logo_musiczine_nl

Cactus Club, Brugge - concerts

Cactus Club, Brugge - concerts 13-01 Elias Ronnenfelt, Frankie Traandruppel 22-01 Breaking waves: Getdown services 24-01 Guilty pleasures (Org: Lucky lemon) 25-01 Gasolina (Org: Do vzw) 28-01 Chantal Acda & The North Sea Drifters, Hendrik Lasure 29 + 30-01 ’t…

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Search results (14843 Items)

Cat Power

Jukebox

Geschreven door

Cat Power & Dirty Delta Blues

Chan Marshall, synoniem voor Cat Power, kwam tien jaar terug in de belangstelling door op een unieke manier op piano songs van Dylan, Nina Simone, Smog en Rolling Stones te bewerken. De songs werden ontdaan van enige franjes, kregen een warme, tedere aanpak en werden gedragen door haar hese, melancholische soms onvaste stem. Haar americanablues biedt een eerlijk, puur, oprecht en doorleefd geluid, een ‘straight from lived in bars’ geluid, kortom, ideale songs die de nacht besluiten in een donkere kroeg.
Sinds de vorige ‘The greatest’ cd beschikt ze over een meer vaste begeleidingsband, The Dirty Delta Blues.
‘Jukebox’ bevat tijdloze klassiekers van o.a. Hank Williams, James Brown, Bob Dylan, Jessie Mae Hamphill en  Billi Holliday, aangevuld met twee eigen remakes, die een eigen unieke wending krijgen. Doorleefde americana/soul/retrobluesrock, ergens tussen V.U., Black Crowes, G Love, Wilco, Joni Mitchell en Janis Joplin.
Sober en kwetsbaar klinken ”Silver stallion”, “Lord, help the poor & needy”, “Song to Bobby”, “Don’t explain”, “Woman left lonely”, “blue” en “Breathless”. Een voller geluid en een krachtiger aanpak hebben “New York”, “Rambling (wo)man”, “Metal heart” en “Aretha, sing one for me” .
’Jukebox’ is een rustige, intieme, kwetsbare als sfeervol broeierige plaat geworden en het is mooi hoe ze met haar band steeds opnieuw paden verkent om verrassende bewerkingen uit haar mouw te schudden.

Porcupine Tree

We lost the skyline

Geschreven door

Het is een beetje onduidelijk waarom een band als Porcupine Tree zonodig een nieuwe liveplaat op de markt moet brengen, dat terwijl ze in het verleden met ‘Coma Divine’ (1997), ‘Warszawa’ (2004) en de recente live DVD ‘Arriving Somewhere’ (2006) al sublieme documenten hadden afgeleverd. Maar Steve Wilson wil naast zijn talrijke nevenprojecten ook zijn moederband ‘in the picture’ houden. Dit jaar zullen er waarschijnlijk opnieuw enkele heruitgaven van Porcupine Tree albums verschijnen maar een nieuw album zit er, na het sublieme ‘Fear Of A Blank Planet’ (2007), dit jaar niet in. Dit live plaatje is er dan ook ééntje voor de fans. Een live document in zijn puurste vorm. Want alle songs worden volledig uitgekleed. Het is een beetje teleurstellend dat de akoestische songs enkel gebracht worden door Steve Wilson. Af en toe is er wat hulp van John Wesley, die dan nota bene nog steeds geen vast PT lid is! Mooier was een akoestisch setje geweest met de ganse band.
Maar goed ik heb me laten vertellen dat deze ‘We Lost The Skyline’ vooral mag dienen als introductie op de Amerikaanse markt, waar de band een korte overzeese toer mag volbrengen. De songs blijven subliem, de live uitvoering is hier en daar wat minder. Een stevige song zoals “Even Less” mist het gebalde arrangement en kampt zo met wat bloedarmoede. Enkel voor diehard Porcupine Tree fans want van een volwaardige release kunnen we hier niet spreken!


Isobel Campbell & Mark Lanegan

Sunday at the devil dirt

Geschreven door

Mark Lanegan beleeft drukke tijden, want hij is een veel gevraagd gastvocalist. Onder z’n eigen band is het van 2004 geleden dat hij nog werk kon uitbrengen. Lanegan was te horen bij QOSA, Soulsavers, Creature  with the atom brain en The Twilight Singers. Dit voorjaar leverde hij met Greg Dulli zelfs onder The Gutter Twins een prachtplaat af.
En met Isobel Campbell kwam het twee jaar terug tot een samenwerking op afstand, met ’The ballad of the broken seas’ als overtuigend resultaat. Ze werden bestempeld als de ‘60’s icoontjes Lee Hazelwood en Nancy Sinatra.
‘Sunday at the devil dirt’ is het vervolgverhaal, waarbij ze deze maal samen de studio introkken. De donker dreigende sound en het dromerig, sfeervol karakter blijven behouden. Lanegan neemt met z’n grauwe, diep krakende zegzang een prominente rol in (een tweede Johnny Cash/Michael Gira), en zangeres/componiste/celliste Campbell neemt genoegen om als achtergrondzangeres te fungeren. Enkel op “Shotgun blues” is ze leading vocaliste!
Het lijkt eerder op een solo-uitstap van Lanegan die de composities van de ex Belle& Sebastian Schotse songschrijfster zingt.
”The raven” en “Come on over (turn me on)” zijn de pareltjes op de plaat. Overwegend horen we spaarzaam begeleide songs, af en toe omlijst van sfeervolle strijkers, zoals op “Seafaring song” en “Who built the road”. De country killers “Something to believe” en “Keep me in mind, sweetheart” huiveren door het akoestisch gitaargetokkel en Lanegan’s gegrom. “Back burner” en “The flame that burns” laten een andere kant van het duo horen: lekker zwoel en zwierig.
Kortom, we houden er heerlijke variaties aan over op deze tweede samenwerking.

Zornik

Crosses

Geschreven door

Zornik neigde de voorbije jaren te verzanden in meligheid, wat aan eigenheid inboette en hen deed opslorpen binnen de Muse bombast.
’Crosses’ is een van energie barstende nieuwe plaat, die een frisse indruk nalaat door enkele aanstekelijke, snedige, rauwe poprocknummers als “Black hope shot down”, “The backseat”, “Sad she said” en “No”. Ze zijn ondertussen een kwartet, wat een voller geluid biedt en het geheel ten goede komt. “Go” is zelfs nog straffer door z’n strakke aanpak. Ademruimte krijgen we op de trage pianoslepers ‘Straight to the bone’ en ‘There she goes’, die mooi in elkaar overgaan. En Zornik hoeft zelfs z’n catchy rock niet te schuwen, “Lost & Found” is zo’n typische classical. De ‘80’s elektronica klinkt niet té nadrukkelijk.
Puik plaatje van Buyse en de zijnen en … nét op tijd om muzikaal te variëren.

Rage Against The Machine

Rage Rules!

Geschreven door

In de volle grunge van Pearl Jam en Nirvana en in de voetsporen van de crossover van Faith No More, Living Colour en Urban Dance Squad ontstond Rage Against The Machine.
Het kwartet uit L.A. bracht drie platen en een covercd uit, met een politiek establishment van linkse ideeën. Een in te lijsten titelloos debuut, een matige tweede plaat (‘Evil Empire’), een retestrakke ‘The battle of Los Angeles’ en tenslotte de eigenwijze aanpak van andermans nummers op ‘Renegades’. Hun sound: een heftig, magisch uniek noisegitaarspel, diepe, zware bastunes en een opzwepende percussie, bepaald door een spervuur aan verbeten raps. Guilty partners waren Zack de la Rocha, Tom Morello, T.tim.K en Brad Wilk.
Ze leverden enkele pure lijfliederen af en waren één van de opwindendste bands van de jaren ’90. Toen Rage het voor bekeken hield, kon de band (zonder Zack) onder Audioslave (met Chris Cornell van Soundgarden) de oude vlam slechts ten dele aanwakkeren.
Op het Coachella festival in de VS was er vorig jaar de nakende reünie. We lazen dat ze live nog niks aan dynamiek hadden ingeboet. Een pletwals! En lovende kritiek was er ook gisteren op Pinkpop.

