanbare raps en simpele ‘beatjes’!

Het publiek werd opgewarmd dor de hits’n’beats van Mixfitz en met de DJ set van Willie Wartaal himself, de kers op de taart van een geslaagd avondje “Leuven, laat je hóóren…”.

Organisatie: Het Depot, Leuven

Steak Number Eight

Een avondje brute power met Pelican, Torche en Steak Number 8

STEAK NUMBER EIGHT: Toch ronduit verbijsterend dat zulke jonge snaken zo een verpletterende sound teweegbrengen. Volgens ons is het volkomen terecht dat die gasten Humo’s Rockrally hebben gewonnen, ook al hebben we dan de rest niet gehoord of gezien. En wat ons betreft hebben ze vanavond in Le Grand Mix ook de eerste prijs ‘simultaan headbangen’ weggekaapt, drummer inclusief. De muziek zouden we durven omschrijven als bulldozerrock met brains, dus geen hersenloze metal maar een fijne variant ervan, sommigen hebben het over post-metal (hardrock voor facteurs, denkt u dan, maar dat is het niet echt –sorry voor de flauwe woordspeling, ik kon het echt niet laten), het gaat vooral om brute power met af en toe een welkome adempauze. Ze teren echter niet op hun rockrally-succes en hebben ook een tweetal nieuwe nummers gebracht die je , ook niet als postboderocker,  meteen naar de strot grijpen. Onze Brent (zanger/gitarist) mocht gezellig zijn gitaar mishandelen en zoals gewoonlijk enkele snaren naar de filistijnen helpen.
Trouwens, onze steaks komen er vlotjes voor uit dat Isis, Godspeed en Mogwai hun grote voorbeelden zijn en dat is er duidelijk aan te horen, maar dat mag, want Isis en co zijn fantastisch en dit getuigt van een goede smaak. Verder hoorden wij ook flarden Karma To Burn en zelfs The Smashing Pumpkins in het heetst van hun dagen (era ‘Siamese dream’). Het blijft natuurlijk iets voor de liefhebbers van het genre want, maak u geen illusies, zowel Isis als Steak Number Eight zal u nooit of te nimmer op de radio horen, zelfs niet op Studio Brussel. U bestelt dan maar beter Steak Number Eight hun voortreffelijke debuutplaat via Myspace (een recensie kan u hier op uw gemak nog eens gerust nalezen op deze site). We zagen ook de heren van Torche en Pelican tijdens het concert goedkeurend knikken naar deze jonge West-Vlaamse kids van gemiddeld zestien. Een beter compliment kan het achtste biefstuk niet krijgen.

Ook TORCHE zal u niet gauw bespeuren op de radio. Dit viertal grossiert eveneens in een soort lome en zware metal maar houdt de songs vooral kort. Helmet, maar dan met gitaarsolo’s, daar moesten wij nu eens aan denken zie. Toch was deze set niet zo geslaagd als de laatste cd ‘Meanderthal’ deed vermoeden omdat de zang er maar heel flauwtjes doorkwam en het geheel een beetje te veel als een compleet dichtgeplamuurde brei klonk. De gitarist was de enige met lang haar, waarin hij dan weer overdreef, en speelde met de klassieke metal gitaarposes, zijn midlife crisis bevechtend. Maar slecht ? nee, dat hoort u ons niet zeggen.

PELICAN moest zich helemaal niks aantrekken van zangproblemen, omdat er in hun muziek gewoonweg niet gezongen wordt. De band klonk gelaagder, iets subtieler en vernuftiger dan hun twee voorgangers van vanavond, doch hard en zwaar was het alweer. Pelican is de Mogwai van de metal, als u zich daar ergens iets kan bij voorstellen. Wij vonden het allemaal bijzonder indrukwekkend en imposant, net als op hun laatste plaat ‘City of Echoes’. Pelican’s laatste song was een minutenlange formidabele bijtende gitaareruptie, gebaseerd op het eeuwenoude –nou ja- hippie-esk schemaatje in de E D A – akkoordjes, de perfecte apotheose van een geslaagde avond heavy rock. Geen voer voor facteurs.

Organisatie: Grand Mix, Tourcoing

Stephen Stills

Stephen Stills: invloedrijke artiest gehinderd door stem

Geschreven door
Afgelopen maandag stond met de in Dallas geboren Stephen Stills een – gelukkig nog - levende legende uit de rock- en folkgeschiedenis op de planken van de AB. De muzikale piekmomenten van deze inmiddels 63 jarige singer-songwriter zijn in de eerste plaats te situeren tussen eind de jaren ’60 en begin de jaren ’70 toen hij niet alleen deel uitmaakte van de spraakmakende, invloedrijke groepen Buffalo Springfield en Crosby, Stills & Nash (&Young), maar daarnaast ook enkele prachtige soloplaten op zijn naam heeft staan, die niet alleen op de appreciatie, maar nog belangrijker op de medewerking van grootheden als Jimi Hendrix en Eric Clapton konden rekenen.
De laatste twee decennia is het werk dat Stills heeft uitgebracht van een veel minder consistent niveau. Zo was de ‘comeback’ plaat ‘Man Alive!’ uit 2005, erg degelijk maar niet te bestempelen als een klassieker.
Interessantere feiten waren er vorig jaar te noteren. Zo verscheen half 2007 het album ‘Just Roll Tape: April 26th, 1968’, een verzameling songs die Stills 40 jaar geleden solo en akoestisch opnam na een Judy Collins sessie en die nadien uitgewerkt terug te vinden zouden zijn op diverse platen. Ondanks de wat minder geluidskwaliteit, is het een waardevol tijdsdocument dat de diverse grootse nummers in hun eenvoud laat horen en dat door de fans enthousiast onthaald werd. Minder opbeurend nieuws volgde enkele maanden later toen Graham Nash liet weten dat er bij Stills prostaatkanker vastgesteld werd. De muziekwereld hield de adem in en in januari van dit jaar werd hij geopereerd. Gelukkig met succes. In die mate zelfs dat de tournee verder gezet werd en ook België mocht rekenen op zijn bezoek.
Net zoals wat zijn (ex-)kompaan Neil Young bij zijn recentste zaalconcerten deed, deelde ook Stills zijn set op in enerzijds een akoestisch gedeelte, gevolgd door elektrisch uitgevoerde versies van zijn nummers. Qua concept en idee was dit veelbelovend. Maar waar het bij die Canadese grootmeester wel lukte, blijkt dit dezer dagen veel minder goed uit te pakken bij Stephen Stills. Dit is niet te wijten aan zijn zo gereputeerde gitaarspel (het Amerikaanse tijdschrift Rolling Stone verkoos hem in 2003 namelijk niet voor niets als 28ste beste gitaarspeler ooit) maar wel aan zijn stem.

