logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Manu Chao - Bau...
frank_carter_an...
Ollie Nollet

Ollie Nollet

The Dream Syndicate - Debuutplaat heeft na 40 jaar nog niets aan frisheid ingeboet

Steve Wynn blijft een graag geziene gast in onze contreien. Nadat hij eerder dit jaar in De Zwerver solo te bewonderen was mocht hij dit keer met The Dream Syndicate opdraven. Dat is de band waarmee hij in de jaren '80 deel uitmaakte van de Paisley Underground, een muziekstroming, ontstaan in Californië, die klassieke gitaarrock combineerde met de energie van prille garagerock of punk.
Dankzij enkele uitstekende platen werd The Dream Syndicate al snel één van de boegbeelden maar net zoals de meeste andere bands van die beweging was de groep geen lang leven beschoren. In 1989 was het sprookje voorbij maar na talloze andere projecten floot Steve Wynn in 2012 The Dream Syndicate opnieuw bijeen en intussen zijn ze nu reeds langer samen dan in de originele bezetting.

The Dream Syndicate had twee uitstekende redenen voor deze tour: een nieuwe plaat, ‘Ultraviolet battle hymns and true confessions’ en de veertigste verjaardag van hun debuut ‘The days of wine and roses’.
Ze verschenen met zijn vieren (Steve Wynn, gitarist Jason Victor, bassist Mark Walton en drummer van het eerste uur Dennis Duck) op het podium, nieuwste lid en toetsenist Chris Cacavas (Green On Red) was er niet bij.
Het werd verre van een blitzstart, openingsnummer "Bullet holes" klonk eerder als een sof. Maar meteen daarna werd met "Out of my head" het een en ander rechtgezet en klonk The Dream Syndicate zoals ze hoort te klinken dankzij een stevige song, strak gebracht en voorzien van een eerste, explosieve gitaareruptie van Jason Victor.
Dit leek de echte start te worden van een stomend concertje maar helaas diende er ook een nieuwe plaat voorgesteld te worden wat de vaart in de set aanzienlijk belemmerde.
De Zwerver mag dan al ter promotie een mandje vol lovende recensies bij elkaar gesprokkeld hebben, ‘Ultraviolet battle hymns and true confessions’ kan ik bezwaarlijk een goeie plaat noemen. Een stap in de goede richting na het onverteerbare ‘The universe inside’, dat wel. Er werd opnieuw gekozen voor compactere songs maar die bleken helaas op een enkele uitzondering na nog steeds mijlenver verwijderd van hun werk in de jaren tachtig. Het eerste nummer dat ze hieruit presenteerden, "Damian",  kon ik eigenlijk best wel smaken maar dat kwam vooral door het gitaarloopje dat geleend leek bij "Satisfied fool", een wonderlijke song van Nathaniel Mayer die maar blijft roteren in mijn denkbeeldige jukebox. Ook "Trying to get over", vintage Dream Syndicate voorzien van een venijnige gitaar stond terecht op de setlist maar dat kon minder makkelijk gezegd worden van het slaapverwekkende "Hard to say goodbye" of het suikeren "Every time you came around".
Het waren enkele moeilijke momenten maar eenmaal hier doorheen geworsteld werden we beloond met een ronduit magistrale versie van "How did I find myself here?", titeltrack van de eerste plaat na de reünie en ook de enige ‘nieuwe’ die naast het oudere werk niet verbleekt. Het werd een uitgesponnen en zinderend gitaarepos waarin Wynn en Victor jongensachtig, dicht bij elkaar duelleerden wat onvermijdelijk deed denken aan Crazy Horse. "Glide" van diezelfde plaat uit 2017 werd de afsluiter van de eerste set waarin de songkeuze niet altijd even gelukkig was. Zo werd het garagerockachtige "Straight lines", één van de betere nummers op hun laatste schromelijk over het hoofd gezien.

Na de pauze volgde een tijdreis (dixit Steve Wynn) waarin ‘The days of wine and roses’ integraal en in exact dezelfde volgorde als op plaat vertolkt werd. Het contrast met het eerste deel van de avond was groot. Hier geen slappe momenten, dit bleef vanaf de eerste noten van "Tell me when it's over" tot de laatste van de titeltrack even opwindend.
De plaat bleek na veertig jaar niets aan frisheid te hebben ingeboet. Het leek wel, wanneer we de ogen even sloten uiteraard, alsof er een stel jonge honden op het podium stond die nog alles te bewijzen had. Wat klonk dit snedig en energiek! Aan wervelende gitaren geen gebrek terwijl de songs zonder moeite pal overeind bleven.
Meer nog dan op vinyl hoorde je in die subliem rammelende sound invloeden van The Velvet Underground. Het New Yorkse kwartet was zeker niet alleen een bron van inspiratie voor hun naam (een pre Velvet Underground project van John Cale met La Monte Young) waardoor ze eigenlijk atypisch klonken voor de Paisley Underground waarvan de meeste groepen hun inspiratie vonden bij de Westcoast psychedelica.
‘The days of wine and roses’ is zo'n plaat die een groep maar één keer kan maken en in de meeste gevallen gaat het dan om het debuut, net als hier dus als we even die eerste EP buiten beschouwing laten. Iets van dit kaliber komt er uiteraard nooit meer maar ik prijs me gelukkig dat ik deze buitenkans om dit live mee te maken niet heb laten liggen.
Alsof dit alles niet genoeg was trakteerde de band ons nog op een toetje dat bestond uit twee heerlijke Dream Syndicate klassiekers: "Still holding on to you" en "Boston".

Na een ietwat teleurstellende passage enkele jaren geleden in de 4AD lijkt het vuur van weleer teruggevonden.

Pics homepag @Chris Sikich

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

The Others Of Invention - Frank Zappa tribute - Met liefde voor de artiest

Ik heb nog al eens een optreden meegemaakt waar er weinig volk was maar wat ik zaterdag mocht beleven tart alle verbeelding. Voor het optreden van de Zappa tributeband The Others Of Invention uit het Nederlandse Zoetermeer daagden welgeteld twee mensen op, ik en mijn maat. Gebrek aan promotie zal wellicht één van de oorzaken zijn maar ik denk dat ze domweg op de verkeerde plaats stonden in een club die het vooral van metal moet hebben, geprangd tussen een Marilyn Manson en een Rammstein tribute. Doodzonde want het werd een fantastisch concert!

Normaal moet ik eigenlijk niets hebben van tributes  maar als het om Frank Zappa gaat, maak ik graag een uitzondering. Bij een eerbetoon aan the moustache weet je, dankzij zijn onoverzichtelijke oeuvre, immers nooit van te voren wat het gaat worden in tegenstelling tot andere tributes die gewoonlijk doodsaai en o zo voorspelbaar zijn. Bovendien biedt zijn muziek veel ruimte voor eigen interpretatie wat voor de nodige spanning kan zorgen.
The Others Of Invention hadden niets aan het toeval overgelaten en waren met een complete bezetting (2 gitaren, bas, drums, zang, toetsen, tenorsax, klarinet en trombone) naar Eernegem afgereisd. Er stond dus letterlijk meer volk op het podium dan in de zaal waarin we naast de twee bezoekers helemaal achteraan ook nog de soundman, iemand van de club en een roadie konden ontwaren.
Maar het bonte gezelschap liet dit niet aan het hart komen en speelde zich maar liefst een uur en veertig minuten de naad uit de broek. Soms werd er wel eens verwezen naar de nogal lage opkomst ("dit was ons eerste internationale optreden en meteen ook ons laatste") maar voor de rest leek het alsof ze voor een bomvolle club speelden.
De set werd geopend met het soulvolle "City of tiny lites" gevolgd door "Easy meat" waarin de blazerssectie een eerste keer in alle glorie mocht schitteren. Qua songkeuze lag de nadruk op de eerste helft van de jaren zeventig met maar liefst zes van de zeven nummers uit ‘Over-Nite Sensation’. Terecht want ook ik vond dit zijn creatiefste periode. Heikel punt bij een onderneming als dit is uiteraard de zang. Zappa liet zich immers altijd omringen door een stel uitnemende zangers maar Jorgen van de Burgt wist zich aardig uit de slag te trekken. "Village of the sun" was misschien net iets te hoog gegrepen maar zijn geforceerd gruizig en rauw klinkende stem in "Fifty-Fifty" en "Zomby Woof"  maakte zeer veel goed en moest echt niet onderdoen voor Ricky Lancelotti destijds.
Verrassendste keuze vond ik het hilarische "Stick it out" uit ‘Joe’s garage’ waarin een poging werd gedaan om het Duitstalige gedeelte van de tekst in het Vlaams te zingen. Dit waren stuk voor stuk schitterende muzikanten waarvan ik er twee een extra pluim wil toewerpen: toetsenist Peter Caspers die geregeld origineel en onvoorspelbaar uit de hoek kwam en gitarist Marcel Chrétien, de bezieler van dit project.
Dit in meerdere opzichten wonderlijke optreden werd afgesloten met een uitzinnig "Muffin man".  Wat heb ik hier zoveel meer van genoten dan van The Bizarre World Of Frank Zappa, het megalomane project van Ahmet Zappa dat ik enkele jaren geleden zag in het Kursaal, Oostende. Hier was geen plaats voor egotripperij of gepruts met hologrammen maar werd de muziek van Zappa zonder gezever en met veel liefde levend gehouden.