De hoge verwachtingen werden meteen ingelost, want op de eerste noot van “Testify” was het hek al van de dam, gevolgd door “Bulls on parade”; de security had de handen vol om niet enkel jonge gasten, maar ook door het dolle heen dertig- en veertigers op te vangen.
De keuze kwam vooral op het gebalde, opzwepende materiaal van hun debuut en ‘The battle of Los Angeles’.
De power was te horen op “Bombtrack”, “Bullet in the head”, “Know your”, enemy, “Guerilla radio” en “Sleep now in the fire” (wat een tempowisselingen). Een meer slepend ritme hadden “People of the sun”, “Vietnam” en het afsluitende “War within a breath”, om het publiek wat op adem te laten komen. Dat ze ook mainstream konden klinken, hoorden we op “Working on a clampdown” van The Clash (dertig jaar oud!). Morello pijnigde z’n gitaar op “Ashes in the fall”, het hoogtepunt van z’n avontuurlijke gitaarkunstjes.
Rage was zowel energiek, strak, beukend als traag en meeslepend om dan ‘full force’ het gaspedaal in te drukken. Het zweet stroomde het enthousiaste kwartet af! Zack en Morello stonden geen enkel moment stil. De virtuositeit van de band verbaasde in de bis met de in elkaar overgaande “Township rebellion” en “Freedom”: de gitaargeluidjes, de stiltes, de explosies en de door merg en been gaande schreeuwvocals van Zack, waren gewoonweg schitterend! Tenslotte besloten ze en verve met de fuifklassieker “Killing in the name of”: springen, dansen, meebrullen en gebalde vuisten in de lucht. Het was puffen in die dampende kolk van het Sportpaleis! Zelden gezien dat iedereen zo uit z’n dak ging. Drijfnatte lichamen ondergingen de mokerslagen van het kwartet.

Het Sportpaleis daverde; hier is geschiedenis geschreven en werd het ambiancerecord van Faithless, al tien jaar terug, met gemak verpulverd. Ze zorgden, geschift en genadeloos, voor een groots feestje. Wat een memorabele return en reünie van het kwartet. Rage rules… Verbluffend optreden!

De politiek sociaal bewogen Serj Tankian doet het momenteel al een tijdje zonder z’n System of A Down. Een vijfenveertig minuten speelde Tankian een broeierige, spannende set. Als support werd hij met z’n band warm onthaald. Hij wist in de sound als vocaal voldoende variatie te brengen in het gestroomlijnd materiaal. Het waren vooral “Empty walls”, “The sky is over” en het avontuurlijke “Praise the lord”, boordevol onverwachtse wendingen, die zich onderscheiden. Deze Amerikaanse Armeniër maakte alvast een goede beurt en het is uitkijken naar z’n set op Pukkelpop.

Poeët/predikant Saul Williams bracht al interessant materiaal uit met de heren van de Roni Size feat Reprazent clan. Een Maxi Jazz in overdrive op het podium, militante, bedwelmende beats, elektronicagefreak, drum’n’bass en dub onder z’n fel verbeten raps zochten de juiste groove om te kunnen boeien. De declamerende voordrachten bleven achterwege. Saul Williams ging de mist in, ook al klonk hij toegankelijker. Het ontbrak net aan kwalitatief sterk materiaal.

Organisatie: Live Nation

Tim Vanhamel

Tim Vanhamel: until I found The Germans (again)

Geschreven door

Het was uitkijken naar hoe Tim Vanhamel zijn solodebuut ‘Welcome To The Blue House’ live zou brengen in de kleinere zalen van het Clubcircuit. Daar waar Vorst in februari - als support van Smashing Pumpkins - nog te groot leek, hoorden en lazen we wisselende commentaren over zijn optredens in Het Depot, Charlatan en Trix. We waren dus niet weinig benieuwd hoe Vanhamel en begeleidende band het er deze keer vanaf zouden brengen. We keken ook enorm uit naar het gitaargeweld van The Germans, de veelbelovende debuutplaat ‘Elf Shot Lame Witch’ knalde de afgelopen 2 maanden immers bijna onze speakers in de wagen aan flarden.

Hoewel het Millionaire-geweld op ‘Welcome To Te Blue House’ plaats moest maken voor melancholische en melodieuze pop werden we toch verrast door de enorme wall of sound die de groep rond Vanhamel optrok. Starten deed de band met “Red River”, een nummer met een schijnbaar eenvoudige songstructuur en melodieuze gitaarlijnen. “It’s Not The Drug”, op plaat één van de meer middelmatige nummers, ontplooide zich tot catchy garagerock met een zanglijn die in het hoofd blijft spoken. Het met hijgpartijen doorspekte “Which Of Us”, één van onze favorieten op de plaat, deed ergens een elfenbelletje rinkelen en het ietwat dreigende - en op plaat een rustpunt vormende – “Tell Me” klonk live toch behoorlijk stevig. Na het tragere, maar eveneens hard gespeelde, “Return To Love” was het de beurt aan “Until I Find You”. De vooruitgestuurde single van ‘Welcome To The Blue House’ zat middenin de set en blijkt ook live een ijzersterke song. Hierna was het de beurt aan het ietwat gejaagde, met hoge drums gezegende, “Sometimes I Wanna Run” en het meeslepende “Saviour”. Hoe kwetsbaar Vanhamel zich ook toont met zijn soloplaat, “Like A Fire” is ontegensprekelijk iets lichtvoetiger en minder negatief geladen. Met “Take Me Home” was het de beurt aan een met weerhaakjes voorziene ballade. Het is niet nieuw want met “Ballad Of Pure Thought” leverde Vanhamel als frontman van Millionaire ook al een breekbare, maar fantastische, ballade af. Besluiten deed de band met “Garden Of Weeds”.

Om eerlijk te zijn, we hadden de wall of sound bij het optreden van Vanhamel helemaal niet zien aankomen. Vanhamel had in interviews nochtans al aangekondigd de nummers van op ‘Welcome To The Blue House’ ‘een beetje in een rockkleedje te steken’.
Voor ons leek het alsof de subtiliteit van de plaat en de schoonheid van de nummers teniet werden gedaan door de - ietwat overdadige - geluidsmuur die Vanhamel en co optrokken. We zijn er de mensen niet naar om de prestatie van een man met een indrukwekkend CV als Vanhamel met de grond gelijk te maken maar moeten toegeven dat we meer verwacht hadden van deze liveprestatie. Al moeten we toegeven dat we wel nog meer uitkijken naar een nieuwe plaat van Millionaire dan we - hoe benieuwd we ook waren - uitkeken naar deze show. Dit gezegd zijnde: het doet voor ons niks af van de vocale en muzikale talenten die we toedichten aan Vanhamel, wel integendeel!

