AB, Brussel programmatie + infootjes

AB, Brussel programmatie + infootjes Concerten 2024 01-10-24 - José James 02-10-24 – Jaune toujours 03-10-24 - Loverman 03-10-24 – Black metal rainbows (bookpresentation & concerts) + livesets Vulva, Acidic Male and Rattenburcht 04-10-24 - Eivor 04-10-24 –…

logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Search results (14695 Items)

Loney, dear

Loney, noir

Geschreven door

Het platenmateriaal van het Zweedse Loney, dear is er eentje om te koesteren;  de band rond het duo Emil Svanängen en Jens Lekman wordt ferm onderschat, want ze hebben de kunst om vakkundig en kwalitatief subtiele songs uit te schrijven: ontroerende, dromerige melancholische, tedere pop met een gevoelig breekbare ondertoon. Het is aangenaam genieten van hun tien songs die bepaald worden door een semi-akoestisch gitaarspel, sprankelende toetsen, lichte elektronica en zalvende, opzwepende percussie, gedragen door een prachtige, warme samenzang. “ I am John”, “No one can win”,”I will call you lover again” en “Carrying a stone” zijn wonderschoon.
De groep ligt in de lijn van Belle & Sebastian, Arcade Fire en refereert aan de ‘60’s pop van The Beach Boys.
Een goed bewaard muzikaal geheim.

Tapes ’n Tapes

Walk it off

Geschreven door

Het Amerikaanse Tapes ’n Tapes uit Minneapolis debuteerde twee jaar terug met ‘The loon’. Ze werden binnen het hokje van de postpunk geplaatst met hun frisse, springerige sound; door de intrigerende elektronicapartijen kwam wat meer psychedelica om de hoek kijken. En terecht kwam ook de referentie aan Pavement.
De tweede plaat is breder van opzet. Producer was Dave Fridmann (Mercury Rev, Flaming Lips, Low, Mogwai). Het geheel klinkt aanstekelijk en broeierig en is minder direct en rauw. ‘Walk it off’ is een weerbarstig afwisselend plaatje geworden, die niet inboet aan de speelse, dwarrelende sounds van het kwartet; er zijn de sfeervol dromerige “Time of songs” en “Conquest”, de poppy songs “Le ruse” en “Say back something”, de rammelende strakke “Headshock” en “Blunt”, het funky gekruide “Hang them all”, het grillige “Demon apple” en tenslotte besluiten ze en verve met de intens opbouwende “Lines” en “The dirty dirty”.

Hollenthon

Opus Magnum

Geschreven door

Nadat Pungent Stench de handdoek in de ring wierp, hadden Martin Schirenc (gitaar, vocals)  en Gregor Marboe (bass, vocals) ruim de tijd het project rond Hollenthon nieuw leven in te roepen. Nadat dit nieuws mijn oor bereikte keek ik maandenlang uit naar het nieuwe werk. Eindelijk is het zover, met ‘Opus Magnum’ serveren de Oostenrijkers hun derde langspeler.

Om het in 2001 uitgebrachte ‘With Vilest of Worms to Dwell’ te overtreffen zouden deze heren al heel wat moeite moeten doen. Dit album kenmerkte zich namelijk door stevige Black Metal geniaal ondersteund door bombastische en epische passages die de muziek op sublieme wijze ondersteunden. ‘Opus Magnum’ baseert zich nog steeds op beide componenten, maar de balans tussen deze componenten is minder evenwichtig verdeeld.
De theatrale passages werden wat meer naar de achtergrond gedrukt en begeleiden de duistere Metal meer, dan dat ze erin verweven zijn. In vergelijking met ‘With Vilest of Worms to Dwell’ klinkt het dan ook minder als één geheel. Wat niet wil zeggen dat dit album ontgoocheld, integendeel. Waar het vorige album het moest hebben van de bombastische hoogstandjes en de sublieme composities, ligt de sterkte van dit album in de bij momenten snedige Dark Metal, die op zich minder nood heeft aan epische ondersteuning. Wie net deze bombastische passages wist te appreciëren, hoeft echter niet te vrezen. Ze komen nog steeds uitgebreid aan bod, maar zijn een minder constante factor in het geheel.
Met openingstrack “On the Wings of a Dove” bijvoorbeeld opent men het album krachtig met Thrash/Black-achtige riffs. Deze stevige riffs worden op cruciale punten voorzien van extra orkestrale ondersteuning en lage opera-achtige zangpartijen, die de zware vocalen afwisselen. Naar het midden van het nummer toe doet het koor voor het eerst zijn intrede, om de rest van het nummer verder te begeleiden. “To Fabled Lands” begint daarentegen met een slepend gitaarspel, aanleunend bij het doom-genre. Geleidelijk aan wordt het tempo opgedreven en worden de vocalen grimmiger. De paterkoren op de achtergrond brengen echter rust in het geheel, waardoor het nummer aangenaam wegluistert.
In “Sons of Perdition” blijven de epische arrangementen voor het eerst voor een lange tijd tot een minimum herleid, ondanks de orkestrale intro. Met een vrij herkenbaar refrein en de rustig wegkabbelende, maar toch krachtig klinkende riffs en melodielijnen groeit dit nummer ondanks zijn eenvoud toch uit tot één van de hoogtepunten van dit album. Het erop volgende “Ars Moriendi” sluit dan weer beter aan bij ‘With Vilest of Worms to Dwell’. Krachtig, bombastisch, operagezangen op de achtergrond, krachtige riffs, donkere gezangen, … Alle elementen voor een waren Hollenthon klassieker komen hierin aan bod en vormen een tweede hoogtepunt en tevens een mooie aanleiding naar het erop volgende nummer, door het bij momenten groovende ritme dat zich verder zet in “Once We Were Kings”.
Na een Oosters georiënteerde intro gaat het nummer “Once We Were Kings” stevig van start. Persoonlijk vormt dit nummer voor mij het absolute hoogtepunt van het album. Thrash-achtige riffs worden afgewisseld met het slepende refrein, waarbij je al snel gaat meebrullen. Of het nu het woord “Kings” is of de manier waarop het nummer gespeeld wordt, geraak ik niet aan uit, maar het doet mij in ieder geval sterk denken aan het nummer “King” van Satyricon.
Het album wordt nog puik afgerond met krakers als “Of Splendid Worlds” waar muzikaal heel wat geboden wordt, inclusief een niet onaardige gitaarsolo. Het snellere “Dying Embers” met zijn akoestische intro en melodische intermezzo. De acht minuten durende afsluiter “Misterium Babel” haalt opnieuw de Oosterse sfeer boven om vervolgens heel rustig en sfeervol na een tweetal minuten opnieuw in de duistere en dreigende ondertoon te vervallen. Door het afwisselen van de dreigende en bij momenten snelle en stevige riffs, blijft het nummer, net als het volledige album steeds boeiend om naar te luisteren.

Hoewel de Epische elementen minder nadrukkelijk aanwezig zijn, vertegenwoordigen ze nog steeds het kenmerkende geluid van Hollenthon. De Oostenrijkse band klinkt op dit album duisterder dan van tevoren, maar weet ook op deze manier te overtuigen! Originaliteit loont en dat heeft men ook met dit album bewezen!

One Night Only

Started A Fire

Geschreven door

‘Started A Fire’ is het debuutalbum van de Indie pop-rockers One Night Only. De band ontstond in 2003 en heeft als huidige verblijfplaats het Engelse Helmsley. De band was aanvankelijk een coverband die vooral songs coverden van pretpunkbandjes zoals Blink 182. “Just For Tonight”, de tweede single uit dit debuut overtrof alle verwachtingen en werd een grote hit in hun thuisland. De single haalde een bewonderswaardige negende plaats in de UK Singles Top en ook het album haalde ondertussen dezelfde hoogste regionen.
De openingstrack “Just For Tonight” is echter de sterkste song van de plaat. Een bijzonder sterke, gedreven hymne met een aanstekelijk radiovriendelijk refrein. Tekstueel misschien wel de meest simplistische song maar wel de ideale kamp-verzameltune! Daarna daalt het niveau opmerkelijk en stellen een aantal songs serieus teleur. Doch af en toe blijft het wel leuk en probeert men met degelijke melodieën en de klasse van zanger George Craig te imponeren. Dit is gewoon leuke pop, niets meer…niets minder. Verwacht geen felle gitaargevechten, want de sound van One Night Only leunt dichter aan bij bands zoals Keane, The Kooks en Air Traffic.
Verder is het vrij opmerkelijk dat U2 producer Steve Lillywhite de plaat mocht produceren; al toverde hij hun groot opgezette stadiumsound om tot een veilige, banale luisterervaring. De jongens hebben ambitie en als debuutalbum is dit absoluut geen slecht plaatje én de tienermeisjes zullen zich moeiteloos met deze band kunnen identificeren maar voor mij is dit slechts een aardig tussendoortje.