Setlist: 1 City of tiny lites 2 Easy meat 3 Trouble every day 4 Village of the sun 5 My guitar wants to kill your mama 6 I'm the slime 7 Cletus Awreetus-Awrightus 8 Zomby Woof 9 Uncle Remus 10 Dinah-Moe Humm 11 onbekende instrumental + flard Don't eat the yellow snow 12 Fifty-Fifty 13 Montana 14 Peaches en regalia 15 Big Leg Emma 16 Stick it out 17 Oh no 18 Catholic girls 19 Dancin' fool 20 Camarillo Brillo 21 Muffin man

Organisatie: B52, Eernegem

zondag 25 september 2022 22:50

The Spyrals - Bluesy psychrock

The Spyrals - Bluesy psychrock

Nu de Meat Puppets hun concert in De Zwerver voor de zoveelste keer uitstelden kwam er een plaatsje vrij in mijn agenda en trok ik nog eens naar Podium De Piek, een gezellig zaaltje in Vlissingen dat al 52 jaar bestaat. Wat meteen opviel was dat het overgrote deel van de aanwezigen eruit zag alsof ze de opening destijds nog meegemaakt hadden. De vorige keer dat ik er was had ik er ook al op gelet maar toen stonden er een bende grijsaards (Captain Beefheart's Magic Band) op het podium en dacht ik: 'hmm, allemaal Beefheart kenners!'.

Dit keer stond er een relatief jonge band op datzelfde podium maar dat had duidelijk geen invloed op de opkomst. Nu spelen The Spyrals wel het soort muziek dat een oudere jongere best nog kan pruimen. Ik zag dit trio uit L.A. precies een week eerder nog schitteren in Lille en hoopte op een herhaling. Dat gebeurde net niet. De bluesy psychrock waarin de vintage klinkende gitaar terecht alle ruimte kreeg, kon me weer mateloos bekoren maar de euforie bleef toch uit.
De drie hadden er een vermoeiende reis uit Engeland opzitten maar dat leek me niet echt de oorzaak. Zanger-gitarist Jeff Lewis zag er in Lille trouwens minstens even vermoeid uit. Hoofdoorzaak was de geluidsmix die op zijn zachtst gezegd soms wat sputterde. De ene keer stond het orgeltje van Georgia Feroce veel te hard, een ander moment hoorden we nauwelijks de gitaar en de zang maakte soms de gekste bokkensprongen alsof er iemand met het volumeknopje zat te spelen. Achteraf vertelde Lewis me dat de klank op het podium abominabel was. Gelukkig liet hij daar tijdens de set niets van merken en viel het eigenlijk al bij al nog best mee.
De setlist (die er in feite niet was) werd flink door elkaar geschud en ik hoorde op zijn minst één nummer dat er de vorige keer niet bij was. Dat alleen al maakte mijn verplaatsing meer dan de moeite waard. Lewis ging opnieuw volledig op in zijn onweerstaanbare, psychedelisch klinkende gitaarspel terwijl de heerlijk roffelende drums van Dash Borinstein en de zoemende sixtiesklanken uit het orgel van Georgia Feroce ervoor zorgden dat de rock-'n-roll factor overeind bleef.
Dit had uren mogen duren maar Jeff Lewis maakte er verrassend vlug een einde aan waarna het applaus ook al meteen uitstierf en de muziek aanfloepte. Gelukkig riep de presentator van dienst hen terug en kregen we nog twee schitterende bissen. Wat niet zonder slag of stoot gebeurde want de nieuwe gitaar die hij omgorde deed het niet naar behoren zodat hij terug naar zijn Fender Mustang moest grijpen waarop een snaar ontbrak. Daarbij kloeg hij wat over vervelende technische problemen maar vertelde er niet bij dat hij de gewoonte heeft om na de laatste noten zijn gitaar rond te zwieren en in de lucht te gooien. Dat deed hij hier niet maar wel in Lille waar hij het ding miste bij het opvangen en het kletterend op de planken smakte. Intrigerende kerel, die Lewis!

Organisatie: Podium De Piek, Vlissingen

vrijdag 23 september 2022 09:47

The Cavemen - Onbesuisde garagepunk

The Cavemen - Onbesuisde garagepunk

The Cavemen - Mijn favoriete Nieuw-Zeelandse groep was nog eens in het land en dat was een feestje dat ik absoluut niet wou missen. Plaats van de afspraak: The Pit's, waar anders?

Easy Ego, het soloproject van het Brusselse fenomeen, Max Poelmann, die ik onlangs nog met Warm Exit aan het werk zag op Rock Zerkegem, mocht openen maar haakte in laatste instantie af. Zo werden de lokale helden, Chiff Chaffs, nog eens opgetrommeld. Een vorige keer, zowat een jaar geleden, konden ze me maar matig enthousiasmeren maar hier leken ze duidelijk van plan om me dat te laten vergeten.
Met een duivelse grijns beet zanger-gitarist Gilles Deschamps zich vast in het stompende openingsnummer. Dit was het soort ranzige rock-'n-roll waar ook The Cramps een patent op hadden. Gestuwd door een dwingende bas en strak roffelende drums kon Deschamps zich naar hartelust uitleven op zijn bekoorlijk authentiek klinkende gitaar in de rug gedekt door een dreinend orgeltje. Lappen smerige rock-'n-roll werden afgewisseld met wat minder furieuze surf. Met het spookachtig klinkende "Red light" hadden ze een zelfs een knaller bij die in de jaren zestig een novelty hit had kunnen zijn. Dat momentum konden ze helaas niet vasthouden en naar het einde van de set toe begon die mooi opgebouwde intensiteit wat af te brokkelen en daar kon zelfs een korte, nijdige punk song, gezongen door de bassist niets aan veranderen.

Eerste nummer van The Cavemen bestond uit welgeteld één zin die voortdurend herhaald werd: "Who's gonna win the war" (geen Hawkwind cover). Meteen werd duidelijk dat we The Cavemen niet al te serieus moeten nemen.
De vier uit Auckland hebben nog steeds hetzelfde doel voor ogen als toen ze tien jaar geleden begonnen: lol trappen op een podium mits wilde rock-'n-roll. Iets wat met een podiumbeest als Paul Caveman altijd lukt. Opgesmukt met een weergaloos glamour hemdje en een hondenhalsband dook hij al snel van het podium om met het publiek kennis te maken.
Met een krachtige, schorre stem sleurde hij zijn al even gretige kompanen mee door een set onbesuisde garagepunk. Daarin hoorden we duidelijk invloeden uit de seventiespunk en af en toe ook, net als bij Amyl and The Sniffers, uit de hardrock van diezelfde periode. Hun razende energie werd gebald in korte, explosieve, niet zelden meebrulbare songs.
Eén nummer werd opgedragen aan Fred Cole en Andrew Loomis, de gevallen helden van Dead Moon. Een Dead Moon cover wellicht (die ik niet meteen kan thuiswijzen) want de groep speelde ooit (in 2013 konden we lezen op het t-shirt van de drummer) op een ‘Dead Moon Night’ in Auckland. Intussen waren de aanwezigen genoeg opgehitst om uitzinnig te gaan hossen.
In een tumultueus slot trakteerde de Chiff Chaffs-drummer me nog op een spuitende bierdouche die ongelukkigerwijs pal in mijn ogen terecht kwam. Nadat ik heel even het noorden kwijt was, werd ik daarna meteen geconfronteerd met een door mijn stramme botten gevreesde "sit down" (de vierde in amper twee weken tijd). Het zijn de risico's die erbij horen maar toen ik druipend van het bier naar buiten wandelde, overwoog ik toch of ik een volgende keer niet in regenkledij moet komen.

Organisatie: Pit’s Kortrijk

Strawberry Festival 2022 - Psychedelica troef!
Strawberry Festival 2022
Maison Folie Moulins
Lille
2022-09-16
Ollie Nollet

Strawberry Festival is een bescheiden festival met een voorliefde voor psychrock en neo-psychedelica. Twee avonden met telkens vier groepen plus op zaterdagmiddag enkele gratis acts. Na drie jaar te zijn uitgeweken naar Villeneuve-d'Ascq keerde het festival dit jaar terug naar Lille, meer bepaald naar Maison Folie Moulins, een mooie zaal met een capaciteit van 600 man annex een bar (La Bulle Café) waar ook geregeld optredens plaatsvinden. Op vrijdagavond hadden ze dit jaar een line-up in elkaar geknutseld waaraan ik niet kon weerstaan.

vrijdag 16 september 2022 - Eerste groep die ik zag was The Kundalini Genie, een vijftal uit Glasgow dat reeds een vijftal jaar actief is en evenveel platen heeft gemaakt. Zanger Robbie Wilson zag eruit alsof hij net terug was uit Woodstock met zijn hoed en lange jas met bontranden. Na het eerste nummer vlogen die evenwel in de hoek. We hoorden behoorlijk strak gespeelde neo-psychedelica die heel hard aan The Brian Jonestown Massacre deed denken zonder daarbij een kopie van die band te zijn. Vier enthousiaste jongens (twee gitaren, bas en drums) en een meisje, dat er een beetje als een verwelkt kamerplantje bijstond, op toetsen boden ons lekker deinende psychedelische rock die bleef boeien tot de laatste noot met als toetje een gesmaakte versie van "Oh! Sweet nuthin'" van The Velvet Underground, inclusief een flard " Hey Jude" en enkele ooh oohs van de Stones.