Geen band die we - sinds hun ontstaan in 2002 - meer aan het werk zagen als The Germans. De groep bracht dit jaar, in navolging van hun EP uit 2005, hun goed doordachte debuutplaat uit. ‘Elf Shot Lame Witch’ werd een beklijvend werkstuk dat hen o.a. in Vooruit, Nijdrop, 4AD, Botanique en - als support van The Kills - in de AB bracht. The Germans staken meteen van wal met “Witch”, een duivelse inslag waarbij de stem van Ampe zorgt voor een blitzkrieg van kippenvel. De schreeuwpartij in “Lalaliar” deed ons meteen denken aan Frank Black en de zijnen, terwijl we ons niet van de indruk konden ontdoen dat de drums en de bas van de gebroeders Jacobs een geheim verbond hadden gesloten. Na de zwaar overstuurde gitaren van “Your DNA” vuurden The Germans met “The Next Superstar” een nummer vanop hun EP af. Het onschuldig trage “Carolife Daisy”, dat sterk gelaagd is opgebouwd, krijgt na verloop een donker meedogenloos randje en “Lame” stort zich indrukwekkend in een chaos van noise door de krijsende zang, opgefokte gitaar en nerveuze drums. “Shot” op zijn beurt, met scherp gitaarwerk van Cauwels, had helemaal niet misstaan op de ‘Ghost Rock EP’ van Mauro & The Grooms. Het met ontelbare geluidseffecten volgestouwde “Waiting For The Band” is noiserock van het zuiverste water. Afsluiten deden The Germans met het indrukwekkende “Dog”, een nummer dat nooit lijkt te eindigen en ons ter plekke aan de grond nagelde.
The Germans zijn sterk gegroeid als band. De nummers zijn zeer sterk uitgewerkt en er is grondig nagedacht over een eigen geluid. Ergens hadden we het gevoel dat ze deze set nog beter (nog beter!) kunnen brengen. Voor The Germans is dit duidelijk geen eindpunt. De Standaard noemde hen de gevaarlijkste rockgroep van België… misschien moeten we daar ‘en de meest onderschatte’ aan toevoegen?!
Na het aanschouwen van dit optreden is de honger alvast groot om hen al opnieuw aan het werk te zien, graag als support van bands als Liars, Mauro & The Grooms of… Millionaire.

Gentlemen of Verona, een rauwe garageband, mocht de avond openen. De snijdende gitaren en de ruige drumritmes met invloeden van The Gossip en PJ Harvey vormden een aperitiefje (een droogje) dat ons nog meer deed uitkijken en smachten naar The Germans.

Organisatie: Petrolclub, Antwerpen

The Germans

Gevaarlijk en onderschat ...

Geschreven door

Geen band die we - sinds hun ontstaan in 2002 - meer aan het werk zagen als The Germans. De groep bracht dit jaar, in navolging van hun EP uit 2005, hun goed doordachte debuutplaat uit. ‘Elf Shot Lame Witch’ werd een beklijvend werkstuk dat hen o.a. in Vooruit, Nijdrop, 4AD, Botanique en - als support van The Kills - in de AB bracht. The Germans staken meteen van wal met “Witch”, een duivelse inslag waarbij de stem van Ampe zorgt voor een blitzkrieg van kippenvel. De schreeuwpartij in “Lalaliar” deed ons meteen denken aan Frank Black en de zijnen, terwijl we ons niet van de indruk konden ontdoen dat de drums en de bas van de gebroeders Jacobs een geheim verbond hadden gesloten. Na de zwaar overstuurde gitaren van “Your DNA” vuurden The Germans met “The Next Superstar” een nummer vanop hun EP af. Het onschuldig trage “Carolife Daisy”, dat sterk gelaagd is opgebouwd, krijgt na verloop een donker meedogenloos randje en “Lame” stort zich indrukwekkend in een chaos van noise door de krijsende zang, opgefokte gitaar en nerveuze drums. “Shot” op zijn beurt, met scherp gitaarwerk van Cauwels, had helemaal niet misstaan op de ‘Ghost Rock EP’ van Mauro & The Grooms. Het met ontelbare geluidseffecten volgestouwde “Waiting For The Band” is noiserock van het zuiverste water. Afsluiten deden The Germans met het indrukwekkende “Dog”, een nummer dat nooit lijkt te eindigen en ons ter plekke aan de grond nagelde.
The Germans zijn sterk gegroeid als band. De nummers zijn zeer sterk uitgewerkt en er is grondig nagedacht over een eigen geluid. Ergens hadden we het gevoel dat ze deze set nog beter (nog beter!) kunnen brengen. Voor The Germans is dit duidelijk geen eindpunt. De Standaard noemde hen de gevaarlijkste rockgroep van België… misschien moeten we daar ‘en de meest onderschatte’ aan toevoegen?!
Na het aanschouwen van dit optreden is de honger alvast groot om hen al opnieuw aan het werk te zien, graag als support van bands als Liars, Mauro & The Grooms of… Millionaire.

Het was uitkijken naar hoe Tim Vanhamel zijn solodebuut ‘Welcome To The Blue House’ live zou brengen in de kleinere zalen van het Clubcircuit. Daar waar Vorst in februari - als support van Smashing Pumpkins - nog te groot leek, hoorden en lazen we wisselende commentaren over zijn optredens in Het Depot, Charlatan en Trix. We waren dus niet weinig benieuwd hoe Vanhamel en begeleidende band het er deze keer vanaf zouden brengen. We keken ook enorm uit naar het gitaargeweld van The Germans, de veelbelovende debuutplaat ‘Elf Shot Lame Witch’ knalde de afgelopen 2 maanden immers bijna onze speakers in de wagen aan flarden.

Hoewel het Millionaire-geweld op ‘Welcome To Te Blue House’ plaats moest maken voor melancholische en melodieuze pop werden we toch verrast door de enorme wall of sound die de groep rond Vanhamel optrok. Starten deed de band met “Red River”, een nummer met een schijnbaar eenvoudige songstructuur en melodieuze gitaarlijnen. “It’s Not The Drug”, op plaat één van de meer middelmatige nummers, ontplooide zich tot catchy garagerock met een zanglijn die in het hoofd blijft spoken. Het met hijgpartijen doorspekte “Which Of Us”, één van onze favorieten op de plaat, deed ergens een elfenbelletje rinkelen en het ietwat dreigende - en op plaat een rustpunt vormende – “Tell Me” klonk live toch behoorlijk stevig. Na het tragere, maar eveneens hard gespeelde, “Return To Love” was het de beurt aan “Until I Find You”. De vooruitgestuurde single van ‘Welcome To The Blue House’ zat middenin de set en blijkt ook live een ijzersterke song. Hierna was het de beurt aan het ietwat gejaagde, met hoge drums gezegende, “Sometimes I Wanna Run” en het meeslepende “Saviour”. Hoe kwetsbaar Vanhamel zich ook toont met zijn soloplaat, “Like A Fire” is ontegensprekelijk iets lichtvoetiger en minder negatief geladen. Met “Take Me Home” was het de beurt aan een met weerhaakjes voorziene ballade. Het is niet nieuw want met “Ballad Of Pure Thought” leverde Vanhamel als frontman van Millionaire ook al een breekbare, maar fantastische, ballade af. Besluiten deed de band met “Garden Of Weeds”.

Om eerlijk te zijn, we hadden de wall of sound bij het optreden van Vanhamel helemaal niet zien aankomen. Vanhamel had in interviews nochtans al aangekondigd de nummers van op ‘Welcome To The Blue House’ ‘een beetje in een rockkleedje te steken’.
Voor ons leek het alsof de subtiliteit van de plaat en de schoonheid van de nummers teniet werden gedaan door de - ietwat overdadige - geluidsmuur die Vanhamel en co optrokken. We zijn er de mensen niet naar om de prestatie van een man met een indrukwekkend CV als Vanhamel met de grond gelijk te maken maar moeten toegeven dat we meer verwacht hadden van deze liveprestatie. Al moeten we toegeven dat we wel nog meer uitkijken naar een nieuwe plaat van Millionaire dan we - hoe benieuwd we ook waren - uitkeken naar deze show. Dit gezegd zijnde: het doet voor ons niks af van de vocale en muzikale talenten die we toedichten aan Vanhamel, wel integendeel!