…And You Know Us By The Trail Of Dead

Full Force Windkracht 10! And You Will Know Us By The Trail Of Dead

Geschreven door

Het gezelschap uit Texas …Trail Of Dead bracht vorig jaar hun vijfde cd uit ‘So divided’ en onderneemt ter promo van de cd een heuse tournee, waaronder in de VK. De band kwam een achttal jaar terug in de belangstelling met platen als ‘Madonna’ en ‘Source Tags & Codes’, waaruit ze live nog steeds rijkelijk putten.
Het zestal onderscheidt zich met een verwoestend geheel van snedige, krachtige, compacte gitaarrock, symfo, psychedelica, orkestraties en bombast, wat door de dubbele percussie en repeterende toetsen wordt opgezweept en avontuurlijk klinkt door de abrupte overgangen en ritmewisselingen.

Live was er sprake van een overweldigende sound: fel, hard, verbeten stukken, die af en toe werden afgewisseld met enkele ingehouden, zachte, sfeervolle stukken . Van catchy melodieën, orkestraties en bombast was er geen sprake! Rauw, teder en beheerst gingen ze te werk; en behielden een intense spanning. Een paar leden wisselden probleemloos van instrument. Een mistige zang zweefde over de gebalde sound. Hun keuze viel op songs als “Relative ways”, “Stand in silence” en “Caterwaul”. Of ze lieten songs in elkaar overgaan als “Will you smile again” en “Another morning stoner”.
Het publiek werd volledig opgeslorpt door die muzikale leefwereld van Trail Of Dead.
Apotheose was een uitgesponnen “Totally natural”: repetitief opbouwend en broeierig; door de diverse tempowisselingen klonk de song krachtig, fors en subtiel, waarbij de 2 percussionisten hun drums pijnigden. De eerste rijen kregen zelfs een paar cimbalen. In de bis overtuigden ze met “Mistakes & regrets”.

…Trail Of Dead speelde een boeiend, intrigerend concert van felle windstoten. Windkracht 10 noteerden we.

De supports The Amber Light uit Duitsland bracht een goed half uur goed gekruide, stevige gitaarrock en het uit San Francisco afkomstige Bellavista liet zich beïnvloeden door ‘80’s Echo & The Bunnymen en ‘90’s Pale Saints en Stone Roses. Gitaarwerk met een zweverig randje!

Organisatie: VK, Sint-Jans Molenbeek

Loney, dear

Les Nuits Bota 2008: Loney, dear, Kris Dane en Elvy

Geschreven door

Een te koesteren muzikaal geheim is het Zweedse Loney, dear, onder Emil Svanängen en Jens Lekman. Stijl: melancholische, dromerige, sfeervolle romantische indiepop met een gevoelig breekbare ondertoon. Loney, dear herbergt de ‘60’s pop van The Beach Boys, Belle & Sebastian, Arcade Fire en Sufjan Stevens. Ontroerend, teder, aangenaam en ontstressend!
Twee platen hebben ze tot nu toe uit; ze braken door vorig jaar met ‘Loney: noir’, maar in 2004 verscheen al ‘Sologne’.

Loney, dear komt maar al te graag afgezakt naar de Bota. Vorig jaar tijdens Les Nuits Bota hadden ze er een mooie herinnering aan. Hun toffe indruk was de drijfveer. Live verschenen ze als kwintet
Het vriendelijke, enthousiaste gezelschap hield het publiek een kleine twee uur lang in hun greep. Ze speelden een overtuigend, subtiel verfijnd concert, waarbij we langzaam konden wegdromen, aangenaam genieten en heupwiegen; de frisse, sprankelende toetsen, de lichte elektronicabombast, de zalvende, opzwepende percussie en de prachtige samenzang boden kwalitatieve schoonheid van de opbouwende, aanzwellende songs.
Ze putten rijkelijk uit de recentste plaat en lieten nummers vakkundig in elkaar overgaan als “No one can win” en “I will call you lover again”; we hoorden gejaagde, krachtiger versies van I am John” en “Hard days”, hun favoriet. “Sinister in a state of hope”, “Take it back”, “Saturday waits” en “The meters marks ok” klonken intiem, teder en waren de  kippenvelmomenten van de set.
Ze trakteerden op een uitgebreide bis en klonken steviger, zonder dat de fijne, subtiele melodielijn en de gevoelige snaar verloren gingen. “Carrying a stone” was een in te lijsten song en een schitterende apotheose.
De band werd op handen gedragen. Een terechte waardering trouwens.

Lionel Vanhaute, als Elvy, uit Namen, opende de sfeervolle avond. Hij brengt in september z’n eerste cd uit en zal met hulp van leden van Flexo Lyndo op tournee trekken.
Songs ontdaan van enige franjes en enkel bepaald door een akoestische gitaar, lappen tekst en een warme zang, zorgden voor een ingetogen tof concertje. Hij voegde er nog een nummer van Lauryn Hill aan toe en deed denken aan Jose Gonzales.

Kris Dane & The Bannes putten uit heel wat grootse artiesten van de vaudeville als Waits, Gallon Drunk en Wovenhand. Ze linken het moeiteloos aan Admiral Freebee, Cave, Lloyd Cole en een jonge Cash en Dylan. De band brengt broeierige, doorleefde en zompige rootsrock en americana, onder Dane’s doorleefde stem. De songs hadden een intense spanning en avontuur.
Een band die heel wat in petto had en uitstraling had door sfeerscheppingen. In de laatste songs, “To the belfry”, “Private Lee” en “The damage done” hoorden we een uniek geheel van een grauwe Cold War Kids meets The Waterboys.
Ze gaan een mooie toekomst tegemoet. Na de cd ‘Songs of crime & passion’ verschijnt binnenkort ‘Rise down of the black stallion’. We zijn gewaarschuwd!

Organisatie: Botanique, Brussel ikv Les Nuits Bota 2008

The Whitest Boy Alive

The Whitest Boy Alive: zó onhip dat het toch weer hip wordt

Geschreven door

De Noor Erlend Æye wordt nog steeds (te) vaak in één adem genoemd met de zogenaamde New Acoustic Mouvement, een muziekstroom die in 1999 in het leven geroepen werd door de Britse pers nadat binnen de muziekwereld een verhoogde belangstelling voor de akoestische gitaar werd vastgesteld en bepaalde groepen succes oogsten door in hoofdzaak gebruik te maken van dit instrumentarium. Eén van die bands was onder meer Kings Of Convenience, een samenwerking tussen Erlend en zijn landgenoot Erik Glambek Bøe. Met albums als ‘Quiet Is The New Loud’ en ‘Riot On An Empty Street’ konden ook zij een breder publiek bekoren, mede wellicht ook door de verschijning van Erlend Æye zelf (die altijd te grote brilmonturen!).

Of deze hem ook letterlijk een bredere kijk op de wereld verschaften, laten we in het midden maar in ieder geval begon Erlend ook nieuwe horizonten te verkennen en distantieerde hij zich meer en meer van het genre waar hij bekend mee geworden was. Zo ging hij als dj aan de slag, maakte een ambient, elektrogetint soloalbum, stelde  een verzamel-cd in de befaamde DJ Kicks reeks samen, verleende zijn medewerking aan nummers van andere artiesten uit de elektronicawereld, waaronder “Poor Leno” van Röyksopp, en richtte hij vanuit Berlijn samen met b
assist Marcin Öz, drummer Sebastian Maschat en keyboardspeler Daniel Nentwig de groep The Whitest Boy Alive op. En het was met deze formatie dat Erlend Æye afgelopen vrijdag op de planken van de Handelsbeurs stond.