De belangrijkste reden van mijn aanwezigheid waren The Spyrals uit L.A.. Ik was die groep op 3 februari 2020 al eens gaan zien in de Pit's waar ze toen verstek moesten geven wegens gestrand in Engeland door een defecte camionette. Een hartgrondige vloek volgde pas enkele maanden later toen hun plaat ‘Same old line’ verscheen want dat bleek een echte parel te zijn. Het was ook die plaat die ze nu kwamen voorstellen. Het werd wel even wennen want bassist Michael McDougal bleek vervangen door een toetseniste, Georgia Feroce, wat toch voor een andere sound zorgde terwijl ik zijn stem, die hier heel wat omfloerster klonk, ook niet meteen herkende.
Na een korte aanpassing kon ik toch volop genieten van deze heerlijke band. Zanger Jeff Lewis keek voortdurend bijzonder ernstig en liet zich niet één keer betrappen op een glimlachje. Maar wat hij bracht met zijn behoorlijk vintage sixties klinkende Fender Mustang was van een adembenemende schoonheid. Het sixties gevoel werd nog versterkt door het orgeltje van Georgia Feroce.
Toch bleef dit hedendaags klinkende en af en toe van een flinke portie fuzz voorziene bluesy psychrock die down to earth gehouden werd door de roffelende drums van Dash Borinstein. Hoogtepunt was ongetwijfeld "Same old line" waarvoor Jeff Lewis zijn mondharmonica opduikelde. Even later gebruikte hij dat kleinood als slide. Lewis was intussen zodanig goed op dreef dat hij een druk gesticulerende organisator, die wou dat het voorbij was, niet eens opmerkte. Feroce die het wel zag had gelukkig niet het lef om haar baas hier attent op te maken tot grote frustratie van de man aan de zijlijn. Schitterend einde van een schitterende set!

Het was de tweede keer in zes dagen tijd dat ik de uit Toronto afkomstige maar tegenwoordig in Londen wonende Tess Parks aan het werk zag. Alhoewel ‘zag’ veel gezegd is want op Leffingeleuren waren er enkel wat vage silhouetten in een fel rood tegenlicht te zien. Gelukkig was dat hier anders en kon ik nu eindelijk ontwaren wie er in Leffinge ons die hallucinante trip bezorgde. De vijf musiceerden hier voor een groot wit scherm waarop versneld groeiende paddenstoelen en andere natuurbeelden geprojecteerd werden waardoor ze hun anonimiteit te grabbel gooiden. De setlist zal wellicht identiek geweest zijn als die in Leffinge, toch was het opnieuw zalig wegglijden in die psychedelische roes. Nu zag ik dat een Mellotron (van de Italiaan Francesco Perini) verantwoordelijk was voor die warme synth klanken en Mike Sutton die altijd verfijnde gitaarriedels fabriceren. En Tess Parks zelf, die bleef verbazen met die diepe, hese stem die je helemaal niet verwacht bij zo'n jonge, tengere vrouw. De songs waren evenredig geplukt uit haar vier platen met als uitschieters "Right on" en "Please never die".
Deze set was, nu we de muzikanten zagen, wat minder mystiek maar toch minstens even sterk als in Leffinge.

Organaistie: Bains de minuit productions, Lille

woensdag 14 september 2022 16:25

Leffingeleuren 2022 - Eclectischer dan ooit

Leffingeleuren 2022 - Eclectischer dan ooit
Leffingeleuren 2022
Festivalterrein
Leffinge
2022-09-09 t-m 2022-09-11
Ollie Nollet

Na twee jaar behelpen met afgeslankte corona-edities kon Leffingeleuren dit jaar opnieuw uitpakken met een volwaardig festival. Vooraf had ik nog enige twijfels over de affiche maar na afloop bleken die, zoals gewoonlijk trouwens in Leffinge, totaal onnodig geweest te zijn.
Het werd een meer dan geslaagde jaargang met veel volk en een rijk palet aan muzikale stijlen.
Op vrijdag konden de gevestigde waarden me niet echt overtuigen maar werd ik wel verrast door enkele sterke Belgische groepen. Zaterdag kende met Tess Parks en Triptides twee absolute hoogtepunten. Op zondag werden we van het ene uiteinde van het muzikale landschap naar het andere geslingerd wat niet kon beletten dat dit veruit de mooiste dag was met als apotheose een overdonderend Clamm.

dag 1 - vrijdag 9 september 2022
Allereerste band dit jaar was Heisa, een drietal uit het Limburgse Hoeselt onder leiding van bassist Jacques Nomdefamille, iemand die we de laatste jaren vooral aan het werk zagen met het onvolprezen Peuk. De drummer verscheen op krukken maar dat bleek gelukkig geen belemmering te vormen want Heisa pootte een dijk van een set neer. Met zo'n groepsnaam verwacht je misschien vooral veel herrie maar dat viel best mee. Heisa creëerde een weidse sound vol verrassende wendingen en ziedende uitbarstingen waarin ik af en toe zelfs wat prog invloeden meende te horen. Een nummer dat mank liep werd opnieuw ingezet wat loonde want het bleek één van de beste uit een set die van de eerste tot de laatste noot bol stond van de spanning. Dit was meteen het beste wat ik zag op vrijdag.

Dali Muru & The Polyphonic Swarm bleek vervangen door het Brusselse duo Kidiot. De eerste twee nummers werden vooruitgestuwd door de verrassend rudimentair klinkende gitaar van Bart Ostyn (Absynthe Minded) wat zorgde voor scheurende garagerock waarin zanger Nick Defour, voorzien van een indrukwekkend nektapijt, alle duivels in zich losliet. Daarna schoof Ostyn zijn gitaar aan de kant ten faveure van een synthesizer die al even rudimentair klonk maar helaas ook voor spuuglelijke klanken zorgde. Die schelle elektronische sound joeg me de gordijnen in.

Party Dozen, een duo uit Sydney, nam een indrukwekkende start. Drummer Jonathan Boulet boetseerde met zijn samples een onheilspellend zware sound, verwant met doommetal, terwijl Kirsty Tickle als een bezetene tekeer mocht gaan op sax. Maar de twee beperkten zich niet tot dat ene kunstje en zochten geregeld andere oorden op als dub, triphop of zwoele nachtclub jazz. Niet alle samples waren even gelukkig gekozen maar de immer rondhossende Tickle, die haar sax langs twee kanten gebruikte (bovenaan om in te zingen), bleef me begeesteren. En tijdens "Macca the mutt" hoorden we zelfs Nick Cave! Hoewel zijn inbreng beperkt bleef tot het herhalen van dat ene zinnetje "I got a mutt called Macca" prijkt Nick Cave toch maar mooi op hun loonlijst!

Meetsysteem staat voor zanger-toetsenist Ricky Cherim uit Amsterdam. Bijgestaan door een bassist en een drummer zorgde hij voor perfectionistische, Nederlandstalige pop. Dromerige synths werden afgewisseld met authentieke Fender Rhodes klanken, het had zeker wat. Helaas bleek mijn naar opwinding hunkerende ziel het geduld niet te hebben om hier lang naar te luisteren.

Met Protomartyr en Millionaire stonden vrijdag twee min of meer gerenommeerde groepen op de affiche die zo goed als volledig aan me voorbijgegaan zijn en daar zal waarschijnlijk niet meteen verandering in komen. Protomartyr uit Detroit is sinds 2010 actief en kwam er hun vijfde plaat ‘Ultimate success today’ voorstellen. Het viertal werd voor die gelegenheid aangevuld met Kelley Deal (The Breeders) op toetsen. We werden ondergedompeld in een unieke, deprimerende sound waarin zanger Joe Casey, voortdurend een pilsje in het vuistje gekneld, alle vrijheid kreeg om zijn teksten wat zeurderig te declameren. Wringende postpunk met aan Mark E. Smith schatplichtige vocals waarin nauwelijks plaats was voor variatie. Velen genoten er wellicht met volle teugen van terwijl ik vooral die schaarse momenten wanneer ze uit dat keurslijf ontsnapten (meestal wanneer Kelley Deal voor een heerlijke tweede stem mocht zorgen) koesterde. 

Vervolgens zag ik op de gratis toegankelijke Busker Stage Barno Koevoet (uit Brugge). "& The Duijmschpijkers" is blijkbaar uit de naam geschrapt want ze stonden wel degelijk met zijn vijven op het krappe podium. Dit nieuwe project van Arno Vanhoutte (Budget Trash) belaagde ons met brutale, no nonsense punk gegoten in korte, explosieve nummers. Niet alles was even sterk, vooral die nummers waar ze de punk even lieten voor wat het was en ze het tempo danig lieten zakken durfden al eens sputteren. Maar dat zag ik graag door de vingers want dit was gewoon een feestje en dat hadden ze vooraan, waar het er nogal wild aan toe ging, goed begrepen.

Millionaire was al een tijdje bezig toen ik arriveerde maar rouwig zal ik daarom niet zijn. Ik heb alle respect voor Tim Vanhamel maar de set van Millionaire liet me toch grotendeels koud. De sound klonk veel te gezwollen en had dringend nood aan een liposuctie. Nummers als "Los Romanticos" en "Champagne" hadden daar iets minder last van maar zelfs dat kon me niet opbeuren.

Na die lichte ontgoocheling verbeet ik de vermoeidheid en trok naar het café voor een laatste optreden en dat heb ik me zeker niet beklaagd. Maze ontstond meer dat tien jaar geleden in Brugge maar hebben nu met zijn vieren hun thuisbasis in Gent. De eerste twee nummers vond ik nog doordeweekse postpunk maar gaandeweg wist Maze me meer en meer te verbazen. Dit bleek plots allesbehalve doordeweeks terwijl postpunk de lading eigenlijk niet volledig dekte. Een zoemende bas en een snedige gitaar gecombineerd met de getormenteerd galmende zang zorgde voor een niet aflatende spanning. Waar zanger Arjen Verswijfelt eerst nog wat zenuwachtig leek, ontpopte hij zich plots als een echt podiumdier. Maar dan één die vooral voor het podium actief was terwijl hij zelfs niet te beroerd was om een poging tot crowdsurfen te wagen. Zo viel er totaal onverwacht nog een parel uit de kast.

dag 2 - zaterdag 10 september 2022
Mijn zaterdag begon in de Kapel met The Lounge Society uit het Britse Hebden Bridge (West Yorkshire). Vier frisse, jonge snaken die elk hun instrument perfect beheersten, gaven er het beste van zichzelf. Gemakshalve bij de postpunk geclassificeerd, ik hoorde eerder britpop met funk invloeden die toch wat te arty klonk.