Gentlemen of Verona, een rauwe garageband, mocht de avond openen. De snijdende gitaren en de ruige drumritmes met invloeden van The Gossip en PJ Harvey vormden een aperitiefje (een droogje) dat ons nog meer deed uitkijken en smachten naar The Germans.

Organisatie: Petrolclub, Antwerpen

Amenra

AmenRa: Welcome to the church of Ra

Geschreven door

AmenRa, kwintet uit Kortrijk, die zowat de Belgische vaandeldragers zijn van de postmetal/doom/sludge, genieten gedurende de laatste 2 à 3 jaar toch enige bekendheid in deze kring.
De jonge broertjes van Neurosis stonden live als een huis. We zagen een perfect op elkaar ingespeelde band met een loepzuiver en verpletterend geluid. Zanger Colin Vaneeckhout stond gedurende het hele optreden met zijn rug naar het publiek en wisselde zijn oerschreeuw soms af met cleane gezongen stukken. Af en toe werd er wat gas teruggenomen om daarna des te harder te exploderen. Op de achtergrond waren er visuals, projecties te zien, die de duistere en pikzwarte sfeer nog versterkten.
De tracks van hun net verschenen 'MassIV'-album werden strak en overtuigend in de zaal geslingerd, er was geen ontkomen aan. In vergelijking met hun vroegere werk kunnen we constateren dat er nog meer variatie en melodie zit in het gitaarwerk, dat er nog beter gewerkt wordt met dynamiek en vooral dat hun apocalyptische en immense sound er nog altijd staat. Muziek die het zonlicht weert …Much respect en châpeau!

Steak Number Eight uit het West-Vlaamse Wevelgem en de jongste winnaars ooit van Humo's Rock Rally openden en brachten een combinatie van postmetal, sludge en noise. Origineel en vernieuwend zijn zeniet, dat hoeft ook niet en is bijna onmogelijk tegenwoordig. De typische elementen van de postrock waren aanwezig: lange instrumentale passages, de hard-zacht wisselwerking, minimale en repetitieve riffs en drumpatronen ende donker, dreigende ritmes. Invloeden van Neurosis, Isis, Tool, Sonic Youth en Mogwai zijn herkenbaar. Live werden de songs gebracht van hun debuut 'When the candle dies out...' en verve gebracht. We onthouden vooral het machtige “The sea is dying”, het intense “Blood on your hands” en het pulserende en hypnotiserende “On the other side” en “My hero”.
De podiumpresentatie was nogal sober, maar daar kan nog aan gewerkt worden. In de gaten houden deze jonge wolven!

Organisatie: Nijdrop, Opwijk


Steak Number Eight

In de gaten te houden, deze jonge wolven!

Geschreven door

Steak Number Eight uit het West-Vlaamse Wevelgem en de jongste winnaars ooit van Humo's Rock Rally brachten een combinatie van postmetal, sludge en noise. Origineel en vernieuwend zijn zeniet, dat hoeft ook niet en is bijna onmogelijk tegenwoordig. De typische elementen van de postrock waren aanwezig: lange instrumentale passages, de hard-zacht wisselwerking, minimale en repetitieve riffs en drumpatronen ende donker, dreigende ritmes. Invloeden van Neurosis, Isis, Tool, Sonic Youth en Mogwai zijn herkenbaar. Live werden de songs gebracht van hun debuut 'When the candle dies out...' en verve gebracht. We onthouden vooral het machtige “The sea is dying”, het intense “Blood on your hands” en het pulserende en hypnotiserende “On the other side” en “My hero”.
De podiumpresentatie was nogal sober, maar daar kan nog aan gewerkt worden. In de gaten houden deze jonge wolven!

Daarna was het de beurt aan het AmenRa, kwintet uit Kortrijk, die zowat de Belgische vaandeldragers zijn van de postmetal/doom/sludge en die gedurende de laatste 2 à 3 jaar toch enige bekendheid genieten in deze kring.
De jonge broertjes van Neurosis stonden live als een huis. We zagen een perfect op elkaar ingespeelde band met een loepzuiver en verpletterend geluid. Zanger Colin Vaneeckhout stond gedurende het hele optreden met zijn rug naar het publiek en wisselde zijn oerschreeuw soms af met cleane gezongen stukken. Af en toe werd er wat gas teruggenomen om daarna des te harder te exploderen. Op de achtergrond waren er visuals, projecties te zien, die de duistere en pikzwarte sfeer nog versterkten.
De tracks van hun net verschenen 'MassIV'-album werden strak en overtuigend in de zaal geslingerd, er was geen ontkomen aan. In vergelijking met hun vroegere werk kunnen we constateren dat er nog meer variatie en melodie zit in het gitaarwerk, dat er nog beter gewerkt wordt met dynamiek en vooral dat hun apocalyptische en immense sound er nog altijd staat. Muziek die het zonlicht weert …Much respect en châpeau!

Organisatie: Nijdrop, Opwijk

Wishbone Ash

Duik naar de seventies met Wishbone Ash

Geschreven door

Wishbone Ash was weer in het land. En dat was al een hele poos geleden. De laatste keer dat ik ze zag was twee jaar geleden in Middelburg na een memorabele rit door een Zeelandse sneeuwstorm.
Sindsdien is enkel de drummer vervangen door Joe Crabtree. Hij zorgde voor een stevige basis en zijn vakmanschap toonde hij tijdens de obligate seventies-drumsolo. Van de oorspronkelijke groep is er geen enkele Turner meer overgebleven. Alleen zanger-gitarist Andy Powell maakte ooit deel uit van de oorspronkelijke bezetting. Maar toch is de bekende sound van de groep weinig veranderd.
Onder de fans van progressive rock in de seventies was Ash gekend als een progressieve hard rock gitaarband, met sterke invloeden van blues en folk. De thema’s van de songs kwamen recht uit de Fantasywereld van Tolkien en consoorten. Een rare mix, die een aantal mensen afschrikte, maar die aan de andere kant ook zorgde voor een schare zeer trouwe fans.
Zelf heb ik nooit begrepen waarom de groep nooit echt mainstream geworden is in die tijd. Ik heb altijd gedacht dat The Eagles met hun gitaarduetten voor een deel hun mosterd gehaald hebben bij Wishbone Ash. Wie zal het zeggen?

In Harelbeke bleek dat Andy Powell altijd heel belangrijk is geweest voor de groep: de voornaamste ingrediënten van hun muziek zijn immers gebleven. De meeste van hun nummers zijn gebaseerd op een heel sterke gitaarriff en dat maakt ze natuurlijk zeer herkenbaar. Muddy Manninen speelde fraaie duetten met Powell. Hij bracht een bluestoets in de groep: en dat misstaat helemaal niet in deze mengelmoes van stijlen. Zijn solo’s waren hard en schitterend.
Live klinkt de groep heel wat beter en heavier (en minder afgelikt) dan op plaat. Bob Skeat speelt schijnbaar moeiteloos bas. Er kan altijd een gekke bek of een flirtje bij, zelfs tijdens de moeilijkste baspartijen. Wat ik het meest miste waren de “stemmetjes”: de hoge zangpartijen die destijds door Martin Turner gezongen werden en die zo’n prachtige harmonieën opleverde met de zang van de andere bandleden. Als het te hoog wordt schakelt Powell over naar een lager octaaf, en dat is niet zo fraai. Jammer, maar zangpartijen verwaarlozen is een fout die veel bands maken.
Na een aantal megaconcerten met ongenaakbare popgoden was het een verademing om Andy Powell bezig te zien. Hij communiceert met zijn publiek waardoor de groep haast tussen het publiek staat. Je kon als je wou zo de voeten van de meester kussen.
De setlist? Uiteraard nogal voorspelbaar, maar dat kan ook moeilijk anders. Powell verwoordde dat mooi toen hij na de eerste vier nummers opmerkte: “And now we’re going back to the seventies, because I know that’s what you came here for”.