Als voorafje kregen we het Zweedse
Slagsmålsklubben (een vertaling van de filmtitel ‘Fight Club’) geserveerd. Deze groep kwam eind 2000 tot stand in Norrköping en hoewel voortvloeiend uit de progressieve rock groep ‘The Solbrillers’, heeft de muziek die ze brengen met dit genre geen enkele uitstaans meer. Integendeel, zelfs. Ze maken integraal gebruik van  oude 8-bit (spel)computers en mocht je pakweg Trans-X, The Moog Cookbook en Apparat Organ Quartet samen in een shaker voegen, dan zou het resultaat aardig in de buurt komen van de klanken die het Zweedse zestal uit hun arsenaal van instrumenten halen.
Het concert in de Handelsbeurs was meteen ook hun eerste op Belgische bodem. Dat dit echter niet zonder problemen zou verlopen, werd al meteen duidelijk toen de groep door fileperikelen later dan voorzien in Gent arriveerde en de set ingekort diende te worden. Maar dit euvel belette niet om op basis van slechts vijf nummer meteen het aanwezige publiek in te pakken en hen aan het dansen te krijgen. Op de tonen van de weliswaar vaak érg foute maar zo aanstekelijke nummers als onder meer “Hänt” en “Sponsored By Destiny” (beiden uit hun vorig jaar verschenen album ‘Boss For Leader’) leefde het publiek zich uit, terwijl ondertussen het jonge vijftal (waar het zesde groepslid gebleven was, is ons een raadsel) opgesteld achter hun, op enkele tafels geplaatste elektronische apparatuur druk in de weer was om aan de knoppen te draaien, flesjes bier te ontkurken en snoepgoed het publiek in te slingeren. Veel te vroeg naar de zin van het publiek en van de groep zelf, werd een einde gemaakt aan de miniparty om plaats te maken voor hun Noorse collega Erlend Øye en zijn groep The Whitest Boy Alive. Wat ons betreft, mogen zij hun oefening deze zomer nog eens komen overdoen op een zomerfestival. Programmeer deze in de Dance Hall of in de Boiler van Pukkelpop en pret en dansplezier gegarandeerd!

De vraag was of The Whitest Boy Alive het dansfeestje verder zou zetten of zich toch eerder zou houden aan de typerende stijl van hun enige album tot nu toe (‘Dreams’ uit 2006), zijnde een warme, vaak ingetogen sound met een mix van rock, pop en subtiele elektronica.

Snel werd duidelijk dat qua tempo de set opbouwend was samengesteld. Het concert begon namelijk rustig door middel van enkele nieuwe nummers afgewisseld met reeds bekend werk als “Golden Case”. The Whitest Boy Alive gaf daarbij impliciet mee dat de nummers van het later dit jaar te verschijnen tweede album, qua groepsgeluid in het verlengde zullen liggen van het debuut, getuige onder meer “Gravity” en “Intentions”.
Telkens zweefde de zo typerende zachte, melancholisch aandoende stem van Erlend Øye mooi over de afgemeten muzikale begeleiding van de Fender Rhodes en de Crumar synthesizer bespeeld door Daniel Nentwig, de sobere basgeluiden van Marcin Öz en het geconcentreerde drumwerk van Sebastian Maschat.
Pas met “Fireworks” werd er wat meer vaart in de set gestoken en dit op uitdrukkelijke vraag van Erlend zelf die het idee had dat zij nog nooit zoveel rustige nummers na elkaar hadden gespeeld. Meteen de aanleiding voor de zanger/gitarist om aan te tonen dat hij niet de nerd is waar velen hem voor aanzien en om zijn verborgen entertainerkwaliteiten ten toon te spreiden. Erlend zweepte het publiek op, vroeg aan de lichtman de zaal in duisternis te hullen en dreef aldus de spanning op. Ook Daniel Nentwig liet zich niet onbetuigd en kantelde zijn Crumar synthesizer richting publiek om het nummer aldus van een spetterend einde te voorzien. Na “Above You” begon hij zelfs wat te tafeltennissen en te frisbeeën.
Meteen de start van een gedaantewisseling van de groep want het publiek kreeg een pompende cover van “Show Me Love” (Robin S) dat vakkundig verweven werd met “Gypsy Woman (She’s Homeless)” (Crystal Waters). Over de geslaagdheid ervan kan getwijfeld worden (de stem van Erlend kwam wat zwakjes over om weerstand te bieden tegen de drumpartij en de beats) maar de impact op het aanwezige publiek was treffend. Onder luid applaus en gejuich werd er al snel massaal een dansje geplaatst, zeker toen de publiekslieveling, het onvermijdelijke “Burning”, niet alleen op plaat maar ook live het meest swingende eigen nummer, werd ingezet.
Als toegift kregen we uiteindelijk nog een mooi, vertederende “Don’t Give Up” waarbij een duozang met bassist Marcin Öz werd aangegaan, terwijl een cover van “Music Sounds Better With You” (Stardust) en een stukje “Move Your Body” (Marshall Jefferson) de definitieve afsluiters van dienst waren. Daarbij werden nog eens alle remmen los gegooid zowel op (Erlend bespeelde - wijselijk zonder zijn reusachtige bril - de cimbalen met zijn voorhoofd) als voor het podium. Enkele meisjes begaven zich almaar dichter richting de groep in een ultiem verlangen de aandacht te trekken van Erlend. Dit was ook hem niet ontgaan en hij trok resoluut een jonge deerne het podium op om zich met haar aan een dansje te wagen. Het gaf meteen aanleiding tot hilarische taferelen, zeker omdat de stijl die Erlend daarbij via zijn molenwiekende armen aan de dag legde, letterlijk en figuurlijk alle kanten uitging. Het wérkte want het publiek ging nog meer door het lint en trakteerde de groep op een uitbundig applaus.
Meteen bleek ook dat het ietwat sullige voorkomen van Erlend Øye slechts een façade is en geheel niet strookt met zijn geaardheid. Hij weet verdomd goed hoe hij de fans voor zich moet winnen en welk effect hij heeft op vrouwelijk schoon.
En om het bij het muzikale te houden, ook de nummers van The Whitest Boy Alive klinken op het eerste gehoor misschien wat eenvoudig en onsensationeel maar verraderlijk als ze zijn, blijven ze toch snel hangen en onbewust gaat men er gedwee bij neuriën. Dit was nu niet anders. Ook al vonden we hun passage op Pukkelpop vorig jaar straffer en strakker, afgelopen vrijdag was het opnieuw genieten geblazen.

De groepsleden bleken achteraf zelf niet onverdeeld positief te zijn over hun prestatie. Eén geldig excuus konden ze alleszins inroepen. Een drietal weken geleden brak Erlend Øye namelijk zijn arm en kreeg hij doktersverbod om een instrument te bespelen. Het was dus überhaupt een prestatie dat The Whitest Boy Alive een leuk concert kon geven, laat staan dat de tournee wordt afgewerkt.
De avond nadien, 17 mei, trad de groep op in de Muziekodroom te Hasselt en op 17 juli zijn ze ook nog  te zien en te horen op het Dour Festival.

Organisatie: Handelsbeurs, Gent

CocoRosie

Les Nuits Bota 2008: Cocorosie & Mons Orchestra en Quinn Walker

Geschreven door

Welkom in de wondere, muzikale magische sprookjes-/droomwereld van het kunstminnende en cabaresque CocoRosie, uit New York, onder de zusjes Casady; het is en blijft iets uniek om te zien en te horen. Ze brengen een kleurenpalet van knusse, iets-niet-van-deze-wereld muziek. Hun freefolk/elektronica zette alvast een heuse beweging op gang met artiesten als Devandra Banhart, Antony (& The Johnsons), Psapp, Tunng, Yeasayer, Bunny Rabbit en de huidige support Quinn Walker.