Van dat laatste had Opus Kink, een zestal uit Brighton, alvast geen last. Zij lieten ons proeven van een originele, aanstekelijke mix van punk, jazz en folk. Voorman Angus Rogers, in blote bast en op blote voeten, haalde daarbij alles uit de kast. Hij dook af en toe het publiek in waar hij dan theatraal op zijn knieën neerzeeg. Later verdween hij plots in de coulissen om enkel in een slip, hoog genoeg opgetrokken om zijn billen de vrije baan te geven, terug te keren en zo een spectaculair dansje uit te voeren bij een drumsolo. Naast die fratsen werd er ook nog muziek gespeeld die soms wat hoekig klonk, duidelijke Balkan sporen vertoonde en geregeld in een deugddoende chaos belandde. Hun grootste troef waren evenwel de twee blazers (trompet en sax) die voor een wat feestelijke sfeer zorgden.

Aan ambitie hebben de jongens van Famous (Londen) geen gebrek. Hun naam alleen al! Zo gaven ze net als The Beatles een rooftop concert in Londen. Waarom niet! In de rug gesteund door een bas, drums en vooral een tape zwalpte zanger Jack Merrett met een zelfverzekerde grijns over het podium. Ook al gecatalogeerd bij de postpunk terwijl Merritt me eerder deed denken aan een dronken crooner. Terwijl we een volgestouwde sound horen viel er niet zo gek veel te beleven op het podium waardoor ik uiteindelijk het hazenpad koos. Onterecht liet ik me vertellen want Famous zou dan toch nog enkele hele knappe nummers uit hun hoed getoverd hebben.

De muziek van The Mysterines uit Liverpool wordt omschreven als grunge of fuzzy rock. Ik hoorde iets wat ik gewoon rock zou noemen en vraag me af of dat eigenlijk nog kan. Duidelijke invloeden uit zowel de seventies als the nineties, in een klassieke bezetting (twee gitaren, bas en drums) zonder al te veel franjes. Met Lia Metcalfe hebben ze een fantastische zangeres in huis en voor de rest moeten The Mysterines het enkel hebben van de muziek. Bindteksten waren er niet buiten "The next song is..." en statischer kan een optreden nooit worden. De vier openden met het fabelachtig mooie "Under your skin" en helaas was daarmee hun beste kruit reeds verschoten. Slecht werd het zeker nooit en la Metcalfe bleef bezielen maar het bleef vergeefs wachten op een even mooie parel als die eerste song. Misschien de setlist even omgooien?

Tess Parks uit Toronto heeft vier platen gemaakt waarvan twee met Anton Newcombe van Brian Jonestown Massacre. Zo weet je meteen ook in welke richting je het moet gaan zoeken: neo-psychedelica. De langzaam voortschrijdende nummers werden gestut door een onwrikbare psychedelische muur waarin de immer subtiele gitaar en de warme synths of piano de opvallendste onderdelen waren. Uiteraard was de hoofdrol voor de laconieke zang van Tess Parks met haar uit duizenden herkenbare hese, lage stem. Toch kan ik heel goed begrijpen dat sommigen hier op afknapten. Met een beetje kwade wil zou je kunnen stellen dat Tess Parks slechts één song heeft. Veel variatie was er inderdaad niet en sommige songs bleken perfect inwisselbaar. Tot overmaat van ramp zagen we door dat felle rode tegenlicht enkel donkere silhouetten op het podium (van de drummer was er zelfs helemaal geen spoor te bekennen). Maar wie in staat was die bezwaren aan de kant te schuiven werd meegezogen in een roes van zaligmakende psychedelica waarbij alle genotmiddelen verbleekten. Een hallucinante trip die nog lang zal nazinderen.

De Gentse weirdo's van Shht klutsten allerlei genres door elkaar met als resultaat iets dat eerder op een kermis thuishoorde. Er viel wel wat te beleven. Zanger James De Graef, een adonis enkel in korte broek gehuld, beklom alles wat er te beklimmen viel. Maar aan hun muziek beleefde ik evenveel plezier als aan een rotte kies. Zo hoorde ik onder meer een Emerson, Lake & Palmer pastiche en een slaapverwekkende drumsolo.

Ook dit jaar was er een editie (de derde) van Duyster Live in de kerk met naast de plaatjes van Eppo Janssen een viertal sessies waarvan ik de laatste meepikte. Mess Esque is een Australisch duo dat bestaat uit Helen Franzman (ook gekend als McKisko) en Mick Turner (naast Warren Ellis en Jim White ooit lid van het befaamde Dirty Three). Voor deze sessie werden ze verrassend bijgestaan door twee extra muzikanten (een bassiste en een drummer). Het werd een moment van rust waarbij de dromerige vocals van Franzman als een warm dekentje aanvoelden. En natuurlijk was het leuk om Mick Turner nog eens terug te zien hoewel zijn gitaar slechts voor wat rimpelingen zorgde, zij het hele mooie dan.

Na deze ingetogen sessie volgde meteen het brute geweld van Ditz, een vijftal nozems uit Brighton. Ditz is een groep die opkomt voor de rechten van de LGBTQ+-gemeenschap, vandaar misschien dat zanger Cal Francis erbij liep als een keurig schoolmeisje. De set kwam bijzonder moeizaam, met veel te veel haperingen, op gang. Net toen ik begon te twijfelen of ik wel zou blijven dook Francis het publiek in om er tot helemaal achteraan te blijven ronddolen. Blijkbaar het sein voor de rest van de band om zich te herpakken. Plots klonk hun noisepunk met beukende drums en gekartelde gitaarriffs bijzonder strak. Loeihard maar tevens steeds melodieus terwijl Francis bewees, in tegenstelling met de meeste andere zangers van dit soort groepen, dat hij wel degelijk kon zingen. Bijna sloeg het noodlot toe toen hij tijdens een verkenning van de uithoeken van het podium plots met een ferme smak op de begane grond terecht kwam. Gelukkig zonder erg want uiteindelijk werd dit toch nog een memorabel optreden.

Het Oostends-Leffinges i am batman speelde een thuismatch op de Busker Stage wat bijzonder veel volk op de been bracht. De vier tapten uit verschillende muzikale vaatjes maar waren op hun best wanneer ze de seventies pot leeg schraapten. Zou hier een nieuwe Jerry Garcia zijn opgestaan? De looks heeft Lieven Verkouille alvast.

En dan werd het stilaan tijd voor het fenomeen Willy Organ, de redder van het Vlaamse levenslied. Niet dat mijn verwachtingen hooggespannen waren want zo'n reddingsactie vond ik niet meteen noodzakelijk. Toch keek ik hier naar uit omdat ik Willy Organ ken uit een vorig leven toen hij nog de charismatische voorman was van het schromelijk ondergewaardeerde garage/roots bandje The Tubs van wie ik een hondstrouwe fan was. Zo'n vier jaar geleden zette hij The Tubs op non-actief en begon totaal iets anders. Na een paar jaar ploeteren krijgt hij nu eindelijk hetgeen hij nooit kreeg met zijn groep: aandacht en succes. Tot mijn verbazing verscheen hij niet alleen op het podium. Aan een enorme mixtafel volgestouwd met pintjes herkenden we zowaar Bart Cocquyt van Pink Room die tevens voor de tweede stem zorgde. Qua credibility kon dit alvast tellen.
Maar dat veranderde uiteraard niets aan de muziek. Die bleef wat het was: spitsvondige, humoristische teksten gegoten in goedkope, meezingbare songs telkens voorzien van een luide, banale discodreun. Dat laatste ergerde me mateloos terwijl het publiek er met volle teugen van genoot en werkelijk uit zijn hand at. Toen Willy, badend in het zweet, plots besefte dat hij zijn handdoek vergeten was kreeg hij onmiddellijk een truitje toegeworpen van iemand van vrouwelijke kunne. Ganse nummers werden door voornamelijk vrouwelijke fans meegezongen alsof we ons op een schlagerfestival bevonden. Toch leek één nummer min of meer aan de banaliteit te kunnen ontsnappen: "Vlaamse stoverij" met een marcherende en met een Duitse punthelm getooide vedette. Willy Organ gaf het publiek wat het wou en heerste moeiteloos over Leffingeleuren.

Bij Triptides uit L.A. ging het er heel wat verfijnder aan toe maar zij waren dan ook veroordeeld tot het café. Het drietal heeft reeds negen platen uit waarvan ik slechts de laatste twee ken. Die klinken mooi en veelbelovend maar soms ook wat te braaf en te perfectionistisch. Vanaf de eerste noten al werd duidelijk dat Triptides live veel beter uit de verf zou komen. In een aanstekelijke mix van West Coast pop en psychedelische rock mocht de gitaar van Glenn Brigman hoogtij vieren. De infectieuze grooves en de opzwepende harmonieën tussen Brigman en bassist Stephen Burns waren van een bedwelmende schoonheid. Eigenlijk was dit een set met niets dan hoogtepunten, toch wil ik er een paar songs uitpikken. "I won't hurt you" waarin Brigman met zijn twaalfsnarige Dillion gitaar akelig dicht in de buurt van The Byrds kwam en het fenomenale "Revelation blues" waaraan een duizelingwekkende gitaarsolo werd gebreid die op de plaat niet terug te vinden is. Verder hoorden we ook nog een smaakvolle Tom Petty cover. Dit overtrof mijn stoutste verwachtingen.