Setlist:
Real Guitars, Mountainside, Growing Up, Number Of The Brave....I think!,
The King Will Come, Throw Down the Sword, Sometime World, The Power, Way of The World, Vas Dis, In Crisis, Living proof, Blind Eye, Phoenix
Encore: Happiness, Blowing Free

En het publiek, met opvallend veel jonge mensen, genoot met volle teugen. En toen de bandleden zich na afloop tussen de fans begaven voor een praat- en signeersessie kon het geluk helemaal niet meer op.

Organisatie: Live Music, Harelbeke

Battleroar

To Death and Beyond

Geschreven door

Genaamd naar een zin uit het Heavy Load nummer “Singing Swords”, proberen de Grieken van Battleroar de traditie van pure onversneden Heavy Metal vanuit een epische benadering verder te zetten. Hierbij laat men zich inspireren door legendes als Manowar, Manilla Road, Jag Panzer, Omen en natuurlijk ook Heavy Load zelf.
Met ‘To Death and Beyond’ is deze band toe aan zijn derde volwaardige langspeler. Dat men niet aan zijn proefstuk toe is, wordt al onmiddellijk duidelijk. Het acht minuten durende openingsnummer “The Wrathforge” laat namelijk al meteen een enorme indruk. Na een spanning opbouwende intro, galoppeert de rhytm-guitar erop los, aangevuld door melodische leads. Met heroïsche vocalen doet Marco Concoreggi zijn intrede op het album. De zuiders getinte vocalen doen bij momenten denken aan de sfeer die rond Manilla Road hangt, wat enkel een compliment kan zijn! Vooral naar het einde toe groeit dit nummer, wanneer de lyrics een hoger meezinggehalte krijgen en een heldhaftigere toon aannemen!
Zoals bij de ware epische en ‘True Metalbands’ gaan het overgrote deel van de lyrics over heldhaftige prestaties en Metal. Het catchy “Dragonhelm” behoort ook tot deze klasse. Net als de overige nummers op dit album, wordt “Dragonhelm” gesierd door heerlijke gitaarlijnen afgewisseld met galopperende ritmes. Geen enkel groepslid hoeft voor een ander onder te doen. Bovendien weerklinkt een hoop spelvreugde in de muziek, wat het geheel enkel aangenamer maakt om te beluisteren.
Regelmatig worden ook melodische sfeervolle rustpunten in het album verwerkt, zodat er genoeg variëteit aanwezig is om het album aandachtig te kunnen blijven beluisteren. Het acht minuten durende “Finis Mundi” kan hierbij met zijn akoestische intro als ideaal voorbeeld dienen. Het nummer vervolgt in een midtempo ritme, waarbij vooral zanger Concoreggi zich van zijn beste kant laat zien. Halverwege het nummer schroeft men het tempo opnieuw wat terug en krijgen we een rustgevende, melancholisch getinte vioollijn te horen met na verloop van tijd erbij passende zanglijnen, waarna het nummer krachtig afgerond wordt en tot een absoluut hoogtepunt neigt! Ook het later op het album voorkomende nummer “Oceans of Pain” valt met dit nummer te vergelijken al ligt het tempo op dit nummer algemeen lager. Door de gelijkenissen met “Finis Mundi” dingt ook dit nummer mee naar de titel ‘Hoogtepunt van het album’.
Vervolgens komen we aan bij het zwakkere nummer op het album, “Metal From Hellas” sluit helaas wat minder aan bij zijn epische voorgangers en spreekt mij persoonlijk ook minder aan, hoewel het niveau zelfs hier nog bijzonder hoog ligt. “Hyrkanian Blades” deed mij onmiddellijk aan het Britse Conquest of Steel denken, waardoor aangename ervaringen opgeroepen werden. Dit nummer belooft dan ook live een aardige klassieker te worden vanwege het achterliggende enthousiasme. Net omwille van diezelfde reden spreekt het nummer “Born in the 70’s” waarin de invloeden van Heavy Load het duidelijkst te horen zijn, mij enorm aan. Met de nummers “Warlord of Mars” en “Warlord of Disgrace” wordt het album mooi afgerond zonder nog echt iets nieuws toe te voegen aan het geheel. Gezien de kwaliteit van de vorige nummers, vormt dit echter geen enkel problemen.

De balans tussen epische passages en stevige heavy Metal is op “To Death and Beyond” perfect in evenwicht. Het album verveelt geen moment en verschaft tal van aangename momenten! Liefhebbers van het genre zullen dit album met open armen ontvangen.

Dead Souls

Cognac & Coffee

Geschreven door

Dead Souls is na de gedeelde liefde voor Joy Division op zoek gegaan naar een eigen gezicht binnen de wavepop. Hun ‘Cognac & Coffee’ toont een band in volle ontwikkeling. Het kwartet refereert in de negen songs  aan Interpol, Editors en Joy Division luister maar naar “Zen for bird”, “Six feet under”, “Smash your guitar” en “Peter Chriss”; ze hebben een broeierige opbouw, een diepe bas, snedig gitaarspel en een bezwerende percussie onder een zweverige zang.
De tevredenheid is groot als we de indie van Yo La Tengo horen; “Boxoffice waiters” en de titelsong beklijven door het repeterende ritme. Afsluitende song “Jesus” is het meest ingetogen nummer; de licht orkestrale inbreng en de drums bepalen de sfeer en sombere stemming.
Live zijn ze een energieke, gedreven band.
Dead Souls heeft een moedig debuut uitgebracht.

dEUS

Vantage Point

Geschreven door

Een goede twee jaar terug werd een nakende crash van dEUS net onderschept door Mauro, Alan Gevaert en Stephane Misseghers. De spil van dEUS, Tom Barman/ Klaas Janzoons, kon gerust zijn. ‘Pocket Revolution’ liet een band op scherp horen die op gepaste wijze een dosis avontuur stak in hun spannende songs. Live een hecht klinkende band, een geoliede machine, zonder elkaar naar de kroon te steken. Oef dus …dEUS kon opnieuw ademen.
Onder deze bezetting namen ze ‘Vantage Point’ op, genoemd naar hun huisstudio te A’pen. Het is een boeiende en gevarieerde plaat, die een intens broeierig sfeertje uitstraalt; pittig opgebouwd materiaal die een poppy inslag behoudt. De songs zitten goed in elkaar en er valt voldoende afwisseling te noteren:
”Favourite game”, “Slow” (+ vocals Karin Dreijer van The Knife) en “The architect” zijn funky en compact, nerveus en gejaagd. “Oh Your God” rockt en “When she comes down”, “Is a robot” en “The vanishing of Maria Schneider” (+ vocals Guy Garvey van Elbow) klinken bevreemdend, grillig doch aanstekelijk. Er wordt stoom afgelaten door enkele vertrouwde sfeervolle, smaakvolle typische dEUS songs: “Eternal woman”, “Smokers reflect” en het afsluitende “Popular culture”.
’Vantage Point’ is een hechte rockplaat van een homogene band.