CocoRosie ging in zee met het orkest van het Belgische Mons Orchestra; een gewaagde onderneming, waarbij de zalvende inbreng van strijkers, blazers, allerhande fluiten en trom/percussie een breder geluid gaven en het origineel avontuurlijke geluid van schrapende elektronica, piano, harp en beatbox, naast de twee aparte stemmen van de zusjes, ondersteunden. Het refereerde aan wat Ryan Adams en Sigur Ros (met Amina) al hebben uitgevoerd.
En toch, na het concert zat ik met het gevoel dat het Mons Orchestra er niet sterk genoeg uitkwam, door het feit dat ze dikwijls (bewust of niet) in een ondergeschikte rol werden geduwd en CocoRosie eenvoudigweg CocoRosie bleef.
Op die klankenwereld toonden ze kleurrijke projecties, familieportretten en zwart-wit fragmenten uit de jaren ’30 films.
Het Mons Orchestra leidde “Bloody twins” in, vocaal gedragen door de klassiek geschoolde operastem van Sierra. Bianca op haar beurt schitterende met haar rauwe, kreunende zegzang op “Beautiful boyz”.
De stemcontrasten van de zusjes, het beatboxen van Tez (= raps, grooves en scratches) hadden meteen een glansrol op “Good friday”, “K-Hole” en “Promise”. Toen Tez af en toe vaart bracht en kracht bijzette, werd hij de lieveling. Het publiek reageerde laaiend enthousiast! Hij tilde de songs, al of niet orkestraal begeleid, naar een hoger niveau, zoals het smachtende “Turn me on”. Iedereen was sterk onder de indruk toen hij een kleine vijf minuten solo zijn ding uitvoerde.
Als band trad CocoRosie in het midden van de set op het voorplan met vernuftig in elkaar verweven versies van “Black poppies”, “Werewolf”, “Animals” en “Rainbowwarriors”. Het Mons Orchestra trad vakkundig bij. Op het dromerige “God has a voice” nam de percussie van het ensemble een prominente rol in. Het nieuwe “Happy eyes” was er eentje met hitpotentie en was de aanzet naar het groovy, dansbare “Japan”, de frisse, speelse song bij uitstek met ‘Wizard Of Oz’/ Familie Trapp’ wortels; samen met de andere artiesten, bouwde CocoRosie een feestje. Sierra, in een vroeger verleden cabaretdanseres, dartelde als een jong veulen en voerde een soort regendans uit op het podium; de vaste afsluiter na anderhalf uur!
Tweemaal kwam CocoRosie terug: eerst met een geïmproviseerde kampvuurversie van “South second” en dan een sentimenteel intieme “By your side”, bepaald door de stemmenpracht van de zusjes. Eindigen in schoonheid, noemen ze zoiets…!

CocoRosie stond garant voor avontuur, durf en subtiliteit.

Support was Quinn Walker. De flower-power beweging van eind de jaren ’60 was nog niet was vergeten bij deze neo-hippie, die deel uitmaakte van het CocoRosie concept. Hij speelde psychedelische folkpop op gitaar en elektronica, en creëerde een galmend geluid door pedaaleffects en bleeps. Hij paste een vooraf opgenomen zang in op z’n hoog uithalende soms vervormde stem. Ergens tussen ‘60’s Rocky Erickson, Spiritualized, Animal Collective en Yeasayer te situeren.

Organisatie: Botanique Brussel ikv Les Nuits Bota 2008

Shawn Smith

De prachtstem van Shawn Smith

Geschreven door

Een vrij magere opkomst in Gent voor de zwaar onderschatte Shawn Smith. De man is alhier nauwelijks gekend onder zijn eigen naam. Misschien dat bands als Satchel, Brad en Pigeonhead wel ergens een lichtje doen branden, bands waar al eens de gitaren mogen loeien, maar dit concert was van een heel ander allooi.

De organisatie in de Handelsbeurs wist wel raad met het weinig talrijke publiek en had met behulp van wat theelichtjes, een rookmachine en romantische opzet van enkele stoelen en tafeltjes de zaal omgetoverd tot iets wat leek op een jazzclub uit de fifties, een geslaagde onderneming.
Smith zelf zorgde van achter zijn vleugelpiano voor de intimiteit met een hele mooie ingetogen set. Als je de man aanschouwt - hij ziet uit als een zware rapper-  zou je niet meteen gaan verwachten dat hij de meest breekbare liedjes uit zijn mouw schudt. Smith speelt aardig piano en een zeldzame keer gitaar maar het absoluut meesterlijke instrument is die fantastische stem, mooi, warm, barstend van de soul en vooral uniek. Een stem die in deze naakte set nog veel meer tot zijn recht kwam dan op diens platen.
Smith ging van start met een Brad klassieker, het adembenemende “The day brings”, een song die hij later in de set nog eens op een fijne manier zou verweven in een verbluffende versie van “Purple rain”. Wij weten het, die Prince song is al platgecoverd, maar wat Shawn Smith er mee deed was meer dan geweldig. Smith speelde een mooie greep uit zijn solo platen, afgewisseld met enkele Brad- en Satchel songs. Wij waren vooral verheugd met de vier songs die hij haalde uit ‘The Family’ van Satchel, één van ons aller favoriete platen ooit.
“Isn’t that right”, “Not too late” en “Time of the year” waren absolute pareltjes. Eén keertje maar nam hij de gitaar ter hand om er gewoonweg een schitterende bluesversie van de Mother Love Bone klassieker “Chrown of thorns” mee te spelen, ronduit prachtig. Jammer dat Smith maar één song op de gitaar speelde want op deze manier hadden er voor ons best zo nog een paar fabuleuze momenten mogen bijkomen.

Omdat de ganse set zo adembenemend was kwam er al veel te vlug een einde aan. Het was te snel voorbij, maar het staat geboekstaafd als een wondermooi concert.

Organisatie: handelsbeurs, Gent

Jamie Lidell

Jim

Geschreven door

Drie jaar na 'Multiply' heeft de Brit Jamie Lidell met 'Jim' een opvolger klaar! Het is een erg frisse en toegankelijke plaat geworden die het ongetwijfeld goed zal doen op de radio deze zomer. De huidige single “Little Bit Of Feel Good” is daar een eerste warme aanzet toe. De soulstem van Lidell komt heel erg goed uit de verf en maakt deze plaat tot een bijzonder optimistisch pareltje. De individuele geluidskunstenaar is er in geslaagd om van een retrogeluid iets futuristisch te maken.
Live laat Lidell zich begeleiden door een live-band en ook op de plaat is er merkbaar minder ruimte voor individuele improvisatie en experiment. De sporen van een minder toegankelijke voorgeschiedenis (Lidell vormde vroeger met Christian Vogel Super_Collider) zijn in het niets verdwenen. Ook de dansbare elektronica vanop 'Multiply' is wat naar de achtergrond verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor nog meer soul en… vette funk.
Feit is wel dat Lidell met deze plaat ongetwijfeld een nog ruimer publiek zal aanspreken (wie geeft hem ongelijk?).
'Jim' zal echter nooit onze favoriete Lidell-plaat worden want daarvoor heeft 'Multiply' net iets teveel indruk gemaakt. Jamie is Jim geworden, maar daarmee zijn ook de speelse improvisaties en het experimentele kattenkwaad wat naar de achtergrond verdrongen. Gelukkig komen de fans ook op dat gebied nog aan hun trekken bij het aanschouwen van een zoveelste onmisbaar eigenzinnige en telkens weer unieke liveshow (zoals onlangs nog in Maison Folie de Moulins te Lille en afgelopen week op Les Nuits Botanique).
Bericht aan de heren organisatoren: als Lidell deze zomer niet meer in België te zien is, is er slecht geprogrammeerd! Wie niet tot dan kan wachten kan zich troosten met het ijzersterke 'Multiply Additions' en uiteraard ook - begrijp ons niet verkeerd - een fantastische opvolger van 'Multiply': 'Jim'.