Tegen beter weten in ben ik daarna nog even Lebanon Hanover (Berlijn/Newcastle) gaan zien. Even dacht ik nog, gezien de talloze kaarsen, bij een herdenkingsplechtigheid van de queen te zijn terechtgekomen maar dit waren wel degelijk Larissa Iceglass (gitaar, synths) en William Maybelline (bas). Even uit hun kerker losgelaten bestookten ze ons met het soort gothic new wave waarvan ik dacht dat het al jaren uitgestorven was. Zeggen dat dit gedateerd klonk is een understatement. Vluchten leek me de enige optie.

dag 3 - zondag 11 september 2022
Vito (uit Gent) was dit jaar de enige vertegenwoordiger van americana op Leffingeleuren. Vito is nog steeds de groep van Vito Dhaenens, zoon van Derek (van Derek And The Dirt). Een uitgebreid gezelschap met maar liefst vier gitaristen en zus Ciska, die voor de tweede stem zorgde, kwam er hun debuutelpee ‘The Restless Kind’ voorstellen. Derek heeft een mooie doorleefde stem terwijl de band duidelijk alle knepen van het vak onder de knie had. Dat resulteerde in bloedmooie americana of liever belgicana die genoeg gevarieerd was om te blijven boeien. Met Mauro Bentein hadden ze bovendien een heel expressieve gitarist bij die af en toe vreemde bokkensprongen maakte. Zo viel er visueel ook nog wat te beleven. Eén Tess Parks was immers meer dan voldoende.

Milk TV uit Brussel is het vehikel van de Franse bassist Matthieu Peyraud die voorheen ook al actief was bij die andere intrigerende Brusselse groep, Phoenician Drive. Samen met gitarist Casper De Geus (Moar, Brorlab, O'Grady) en drummer Thomas Vaccargin zorgde hij vroeg op de middag al voor het nodige vuurwerk in de Kapel. Moeilijk vast te pinnen, ik hou het maar bij een mix van punk en no wave. De zenuwslopende grooves gecombineerd met exotische ritmes waren niet altijd even behapbaar maar spannend bleef het in ieder geval wel. Met die afgeknepen noten hadden ze iets van Devo maar dan zonder de elektronica. Fascinerende set.

Met Ill Considered zagen we vervolgens weer totaal iets anders: impro jazz uit Londen. Ik ben absoluut geen jazzkenner maar ik hou er wel van. Wat ik hier zag leek me van een meer dan bovengemiddelde klasse. Idris Rahman nam ons met zijn wonderlijke sax mee langs onbekende maar toverachtige wegen. Hier was geen ontkomen aan. Sherpa's van dienst waren twee uitzonderlijk knappe muzikanten: een hypnotiserende bassist en een drummer die tijdens enkele explosieve momenten wel van een andere wereld leek te komen. Ill Considered bewees met deze schitterende set dat ook jazz zijn plaatsje verdient op Leffingeleuren.

Beduidend wat minder talent op het podium daarna maar dat maakte het niet minder straf. Joe & The Shitboys zijn een stel plattelandsjongens van de Faeröer eilanden die uit pure verveling een punkbandje hebben opgericht. Zelf noemen ze zich a band of bisexual vegan punks. Wellicht een reactie op het ultraconservatieve klimaat op de eilanden waar de homohaat nog welig tiert. Ook zijn groezelige t-shirt met opschrift "Wrestling Gay" zal waarschijnlijk een sneer zijn in die richting. Joe bleek een imponerende persoonlijkheid die voortdurend provoceerde, geen blad voor de mond nam en het ene politieke statement na het ander de zaal in vuurde. "If you believe in eating meat start with your dog" was er maar eentje van. Bovendien wist hij handig het publiek te bespelen door bijvoorbeeld iedereen eens een grondige "fuck you" door zijn microfoon te laten roepen of de toeschouwers dicht bij zich te roepen, ze vervolgens te laten zitten om ze daarna te laten rechtveren en dansen. Dit was trouwens na Ditz en Willy Organ reeds de derde ‘sit-down’, als dat maar geen nieuwe trend wordt. De haveloos geklede Shitboys lieten hun punk rauw en primitief klinken terwijl de nummers uiterst kort bleven. Het kortste klokte af op twee seconden en bestond uit één welgemikte vloek. Joe & The Shitboys: punk zoals het ooit bedoeld was!

Eblis Alvarez (Bogota, Colombia) moet een handige jongen zijn. De platen van zowel Meridian Brothers als zijn andere groep, die ik dit jaar nog in de 4AD aan het werk zag, Los Pirañas neemt hij helemaal in zijn eentje op. Hier met  de Meridian Brothers liet hij zich omringen door vier muzikanten om een wervelende show vol opwindende roots salsa ten beste te geven. Ik heb altijd een beetje moeite met Latijnse muziek maar hun cover van "Son of a preacher man" vond ik zelfs beter dan het origineel van Dusty Springfield. 

Naar aanleiding van het pas verschenen ‘Crackdown’ van GA-20 gewaagden enkele recensenten van een heuse blues revival waardoor ik wel erg benieuwd geworden was of Zach Person (Austin, Texas) daar deel van zou uitmaken. De oeropstelling, gitaar en drums, liet alvast het beste vermoeden. Person begon indrukwekkend met een smerige garageversie van Jimi Hendrix maar vanaf het derde nummer zakte mijn aanvankelijke enthousiasme tot ver onder nul.
Van die oeropstelling bleek helemaal geen sprake want er liep voortdurend een tape mee waarop we zelfs achtergrondzangeressen konden horen. Resultaat was een sound die veel te pompeus klonk en nog maar eens leek te bevestigen dat de blues doodziek is. Maar het kon nog erger. Zo verscheen er plots een special guest op het podium die niemand minder dan Shtevil bleek te zijn. Een gitaarbeul uit Mechelen die zo vol is van zichzelf dat hij het niet eens zou merken als de tent leegliep (wat ook gedeeltelijk gebeurde). Een nummer dat gepresenteerd werd als de nieuwe single lag volledig in de stijl van The Black Keys, ook al een groep die een tijdje het noorden kwijt is. De laatste twee songs brachten opnieuw wat beterschap maar dat kon mijn immense teleurstelling niet wegspoelen.

Het eerste nummer dat ik van de Berlijnse Derya Yildirim en haar Grup Simsek hoorde was een lange psychedelische instrumental met nogal wat vreemde klanken. Het smaakte beslist naar meer maar wat volgde waren meestal Anatolische folksongs waarin de psychedelica iets minder nadrukkelijk aanwezig was. Het bleef wel mooi met de uitermate sympathieke Yildirim op baglama (Turkse luit) die ook nog eens, misschien net iets te veel, wat uitleg gaf bij de gebrachte nummers.

Vanishing Twin uit Londen is de groep rond Cathy Lucas die je zou kunnen kennen van Fanfarlo. De groepsnaam verwijst naar het vanishing twin syndrome (verloren tweeling syndroom) waarbij tijdens de zwangerschap van een tweeling één foetus verdwijnt. Cathy Lucas zelf is zo een alleen geboren tweeling. Op het podium hield de groep het bij experimentele pop met een licht psychedelische inslag. Op een gegeven moment zetten de groepsleden roze maskers op terwijl Lucas zich omdraaide en haar masker op haar achterovergeslagen hoed plaatste. Wat voor een bevreemdend effect zorgde. Intussen sloop er nogal wat gepingel in de muziek en werd het me net iets te artistiekerig. 

De verwachtingen waren hoog voor het Australische Clamm (Melbourne). De groep wordt immers vaak in één adem genoemd met Stiff Richards en Amyl & The Sniffers, twee groepen die live een onuitwisbare indruk op me nalieten. De drie groepen zijn ook bevriend met elkaar hoewel ze muzikaal toch een eind uit elkaar liggen. Zo mixt Amyl haar punk met een neut ouderwetse hardrock terwijl Stiff Richards dan weer zweert bij no nonsense seventies punk. Clamm houdt het bij powerpunk in de traditie van landgenoten Cosmic Psychos. Het was een wat vreemd beeld hoe de drie daar ietwat bedeesd op het podium stonden terwijl ze een muur van bruut geweld aan het bouwen waren en de lijven vooraan tegen een steeds hogere snelheid tegen elkaar botsten. Terwijl de beukende drums van Miles Harding en de onwrikbare bas van Maisie Everett een onstuitbare pletwals fabriceerden zorgde Jack Summers voor de nodige nuances met een soms versplinterd klinkende gitaar waarbij hij zijn in wanhoop gebottelde teksten uitspoog. Niet dat ik er zoveel van verstaan heb maar het gevoel dat we hier met een unieke groep te maken hadden was er zeker.
Dit was de gedroomde afsluiter van Leffingeleuren hoewel er anderen waren die die rol Sylvie Kreusch toedichtten.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge  

Rock Zerkegem 2022 - Einde in schoonheid
Rock Zerkegem 2022
Festivalweide (aan de Schooiweg)
2022-07-23
Zerkegem
Ollie Nollet

Na vijftien jaar gooien organisatoren Jonas en Pieter-Jan de handdoek in de ring maar niet zonder nog één keer alles te geven. Het werd een einde in schoonheid want dit was misschien (ik was er niet altijd bij) wel de beste editie ooit. Zeer veel volk, een zalig weertje en vooral goeie muziek met als uitschieters Tuff Guac en Tramhaus.
Vooraf was er even sprake van een lichte prijsverhoging maar uiteindelijk bleef alles bij het oude en werden de pintjes er aan één euro geserveerd wat altijd hét uithangbord is geweest van Rock Zerkegem.
Missen zullen we het zeker maar het is vooral jammer voor die groepen die anders enkel in groezelige cafeetjes of in het beste geval in het voorprogramma van een wat grotere band mogen spelen en hier eens mochten aantreden voor een ruimer en altijd even enthousiast publiek.

Eerste band, I Am Batman, hoorde ik enkel van ver terwijl ik stond aan te schuiven aan de ingang, waar een doodsprentje op ons lag te wachten. Nooit eerder meegemaakt hier maar blijkbaar wou iedereen er deze laatste keer vroeg bij zijn. 