Elbow

The Seldom Seen Kid

Geschreven door

De platen van het Britse Elbow uit Manchester laten zich ontdekken per luisterbeurt; ze bieden een weemoedige sound van fraai gearrangeerd, subtiel uitgewerkt materiaal. ‘The Seldom Seen Kid’ volgt ‘Leaders of the free world’ op en is vernoemd naar een bevriende singer/songwriter.
Het is een afwisselend plaatje van heerlijk muziek, grillig, sfeervol, somber als zwierig en poppy. De songs kunnen onverwachtse wendingen ondergaan. “Mirrorball” onderscheidt zich binnen de rustige, dromerige nummers. “The fix”, een duet met Richard Hawley, is leuk door toetsen; “Starlings” wordt bepaald door strijkers, er is het koortje van “One day like this”of je hoort het licht klassieke, door soundscapes gedomineerde, “Friends of ours”. In deze rij besluit “Some riot” heel intiem. “The loneliness of a tower crane driver” straalt een Twin Peaks sfeertje uit en tenslotte is er de dynamiek van de broeierige “An audience with the pope” en “Weather to fly”.
Het geheel klinkt ontroerend, stijlvol en schoon en wordt gedragen door de melancholische stem van zanger/componist Guy Garvey.
Elbow is een erg originele band, die de kunst heeft fijnzinnige pop te schrijven, zonder écht veel grootse hits.

Natalie Grant

Relentless

Geschreven door

Dat ik een voorliefde heb voor het ‘Contemporary Christian Music’ genre (zeg maar radiovriendelijke pop/rock met een Christelijke boodschap) is voor de lezers van mijn albumrecensies geen geheim meer. Het blijft moeilijk om je te ‘outen’ als liefhebber van dit genre, zeker als je evenzeer genres zoals Metal en Progrock hoog in het vaandel draagt. Deze Natalie Grant is voor mij een ontdekking. Deze uit Seattle afkomstige schoonheid is inmiddels 36 jaar en bracht met ‘Relentless’ haar zevende plaat uit.
Reeds drie jaar op rij werd Grant verkozen als beste vrouwelijke artieste op de GMA Dove Awards (dé Grammy Awards van de Christelijke pop/rock) en dat wil toch wat zeggen.
Het album ‘Relentless’ bevat een puike verzameling power-ballades en up-tempo poprocksongs. “I Will Not Be Moved”, opent de plaat in de beste Kelly Clarkson stijl. Meteen daarna krijgen we met “In Better Hands” de mooiste ballade die ik de laatste jaren hoorde. Zowaar krijg je bij het horen van zoveel geïnspireerde emotie een echt warm gevoel! Ook bijzonder mooi is het up-tempo “Let Go” dat zo van Shania Twain had kunnen zijn. Maar het sterkst is La Grant in de ballades die ze zo bijzonder mooi neerzet. Steeds is er de Goddelijke aanwezigheid in de songs maar dat mag geen obstakel zijn om te genieten van “Our Hope Endures”, “Make A Way” en “In Christ Alone”.
Warm aanbevolen voor liefhebbers van mainstream pop/rock met het hart op de juiste plaats.

Asia

Superband Asia zorgt voor een nostalgische, historische avond

Geschreven door

Asia is een Britse band die in 1981 werd opgericht. Een superband met ex-leden uit progressieve rockbands zoals Yes, King Crimson & Emerson, Lake & Palmer. In 1982 bracht de band bij platenbaas Geffen de monsterplaat ‘Asia’ uit. Dit titelloze debuutalbum stond maar liefst 9 weken op één in de Amerikaanse albumlijst. Het waren toen echt de hoogdagen voor het A.O.R. en Prog Rock genre! In de jaren negentig, na drie schitterende albums, kreeg de band een nieuwe frontman-zanger en begon het (John) Payne tijdperk (1992-2006). In 2005 was een hernieuwde samenwerking tussen Wetton & Downes een feit. Onder de noemer Wetton / Downes brachten de heren ondertussen twee schitterende ‘Icon’ albums uit. In 2006 werd John Payne vriendelijk verzocht de band te verlaten en werd een reünie met alle originele leden aangekondigd.
In de zomer van 2007 leek alles dan nog in het water te vallen toen zanger-bassist John Wetton hartproblemen kreeg en in spoed geopereerd moest worden. De Amerikaanse tournee werd eventjes ‘on hold’ geplaatst. Dit jaar staat Asia er helemaal terug. Het nieuwe ‘Phoenix’ album werd net via Frontiers Records uitgebracht en om deze release kracht bij te zetten is er ook een nieuwe wereldtournee. België stond niet op het lijstje. Gelukkig konden we terecht bij onze Noord-Franse buren die maar al te graag en met erg veel enthousiasme deze superband met open armen ontvingen. Het werd dan ook een historische avond in het gezellige Théatre Sébastopol, met op een paar kleine schoonheidsfoutjes na, een bijzonder sterke performance.

Het sfeervolle, kleine Théatre Sebastopol liep aardig vol maar van een echte overrompeling was geen sprake. Doch nog voor de groep ook maar één noot had gespeeld zat de sfeer er al goed in. De band werd onder zwaar applaus het podium opgejoeld.
Even na 20u30 was het dan eindelijk zover. Wetton, Downes, Howe & Palmer openden met “Daylight”, een bonustrack die werd toegevoegd aan de cassette versie van ‘Alpha’ uit 1983. Een beetje een valse start maar vanaf de eerste tonen van “Only Time Will Tell” was de band echt gelanceerd. Na het bombastische “Wildest Dreams”, kregen we voor het eerst een song uit het nieuwe ‘Phoenix’ album. “Never Again” werd echter wat geforceerd gebracht. Hier moest Wetton op de autocue regelmatig spieken. Vreemd, maar samen met “An Extraordinary Life” (dat wat later in de set aan bod kwam) was dit de enige gebrachte song uit het nieuwe album. De gebrachte setlist promootte de nieuwe plaat dan ook niet volwaardig.
Daarentegen kregen we een avond vol klassiekers en solospots van de diverse bandleden (sterk vergelijkbaar met de dubbele live cd ‘Fantasia: Live In Tokyo’ uit 2007. Alle bandleden hebben zich in het verleden natuurlijk ook erg verdienstelijk gemaakt in andere bands. De waanzinnige gitarist Steve Howe (GTR, Yes) mocht zich als eerste in de kijker spelen. ‘”Roundabout”, een van de bekendste songs van Yes triomfeerde door de zaal. Al prefereer ik bij deze song toch de vocals van Jon Anderson (Yes). Daarna kreeg Howe ook nog de kans om zich te bewijzen met wat klassiek getokkel. De zaal werd er gek van en gaf de man een staande ovatie. John Wetton (King Crimson, UK, Roxy Music), die de ganse avond erg goed bij stem was, keerde met ons terug in de tijd naar zijn periode met King Crimson. Het akoestische “Book Of Saturday” (uit ‘Tongues In Aspic’ uit 1973) werd door de fans op veel enthousiasme onthaald. Toch was het vooral het dreigende “The Court Of The Crimson King” uit ‘Red’ (1974) dat sterk imponeerde. Een overweldigend applaus en alweer een staande ovatie waren gerechtvaardigd. Ook Geoffrey Downes (Yes, Buggles) liet zich volop als toetsentovenaar gelden.
Een zwakke versie van de Buggles hit “Video Killed The Radio Star” kwam echter erg ongelukkig na het progressieve “The Court Of…..”.
Wel sterk was Downes in de ELP instrumental “Fanfare For The Common Man”. Tot slot speelde ook drummer Carl Palmer (ELP) de pannen van het dak. Zijn geïnspireerde drumtechniek kende een hoogtepunt in een zeer originele drumsolo (de man bespeelde met zijn drumsticks gewoon alles wat rond hem stond of hing), die deel uitmaakte van de Asia klassieker “The Heat Goes On”. De finale met “Heat Of The Moment”, “Don’t Cry” en “Sole Survivor” was er eentje om vingers en duimen bij af te likken. De kers op de taart na meer dan twee uur symfonische A.O.R. hoogstandjes.