Unearthly Trance

Electrocution

Geschreven door
’Electrocution’ is reeds de vierde full-cd van het Amerikaanse trio Unearthly Trance.
Op hun vorige plaat ‘The Trident’ prijkte een sticker die vermeldde dat de plaat verplicht voer was voor fans van Bathory, Electric Wizard, High On Fire en Sunn O))), hiervan was geen woord gelogen. De doom metal deed inderdaad vaak denken aan de razende black metal van Bathory, de stoner metal van de goden van Electric Wizard, het razende van High On Fire en de duistere drones van Sunn O))). Er werd dan ook halstarrig naar deze nieuwe plaat uitgekeken. ‘The Trident’ overtreffen zou een moeilijke taak worden…

Het openingsnummer “Chaos Star” toont onmiddellijk waar Unearthly Trance voor staat; een logge hypnotiserende openingsriff die doorheen het ganse nummer wordt aangehouden, zeer strakke drums, vooral bij de hardere stukken, en de schorre vocals van zanger Ryan Lipynsky. Er komt zelfs een solo langs, iets wat nieuw is ten opzichte van ‘The Trident’.
De Neurosis invloeden zijn niet veraf, met name in de ietwat rustigere passages. De snelle stukken zijn dan ook heel snel te noemen en doen denken aan High On Fire.
Hierna volgt “God Is A Beast” dat zich tot absolute topper van het album mag kronen. Een pak trager dan het openingsnummer maar stukken intenser, vooral het middenstuk met zijne vele breaks bezorgt regelmatig kippenvel. Loodzware killersong met fantastische riffing!
”The Dust Will Never Settle” is meer een rechttoe rechtaan thrasher, die een kant toont die op ‘The Trident’ vaker te horen was. Het refrein (voor zover er van een refrein gesproken kan worden) is een kopstoot van jewelste, af en toe horen we enkele blastbeat passages terug die in eender welke plaat van een snelle black metal band niet zouden misstaan.
Naar het einde toe is een knaller van een death metal riff te horen met bijpassende vocals, ook dit is Unearthly Trance, variatie troef.
Het hieropvolgende “Diseased” heeft wat weg van Slayer ten tijde van ‘Seasons In The Abyss’. Dat Ryan ook clean kan zingen zonder geforceerd te klinken wordt hier duidelijk.
”The Scum Is In Orbit”, “Religious Slaves” en “Burn You Insane” zijn alweer wat harder en stellen ook niet teleur. “Religious Slaves” had zeker niet misstaan op ‘The Trident’.
”Distant Roads Overgrown” is het laatste nummer op de plaat. Het nummer begint met een ‘Earth’ achtige riff gevolgd door een snelle passage met furieuze riffs en dito zang. Dit patroon wordt het ganse nummer herhaald tot het einde van het nummer word ingezet met een hoop noisegeluiden die nodig zijn om te bekomen van deze brok agressie. Fantastische afsluiter die nooit verveelt, ook al klokt het nummer af op een kleine 13 minuten.

Kortom: dit is een leuke en afwisselde plaat voor elke liefhebber van hardere muziek.
Waar ‘The Trident’ nog veel meer uitstapjes naar de death en black metal had is dit eerder rechttoe rechtaan doom. Goeie plaat, ook al was de vorige toch nog iets beter.


Evangelista

Hello, Voyager

Geschreven door

’Hello Voyager’ is een niet-alledaagse plaat; verschillende luisterbeurten zijn nodig opdat de cd niet te zwaar op de maag zou blijven liggen. De songs zijn teder, bezwerend, ruig en noisy.
Evangelista is de nieuwe band rondom de zangeres/songschrijfster Carla Bozulich die al met The Geraldine Fibbers, medio de jaren ’90, in de belangstelling kwam. ‘Lost somewhere between the earth & my home’ was de meest opvallende plaat, een combinatie van rock, country, blues, folk en indiepunk, waarbij Bozulich vocaal nogal sterk kon uithalen.
Evangelista gaat alvast een stapje verder: avontuurlijk materiaal, diverse tempowisselingen, onverwachtse wendingen, een dosis experiment en noise zijn de muzikale ingrediënten, gekruid door Bozulichs aparte stem. Vocaal wringt ze zich in allerlei bochten (van een warme, hartverscheurende tot een krijsende zang). Opener “Winds of St. Anne” zet de toon. Het instrumentale “For the l’Il dudes” is de aanloop naar een schitterende finale: “The frozen dress”, “Paper kitten” en de titelsong, die ons onderdompelen in de mystieke gedachtekronkels van Bozulich, die met leden van Silver Mt Zion de cd opnam.
Verbijsterende avantgarde plaat!

Hercules & The Love Affair

Hercules & The Love Affair

Geschreven door

Hercules & The Love Affair is het muzikale project van producer Andy Butler. De band is vernoemd naar een liefdesgeschiedenis uit één van de vele Griekse mythes. De godinnen Athene en Iris vinden we op de cd al terug als songs. Hercules was de sterkste man ter wereld, maar kwetsbaar in de liefde.
James Murphy van LCD Soundsystem tekende de band voor z’n label.
Butler zorgt op dit debuut voor frisse melodieën, een fijne groove en ritmes, gelinkt aan disco, ‘80’s electro en een vleugje jazz. De ganse danscollectie van toen wordt overhoop gehaald.
Partner in crime is Antony Hegarty (van Antony & The Johnsons), die met z’n warme, donkere, melancholische stem enkele songs een gepaste vorm geeft. Luister maar naar opener “Time will”, “Easy”, “Raise me up” en de opmerkelijke single “Blind”, meteen het sterkste nummer. De zangeressen Kim Ann Foxman en Nomi (uit de kunstwereld in en rond CocoRosie) leveren gastbijdrages op “You belong” (samen met Antony), “Athene”, “Iris”, en het afsluitende “True false/fake real”. Goede plaat zondermeer!

Yeasayer

All Hour Cymbals

Geschreven door

Yeasayer is een collectief uit Brooklyn, New York en heeft met ‘All Hour Cymbals’ een interessant debuut uit, die een pak stijlen integreert: indierock, psychedelica, pop, folk, gospel,afro en een vleugje Indische world. Deze beloftevolle band, onder geluidskunstenaar Chris Keating, dompelt ons onder in een wonderbaarlijke trance. Een zweverig, freaky geluid, dat lichtvoetig en rustgevend kan zijn, maar ook bevreemdend, onheilspellend als apocalyptisch. Moeiteloos slaagt de band erin deze sfeertjes in elkaar laten overgaan. Avontuurlijk, smachtend onder die zalvende groepsvocals/zegzang. Een plaat die per beluistering wint aan zeggingskracht. De groep leunt nauw aan bij een TV On The Radio en Animal Collective. “Sunrise”, “Wait for the summer”, “2080”, “Forgiveness” en het afsluitende “Worms/waves” zijn opvallende songs op dit debuut. Maar overtuigend is “Wait for the wintertime”. We mogen even de dagdagelijkse realiteit vergeten door Yeasayer …

Madrugada

MMM: Madrugada Magistraal in MaZ

Geschreven door

Hoe zouden Nick Cave & The Bad Seeds klinken wanneer ze de desolate Australische prairie zouden inruilen voor de wijdse Noorse fjorden? Hoe zouden de onlangs herenigde Tindersticks reageren indien hun strijkerensemble op een blauwe maandag cello en viool plots inruilen voor een koppel smerige bluesgitaren? Op sommige vragen krijgt een mens nooit antwoord, maar dat is zonder Madrugada gerekend wiens muzikale invalshoek precies op het kruispunt ligt van beide bovenvermelde acts. Samen met o.a. Motorpsycho en Kings of Convenience vertegenwoordigen zij één van de weinige Noorse rockacts die ook buiten Scandinavië voet aan wal hebben gekregen dankzij een reeks puike albums vol epische emorock. Vorige zomer sloeg het noodlot echter hard toe in het Madrugada kamp met het plotse overlijden van gitarist en mede-oprichter Robert S. Burås kort na de eerste opnamesessies voor het nieuwe album. Ondanks dit immens verlies besloten de twee overgebleven leden alsnog om de reeds opgenomen nummers af te werken met de hulp van Noorse en Amerikaanse sessiemuzikanten. Terwijl door pers en publiek druk wordt gespeculeerd over de muzikale toekomst van Madrugada maakt de groep er zelf geen geheim van dat het resulterende titelloze album als haar muzikaal testament moet worden aanzien. Het drieluik geplande optredens te Brugge, Brussel en Turnhout zou dus wel eens de laatste Madrugada tournee op Belgische bodem kunnen geweest zijn; de Musiczine redactie zond op Pinksterzondag één van zijn zonen uit naar de Brugse Magdalena zaal om dit (voorlopig) afscheid bij te wonen.