Uit Amerika ontvingen we al dreigende geruchten van het twijfelachtige niveau van de shows die Stephen Stills bracht, in de eerste plaats dus te wijten aan zijn bij momenten erbarmelijk toononvast geworden stem. En ja, om meteen duidelijk te zijn. Dit bleek ook in Brussel het geval te zijn.
Toen hij tien minuten eerder dan voorzien het podium op kwam en begeleid door zijn band, “Helplessly Hoping” inzette, bleek dit al meteen erg duidelijk een euvel te worden. Stephen Stills lachte dit aanvankelijk nog wat weg met de mededeling dat de voorbije show en het verblijf in Parijs heel wat inspanningen gevergd hadden en dat als zijn stem al na één dergelijke show zo klinkt, hij het nut van tijdens een tournee sober te blijven, niet inzag. Maar er is zeker meer aan de hand. Het rockbestaan is zijn tol aan het eisen en zijn voorbije ziekte en operatie zullen daar zeker ook niet in goede zin aan bijdragen.
Stephen Stills is nooit dé uitmuntende zanger geweest maar het was bij momenten pijnlijk om zien en vooral om horen hoe de hogere noten gewoon niet meer gehaald werden en er bij nagenoeg ieder nummer een duidelijke zucht van verlichting kwam van hem dat het nummer afgerond was.
Het was niet dat hij er geen zin in had of zijn show als een bepaalde verplichting afwerkte. Integendeel zelfs, Stephen Stills speelde erg gedreven en geconcentreerd en er kon genoten worden van zijn utstekende, vlugge gitaarspel dat duidelijk intact is gebleven. Bovendien was hij uitermate goedgezind, in voor een babbel en het enthousiasme was overduidelijk aanwezig maar het kostte hem fysisch zoveel moeite. Dit werd des te duidelijker toen meteen na het openingsnummer de nummers solo en enkel akoestisch begeleid op gitaar werden gebracht.
”Blind Fiddler Medley” werd nog pakkend gebracht en “Johnny’s Garden” (een nummer indertijd uitgebracht in samenwerking met een andere bijzondere groep, Manassas) klonk goed. Maar daarmee hebben we het zowat gehad voor wat betreft het akoestische gedeelte. “Treetop Flyer”, “Girl From The North Country” (een Bob Dylan cover), “Change Partners”, “4+20”, en “Daylight Again / Find The Cost Of Freedom” klonken onzuiver en hortend. Ook het sublieme “Suite: Judy Blue Eyes”, geschreven voor en over zijn toenmalige ex-liefje, de folkzangeres Judy Collins en indertijd nog erg knap uitgevoerd tijdens het legendarische Woodstockfestival, kon niet bekoren. Door de inbreng van de band kreeg deze klassieker wel nog een stevige finale en werd het publiek een motief toegeschoven om naar het tweede, elektrische deel van de set uit te kijken.
Na een korte pauze verschenen Stephen Stills en zijn bandleden, Todd Caldwell (keyboard) en oude getrouwen Joe Vitale (drums) en Kenny Passarelli (basgitaar), op de planken om er meteen stevig tegen aan te gaan met het swingende “Love The One You’re With” (afkomstig van Stills’ solodebuut uit ‘70).
Verrassend was dat vanuit een bewondering voor Tom Petty vervolgens een potige versie werd gebracht van diens “The Wrong Thing To Do”, terug te vinden op het eerder dit jaar uitgebrachte album van de opnieuw bij elkaar gebrachte band Mudcrutch.
Wat nadien volgde, was gitaar- en bluesrock uit de oude doos. Stills liet zich niet onbetuigd en nam enkele solopartijen voor zijn rekening (vooral tijdens “Isn’t It About Time”), daarbij steeds geruggensteund door de drie strak musicerende bandleden.
Net zoals gedurende het eerste deel werd vervolgens gegrossierd uit het omvangrijke oeuvre van Stills, gaande van nummers van hem als soloartiest (het door Stills aan de piano vertolkte “Ole Man Trouble”), Crosby, Stills & Nash (“Dark Star”), The Stills-Young Band (“Make Love To You”) en Buffalo Springfield (“Rock n’ Roll Woman” en het onvermijdelijke “For What It’s Worth”). Wat dit laatste betreft, bracht de uitvoering ervan in Brussel niet de verhoopte magie. Het psychedelische effect werd totaal meegesleurd in een bluesgetinte gitaargolf en ook van de zo fameuze, uit de duizend herkenbare intro was geen enkel spoor terug te vinden. Dezelfde sfeer uit de jaren ’60 terughalen is ondoenbaar en ook geen vereiste, maar nu ademde het nummer zelfs geen sfeer uit. Weg kans om er alsnog een onvergetelijke afsluiter van te maken. Ook de toegift “Wounded World” (uit Man Alive!) dat verweven werd met “Rocky Mountain Way”, een nummer van Joe Walsh, kon daar geen verandering in brengen.

Er werd de gehele avond door het publiek steeds vriendelijk geapplaudisseerd en uitbundig gereageerd op het inzetten van al die klassiekers, maar we hadden toch de indruk dat het vooral te maken heeft met het respect voor deze artiest die ons al zoveel schitterende momenten heeft geschonken. Misschien werd er wat teveel van verwacht, maar wat ondergetekende betreft, was het concert van Stephen Stills in de AB verre van om in te lijsten en te koesteren. Het had zijn momenten maar de teleurstelling kreeg duidelijk de bovenhand. Volgende keer toch maar weer de twee heren Crosby & Nash meenemen op tour? En waarom dan ook niet meteen een uitnodiging sturen naar die legendarische Canadees?

Organisatie: Live Nation


Katra

Beast Within

Geschreven door

Katra heeft een goed jaar achter de rug. Na het succes van hun single “Sahara” volgde hun debuutalbum en een tour door Finland. Daarna kregen ze nog eens een aanbod van platenlabel Napalm Records ook. Met dat label hebben ze een nieuw album opgenomen, getiteld ‘Beast Within’.
De Finse Gothic Metal formatie is trouwens niet genoemd naar de gerechtsdeurwaarder van de Nationale Loterij, Meester Katra, maar naar zangeres Katra Solopuro. Wat wel vaker het geval is bij dit soort bands…
Starten doen we met “Grail Of Sahara”, wat mijns inziens toch een ietwat saai nummer is dat me niet kan boeien. Ook Katra’s stem heeft me nog niet weten vast te grijpen, ondanks het feit dat ze soms wat klinkt als een kruising tussen de huidige en vorige zangeres van Nightwish. Het is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven, elke Gothic Metal zangeres zal worden vergeleken met Tarja Turunen. Daar kunnen we nu éénmaal niet onderuit. “Forgotten Bride” is ook zo’n tamelijk rustig nummer met de typische Gothic Metal sfeer. Na het al even middelmatige “Beast Within” wordt het tijd voor wat zwaarders. “Fade To Gray” begint lekker heavy, maar weet me toch niet bij de strot te grijpen. Had Katra de zanglijnen wat anders aangepakt, dan kon het nummer mij misschien nog overtuigd hebben.
”Swear” begint als het nummer waar ik op zat te wachten, met een tamelijk folky intro. Dit is het beste nummer tot nu toe. Het enige minpuntje is de zang in de strofes, die naar mijn mening toch wat hoger of gevarieerder had mogen zijn. Na een zeikerig “Promise Me Everyting” komt “Mystery”, wat ook tot de betere nummers van dit tot nu toe heel middelmatig album behoort.
Eigenlijk hoef ik niet verder meer te gaan. Ook de rest van het album kan mij maar niet overtuigen. Dit is een heel middelmatig en ongeïnspireerd album dat beslist geen luisterbeurt waard was. Fans van Gothic Metal, ga jullie nog wat gaan amuseren met een plaat van Epica, After Forever of Within Temptation. Dit geval kunnen jullie gerust links laten liggen, tenzij jullie nog een onderlegger nodig hebben natuurlijk.