Asia anno 2008 was in deze originele bezetting toch zeer verschillend van het Asia (met John Payne) dat ik tijdens de ‘Silent Nation’ tour in de Spirit Of ’66 zag. Terwijl de John Payne bezetting meer een echte rockband was, bracht deze original Asia toch meer een symfonisch, bombastisch en authentiek geluid. Veel spelplezier, een sterk groepsgeluid en vooral een sterke John Wetton maakten deze avond tot een heuse historische gebeurtenis. Petje af voor deze oudjes!!

Setlist: *Daylight *Only Time Will Tell *Wildest Dreams *Never Again *Roundabout *Time Again *Geoffrey Downes solospot (instrumental) *Steve Howe solospot (instrumental) *Book Of Saturday *The Smile Has Left Your Eyes *Open Your Eyes *Fanfare For The Common Man *Without You *An Extraordinary Life *The Court Of The Crimson King *Video Killed The Radio Star *The Heat Goes On *Solospot Carl Palmer (drumsolo) *Heat Of The Moment
*Don’t Cry *Sole Survivor

Organisatie: Vérone Productions, Lille

Olafur Arnalds

Ólafur Arnalds: verstilde pracht op de grens tussen klassiek en modern

Geschreven door

Voor Duyster adepten had het Cactus Muziekcentrum het voorbije weekend heel wat in petto. Zo stonden vrijdagavond niet alleen Sleepingdog en Timesbold op de planken maar afgelopen zondag heetten zij in Brugge ook Ólafur Arnalds en support act Gregor Samsa welkom. Om het weekend ontspannen af te sluiten, koos ondergetekende voor laatstgenoemde optie.

Het Amerikaanse Gregor Samsa werd acht jaar geleden in Richmond opgericht door Champ Bennett (zang, gitaar en piano) en Nikki King (zang, rhodes piano en keyboard). Het duo (sinds september vorig jaar ook een echtpaar) is de enige constante binnen de groep want de voorbije jaren vonden er ruim 30 personeelswissels plaats.
Na twee EP’s, een full album en twee split EP’s met respectievelijk The Silent Type en Red Sparrows, brachten zij zopas een nieuw volwaardig album uit, genaamd ‘Rest’. De nummers op dit album, via email geschreven en in een periode van ongeveer 8 maanden opgenomen in New York, vallen onder de globale noemer van postrock en slowcore en kennen steeds een geduldige, verzorgde en gelaagde opbouw. Nog meer dan op plaat werd dit live in de verf gezet en won het songmateriaal aan kracht en intensiteit. Dit werd niet alleen meteen duidelijk via opener “Jeroen Van Aken” (inderdaad een verwijzing naar de geboortenaam van de grootmeester Hieronymus Bosch), maar ook in nummers als “Ain Leuh” en “Abutting, Dismantling” (allemaal afkomstig van het nieuwe album). Het septet musiceerde steeds erg geconcentreerd en behoedzaam. Zo werd er wel eens van instrument (piano, gitaar, viool, klarinet, xylofoon) en plaats gewisseld en de groepsleden gingen daarbij zo voorzichtig te werk alsof ieder extra geluidje de gecreëerde spanning zou breken.
Een vanuit fluisterstand ingezette “Young And Old” uit het album ‘55:12’(2006) sloot crescendogewijs de set af.

Hoe ingetogen maar intens de muziek van Gregor Samsa bij momenten ook klonk, het was totaal niet te vergelijken met de verfijnde en o zo breekbare composities van Ólafur Arnalds.
Deze amper 22-jarige muzikant afkomstig uit het IJslandse Mosfellsbaer, speelt weliswaar mee in een folk/postounkgroepje van een vriend, My Summer As A Salvation Soldier, en is drummer bij hardcorebands als Fighting Shit en Celestine, maar de grootste aandacht momenteel toch naar zijn eigen werk dat wordt gekenmerkt door een combinatie van klassieke muziek, postrock en ambient elektronica.
Vergelijkingen met Max Richter en zijn landgenoten Jóhann Jóhannsson en Hilmar Örn Hilmarsson en liggen daarbij zo voor de hand.

Ólafur Arnalds stond in Brugge al voor de derde maal dit jaar op een Belgisch podium en de set bestond uit nummers van zijn debuutalbum, het bejubelde ‘Eulogy For Evolution’, en van de nieuwe EP ‘Variations Of Static’. Tevens kwamen er enkele nieuwe songs van het later dit jaar te verschijnen tweede album aan bod.
Ook deze keer liet hij zich begeleiden door zijn vaste strijkerkwartet, namelijk drie vrouwelijke violisten en één mannelijke cellist (tevens dezelfde muzikanten die ook meewerkten aan zijn nieuwe EP). ‘Begeleiden’ is echter te zwak uitgedrukt want veelal was net het omgekeerde het geval, namelijk dat de strijkers de bepalende factor waren en dat Ólafur Arnalds voor de omlijsting zorgde via subtiele piano, laptop en af en toe ook wat loops en beats.
Al vanaf de eerste noot liet het publiek zich meevoeren op de ijle klanken. De muziek sprak voor zich. Oogcontact of zelfs interactie met het publiek werd door de groep tot het uiterste minimum herleid en beperkte zich overwegend tot een vriendelijke dankbetuiging voor het applaus van het publiek Enkel toen de erg verkouden Ólafur Arnalds iets voorbij halfweg de set moeite had om niet te hoesten doorheen een nummer, excuseerde hij zich hiervoor uitvoerig en hoopte hij dat dit geen hypotheek zou leggen op het verdere verloop van het Europese luik van zijn tournee, temeer daar zijn concert in de Cactus Club pas het tweede van de nu al dertig geplande concerten was.
Met “Himininn er ad hrynja”, en “Störnurnar fara pér vel” uit de EP ‘Variations Of Static’ werd de eigenlijke set afgerond maar de groep kwam terug voor nog één toegift. Daarbij mocht het publiek kiezen tussen een nieuw dan wel bestaand eigen nummer of een cover. Ook indien het publiek géén nummer meer wenste, kon men hem dat ook gerust laten weten, merkte hij schalks op.
Zelf hadden we graag nog eens zijn vrije interpretatie van het nummer " Marching bands of Manhattan" van Death Cab For Cutie gehoord maar het werd een volstrekt nieuw nummer waar Ólafur Arnalds de werktitel “Postrocksong” aan gaf. Meteen het einde van iets minder dan een uurtje verstilde pracht.

Op basis van wat ons de voorbije jaren ter ore is gekomen, lijkt het muzikale talent in IJsland al even talrijk als het aantal plaatselijke meren en rivieren. Welnu, ook Ólafur Arnalds mag als een revelatie beschouwd worden.

Organisatie: Cactus Club Brugge


Feist

De muzikale slingerbewegingen van Feist

Geschreven door

De talentvolle dertigjarige singer/songschrijfster Leslie Feist uit Canada wordt beloond voor haar intense werk, want de sympathieke jonge dame heeft met haar mooie breekbare, sprookjesachtige pop van ‘Let it die’ en ‘The reminder’ gevoelige zieltjes veroverd. Haar lichthese, zalvende fluisterzang geeft zeggingskracht. Ze nestelt zich vocaal ergens tussen Joan As Police Woman, Cat Power en Emmylou Harris.