De vijfkoppige band trok meteen van leer met de eerste drie songs uit het recent verschenen ‘Madrugada’ album: “Whatever Happened To You?” werd gedragen door breed uitwaaierende slidesolo’s van beide gitaristen, meteen daarop schakelde de groep in een hogere versnelling via “The Hour Of The Wolf” met zijn epische aan Crazy Horse refererende intro, en eerste single “Look Away Lucifer” mondde na een verraderlijk rustige akoestische aanloop uit in een bezwerende finale. De zaal baadde tijdens dit indrukwekkend openingstrio in een onheilspellende bloedrode schemering, maar bij aanvang van “Strange Colour Blue” uit het debuutalbum ‘Industrial Silence’ (’99) werden de cyaankleurige spots maximaal opengedraaid tot een bevreemdende chill-out gloed. Het publiek leek bij aanvang zowel muzikaal als visueel sterk onder de indruk, en dat was ook de boomlange en graatmagere frontman Sivert Høyem niet ontgaan. Høyem anticipeerde laconiek met “If you’re so quit, we can be quit too” als inleider voor een rits overwegend rustige en sfeervolle songs uit het jongste album waaronder het profetische “Highway of Light”, het naar Madrugada normen toch wat melige “Honey Bee”, de nieuwe single “What’s On Your Mind?” en jawel, het aan Cave schatplichtige “New Woman/New Man”.

Eens het grootste deel van het nieuwe album de revue was gepasseerd maakte de groep vervolgens ruimte voor een bescheiden ‘best-of’ selectie. “Black Mambo”, met voorsprong het beste nummer uit ‘The Nightly Disease’ (’01) en misschien wel uit de gehele Madrugada catalogus, ademde een broeierig voodoo sfeertje uit dat perfect pastte bij de intussen tropische temperatuur in de zaal. Met “Blood Shot Adult Commitment” en “Seven Seconds” uit het toch wat onderschatte ‘Grit’ (’02) bekenden Høyem & co dat ze naast Cave en Cohen ook The Stooges in de platenkast hebben staan. Opvallend feit was voorts dat het vorige, weliswaar commercieel succesvolle doch vrij makke album ‘The Deep End’ (‘05), nagenoeg onaangeroerd bleef, maar daar leek het publiek allerminst rouwig om. Het introverte “Valley Of Deception” uit het nieuwe album besloot na anderhalf uur het eerste deel van de set.

Het intussen dolenthousiaste publiek schreeuwde bij het terug verschijnen van de groep een spervuur aan verzoekjes naar het podium; frontman Høyem viel uiteindelijk voor de charmes van een vrouwelijke fan die koste wat kost nog eens alle remmen wou los gooien op “Lucy One”. Net zoals het vervolgens door de groep zelf gekozen “Only When You’re Gone” is dit nummer één van de vele juweeltjes vanop het intussen klassieke ‘The Nightly Disease’. Høyem & co besloten een bijna twee uur durende set op symbolische wijze met “Vocal”, het openingsnummer van hun debuut dat bijna tien jaar terug verscheen.

Als de geruchten weldra waarheid blijken verdwijnt met Madrugada één van de beste Noorse bands ooit. Samen met ‘The Nightly Disease’ en ‘Grit’ heeft de groep met het recente ‘Madrugada’ minstens drie tijdloze albums achter gelaten op deze planeet, niet slecht dus voor een groep die een kleine 15 jaar actief is geweest. Tijdens het schrijven van deze recensie kwam ondergetekende trouwens ter ore dat de groep deze zomer alvast nog geprogrammeerd is voor de komende BoomBox en Dour festivals, unieke herkansingen dus voor éénieder die op de valreep een stukje Scandinavische rockgeschiedenis in zijn/haar geheugen wil gegrift zien.

Organisatie: Cactus Club Brugge

Wim Opbrouck & Maandacht

Maandacht & Wim Opbrouck TV Tunes KN2

Geschreven door

Wim Opbrouck en Maandacht sloegen voor de tweede maal de handen in elkaar voor de productie van de TV Tunes. De eerste keer was het genieten van de bewerkingen in onze prille kindertijd.
KN2 was een muzikale roadmovie van bekende en minder bekende tv tunes, en Opbrouck’s préhistorie van (muzikale) nieuwsfeiten.
Iedereen genoot van de nostalgie, waarbij Opbrouck en Reuman, de twee spilfiguren van de productie, op ontspannende, leuke en humoristische wijze anderhalf uur lang met hun muzikale ideetjes het publiek in hun greep hielden.
Origineel en spitsvondig hoe zij met hun band grossierden in het roemrijke verleden van de jaren ’80. Een greep:
De tune van Sport Xtra time (“Peaches” - The Stranglers) opende, en het ging van het wijsje van het Nieuws en de invloed die het wel kon hebben op de huidige techno, naar Knight rider, The A team, die werden gelinkt aan Mega Mindy. Of zoals bij The little house on the prairie aan Faithless “God is a dj”.
We hoorden en zagen de inventiviteit van Opbrouck en de zijnen in The muppet show, The Flinstones, Happy days en Avro’s Toppop; ze koppelden er o.a. “Karma chameleon” en “The way to your heart” aan. Verder waren er de Love boat stories , een klassiek gepeelde Black Beauty en de fijn gevonden melodietjes van Mash en Ghostbusters. Finalereeks in deze show was de trilogie Dallas, Dynasty en Falcon crest.
Telkens gaven ze er een ludieke wending aan en staken ze vaart in de show. The pin up club en een gevat “I don’t wanna grow up” van Tom Waits mocht de avond definitief besluiten . En niet te vergeten, als rode draad van deze KN2 fungeerde Skippy the bush kangoeroe.
KN2 is een sterke familie aanrader waarbij Papa onze oogjes en snaveltjes nog niet meteen dicht en toe kreeg …

Organisatie: De Zwerver, Leffinge

Portishead

Portishead: meesters in hun genre …

Geschreven door

Het Bristolse trio Geoff Barrows (knoppenfreak), Adrian Utley (gitaar) en Beth Gibbons (zang) kwamen aandraven met een nieuw geluid medio de jaren ’90, triphop genaamd, te horen op hun wonderlijke debuut ‘Dummy’; in die vijftien jaar verwerkten een pak bands deze donker dreigende sound (denk maar aan Massive Attack, Moloko, Ozark Henry, Tricky, Morcheeba en Hooverphonic). Een intens, ingehouden spanning via lome soms loodzware beats, slepende ritme, repeterende elektronicakronkels, logge en strakke drumpartijen, scratches, en verloren gewaand gitaargetokkel, gedragen door Gibbons’ klaaglijke, declamerende, neurotische stem.
Na de tweede plaat ‘Portishead’ en een vermoeiende tournee hielden ze het voor bekeken. Maar eind vorig jaar waaide het stof terug op rond het trio. Ze kwamen bij elkaar, werkten aan een nieuwe cd en het resultaat was ‘Third’: we hoorden een nog rijpere band waarbij de triphop een breder geluid omarmd kreeg door knarsende, zelfs scheurende en jengelende gitaartokkels, dreigende ‘80’s wave elektronica, soundscapes en pop. De beklemmende sfeertjes en stemmingen bleven evenwel behouden in hun voller geluid.