Shearwater

Rook

Geschreven door

Een interessante plaatje is afkomstig van Shearwater, rondom zanger/componist Jonathan Meibur en Will Sheff, die vroeger deel uitmaakten van het onvolprezen Okkervil River. Shearwater is een beminnelijke band, die doet denken aan Beirut door gevoelige, breekbare en sfeervolle indiefolk/americana te spelen, onder de hoge vocals van Meiburg. De band is vernoemd naar een zeevogel, want Meiburg houdt zich naast liedjesschrijven graag bezig met vogels bestuderen.
Shearwater biedt kleurrijke songs, “Leviathan, bound” en “The hunter’s star”, die klinken als een Elbow, door de strijkerpartijen, blazers, xylo en piano. Een intieme aanpak horen we op “I was a cloud”, “Home life” en de titelsong. Of je word wakker geschud met “Century eyes, een stevige rocker. Opvallendste nummer is “The snow leopard”, een aan Radiohead gelinkte song door de intens broeierige opbouw en sterke vocals.
’Rook’ is een toegankelijk overtuigend plaatje van een band die het verdient door te breken …

Styrofoam

A thousand words

Geschreven door

Het Antwerpse Styrofoam liet z’n melancholisch indiepop verleden van bands als DCFC en The Notwist grotendeels achterwege. Enkel de titelsong en “Lil white boy” refereert nog aan vroeger. De nieuwe plaat ‘A thousand words’ bevat frisse, aanstekelijke, sprankelende en dromerige popsongs. De factor hitgevoeligheid is groot, want het zijn leuke, prettig in het gehoor liggende songs met een dansbaar beatje en meezingbare, fluitende refreinen. “Microscope”, “The other side of town” en “Bright red helmet” klinken prachtig.
Spil Arne Van Peteghem liet een pak artiesten meezingen op z’n songs: Jim Adkins van Jimmy Eat World ondersteunt “My next mistake”, en de dames Erica Driscol op “No happy endings” en Lili De La Mora op “No deliveries list” zorgen vocaal voor een push binnen de sfeervol ontspannende aanpak!
Enkel het afsluitende “Final offer” valt uit de toon door de ongepaste vocodervocals, maar verder niks dan lof voor deze speelse plaat

Madonna

Hard Candy

Geschreven door

Ze mag dan al 50 zijn , ze slaagt er nog steeds in haar stempel te drukken binnen de hitparade met beminnelijke groovy popdance. De hitpotentie is hoog op het eerste deel van de cd: “My candy shop”, “4 minutes”, “Give it to me” en “Heartbeat”. Op vorige platen deed ze beroep op William Orbit, Mirwais en Stuart Price en kwam het pompend beatje, de discotune en de trance in de spotlight. Ze deed appèl voor deze plaat op The Neptunes, Timbaland en Justin Timberlake, wat ervoor zorgde dat haar eigentijds commerciële popdance (met computerbeats, synthi en basslines) beïnvloed werd door hiphop en r&b. Maar spijtig klinkt het tweede deel van de cd matig, gewoontjes tot zelfs inspiratieloos, waardoor de plaat zich niet kan onderscheiden van het vorige ‘Confessions on a dancefloor’.
’Hard Candy ‘ bevat een handvol sterke singles, waar ze er soms flink tegenaan gaat maar al gauw slaat de verveling toe …

Bon Iver

Justin Vernon vs Bon Iver: te onthouden

Geschreven door

Met als bagage amper één plaat gaat Bon Iver op tournee. Een heel sobere, naakte en integere plaat. Benieuwd hoe Bon Iver of beter gezegd Justin Vernon deze op een podium zou brengen.

Vernon treedt echter met een heuse groep op waardoor de songs meer aangekleed zijn en een breder klanktapijt worden aangemeten, ze zijn ook heviger en uitzinniger dan op het album. Grote sterkte is nu juist dat deze formidabele songs hun integriteit met deze live aanpak geenszins verliezen. Ervaar het eerder als een meerwaarde dan een gebrek. Wat op het podium nog meer uitstraalt is die hemelse stem van Vernon die, in combinatie met zijn verfijnd gitaarspel, voor een mooie spanning zorgt. Ook de groep van Vernon past perfect in het plaatje, zalvend en smeulend de ene moment, gecontroleerd uitfreakend de andere keer, en alles steeds in dienst van Vernon’s knappe songs. Maar het ultieme kippenvelmoment is toch dat waar Vernon moederziel alleen het innig mooie “Stacks” akoestisch brengt, ijselijk stil is het in de zaal.

Bon Iver , een nieuwe naam. Absoluut te onthouden.

Organisatie: Grand Mix, Tourcoing

Coldplay

Coldplay: wereldband van formaat

Geschreven door

Coldplay: de status van een wereldband kregen ze sinds de vorige cd ‘X&Y’(2005) en hun ‘Twisted Logic Tour’. Het Britse kwartet ,onder de tandem Martin (zang/gitaar/piano) en Champion (zang/drums) bevestigde in het voorjaar met de cd ‘Viva la Vida or Death and all his friends’ hun talentrijk songschrijverschap en live reputatie. Ze boeiden bijna twee uur lang met een warme, puur oprechte aanstekelijke set, waarbij er van sterallures geen sprake was. Een zelfverzekerde band die halsreikend mag uitkijken naar een stadionoptreden. Praktisch al de songs van het recente album kwamen aan bod, die ze combineerden met de hitgevoeligheid van de drie vorige cd’s.
Van deze enthousiaste, dynamische band droop het spelplezier af: Chris Martin wisselde van piano en gitaar, holde als een bezetene over het podium en palmde moeiteloos het publiek in. Kijk, in de jaren ’80 hadden we Simple Minds en U2, in de jaren ’90 Live en nu is er …Coldplay, een wereldband met een keiharde livereputatie.