In de ruim anderhalf uur durende set stapte ze moeiteloos over van intieme solomomenten naar broeierige poprock; de elektronica, soundscapes, dubbele percussie, piano en blazers zorgden voor een breder geluid.
Aan publieksparticipatie en dynamiek was er geen nood; Feist zette haar fans aan tot handclapping en het neuriën van sommige nummers. Feist maakte talrijke slingerbewegingen qua sfeertjes bepalen: beelden oproepen en ruimte laten voor verbeelding en van weemoed naar een meer uitgelaten stemming. Tenslotte zagen we op een groot scherm iemand bezig met schaduwmime en zandafbeeldingen maken.
Intieme huiskamer ‘candlelight’ muziek speelde ze solo op “Honey, honey”, “Intuition” en “Lonely lonely”, bepaald door haar hemelse stem en akoestische gitaar. De ingetogen, dromerige “When I was a young girl”, “Mushaboom”, “Limit to your love” en “Inside + out” hadden een spaarzame begeleiding. “The park” en “Brandy Alexander” brachten een zomerse stemming van ‘vogeltjes, de bloemetjes en de bijtjes. Feist hield van uitdagingen zoals op de gospelachtige clapping song “Sealion”, die niet zou misstaan in de zondagsmis! En tenslotte klonk Feist met haar band uitgelaten op de fijne instant klassiekers “My moon my man”, “Feel it all” en “1, 2, 3, 4” . Een glansrol was weggelegd voor de broertjes Baird.
Ze opende en eindigde solo achter een wit doek, met een spot op haar gericht “Help” en “Let it die” waren de huiveringwekkende, bloedstollende in countryblues gedrenkte songs.

We hoorden een enthousiaste gemotiveerde Feist die het publiek in allerlei stemmingen en sfeertjes bracht.

Organisatie: Agauchedelalune ism Aéronef, Lille

Paramount Styles

Paramount Styles: een unplugged Girls Against Boys

Geschreven door

Scott McCloud, de (ex)spil van het New Yorkse Girls Against Boys, heeft een nieuw muzikaal project op poten: Paramount Styles. Hij behoudt op de soloplaat ‘Failure American Style‘ z’n handelsmerk van een donker, intens broeierig sound; met z’n ingehouden zacht krakende, kreunende, hese vocals dompelt hij de songs gevat onder in dit sfeertje.
Samen met twee vaste leden (bassist/toetsenist en drummer) en twee Belgen (gitarist en cellist) onderneemt hij een kleine clubtournee. Trouwens, het was al vijf jaar geleden dat McCloud met Girls Against Boys te zien was. Hoogst interessant dus om kennis te maken met z’n Paramount Styles.

Het publiek hoorde een sfeervol snedige set; de songs kregen meer ademruimte door een samenspel van akoestische gitaar, cello en toetsen. Een gemoedelijk en kaler unplugged Girls Against Boys. McCloud zat op z’n flightcase, dicht bij z’n publiek, en maakte af en toe een cynische opmerking. Het sobere “Drunx” opende. “All eyes”, “Hollywood tales 2”, “Come to NY” en “Losing you” hadden een steviger popgehalte. McCloud wisselde ze af met ingetogener werk:  “Race ya till tomorrow”, “Crazy years”, “Starry nights”, “Paradise happens” en “More than alive”, die de set besloot.
Het warme onthaal bood z’n vernieuwende aanpak een hart onder de riem. In de bis gaf hij nog één nummer prijs …geluid en tekst à l’improviste …een artiest, mans songschrijven en een band, op dezelfde golflengte.
Paramount Styles speelde verslavend, beklijvend songmateriaal. Scott McCloud heeft een volgende stap gezet in z’n oeuvre.
.
Het Belgische Dead Souls kroop twee jaar terug in de huid van Joy Division’s Ian Curtis. Deze live coverband , die vaste support was van Monza, deed de voorliefde van het icoon van de new wave in Vlaanderen heropleven.
Hun debuut ‘Cognac & coffee’ heeft een eigen geluid binnen de waverock, die we voldoende kennen onder Editors en Interpol. Een energieke live band, die gretig gedurende zo’n vijfenveertig het nieuwe materiaal voorstelde: “Peter Chriss”, “Trying in crying”, “Boxoffice waiters”, “Smash your guitar” en de titelsong klonken overtuigend. Band met een mooie toekomst!

Organisatie: Cactus Club Brugge

Timesbold

Een ingetogen en rockend Timesbold

Geschreven door

De inzet van het weekend werd in de MaZ gedrenkt in weemoed en melancholie door de desolate americanapop/alt.country van Timesbold (Jason Merritt) en Sleepingdog (Chantal Acda).

Timesbold is samen met Bonnie ‘Prince’ Billy, Dave Eugene Edwards, Alan Sparhawk, Robert Fischer en Conor Oberst, één van de pijlers binnen dit Duyster concept. Een intens broeierig sfeertje wordt gecreëerd door een instrumentarium van akoestisch gitaargetokkel en -slides, contrabas, toetsen/harmonium, melodica, zingende zaag en een ingehouden percussie.
Zanger/componist Jason Merritt, man met safarihoed én lookalike Finn Andrews van The Veils, schrijft geniale, beklijvende pareltjes bijeen en geeft met z’n zalvende, lichthese, krakende emotievolle stem zeggingskracht aan de songs. Hij borg momenteel z’n soloproject Whip even op.
Hij speelde, samen met de vaste crew leden Lichtenstein/Goebel en twee andere muzikanten, een klein anderhalf uur lang een boeiende en gevarieerde set: intiem,ingetogen en rockend door een snedig krachtiger aanpak. Ze zijn op tournee om de nieuwe plaat ‘Ill Seen Ill Sung’ voor te stellen; we hoorden de innemende “When I come around” en Hollow halo” als de stevige “Fencepost” en “Any lethal storm”, die live een rauw verbeten tint hadden. Op z’n Dylans ging Timesbold te werk op het oudje “Sing”. Er waren de donker, dreigende “Banish” en “Some awful man”, en het ingehouden “Whales” klonk avontuurlijk door een onverwachtse pianoswing en strijkstok op triangel. Tenslotte haalde Merritt nog solo hemels pakkend uit.
De intense spanning in de songs kon Merritt ontkrachten door enkele ludieke aanmerkingen. In de bis hoorden we dynamische melodieuze versies van “Old Hannah” en “Irene”.

Timesbold speelde een knap overtuigend concertje en gooide zoveel muzikale pracht te grabbel in een twintigtal nummers; een bij de keel grijpende; adembenemende set die en af en toe gepast en gevat kon ontladen.

Support was Sleepingdog van Chantal Acda, momenteel hoogzwanger van haar tweede kindje. Ze speelde samen met drie andere leden, in een sober geluidsdecor, een dromerig, intieme set onder haar hese fluisterzang; de songs van het recente ‘Polar Life’ verwezen naar haar IJslandse voorliefde.

Organisatie: Cactus Club, Brugge

Waldeck

Ballroom stories

Geschreven door

Waldeck is afkomstig uit Wenen en is gecentraliseerd rond Klaus Waldeck en de zangeressen Joy Malcolm en Zeebee. Ze brengen een warme, zwoele, sfeervolle, doorleefde sound van pop, soul, jazz, r& b en mellow hiphop. Ze tuimelen soms regelrecht in de ‘50’s, waar de heren in maatpak, das en glimmende schoenen de kortgerokte dames uitnodigen op een danspas in een ballroom of donkere kroeg.
De groep heeft iets mee van ons eigen Mo & Grazz en past binnen het plaatje van de huidige heropleving van souljazzy freaks Adele, Duffy en Amy Winehouse. Het is genieten van de aanstekelijke, groovy, dansbare én lekker loungy nummers. “Memories” en “Get up …Carmen” schitteren, maar ook de sfeervolle “Make my day”, “Addicted” en Dietrichs  neigende “Bei mir bist du schön” bekoren. Stijlvol én met gevoel voor klasse!

Info: www.waldeck.at

Pagina 458 van 479