We mogen op onze beide oren slapen want anno 2008 staat Portishead er! Een uitverkocht Vorst onderging de duistere muzikale kronkels van het trio. Op het podium zagen we een pak elektronica, een dubbele percussie, naast gitaar en bas. Een uitgebreid collectief dus! Op een groot scherm waren clips en projecties van de leden te zien.
Portishead putte rijkelijk uit de eerste en de onlangs verschenen nieuwe plaat. Elke song had zijn eigen impact en emotie. Het filmische “Silence” en “Hunter” straalden een ondraaglijke spanning uit. Toen Utley het gitaarloopje “Mysterons” inzette, reageerde het publiek uitgelaten en enthousiast. De song klonk meesterlijk door de pedaaleffects, gitaarslides, scratches en elektronicableeps. De andere oudjes “Glory box”, “Numb” en “Wandering star” waren van dezelfde leest.
Gibbons sleepte zich als een oud vrouwtje voort over het podium, hing aan haar microfoon of keek om naar de band om te zien welke partij precies er kon worden ingezet op haar huiveringwekkende vocals.
Het intiem frisse “The rip” kwam als geroepen, net als de huidige single “Magic doors”, opgezweept door ‘80’s elektronica, toetsen en een dubbele repeterende percussie. “Machine gun” dreunde en klonk hard door de reutelende drumbeats; een referentie aan de industrial van NIN, Einstürzende Neubauten of aan de electronic body music van Front 242. Vorst daverde!
Naast een pakkende “Sour times” stelden ze toch nog twee songs voor van hun tweede plaat: het weerbarstige “Cowboys” en een rustig ingezette “Over”, dat over ging naar een intrigerende pompende beat.
Het draait ‘em om stemmingen en sfeertjes bij deze Britse band. Even gelukkig en enthousiast als hun fans gooiden ze er nog drie songs tegenaan: “Threads”, “Roads”, bepaald door handgeklap, en een overweldigend, mooi uitgesponnen groovy “We carry on”; op plaat al onderscheidt de song zich van de rest, en had live een spannende opbouw en een zware pulserende beat.

De reünie van Portishead sloeg met verstomming. Zij hielden meesterlijk de kroon op het hoofd in hun eigen unieke stijl.

De support Kling Klang balanceerde ergens tussen de ‘70’s retrorock, Kraftwerk elektronica, Pink Floyd/Hawkwind/Ozric Tentacles psychedelica en Black Mountain/Dead Meadow stoner. Hun ‘on the road’ Dr Who sound heeft nog veel te leren van z’n meesters. Want gun setje werd saai en vervelend.

Organisatie: Live Nation

Tunng

Les Nuits Bota 2008: Tunng, Cafeneon en This is the kit

Geschreven door

Het Britse Tunng, onder het songschrijversduo Mike Lindsay en Sam Genders, is al toe aan de derde cd en brengt fijne, rustig voortkabbelende, semi-akoestische gitaarpop (gegroeid uit de ‘new acoustic movement’, remember Turin Brakes, Kings of Convenience en ergens in een ver verleden Donovan en Simon & Garfunkel), (free)folk, knisperende elektronica en soundscapes.
Een toegankelijk relaxt geluid, ondersteund door een prachtige samenzang.
De vorige keer dat we de band live zagen (MaZ, Brugge), klonken ze sfeervol en dromerig, en deden ze hun concept van folkelektronica band alle eer aan!

Vanavond speelde de band, intussen al aangevuld met een zangeres, een speelse, broeierige, groovy set; de elektronica en de geluidjes kwamen op het voorplan, net als de ongewone instrumenten klarinet en melodica; een warm, zwoel sfeertje creëerden ze, en het was aangenaam vertoeven in hun gezelschap.  Hun subtiele pop, de ideale cocktail tussen droom en werkelijkheid, kreeg meer push en elan.
Ze putten uit hun drie cd’s waarbij het nieuwe materiaal pas in het tweede deel van de set aan bod kwam. Ze zetten de songs kracht bij door een fors klinkende gitaartokkel en elektronicableeps.
De leuke bende vatte aan met “People folk” en “Bodies”, die al meteen ondergedompeld werden in de geluidenwereld van Cocorosie. Rustig, ongecompliceerd en onbevangen zetten ze de lijn door met “Take” en “Beautiful & light”. De sad stories van “Jenny again” en “Sweet William”, verhalen over vermoord worden en een moord begaan, waren beklijvende, intieme akoestische songs. Een grappige Slayer/Metallica geïnspireerde gitaarpartij, hoorden we op het instrumentale “Soup”.
De groep verhoogde het tempo en liet de instrumenten en de samenzang meer doorklinken. De songs van het recente ‘Good Arrows’, die op plaat innemend zijn, “Arms”, “Bricks” en “Bullets” kwamen sterk uit de verf; de band breidde er nog een apotheose aan met “Engine room”, prachtig opgebouwd, mooi uitgesponnen en met stevige beats om de oren.

Tunng verraste met hun huiskamermuziek muziek, die live voller en breder was. En onverwachts een sterke indruk naliet!

Supports waren het Britse This is the kit en Cafeneon, uit Brussel afkomstig.
This is the kit valt te situeren binnen de freefolk van Jana Hunter en Alele Diane. Melancholische, ingetogen en ingehouden popsongs met een folky ondertoon, ondersteund door de emotievolle, frêle zang van Kate Stables en de backing vocals van Jesse Vernon. Het duo wisselde diverse malen van instrument. Een sobere aanpak en een gezellig onstuimig enthousiast setje. Niet schokkend of verrassend maar leuk en sympathiek.
Het Brusselse kwintet Cafeneon haalde de mosterd uit de electro, dub en psychedelica om hun rock kleur te geven. Hun afwisselend broeierig materiaal en de combinatie rauwe zang van Rodolphe Coster en de zweverige zang van Catherine Brevers (iets mee van Stereolab) werden door onze Franstalige vrienden op handen gedragen. Een gevarieerde, rommelige, smaakvolle set. Hun debuutcd verschijnt eerstdaags …

Organisatie : Botanique Brussel ikv Les Nuits Bota 2008

Y&T

Live Music Harelbeke brengt Y&T tot in West-Vlaanderen

Geschreven door

Live Music is de organisatie die jaarlijks het Harelbeke Rock & Blues Festival organiseert. In 2007 programmeerden ze o.a. het Britse Thunder. De elfde editie van dit festival zal dit jaar in september plaatsvinden. Naast dit festival programmeert men af en toe ook clubconcerten. Zo slaagde men erin om het Californische Y&T op het West-Vlaamse podium te brengen. De hitte van die Amerikaanse zon werd alvast geïmporteerd naar ‘the place to be’: het Cultureel Centrum ‘Het Spoor’ te Harelbeke.

Om ons op te warmen (alsof dat nog nodig was!) mocht eerst nog de Steve Fister Band aantreden. Steve was ooit de gitarist van Lita Ford in de jaren tachtig. Met Ford toerde hij en maakte hij enkele studioplaten. Tegenwoordig brengt Steve hoofdzakelijk Bluesrock. Live is de Steve Fister Band een erg energiek trio. Zijn vierde album ‘Deeper Than The Blues” is eindelijk ook in Europa verkrijgbaar en uit dit album kregen we live ook het meest te horen. Meteen viel op dat Steve een zeer getalenteerde gitarist is. Zijn stemgeluid kon ons veel minder bekoren waardoor de beste momenten de talrijke instrumentale passages waren. Diverse stijlen kwamen aan bod: fusion, blues, jazz, funk, melodic hardrock. Steve Vai, Joe Satriani, Jeff Beck we hoorden ze allemaal voorbijkomen. Een mooie, boeiende set van een gitarist die we in de toekomst zeker in het oog zullen houden.