Coldplay opende met een klassieke Tsaikovski intro op hun “Life In technicolor”, waarop ze verschenen achter een wazig gordijn. Ze speelden meteen vier ijzersterke, afwisselende songs op rij: “Violet hill”, “Clocks”, “In my place”en “Speed of sound”. Het sfeerlicht op de reuzengrote ballonnen aan de nok gaven de nummers een extra dimensie. “Cemeteries of London”, “Chinese sleep chant” en “ 42 “ hadden een meer gewaagd, avontuurlijk rockend karakter, wat de gevarieerde aanpak onderstreepte van deze rasmuzikanten. Het sfeervolle “Fixx You” klonk strakker naar het eind; het refrein werd door ruim 15000 kelen luidkees meegezongen. Een ‘Saturday night fever’ podium, dicht bij het publiek, kwam uit de grond op “God put a smile upon your face”, die ze omdoopten tot een grootse discostamper, en er een medley aan breiden met “Talk”. Het ingetogen “The hardest part” vatte Martin solo aan op piano, ondersteund door de zachte backing vocals van drummer Champion. Eens te meer werd duidelijk wat een belangvolle rol hij neemt in de band.
De huidige single “Viva la Vida” was samen met het broeierige “Lost” het ‘cachet’ van de avond. Buiten categorie! Minutenlang hoorden we de ‘Oohoohs’ galmen door het Sportpaleis. Even leek het erop dat dit de set beëindigde, maar plots floepte een wit licht aan toen de band hoog in het stadion enkele akoestische nummers bracht: een op gitaren en mondharmonica gedragen “The scientist” en het door Champion gezongen “Death will never conquer”, die refereerde aan een folky Billy Bragg. Eenvoud aan Coldplay!
Tijdens de korte pauze bonkten de dancebeats van “Viva la Vida” door de boxen, wat de aanzet was naar een snedige finalereeks: een uptempo klinkende “Politik” op piano, een U2/The Edge neigende “Lovers In Japan”, met prachtprojecties op het scherm en papieren vlindertjes dwarrelend op het publiek. En tenslotte besloot, na ruim anderhalf uur, het opbouwende “Death and all his friends” de avond. Coldplay trakteerde voor dit laatste optreden van hun tour op een flinke toegift: het sferische rockende “Glass of water”, een nieuwe sterke song samen met Albert Hammond Jr op gitaar. Opnieuw een bewijs dat Coldplay de kunst van mooie melodieuze popsongs schrijven onder de knie heeft. Een krachtiger “Yellow” en een rustig “The escapist” sloten definitief het prachtig uitgekiende concert af.

De fundamentele kracht van acht jaar Coldplay resulteerde in een subliem, overtuigend concert dito show, zonder weg te zakken in een moeras van voorspelbaarheid.

Minder was Albert Hammond Jr als support . Niet dat de band slecht speelde, maar het ontbreekt hen net aan goede songs schrijven, waarbij het duidelijk was dat Hammond Jr het beter houdt bij het retrorockende The Strokes.

Organisatie: Live Nation

Bon Iver

De herfstige eucharistieviering van Bon Iver:

Geschreven door

Bon Iver - ’For Emma, Forever Ago’: prachtplaat, een immense schoonheid; een nieuw songschrijvertalent is opgestaan onder Justin Vernon, die de plaat opnam na 3 maand totale afzondering in een hut in de bossen, Noordwesten van Wisconsin. Meeslepende en intieme songs van een pakkende weemoed; waren de songs op plaat soms spaarzaam begeleid, dan werd elke song live stevig uitgediept: een intense songopbouw, een broeierige spanning, een repetitief ritme, aanzwellende partijen, een vleugje experiment en galmende noise, wat we te horen kregen op uitgesponnen versies van “Creature fear”, “Lump sun” en “the wolves (act I and II)”, waarbij we aangemoedigd het refrein “What have been lost” telkens zachtjes meezongen.
Maar met z’n band bracht hij ook enkele nummers (opener “Flume” en de singles “Skinny love” en “For Emma”) in een elegante, uiterst sobere begeleiding, bepaald door bakken melancholie en een Gregorgiaans aandoende stemmenpracht (z’n hemels, hoge zang en de warme zang van tweede vocalist Mickey Coyne).
Twee nieuwe songs stelden ze voor: het krachtiger klinkende “Blood bank” en het weerbarstige “Baby’s”, die een dwarrelend pianoriedeltje en een onverwachtse breaks meekreeg. “B side” werkte aanstekelijk op de dansspieren door de dreunende, repeterende beat; het gitaargetokkel, de toetsen en de stemmen waaiden er over heen. Tweede gitarist Mickey kreeg de kans z’n eigen zangtalent te laten horen op Graham Nash’s “Simple man”; een pianotune en Vernon’s dwarsfluit droegen het nummer. Bloedmooi besloot Vernon solo met een prachtversie van “Stacks”, een song over het gevoel dat een persoon heeft na de eerste keer dronkenschap …
Sfeer creëren was de opdracht waar hij met z’n band en verve in slaagde. Het gitaargetokkel, de dobro, de zachte drumslagen, de klankkleur van de toetsen en de meerstemmige zang. Het was immens stil in de Bota; iedereen liet zich meeslepen in dit apart geluid. Wat een spanningsboog verwezenlijkte hij tussen band en publiek, wat deed denken aan Dave Eugene Edward’s Wovenhand.
We zagen een charmante band met een vriendelijke uitstraling, die aangenaam kon grappen en op relaxte wijze hun songs speelde, wat de nodige ontlading gaf. De herfstige vrijdagavond eucharistieviering kreeg een schitterende apotheose, want Bon Iver en Bowerbirds gingen samen voor een intieme acapella/gospel!
Vernon, - talentrijk artiest - , Bon Iver, - grootse band -, zorgden samen voor een tijdloos optreden!

Het Amerikaanse trio Bowerbirds, genoemd naar de gelijknamige Australische vogel, speelde folky americana en hield het midden tussen een Band Of Horses, Mountain Goats en South San Gabriel, met een ‘60’s referentie . Hun materiaal klonk sfeervol, rustig en innemend, waarbij hun songs eenvoudig omlijst werden door een akoestische gitaar, viool, accordeon en een minimale drum, die soms acapella uitdeinden. Net als bij Bon Iver, was er sprake van een dankbaar, aandachtig luisterpubliek, dat in de ban was van deze dromerige, herfstige muziek. Een charismatische band, die hun plaat ‘Hymns for a dark horse’ live onderstreepte.

Organisatie: Botanique, Brussel

Steve Wynn

‘Steve Wynn goes classic’

Geschreven door

Paisley Underground legende Steve Wynn doet het de jongste tijd met zowat iedereen. In het drinkebroersproject Danny & Dusty vergezelt hij de flamboyante Dan Stuart (Green on Red), met Paco Loco (Australian Blonde) vormt hij het vooralsnog onbekende Smack Dab, en met Scott McCaughey (The Minus Five) en Peter Buck (R.E.M.) deelt hij een levenslange obsessie voor baseball wat eerder dit jaar resulteerde in de eerste muzikale worp van The Baseball Project. Waar en met wie Wynn ook lijkt te vertoeven, keer op keer leiden zijn avonturen tot tijdloze nummers. Voor zijn recentste opus ‘Crossing Dragon Bridge’ ruilde Wynn zijn vertrouwde New Yorkse flat in voor een kamertje nabij de studio van Walkabouts-opperhoofd Chris Eckman in het Sloveense Ljubljana, om ter plekke een dozijn nieuwe nummers uit zijn mouw te schudden. Eckman vertrok vervolgens met de akoestische opnames richting Praag alwaar strijkers en occasioneel zelfs een vrouwenkoor werden toegevoegd, en ziedaar, Wynn’s meest introverte en melancholische album in jaren was geboren. Hoe dat alles live moest klinken ging ondergetekende graag persoonlijk verifiëren in de AB tijdens zijn enige Belgische passage deze herfst.