Eerste groep die ik zag was het Gentse viertal Nimbus Cart en wat ik hoorde deed toch even mijn wenkbrauwen fronsen. Seventies rock! Bijna schreef ik 'belegen' maar dat was het niet en daar zorgde vooral Janis voor, een fenomenale frontvrouw die haar naam niet gestolen had. Wat een strot en wat een attitude! Zo presteerde ze het om al vroeg in de set voor één nummer een dwarsfluit op te duikelen, niet meteen het instrument waarmee je veel vrienden maakt in de rock-'n-roll maar dat kon haar geen reet schelen. De laatste die ik het zag gebruiken in een rockgroep moet John Dwyer van Thee Oh Sees geweest zijn. Mocht dit een referentie zijn dan was het er alvast één die kon tellen.

Met Purrses uit Brussel zagen we opnieuw een kwartet met een zangeres in de frontlinie, zij het van een geheel andere orde. Zelf noemen ze het daddy's rock, ik hoorde vooral soulvolle indiepop met veel stijl gezongen door de charmante zangeres Laura, afkomstig uit Marseille. Naast een dartele cover van "My girl" (The Temptations) mocht er al eens een nummer in het Frans gezongen worden terwijl Laura tussendoor ook nog eens bewees een aardig deuntje te kunnen fluiten. Knap allemaal maar toch net iets te vrijblijvend.

Meteen daarna ontpopte de drummer van Purrses zich op het hoofdpodium tot de hyperkinetische frontman van Warm Exit (Brussel). Gehuld in een korte broek en een opvallend "FBI" topje stuiterde Max Poelmann, zo heet hij, met zijn basgitaar over het podium. Samen met zanger-gitarist Valentino Sacchi en drummer Martin Tafani ploegde hij zich door een set razende postpunk waar de energie vanaf droop. Toch kwam het mooiste moment er toen Poelmann zijn bas ruilde voor de gitaar van Sacchi en Tafani zijn drumstel verliet om aan de synths een donker en dreigend nummer te zingen. Schitterende groep!

Met de tongbreker Kalaallit Nunaat (wat staat voor Groenland in de taal van de Inuit) kregen we een trio uit Rotterdam te zien. Met een grote gretigheid beten ze zich vast in nietsontziende, met veel noise doorweven postpunk. Een door merg en been snijdende gitaar, een doldraaiende bas en voortjakkerende drums stoffeerden de explosieve nummers die soms deden denken aan Metz en een enkele keer aan Wire. Maar helemaal overtuigen deden ze niet. Spelbrekers waren de te monotone zang en het geluid dat nooit echt goed zat.

De podiumtruck raakte goed gevuld met het negenkoppige Antwerpse gezelschap Condor Gruppe. Met in de indrukwekkende line up drie gitaren, bas ,drums, conga's, orgel/ synths, trompet, sax en bariton sax dompelden ze de weide onder relaxerende vibes.
De groep heeft een volstrekt unieke sound gecreëerd die bestaat uit een amalgaam aan stijlen en invloeden zoals psychedelica, seventies exotica, krautrock, surf, Calexico of Ennio Morricone. Heel mooi allemaal maar soms iets te kabbelend zodat ik stiekem hoopte op wat vuurwerk. Daar hadden de drie uitstekende blazers, die naar mijn gevoel te weinig aan bod kwamen, beslist voor kunnen zorgen.
Ach, het was slechts een kleine oprisping die trouwens volledig werd weggespoeld door het hypnotiserende slotnummer met Nicolas Mortelmans op sitar.

Het was reeds de derde keer in ruim een half jaar tijd dat ik het Antwerpse Tuff Guac aan het werk zag en ik kan alleen maar constateren dat ik ze steeds beter vind. Op plaat is Tuff Guac het soloproject van ‘Belly Button Records’ baas Rafael Valles Hilario maar op het podium zagen we toch een solide, steeds beter geoliede groep met naast Hilario bassist Jasper Suys, drummer Gert-Jan Van Damme (beiden Mogo) en de telkens opnieuw begeesterende Wim De Busser (King Dick, Zita Swoon, Helmut Lotti,...) op gitaar en toetsen. Hun aanstekelijk rammelende mix van bubblegum pop en garagerock liet de tent ontploffen terwijl ze nu, dankzij de verplichte oefening op Humo's Rock Rally, met "Sitting on the dock of the bay" ook een song bij hadden die iedereen kon meezingen of meefluiten. Opgejut door het kluwen van beukende lijven voor hen overtrof Tuff Guac alle verwachtingen. Ze werden slechts in laatste instantie na het wegvallen van het Spaanse Pódium aan de affiche toegevoegd, toch zorgden ze voor een eerste hoogtepunt.

Door een luchtvaartstaking waren The Gluts helemaal uit Milaan met de auto naar de West-Vlaamse polders gereden. Zo groot was hun enthousiasme om hier te mogen spelen en dat vertaalde zich ook op het podium. De groep begon met een heerlijke homp modern klinkende spacerock. Ik was er meteen helemaal klaar voor, helaas zorgde zanger Nicolo Campana voor een domper op de feestvreugde. Gebrek aan inzet kon je hem moeilijk verwijten - hij smeet zich letterlijk in het publiek - maar zijn totaal ontspoorde gebrul raakte kant noch wal. Gelukkig was er nog de smerige en af en toe aan The Stooges refererende gitaar van broer Marco tot die ongeveer halverwege de set besloot zijn instrument enkel nog als stoorzender te gebruiken. Wat wel overeind bleef was de strak spelende ritmesectie, bestaande uit bassiste Claudia Cesena (een Italiaanse Kim Gordon) en drummer Dario Bassi, die verhinderde dat het schip helemaal de dieperik in ging.

Tramhaus, genoemd naar een legendarisch tramhuis in hun thuisstad dat nu dienst doet als eettent, is een vijftal uit Rotterdam waarvan de leden reeds eerder aan het werk waren bij groepen met ronkende namen als Vulva, Pig Frenzy of Nagasaki Swim.
Ik had al veel lovende woorden over deze groep gehoord en die bleken stuk voor stuk te kloppen. Tramhaus wordt meestal gecatalogeerd onder de noemer postpunk maar daar ben ik het niet helemaal mee eens. Buiten die donkere, giftige zang vond ik hun bijzonder heldere sound eerder glibberen tussen noiserock en punk. In ieder geval wisten ze met een adembenemende set de tent te transformeren in een kolkende heksenketel. Zanger Lukas Jansen, die de uitstraling had van een jonge Mick Jagger gekruist met Jim Morrison, stuiterde met een ongeziene naturel over het podium. Iemand waarvan je meteen weet dat hij geboren is om op de planken te staan. Achter hem zorgden twee jongens en twee meisjes voor een strakke, sprankelende sound waardoor de gitaren verrassend melodieus mochten kronkelen. Dit klonk bedrieglijk eenvoudig en tegelijkertijd verbijsterend uniek. Het tragere, dreigende "I don't sweat", het explosieve "Karen is a punk" en het van een wonderlijke gitaar voorziene "Amour amour" waren maar enkele van de parels die ons naar adem deden happen.

Het aantal nieuwe jonge en uitstekende punkbands uit Australië is stilaan niet meer bij te houden. Denk maar aan Amyl and The Sniffers, Civic, Stiff Richards en het al wat oudere Eddy Current Suppression Ring van wie Mickey Young de platen van Vintage Crop telkens mag mixen en masteren. We hoopten Vintage Crop, niet te verwarren met het legendarische racepaard, aan dat rijtje te kunnen toevoegen maar dat zou toch wat te veel eer zijn voor dit zootje uit Melbourne. Nochtans deden ze er alles aan om een waardige afsluiter te zijn als laatste groep ooit op Zerkegem.
Het begon ook heel mooi met de nu al legendarische aankondiging van de gitarist: "We are an Australian band from Australia". Daarna beten de vier zich vast in stampende  postpunk opgejaagd door de nijdige zang van frontman Jack Cherry. Intussen kon ik het geeuwen nog amper onderdrukken en dat kwam niet alleen door het late uur.
Met de nummers van Vintage Crop was op zich niet veel mis mee maar ze waren onderling veel te inwisselbaar om te blijven boeien.

Rock Zerkegem, bedankt!

Organisatie: Rock Zerkegem

V8 Brothers Village 2022 - Rockabilly tussen glimmende bolides
V8 Brothers Village 2022
Kasteeldomein Dominiek Savio
Gits
2022-07-02 + 03
Ollie Nollet

Dit was reeds de tiende editie van V8 Brothers Village maar ik had er eerlijk gezegd nog nooit eerder van gehoord. Dit is eigenlijk vooral een oldtimer show met wagens van voor 1980, vooral Amerikaanse bolides met een V8 motor, met daaraan een kustom art show gekoppeld. Daarnaast is er dus ook een muzikaal gedeelte met vooral rockabilly groepen, een poging om de tijdgeest van de gloriedagen van de tentoongestelde wagens op te roepen veronderstel ik. Zal niet veel voorstellen, denk je dan, maar dit programma was met een verdomd fijne neus samengesteld. Iets wat ik gelukkig op tijd had vastgesteld.

dag 1- zaterdag 2 juli 2022
Eerste groep die ik zag was het Italiaanse Don Diego Trio. Hier had ik wel iets van verwacht omdat de 45-jarige Siciliaan Diego Geraci toch een serieuze staat van dienst heeft en vooral omdat ze later op de avond als begeleidingsband van Deke Dickerson zouden fungeren. Maar het viel me wat tegen. Knap gespeeld, daar niet van, maar ik miste wat ziel en vuur. Dat Don Diego heel wat in de vingers heeft bewees hij door te switchen tussen rockabilly, sixties rock-'n-roll, rhythm & blues, country, western swing en honky tonk maar warm kreeg ik het er niet van. Daar zorgde de loden hitte in de tent wel voor. Dat de groep geen bed had gezien na twee late shows in Leipzig de dag ervoor zal ook wel niet geholpen hebben. Maar mijn scepsis zou later op de avond plaatsmaken voor een mateloze bewondering.