Ondertussen was de temperatuur in de zaal tot Californische hoogtes geklommen. Het was al na 22 uur toen Y&T het podium beklom (toch best vrij laat op deze doordeweekse avond!).
Yesterday And Today werd opgericht midden jaren zeventig. Na slechts twee album werd de groepsnaam afgekort en ging men verder als Y&T. Sinds hun eerste passage in 2003 op het Arrow Rock Festival staat de band weer helemaal ‘in the picture’ en is de band een erg graag geziene gast in Europa! De eerste albums van Y&T waren stevige heavy-metal albums. Later vaarde men een meer commerciëlere koers en was hun muziek vooral bedoeld voor de talrijke FM-rock radiozenders in hun thuisland. De huidige bezetting heeft in zijn gelederen nog slechts twee originele leden: Dave Meniketti (lead vocals/lead guitar) en Phil Kennemore (Bass). Versterkt op het podium met John Nymann (guitar) en Mike Vanderhule (drums).
De zaal zat goed vol toen de eerste tonen van de intro “Forever” door de luidsprekers knalden. De band trok meteen stevig van leer met het duo: “Hurricane” (uit ‘Earthshaker’ – 1981) en “Black Tiger” uit het gelijknamige album uit 1982. Beide albums zijn hardrockklassiekers en dus kon deze start wel tellen.
Daarna kregen we de titeltrack van het commerciëlere album ‘Contagious’ uit 1987. In die tijd was deze plaat veel radiovriendelijker dan hun eerste albums. Live, anno 2008, kreeg ook deze song een vrij stevig arrangement. “Dirty Girl”, “Mean Streak” en het verrassende “I’ll Keep On Believing” werden evenzeer sterk onthaald.
De stem van Dave Meniketti was dan ook verbluffend sterk en zeer authentiek en ook de band zette een erg sterk groepsgeluid neer. Visueel was het allemaal wat minder indrukwekkend. Want zo bijzonder veel gebeurde er niet op het podium. Y&T is live dan ook een erg statische band, zonder veel gedoe. Doch de sfeer in de zaal zat er goed in en menig veertiger genoot van zijn hardrocksongs uit zijn jeugd. “Midnight In Tokyo” was ook zo’n hoogtepunt.
Dave Meniketti vroeg ons de weg naar het land van de rijzende zon en stelde ons ook de vraag waarom het steeds zo heet is in ons land. Ja, de temperatuur was inmiddels ondraaglijk geworden maar de band liet zijn hart toch nog verwarmen met een fles Jägermeister. Kort erna trakteerde een goedgemutste Meniketti een fan op een stukje “Lipstick And Leather”, nadat deze zijn verlanglijstje had doorgegeven.
Doch de set had voor elk wat wils. Zo werd het A.O.R. gerichte “Summertime Girls” door mezelf erg gesmaakt. Anderen vonden dan weer “Squeeze” het hoogtepunt van de avond. “Squeeze”, is de enige song die door bassist Phil Kennemore werd gezongen. Verdienstelijk dat wel maar ook niet meer dan dat! De sterke setlist werd afgesloten met de volledige versie van “Forever”, waarna de band even na middernacht nog eenmaal terugkwam om hun grootste hit te brengen: “I Believe In You”.

Dit optreden van Meniketti & Co heeft mij erg aangenaam verrast. Vooral de uitstekende setlist en het nagenoeg perfecte geluid in de zaal zorgden voor een zeer geslaagd optreden.
Y&T is anno 2008 live nog steeds even sterk als tijdens hun gloriejaren….hoeveel bands uit die lang vervlogen tijd doen hen dit na?

Setlist: +Hurricane, +Black Tiger, +Contagious, +Dirty Girl, +Don’t Be Afraid Of The Dark, +Mean Streak, +I’ll Keep On Believing, +Fly Away, +Don’t Stop Runnin’, +Midnight In Tokyo, +Ten Lovers, +Anything For Money, +Pretty Prison, +Rescue Me, +Summertime Girls, +I’ll Cry For You, +Looks Like Trouble, +Squeeze, +Forever, +I Believe In You

PHOTOSLIDESHOW
http://www.slide.com/r/Yu9PYXaS3j9F8f-wPZJBNyOab71ff410?previous_view=lt_embedded_url
VIDEO 1
http://www.123video.nl/playvideos.asp?MovieID=288619
VIDEO 2
http://www.123video.nl/playvideos.asp?MovieID=288648

Organisatie: Live Music Harelbeke

Tinariwen

Tinariwen: volksfeest met een boodschap!

Geschreven door

Vorig jaar verbaasde het nomadencollectief Tinariwen, van de minderheidsgroep Touareg uit de zuidelijke regionen van de Sahara woestijn , het Europees vasteland met de derde cd ‘Aman Iman’. Ze zijn ontstaan in de rebellenkampen van Khadaffi en spelen de ‘tishoumaren’ (muziek van de werklozen). Tinariwen heeft de volgende tekens, + I O : I, en is in het Nederlands vrij vertaald ‘lege plekken’. Ze vormen een  verademing binnen de worldpop, met een intrigerend, pittig bluesy retrorockend sausje; hun gitaargetokkel doet een beetje denken aan CCR, Jimi Hendrickx en John Lee Hooker. Dit gezelschap onderscheidt zich van andere Afrikaanse bands uit Mali als Amadou & Mariam, Toumani Diabeté en Ali Farka Touré.. Oorspronkelijk was hun muziek enkel verkrijgbaar op cassettes. De verzameling‘The radio tisdas sessions’ (’01) waren daar nog het levende bewijs van!

De gesluierde heren en dames van Tinariwen waren met acht op het podium en droegen typische Arabische klederdracht met amuletten. Ze hebben een  instrumentarium van akoestische en elektrische gitaren, bas en een djembe; het handgeklap, de donkere, nasale zang en de hoge vrouwenstemmen gaven een zuiders exotische prikkel. Fris, sfeervol, mystiek, ritmisch, energiek en door de groove, inwerkend op de dansspieren!
Meteen waanden we ons bij een avondlijk kampvuur in de woestijn, tentzeilen, waterpijpen, karaffen wijn en liggende kamelen; een volksfeest dus, maar bij Tinariwen is de boodschap meer dan dit: de problemen van hun volk, de onderdrukking, het uitblijven van politiek bewust zijn en de behoefte aan erkenning, wat te zien was op de projecties, naast de flarden teksten!
Het uitgebreide collectief nam een rustige start met “63” en “I tous”. Het tintelende gitaarspel (gekenmerkt door een bluesy ondertoon) en de repetitieve opzwepende ritmes verhoogden ongeforceerd het tempo. De gepassioneerde danspassen en de golvende armbewegingen gaven elan aan deze bezwerende, aanstekelijke sound; uit hun drie cd’s haalden ze “Chatma”, “Assouf” , “Aldhechen”, “Cler achel”, “Arawan” en “Tamatant tilay”.
Na meer dan anderhalf uur bereikte de band een apotheose met “Amassakoul”, “Win akalin” en “Mataddjem yinmixan” … een schitterend dansfeest op het podium met support Kel Assouf. Het worldcollectief verkreeg een overweldigende respons.

Vorig jaar zetten ze al tijdens Les Nuits Bota de zaal in vuur en vlam; moeiteloos konden ze dit overdoen in de AB!
Toegankelijke band met een ‘Rage’ boodschap, die steeds meer fans wint …

Organisatie: Ubu concerts ism Ancienne Belgique

Junkie XL

Booming back at you

Geschreven door

Tom Holkenborg, het mannetje achter de draaitafels met klak, t-shirt en vest, is al enkele jaren actief vanuit de VS (LA); hij maakt momenteel furore met z’n rave muziek voor games. Hij brengt met z’n recentste cd een mainstream dansconcept. Na het beluisteren van deze nieuwe plaat is het overduidelijk dat hij z’n ‘Saturday teenage kicks’, ‘Big sounds of the drags’ en ‘JXL: a broadcast …’ niet meer kan evenaren .
Het eerste deel van de cd is veelbelovend en gevarieerd: van big beats, pompende, beukende beats, trancegerichte dance, aanstekelijke melodietjes, die en af en toe wat vaart kunnen minderen door een sfeervolle aanpak en goed zijn door de vooraf opgenomen stemmen of sampling: “Booming right right at you”, de Siouxie cover “Cities in dust”, “You make me feel good”, “More” en “1967 Poem”.
Maar het overige materiaal is letterlijk huilen met de pet op! Een eentonig ééndimensionaal geluid, weinig spanning, fut en energie.
Resultaat: ‘Booming back at you’ is maar een halve goede plaat!

Pagina 454 van 475