Als betrof het een geroutineerde maestro stelde Wynn bij aanvang van het optreden en met gepaste trots zijn Dragon Bridge Orchestra voor aan een amper half volgelopen AB Club. Naast vaste levensgezellin Linda Pitmon op drums maken verder ook Chris Eckman, orgelvirtuoos Chris Cacavas (Green on Red), bassist Eric Van Loo (Blue Guitars) en de illustere Braziliaans-Italiaanse violist Rodrigo D'Erasmo de dienst uit in dit gelegenheidsensemble. Met een kleine knipoog naar Queen werd de set geopend met “Slovenian Rhapsody I”, op de voet gevolgd door “Bring the Magic”, de eerste single “Manhattan Fault Line” en “God Doesn’t Like it”, allen uit het nieuwe album. De sfeer zat er van meet af aan in door het speelplezier dat vooral Wynn en D'Erasmo uitstraalden tijdens hun wat ongewone doch zeer begeesterende gitaar-viool duels. Eckman van zijn kant, die eerder op de avond het voorprogramma had verzorgd, lijkt de introverte tegenpool van de immer guitige Wynn en koos duidelijk voor een eerder serene rol op de achtergrond. Voorafgaand aan het oudje “Here on Earth as Well” kroop Wynn heel even in de huid van een opjuttende gospelpredikant en liet enkele enthousiaste toehoorders naar hartelust hallelujah’s scanderen. Op deze manier leidde hij het uitgelaten publiek naar onuitgegeven symfonische uitvoeringen van het Byrds-achtige “Tears Won’t Help” uit zijn solo-debuut ‘Kerosine Man’ (’90) en het meeslepende “The Deep End”, het onbetwiste hoogtepunt uit Wynn’s vorig solo album ‘...Tick…Tick…Tick’ (’06).
Op D'Erasmo na mocht het voltallige Dragon Bridge Orchestra even rusten tijdens “Punching Holes in the Sky”, een bloedmooi staaltje melancholie over de vergankelijkheid van de mens die zo leek weggeplukt uit de Nick Drake catalogus. Eckman & co mochten vervolgens terug aantreden tijdens een cover versie van “She Came”, oorspronkelijk van de (althans in onze contreien) illustere Sloveense singer-songwriter Tomas Pengov, op de voet gevolgd door het dronkemanslied “Wait Until You Get to Know Me”. De talrijke dertigers en veertigers onder het publiek werden tegen het eind van de set op hun wenken bediend toen Wynn een aantal onvermijdelijke Dream Syndicate klassiekers boven haalde. Het onverslijtbare “That’s What You Always Say” (’82) kreeg een speels vioolarrangement aangemeten dat wondermooi contrasteerde met Wynn’s jachtige gitaarspel. Tegen het einde van “The Medicine Show” (’84) waande het publiek zich heel even het zesde lid van de Dragon Bridge Orchestra en improviseerde ter plekke een eigen acapella versie van dit nummer. Wynn & co besloten de set zoals die begonnen was; alle bandleden verzamelden vooraan het podium op één rij voor een acoustische versie van “Slovenian Rhapsody II”.

Wie het luidst een verzoeknummer richting podium kon schreeuwen werd tijdens de bisronde prompt op zijn wenken bediend. Deze maal viel de eer te beurt aan een beklijvende uitvoering van “Silence is Your Only Friend” uit Wynn’s vierde solo album ‘Melting in the Dark’ (’96) en een mooi opbouwende versie van de Dream Syndicate evergreen “Boston”. Een strak en opzwepend “Amphetamine”, gedragen door Wynn’s simpele levenswijsheid ‘I’m gonna live until the day I die’, vormde de slotsom van ‘s mans zoveelste triomfantelijke halte langs het Vlaamse clubcircuit. Na goed een kwarteeuw blinkt Steve Wynn dus nog steeds uit door zijn aanstekelijk enthousiasme en muzikaal vakmanschap, voorwaar een zeldzame combinatie in het vaak duffe en ééntonige singer-songwriter landschap.

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

American Music Club

Een staalkaart uit het ruime oeuvre van American Music Club

Geschreven door

Parkeerproblemen zorgden ervoor dat het voorprogramma zijn laatste noten bracht toen wijzelf de Handelsbeurs betraden. Veel valt er door ons dus niet te vertellen over het optreden van het Nederlandse Blaudzun, behalve dan dat de enkelingen die we na afloop spraken een tevreden indruk overhielden aan hetgeen zij meteen als de ontdekking van de maand bestempelden. Op de eerste dag van de maand is zulks uiteraard nogal relatief, maar diezelfde enkelingen durfden ons op basis van hun kennismaking garanderen dat we in de nabije toekomst nog wel zullen horen van de groep rond Johannes Sigmond. Op 29 oktober concerteert Blaudzun samen met Swell in de Ancienne Belgique, bij deze beschouwen we dit dus meteen als onze tip van de maand…

In tijden van economische malaise is het niet verwonderlijk dat de mensenmassa de beurzen mijdt, maar het verraste ons desondanks wel dat de Handelsbeurs zo’n schaars publiek (hooguit 200 toeschouwers) mocht ontvangen voor de herenigde American Music Club. Niet enkel de beurscrisis treft blaam, de magere opkomst zal ook wel te maken hebben met het feit dat Mark Eitzel dit jaar al voor de derde keer met zijn bende in een Belgische concertzaal opduikt. Deze keer verschilde de bezetting echter dankzij het toevoegen van Jonathan Heine (gitarist) en Dana Schechter (bassiste, ook bekend als spil van Bee and Flower) aan de vertrouwde namen (gitarist Vudi en drummer Steve Didelot). Heine bewees zijn meerwaarde o.a. door al spelende een spectaculaire koprol uit te voeren, Schechter door zich met haar beheerste basspel naadloos te integreren in de subtiele sound die haar mannelijke collega’s uit hun instrumenten toverden.