Wat ik miste bij Don Diego kreeg ik meteen bij The McCurdy Brothers uit het Britse Norwich: vuurwerk. Gitarist Jerry en (staande) drummer Adam brachten een bijzonder explosieve mix van country, blues en rock-'n-roll, ergens halverwege Seasick Steve (die zelfgemaakte gitaar!) en The Bonnevilles. Luid en smerig zoals het hoort en met verhakkelde covers van klassiekers als "Gloria" (Them), "Roadhouse blues" (The Doors) en zelfs "Rock and roll" (Led Zeppelin). Maar vergis je niet, dit was verre van een ordinair covergroepje.

Het ging er heel wat beschaafder aan toe bij het trio Black Raven uit Düsseldorf. Deze teddy-boy revival band, actief sinds 1992, serveerde erg aanstekelijke, gestroomlijnde sixties rock-'n-roll en rockabilly die me eraan herinnerde dat ook Cliff Richard rock-'n-roll is. Ideaal voor bij de koffietafel alhoewel ze op het einde met enkele raak gekozen covers van Chuck Berry en The Bobby Fuller Four ("I fought the law") mijn nekharen toch overeind kregen.

Dé reden van mijn aanwezigheid hier was Deke Dickerson, een boerenjongen uit Missouri die intussen reeds 31 jaar in Los Angeles woont en een onoverzichtelijk kluwen aan platen uitbracht. Met groepen als The Untamed Youth, The Ecco-Fonics, The Dave and Deke Combo en zelfs eentje met The Trashmen. Daarbovenop ook nog een 12-tal soloplaten waarvan ik er paar op het schap heb staan met ronkende titels als ‘King of the whole wide world’ en ‘Number one hit record’, begin er maar aan. Tevens is hij ook een notoir gitaar verzamelaar annex archeoloog die twee boeken (‘The Strat in the Attic volumes 1&2’) vol spannende verhalen over oude gitaren schreef. Niet de eerste de beste dus en dat bleek ook hier op het podium. Begeleid door Don Diego Trio, die hun job met bravoure deden, en een extra steel gitarist bracht Dickerson een wervelende set die geen seconde verveelde. Een charismatische entertainer die perfect weet hoe hij het publiek aan zich kan binden. Zo pikte hij twee heren, uitgedost in een opvallend kostuum, uit het publiek en liet ze op het podium ritmisch mee klappen of nodigde hij een kind uit om op zijn gitaar spelen. Dat mocht de aandacht voor de muziek niet afleiden want die was werkelijk subliem. Met een heldere stem en een immer sprankelende gitaar duikelde hij haast achteloos de ene na de andere parel uit de rijke Amerikaanse muziekgeschiedenis op. Van Link Wray over Gene Vincent (het geweldige "Right now") tot "Whistle bait", een cultsong uit 1958 van Larry Collins, een 13-jarige hillbilly, en volgens Dickerson de allereerste punkrock plaat ooit. Ik kreeg er maar geen genoeg van.

Met Bobby Wilson stond er opnieuw een rasentertainer geflankeerd door Don Diego Trio op het podium, aangevuld met een pianist en een saxofonist. Bobby Wilson werd in 1961 geboren in New York maar belandde als baby in een pleeggezin in South Carolina waar hij een nieuwe familienaam kreeg: Brooks. Na een jeugd vol ellende en ziektes probeerde hij het als zanger. Op aandringen van Paul Revere (van Paul Revere and The Raiders) waagde hij zich met enige tegenzin (hij bracht liever eigen werk) aan een Jackie Wilson medley wat uiteindelijk leidde tot heuse Jackie Wilson tribute shows in Las Vegas. Leden van The Four Tops vonden de gelijkenissen tussen Bobby en Jackie Wilson zo griezelig dat ze vonden dat het niet anders kon dan dat ze familie van elkaar waren. Na bloedtesten met Jackie's erkende zonen werd ten slotte duidelijk dat Bobby de zoon is van Mr. Excitement, Jackie Wilson. Wilson Jr. begon zijn set meteen met "Reet petite" en het was toch even de ogen uitwrijven. De gelijkenissen waren zo frappant, fysiek maar vooral toch die bloedstollend mooie stem. Hij beperkte zich niet tot enkel muziek van zijn vader, heel wat andere soulgrootheden mochten de revue passeren zoals Wilson Pickett, Percy Sledge en Sam Cooke. De pakkende versie van "You send me" van die laatste bleef nog dagenlang in mijn hoofd rondspoken. Bobby Wilson liet op majestueuze wijze de grandeur van het gouden tijdperk van de soul herleven. Veel nostalgie maar ook pure klasse: dé ontdekking van dit festival.

Long Tall Texans uit Brighton bestaan intussen ook al 37(!) jaar maar een echte triomftocht bleef uit. Wanneer de drie zich vergrepen aan rechttoe rechtaan psychobilly lukte het wel. Dat begrepen ook een stelletje diehards die zich uitleefden met die typische psychobilly dans met vervaarlijk uitzwaaiende knieën en ellebogen (wrecking). Maar iets te vaak klonken de nummers te gepolijst alsof ze lonkten naar de hitparade. Hun cover van "Breakwaway" (Jackie De Shannon) was misschien leuk maar ik zat er in alle geval niet op te wachten. En dat zanger en contrabassist Mark Carew zong alsof hij net zijn vals gebit had ingeslikt hielp ook al niet. Dit kon beter.

dag 2 - zondag 3 juli 2022
Op zondag keek ik reikhalzend uit naar The Booze Bombs, de beste rockabillygroep van Het Zwarte Woud. Helaas lieten ze verstek gaan en zagen we Voodoo Swing uit Phoenix, Arizona, een trio dat ook op Sjock present zal zijn. Zanger Shorty Kreutz leuterde soms iets te lang tussen de nummers maar eigenlijk mocht hun muziek, een fijne mix van rockabilly en roots, die in het beste geval ergens in de buurt van The Paladins uitkwam, er best zijn.

Dat rockabilly ook vandaag nog behoorlijk opwindend kan klinken bewezen The Wheelgrinders uit het Canadese Vancouver. Wat een band! Hier geen halsbrekende toeren: zanger-gitarist Greg Tiernan, contrabassiste Caroline Helmeczi en drummer Stuart Quale lieten de muziek voor zich spreken. Vrij authentieke rockabilly gegoten in knappe songs verwarmde mijn hart. Vooral eigen nummers met af en toe een raak gekozen cover zoals "Betty Lou's got a new tattoo" (The Creep) of "Jungle Rock" van Hank Mizell. Dat laatste nummer was trouwens de directe aanleiding voor Greg Tiernan om rockabilly te gaan spelen. Heerlijke set!

Daarna zou The Dave and Deke Combo optreden maar Dave Stuckey was niet komen opdagen. Zo gaf Deke Dickerson dan maar een hillbilly show met de hulp van, jawel, Don Diego Trio. Het deed mijn bewondering alleen maar groeien voor Diego Gerali (met de akkoordenschema's verspreid aan zijn voeten), Giulio Farinelli (staande bas) en Andy Caligaris (drums). De heren verschenen dit keer op blote voeten in een salopette (op die van Deke hing de prijs er nog aan) en hadden ze een paar schoppen bij waarmee de kinderen gitaar mochten spelen op het podium. Echte hillbillies dus, achterlijke boeren maar hillbilly is ook een muziekstroming die bestaat uit oude country en folk, oorspronkelijk uit de Appalachen, wat we ook (ongeveer) te horen kregen. Door die zelfopgelegde beperking was het misschien net iets minder dan op zaterdag maar het bleef toch vingers en duimen aflikken bij nummers als "Sitting on top of the world" (Mississippi Sheiks) of “Mule Skinner Blues" (Jimmie Rodgers), dat voorzien was van een vocale acrobatie en tevens de enige song was die hij beide dagen speelde.

The Spunyboys uit Lille mochten het festival afsluiten en ze deden dat op spectaculaire wijze. Wat zanger Remi met zijn imposante staande bas uithaalde grensde aan het onwaarschijnlijke. Aan show geen gebrek dus en muzikaal leek het al even sensationeel: perfect geoliede rockabilly waar geen speld tussen te krijgen was. Net iets te gepolijst voor mij maar het volk genoot er met volle teugen van.

V8 Brothers Village was een verrassend sterk festival en dan had ik het nog niet eens over de talloze buitenlandse dj's die het publiek, tussen de optredens door, lieten dansen. Benieuwd of deze lijn volgend jaar wordt doorgezet.

Organisatie: Dominiek Savio, Gits

Sjock 2022 - 8 t-m 10 juli 2022 - Het rock'n'roll highlight of the year!
Sjock 2022
Festivalterrein
Gierle
2022-07-08 t-m 2022-07-10
Ollie Nollet

Het moet een hels karwei geweest zijn om dit jaar het programma van Sjock samen te stellen. Het bleef maar annulaties regenen. The Blasters, The Sadies, Chubby and The Gang en Reigning Sound zijn maar enkele van de vele groepen die voortijdig afhaakten. Maar ondanks een gehavende affiche liep de hertekende en uitgebreide site helemaal vol. De honger naar rock-'n-roll was duidelijk groot en dat gaf een bijzonder goed gevoel en wat was het fijn om na drie jaar al die vrienden terug te zien.
We waren twee van de drie dagen aanwezig …

dag 2 - zaterdag 9 juli 2022
Mijn festival begon dus op zaterdag met een zanger die foeterend het podium af stormde omdat zijn versterker het niet deed. Ach, na drie jaar mochten de zenuwen al eens gespannen staan en na enkele minuten was die weerbarstige versterker toch vervangen. De man in kwestie was niet van de minsten: Peter Sandorff, voorheen actief bij groepen als Nekromantix en Mad Sin. Zijn laatste creatie heet Hola Ghost en dat is een stel gringos uit Kopenhagen, getooid met sombrero's en macabere gelaatsschilderingen. Goed voor een beschonken versie van Calexico waarbij twee mannen op trompet, waarvan één in een beeldig kleed, er een heerlijke mariachi draai aan gaven. Naast die uitbundige Mexicaanse folklore was er ook plaats voor een geslaagde cover van "20 eyes" (Misfits) maar dat kon niet beletten dat er na een tijdje wat eenvormigheid in de set in sloop.