Het gebrek aan publiek betekende echter niet dat er ingeboet werd aan sfeer, temeer daar de organisatoren perfect inspeelden op het thema van de avond door de zaal in te richten als een stijl- en sfeervolle club. Voor het podium konden een 50-tal gelukkigen comfortabel plaatsnemen aan lage tafeltjes (met kaarsverlichting!), de latere vogels konden rechtstaand hun drankje koel houden dankzij enkele tafeltjes op elleboog-hoogte. Men waande zich waarlijk in ‘a real American music club’, één waarin het heel aardig toeven was. Applaus dus voor diegenen die het interieur zodanig ingericht hadden dat het iets oudere publiek in comfortabele omstandigheden kon genieten van het optreden. Ook Mark Eitzel voelde zich duidelijk in zijn sas en stak van wal met “What holds the world together” (uit ‘San Fransisco’). Na het eerste van de vele welverdiende applausjes bracht men met
“What Godzilla said to God…” een nummer uit ‘Mercury’, het donkere album uit 1993 dat de grootste bron van de avond bleek, want later in de set volgden ook nog “If I had a hammer”, “Gratitude walks” en “Apology for an accident”. Ook uit het recentste album (‘The Golden Age’) werden er uiteindelijk vier songs gebracht (waaronder een bloedmooi “All my love”). Gewoontegetrouw excelleerde de frontman even veel tijdens de bindteksten als tijdens de liedjes zelf. Naast een flard van “Dreamer” (een cover van het door hem verguisde Supertramp) trakteerde hij ons op allerhande anekdotes. ‘s Mans liederlijke levensstijl (die hij ondertussen in grote mate afgezworen zou hebben) heeft zijn verhalentrommel aardig gevuld en hij liet niet na om het publiek te plezieren met een selectie eruit die o.a. duidelijk maakte dat hij gefascineerd is door vensters (ieder zijn afwijking, nietwaar?). Muzikaal viel er verder nog genot te puren van “Fearless”, “Animal Pen”, “Nightwatchman” en “Another morning”.
De reguliere set werd na een uur afgesloten door “Windows on the world”. Tijdens de inleiding van dit laatste nummer ondernam sympathieke Mark – net als enkele maanden terug - opnieuw een poging om de verbijstering te beschrijven die hij ervaarde toen hij een half jaar voor 9/11 op een decadent feestje bovenaan de WTC-torens belandde. Zijn soms cynische commentaren vonden bijval bij het tolerante publiek, iets wat naar verluidt niet overal het geval zou zijn.
Als bis-nummers noteerden we het heerlijke “Home” (uit comeback-plaat ‘Love Songs for patriots’) en “Outside this bar” (dat ons gisteren duidelijk maakte waar de Counting Crows de mosterd gehaald hebben voor het niet-zeurderige gedeelte van hun repertoire). Op het einde bracht Eitzel solo-versies van “The sleeping Beauty” en “Jesus’ Hands”.

Zijn soms krakkemikkige gitaarspel stoorde niet, vooral omdat je een aimabel man met tonnen zelfkennis, -kritiek en -relativering weinig verwijten kan. Zeker niet na een simpelweg geslaagd optreden dat variatie bracht door een staalkaart te puren uit het ruime oeuvre (maar liefst zeven verschillende albums kwamen aan bod!). Crisis of niet, we blijven eeuwig sparen want American Music Club zal altijd op onze bijdrage voor het lidmaatschap kunnen rekenen.

Organisatie: Handelsbeurs, Gent

The Black Angels

Directions to see a ghost

Geschreven door

Voor een psychedelische retrotrip in de beste traditie van Spacemen 3, Spiritualised, Rocky Erickson en BRMC kunnen we terecht bij het Texaanse kwintet The Black Angels. Ze hebben hun tweede cd uit en zorgen voor een hallucinante, hypnotiserende nighttrip van bezwerende ritmes, repeterende drumpartijen, gitaargalm en drones, onder een bezwerende zang. Sommige songs klinken dromerig, zijn opbouwend, mooi uitgesponnen en brengen je in een andere realiteit: “Mission district”, “Deer-ree-shee” met sitar, “Never/ever”, “You in color” en het afsluitende “Snake in the grass”, dat ruim 15 minuten doorborduurt, traag slepend klinkt en loom is. De band lijkt af toe beïnvloed door de ‘90’s Manchester Britpop: een directer poppier geluid horen we op “Doves”, “18 years” en “The return”. En Joy Division kijkt goedlachs op “Vikings”. De band heeft alvast met “You on the run” en “Science killer” twee overdonderende songs uit. Tof bandje samen met Black Mountain en Dead Meadow.

The Breeders

Mountain battles

Geschreven door

Het Amerikaanse The Breeders, onder de zusjes Kim en Kelly deal, brengen na ruim vijf jaar een nieuwe plaat ‘Mountain battles’ uit, die ‘Title tk’ opvolgt. Als volgt kunnen we de cd omschrijven: charmant speelse, ontroerende rammelende, rauwe lofi gitaarrock, die net het repetitiekot uit zijn. Luister maar eens naar “Overglazed”, “German studies”, “Istanbul en “No way”. Maar binnen die aanpak zijn er ook een handvol sfeervolle melodieuze songs: “Night of joy”, “Spark” en de titelsong. Ze kunnen zelfs hun oude Pixies jaloers maken met “We’re gonna rise”, “Walk it off” en “It’s the love”. En ze variëren trouwens met het intieme “Here no more” en het warme Spaanstalig gezongen “Regalame esta noche”.
Pretentieloos album, gezapige band, die het graag houdt op een gezellig onderonsje!

Nicole Atkins

Neptune City

Geschreven door

Uit New Jersey waaide het toffe debuut over van Nicole Atkins, ’Neptune City’. Muzikaal leunt haar muziek aan een Twin Peaks sfeertje en de oude Hooverphonic. Een aanstekelijk dromerige sound, (“Maybe tonight”, “Kill the headlights” en “Party’s over”) die soms wat donker dreigend kan zijn, - “The way it is” en de titelsong -, of door de orkestraties fris en zwierig zijn en een poppy geluid hebben (“Together”, “We’re both alone” en “Love surreal”). Bewust of niet, deze nummers hebben net een Eurovisie gehalte. De plaat werd geproduced door Tore Johansson (Franz Ferdinand, Cardigans en New Order).
’Neptune City’ is een onweerstaanbare gevarieerde plaat, waarbij de songs gedragen worden door haar heldere, krachtige stem.

Destruction

D.E.V.O.L.U.T.I.O.N.

Geschreven door

Destruction viert dit jaar zijn vijfentwintigste verjaardag, en dat willen de Duitse Thrashgiganten vieren door een nieuw album uit te brengen, getiteld ‘D.E.V.O.L.U.T.I.O.N.’
Laten we eens zien hoe ze het er van af gebracht hebben.
Na een akoestische intro barst de hel los met het titelnummer “Devolution”. Een heerlijk nummer waarbij ik spontaan de neiging krijg om te gaan headbangen. “Elevator To Hell” is een prima nummer, maar weet me gewoon niet te boeien. Soms klinkt het wat langdradig naar mijn mening.
Heel dit album staat eigenlijk vol typische Destructionnummers die naar eigen zeggen al het goede uit hun carrière combineren. Maar het geheel werd in een modern jasje gestoken, weg ‘old skool’ sound dus. We kunnen wel nog steeds genieten van Mikes solowerk en Schmiers typisch stemgeluid.
Naast Schmiers solo’s kunnen we ook genieten van enkele gastbijdrages, zoals Annihilator’s Jeff Waters tijdens “Urge(The Greed Of Grain)” en UFO’s Vinnie Moore in de titelsong.
Ik heb me nooit echt toegelegd op de Duitse Thrashgroepen, maar dit album bewijst dat ik me bijvoorbeeld eens wat meer moet verdiepen in de werkjes van Kreator of Destruction natuurlijk.
Prima werk geleverd, nog eens vijfentwintig jaar zou ik zo zeggen!

Artas

The Healing

Geschreven door

Na enkele jaren van oprichtingsverschijnselen is het Oostenrijkske Modern Metal gezelschap Artas klaar om de wereld te veroveren. Dit willen ze doen met hun debuutalbum ‘The Healing’. Maar voor ze dat kunnen doen, moet hun muziek op iets trekken ook natuurlijk.
Gelukkig voor Artas is dit het geval. We kunnen al van een goeie start spreken met de nummers “Barbasso” en “Bastardo”, die gedeeltelijk Spaanse lyrics bevatten. Het zijn beide harde, afwisselende nummers die enkele lekkere Death Metal en moderne Thrash Metal riffs bevatten. Hier wordt me al duidelijk dat de zang zo gevarieerd is dat we zowel grunts, screams als cleane zang te horen krijgen. Ik wordt pas echt verrast bij het derde nummer, dat begint als een heuse Black Metal beuker. Het is maar bij het refrein dat ik plotseling hoor dat de jongens van Artas een soort Black/Death Metal versie gemaakt hebben van Coolio’s “Gangsta’s Paradise”. Hiphop heeft nog nooit zo goed geklonken! Titelnummer “The Healing” is dan weer zo’n nummer dat agressie weet te mengen met een tikkeltje melodie.
Met “Fick Das Fett” krijgen we het eerste nummer van het album dat Duitstalige lyrics bevat, zo volgen er nog een paar. En die nummers klinken absoluut niet als Rammstein. Want veel mensen zouden dat automatisch aannemen bij een Duitstalige groep die dan nog eens moderne Metal maakt ook. Ik hoor soms zelf enkele Amon Amarth invloeden bij sommige nummers.
Is deze plaat wereldschokkend en origineel? Nee. Deze plaat is gewoon een heel goed begin voor de jongens van Artas, waar we ongetwijfeld nog van zullen horen. Een aanrader voor mensen die liefhebber zijn van melodische Death Metal, hardcore of groepen als Pantera.

The Charlatans

You cross my path

Geschreven door

The Charlatans zijn trotse overlevers uit de Manchester scene. Dit is al hun elfde plaat sedert 1990, veel wordt er niet meer om gemaald, want hip zijn ze al lang niet meer. Nu ja, in de UK kan je ook nooit veel langer dan een jaartje hip zijn. The Charlatans zullen er niet wakker van liggen, en terecht. Ze hebben immers terug een sterke plaat afgeleverd. De uiterst herkenbare Charlatans sound heeft zich in een paar straffe songs gewurmd als “A day for letting go”, “You cross my path” en “My name is despair”. Ze zijn catchy, fris, bezwerend en op en top Brits, maar nergens zeurderig.
‘You cross my path’ haalt het niveau van hun beste periode in de tweede helft van de jaren negentig, maar bij nader inzien hebben deze heren eigenlijk nooit een slechte plaat gemaakt en kunnen ze bijgevolg terugvallen op een mooi repertoire, alleen nu zijn ze vooral in de Britse pers gereduceerd tot een banaal bandje en zijn ze al lang niet meer The Next Big Thing. Maar vroeg of laat overkomt het al die hippe groepjes. Als de Arctic Monkeys binnen 15 jaar hun pakweg twaalfde plaat uitbrengen zal daar ook niemand meer van wakker liggen, wat niet wil zeggen dat het misschien hun zoveelste meesterwerkje zal zijn. Om maar te zeggen, ervaren ratten als The Charlatans maken nog steeds bijzonder goede platen, ook al heeft niemand dat gemerkt, ‘You cros my path’ is het levende bewijs.

Kings of Leon

Only by the night

Geschreven door

Toen wij de eerste indrukken van deze nieuwe Kings Of Leon in de pers lazen, moesten we toch wel even slikken.  Namen als U2, Bryan Adams en stadionrock zijn niet bepaald dingen waar wij Kings Of Leon mee zouden willen associëren. Bryan Adams is platte kaas bestemd voor Donna-luisteraars, bij stadionrock moeten wij meestal denken aan draken als Live, Nickelback of Meat Loaf  en U2 daarentegen vinden wij nu nog wel te pruimen, maar bands die als U2 proberen te klinken zijn meestal niet om aan te horen. Om maar te zeggen, met enige argwaan haalden wij dit nieuwe schijfje uit  zijn doosje en we werden toch wel al vrij snel gerustgesteld via ijzersterke songs als de dreigende opener “Closer”, een weerbarstig  “Crawl” en de vooruitgestuurde single “Sex on fire” die bij elke beluistering steeds beter wordt. Met zo een trio een plaat openen, dat is om problemen vragen. The Kings Of Leon kunnen die kwaliteit immers niet de ganse plaat door aanhouden,  het blijft niet overal spetteren, zo zijn songs als “Revelry” en “17” te middelmatig. U2 hebben wij inderdaad meerdere malen ontdekt, meer bepaald in “Be somebody” alsook in het hitgevoelige “Use somebody”  (de U2 boter is er hier wel een beetje te dik op gesmeerd) en in de galmende gitaar van “Manhattan” (waarin wel iets subtieler met de invloeden is omgesprongen). Het album eindigt ook zeer mooi met “Cold desert”, een mijmerende woestijnballad met schitterende flirtende gitaren en weer is The Edge niet ver af. Bryan Adams hebben we gelukkig nergens tegengekomen en met die stadionrock valt het ook best mee.
Ok, de Kings hun sound is wat wijdser en epischer geworden maar om te spreken van opgeblazen stadionrock, neen, dat is echt wel te ver gezocht. Zie ook My Morning Jacket, een verwante band die andere en vooral bredere paden inslaat en hier zeer goed mee wegkomt. Kings Of Leon hebben hun horizonten verbreed, de rechttoe rechtaan benadering van de eerste dagen is voor het grootste deel weg (en hiermee dus ook die vervelende Strokes vergelijkingen), maar de angel is er niet helemaal uit verwijderd en die fantastische schuurpapieren stem van Caleb Followill is wederom uitdrukkelijk aanwezig. De songs zijn toegankelijker en zeer zeker hitgevoeliger geworden zonder dat er gezichtsverlies wordt geleden. Deze ‘Only by the night’ gaat nieuwe richtingen uit (minder seventies, meer eighties) , doch de ziel van de Kings Of Leon blijft behouden. Een interessante stap zouden wij het durven noemen en wij verwedden er onze volledige Led Zeppelin collectie op dat deze creatieve band het roer nog wel eens omgooit en dat de volgende plaat een gemene vuile rocker wordt, en als Kings Of Leon aan dat tempo voortdoen zal dat niet zo gek lang meer duren.

Killing Joke

Killing Joke’s hellevuur nog lang niet uitgedoofd

Geschreven door

Elk einde is een nieuw begin. Althans, dat moeten Jaz Coleman en zijn voormalige Killing Joke kornuiten vorig jaar hebben gedacht op de begrafenis van hun voormalige bassist Paul Raven. Samen met Raven werden ook een aantal oude vetes en meningsverschillen begraven, bandleden van het eerste uur Paul Ferguson (drums) en Martin ‘Youth’ Glover (bas) keerden terug op het oude nest, en als eerbetoon aan hun overleden makker werden prompt plannen gesmeed voor een tournee voorafgaand aan de komende release van een nieuw album in de originele bezetting. Een korte concertenreeks brengt de groep langs 11 steden tussen Tokyo en New York, waarbij telkens twee avonden op rij volgens de ‘rewind’ formule een aantal van hun klassieke albums integraal worden voorgesteld. Het is dan ook een understatement van formaat om te stellen dat ondergetekende reeds maanden reikhalzend uit keek naar de set die afgelopen maandagavond op het programma stond. Want geef toe, wanneer op één avond met ‘Killing Joke’ en ‘What’s THIS for…!’ twee van de meest invloedrijke albums van de 80ies de revue passeren lijkt een muzikaal orgasme wel heel erg dichtbij…

Frontman Jaz Coleman, die alleen al omwille van de overdadige eyeliner veel weg had van een vogelverschrikker aan de vooravond van Halloween, begroette het AB publiek met samengevouwen handen en slenterde voorzichtig naar het midden van het podium als betrof het een hogepriester die het altaar opzocht voor wat een occulte misviering zou worden. Dit alles bleek de perfecte inleider voor de resonerende synth intro van “Requiem” (niet toevallig ‘hymne aan de doden’), het onnavolgbare openingsnummer uit het titelloze Killing Joke debuut (’80). Wat volgde uit dit album was bepaald indrukwekkend te noemen: de opzwepende drive van het onverslijtbare “Wardance”, de pastorale pracht van “Tomorrow’s World”, de strakke punkwave van “Complications” en de unieke crossover van metal en funk in het instrumentale “Bloodsport”. Gitarist Kevin ‘Geordie’ Walker kneep deze vroege 80ies klassiekers nonchalant en met schijnbaar gemak uit zijn gitaar, maar het was vooral de bezwerende grafstem van Coleman die de originele Killing Joke sound hier deed herleven.
Op het tweede Killing Joke album ‘What’s THIS for…!’ (’81) bleek het groepsgeluid duidelijk geëvolueerd; de ritmesectie kreeg een meer prominente rol toebedeeld waardoor de nummers meer repetitief en hypnotiserend gingen klinken. Live bleek nog maar eens waarom het meer dan stevige openingsnummer “The Fall of Because” door velen als prototype voor de latere industrial metal van Ministry, Prong, NIN en Young Gods wordt beschouwd. De tribal drums van Ferguson op “Tension” en “Follow the Leaders” drongen diep door tot in de onderbuik, maar even goed werd het publiek meegesleurd door Coleman’s panische angstgevoelens tijdens “Unspeakable”, “Madness” en “Who Told You How?”. Als een vreemde eend in de bijt tussen al dit klassiek werk uit de begindagen van Killing Joke dook plots “Eighties” in de setlist op, een bijna vergeten single uit ’84 wiens memorabele baslijn een decennium later ongevraagd werd geleend door Nirvana’s Chris Novoselic voor de wereldhit “Come as You Are”.
Persoonlijke favoriet “The Wait” uit het debuutalbum werd opgespaard tot het einde van Killing Joke’s flashback naar de gitzwarte 80ies, dus moest de groep echt wel een verdomd goede reden vinden om aan hun meer dan geslaagde eerste avond in de AB een bisronde te breien. De plots heel serene Coleman vond die ook tijdens wat hij aankondigde als ‘a moment of reflection’ voor zijn overleden vriend en strijdmakker Paul Raven. Verrassing alom toen de groep vervolgens als eerbetoon aan Raven “Love Like Blood” inzette, zondermeer hun grootste commercieel succes dat de laatste jaren echter angstvallig uit de setlist werd geweerd. Met “Change”, het meer dan puike B-kantje van “Requiem”, goten Coleman & co het laatste restje olie op het muzikale hellevuur.

Het nog lichtjes nasmeulend publiek werd bij het aanfloepen van de zaallichten ietwat brutaal uit Killing Joke’s teletijdsmachine geslingerd. Door hun onvoorwaardelijke inzet tijdens dit soort trips tussen hemel en hel dwingt de groep na drie decennia duidelijk nog steeds tonnen respect af. We kunnen onze nieuwsgierigheid naar het volgende muzikale inferno op het komende album nauwelijks in bedwang houden!

Organisatie: AB, Brussel

The Wombats

Pittig strakke gitaarrock van het Britse The Wombats

Geschreven door

Het Britse trio The Wombats uit Liverpool kon op geen betere wijze het laatste zomerse weekend van september besluiten. Een energieke, strakke, korte set, waarbij hun doorbraakplaat ‘A guide to love, loss & desperation’ in een snelvaart tempo werd voorgesteld.

Klonk het op Pukkelpop eerder wat rommelig en rammelend, dan was het in de Handelsbeurs voor een goede 200 man, fris, pittig, gedreven, opzwepend, broeierig en ontspannen, gedragen door de hyperkinetische schreeuwzang van Matthew Murphy. De samenzang in de refreinen, de ‘oohs’ en de ‘aahs’ en de grapjes tussen de nummers door, onderstreepten de jeugdige onbezonnenheid en speelsheid van de band.
Tijdens hun clubtournee waren ze al één van hun knuffeldiertjes kwijt, waardoor ze hun tweede beestje met alle plezier koesterden; met een duracell batterij klapte het beestje mee in het bekende materiaal “Let’s dance to Joy Division” en “Backfire at the disco”. Op het podium verscheen zelfs een gigantische opblaasbare Marsupilami (?), wat het spelplezier van het trio bevestigde.
Het tempo werd in het begin met “Kill the director”, “Lost in the post” en “Here comes the anxiety” hoog gehouden. Slepender klonken “Party in a forest (where’s Laura?)” en “How to pack your bags”, één van de twee nieuwe songs, om dan opnieuw in overdrive te gaan met “Moving to New York”. Vooraan werd stevig gedanst door het jong publiekje.
”Patricia the stripper” en de tweede nieuwe “My circuit board city” hadden een puike opbouw, en op het uiterst sfeervolle “Little Miss Pipedream” lieten ze de jongeren wegdromen wat hun eerste natte droom kon worden.

Een fijn concertje van een jong bandje, die er flink tegenaan ging, en in de bis een vleugje elektronica op “My first wedding” toevoegde en op “Backfire at the disco” een gemaskeerd bal insinueerde…

Support act was het Australische Kitchen Knife Wife, die het publiek makkelijk op z’n hand kreeg met hun aanstekelijke maar inspiratieloze gitaarpop dito samenzang. Een bedreven pianotoets zorgde voor variatie binnen hun sound, maar kon de meubelen niet redden …

Organisatie: Handelsbeurs, Gent

Pagina 444 van 471