Daarna zag ik meteen al hét hoogtepunt van de dag op de "Bang Bang Stage", het kleinste podium dat dit jaar zijn plaats naast de twee andere podia definitief rechtvaardigde. Stiff Richards, een vijftal uit Melbourne, opende zijn set met een lekkere instrumental, "Intro" (waar halen ze het?), waarna zanger Wolfgang Buckley het podium op wandelde en met een enorme grijns op zijn gezicht ‘I love Belgium’ riep. Start van een verschroeiende set waarin meteen "Point Of You" en niet veel later "State Of Mind", de twee prijsbeesten van hun laatste plaat, op ons werden losgelaten. Maar ook op de rest van de songs viel niets af te dingen. Dit was strak gespeelde punk van de oude soort met immer melodieuze gitaar -en baslijnen, dynamische drums en pisnijdige zang. Onweerstaanbare energie gegoten in dwingende melodieën waarin Buckley met zijn enige rock-'n-roll stem als een razende tekeer mocht gaan. Het was nog vroeg op de middag maar dit hakte er al bijzonder stevig in.

Het was even bekomen maar daar was meteen al het Nederlandse Dry Riverbed Trio, de band van gitarist Dusty Ciggaar die ik ooit zag schitteren naast Ian Siegal. De overgang was wellicht te bruusk want toen het knappe "Pretty baby" halverwege onderbroken werd voor een lange gitaarescapade hield ik het voor bekeken. Kwestie ook van de krachten wat te doseren natuurlijk voor de dingen die ik niet wou missen zoals Cosmic Psychos.

Cosmic Psychos - Het was wel even schrikken toen de drie uit Melbourne het podium kwamen opgesloft. Enig origineel groepslid, Ross Knight (61) leek wel kreupel of ging hij gebukt onder de reuma? Te lang op de tractor gezeten, veronderstel ik. Gelukkig had zijn basspel daar niet onder te lijden en klonk zijn gegrom nog even onheilspellend als vroeger. Samen met drummer Dean Muller en zanger-gitarist John McKeering, (in een, door zijn enorme bierpens, aan flarden gereten marcelleke) zorgde deze Australische Lemmy zoals vanouds voor rechtdoorzee bulldozerpunk waarin alle nuances vakkundig overboord gekieperd werden. Veel leek er niet veranderd, zelfs de fonteinen van witte bloem tussen het volk vooraan, zoals ik dat hier ettelijke jaren geleden eens zag, waren er opnieuw bij. Toch miste de set het dwingende karakter van vroeger. Naar goede gewoonte staken de drie, voor ze vertrokken, hun broek af en mochten we hun harige reten aanschouwen.

Het ging er iets verfijnder aan toe op de Bang Bang Stage waar The Hawkmen uit Bristol voor een nieuw hoogtepunt zorgden. Dit viertal rond de geweldige zangeres Scarlett Fagan en de al even imponerende contrabassist Scott Milsom (met een verleden bij de rockabillyband Coffin Nails) scoorde met een rootsy mix van rock-'n-roll, rhythm & blues en soul. Pretentieloos maar erg verslavend. Mijn favoriete nummer was hun cover van het vooral van Wanda Jackson gekende "Fujiyama Mama"

Naar de Titty Twister dan voor Arsen Roulette (geboren Arsen Sheklian) uit Fresno, Californië. Samen met drie begeleiders beet deze enthousiaste en goedlachse kerel zich vast in vrij authentieke rockabilly terwijl het nodige showgehalte niet ontbrak. Zo goot hij regelmatig bier in de kelen van zijn muzikanten terwijl die doodgemoedereerd verder speelden of gooide hij een elpee het publiek in. Toen de presentator hem na afloop vertelde dat er geen tijd was voor een bis speelde hij er toch één. Een man naar mijn hart. 

Het leek wel Australië boven op zaterdag. Dit keer was het Pat Capocci uit Sydney die me van de sokken blies. Ik had nog nooit van hem gehoord maar dat bleek meteen zonde. Zes platen heeft hij al gemaakt en die moet ik dringend checken. In de rug gesteund door een uitstekende contrabassist en dito drummer vergastte hij ons op een uitermate frisse mix van rhythm & blues, roots en rockabilly met af en toe sporen van western swing, country, blues en jazz. Capocci was in staat die stokoude genres te laten klinken alsof hij ze vorige week had uitgevonden. Bovendien bleek hij ook nog eens een gitaarwizard te zijn die zich evenwel nooit vergreep aan nodeloze solo's.  Met nummers als "Teenage baby" kwam hij zelfs aardig in de buurt van The Blasters. Een ontdekking!!

Afsluiter op zaterdag was George Thorogood and The Destroyers en wat had ik hier naar uitgekeken. Maar nu ik hem na meer dan dertig jaar terug zag, ben ik er nog altijd niet uit of hier blij om moet zijn of niet. 72 is hij intussen al en het leven heeft duidelijk zijn sporen nagelaten. Een aantal kilo's bijgekomen, tot daaraan toe. Erger is dat hij die rauwe rasp van weleer volledig kwijt is. Een vlakke, krachteloze stem is wat hem rest terwijl hij bij elke inspanning naar adem moest happen. Bovendien was hij voortdurend pathetisch op zoek naar aandacht. Even verdacht ik hem ervan te lijden aan een beginnende vorm van dementie.
Was het dan zo slecht? Toch niet! Zijn gitaarspel was wel ok, zij het soms wat krampachtig en met The Destroyers (gitaar, bas, drums, sax) had hij een fantastische band bij, aangevoerd door gitarist Jim Suhler die je kan kennen van zijn eigen platen. 
En dan die setlist! Die bestond uit niets anders dan klassiekers, wat een feest van herkenning. Het begon toepasselijk met "Rock party", oorspronkelijk van Holland K. Smith, een lillende brock rock-'n-roll helemaal in de stijl van Chuck Berry. Gevolgd door "Night time" (The Strangeloves), "Who do you love?" (Bo Diddley), "I drink alone", "One Scotch, One Bourbon, One Beer", "Gear jammer" (misschien wel zijn beste song), "Get a haircut", "Bad to the bone", "Move it on over" (Hank Williams),"Born to be bad" (het bisnummer),... Af en toe verdween hij in de coulissen terwijl zijn gitaar gestemd werd en hij even op adem kon komen. Op die momenten kregen The Destroyers het rijk voor hen alleen wat onder meer resulteerde in een gesmaakte cover van "Tequila" (the Champs) met saxofonist Buddy Leach in de hoofdrol. Het was zeker veel meer dan een genietbaar optreden, alleen gaf de protagonist een ontluisterende aanblik.

dag 3 - zondag 10 juli 2022
Het was pas één uur na de middag maar Harvesters, een nieuwe band met oudgedienden uit Gent vloog er met de nodige begeestering in. Veel klassieker dan ik verwacht had maar dat bleek geen hinderpaal. Vooral de soms behoorlijk vet klinkende gitaren (van Miguel Moors en Paul Lamont) bliezen de prut uit mijn ogen.

Ik had het Gentse Pink Room al een paar keer aan het werk gezien en dat kwam telkens aan als een vuistslag in het gezicht. Maar dat was dan iedere keer in een bedompt café. Vraag was dan ook of die tomeloze energie niet zou verloren gaan op het hoofdpodium van Sjock. Dat bleek allerminst het geval, hun ziedende garagenoise klonk hier met een extra gitarist zelfs beter dan ooit.

Daarna zag ik opnieuw een Belgische groep: Belle Star and The Boot Jacks. Dit combo uit Antwerpen rond de ravissante zangeres Ariane Van Hasselt bracht een verfijnde mix van country, western swing en rock-'n-roll die bleef boeien tot de laatste noot. In een bezetting met gitaar, staande bas, drums en pedal steel speelde Belle Star zelf akoestische gitaar en autoharp, een wat vergeten, op een citer gelijkend, snaarinstrument dat ook door June Carter Cash gebezigd werd.

The Bobby Lees uit Woodstock, New York waren voor velen dé verrassing van het festival. Ik had ze reeds eerder aan het werk gezien in de 4AD en kon alleen maar vaststellen dat dit nog steeds piepjonge viertal veel aan podiummaturiteit gewonnen had. Vol zelfvertrouwen raasden ze door hun set die bulkte van de energie en waarin enkele merkwaardige covers verscholen zaten: "Blank generation" (Richard Hell), "Be my enemy" (The Waterboys) en "I'm a man" (Bo  Diddley), dat ze in Diksmuide over het hoofd zagen.
Met de 27-jarige zangeres-gitariste Sam Quartin hebben The Bobby Lees een charismatische frontvrouw in huis die met haar aan rap refererende zangstijl de Titty Twister moeiteloos wist in te palmen. Dat gecombineerd met een overijverige bassiste die soms wat jazzy klonk, een energieke drummer en een metalig klinkende gitarist leek misschien vreemd maar het klopte wel. Unieke band!

Pat Todd and The Rankoutsiders (Los Angeles) was de groep waar ik het meest naar uitkeek op zondag. Een optreden van The Lazy Cowgirls destijds (jaren '90) in de Gentse Democrazy liet een onuitwisbare indruk op me na maar Pat Todd, die na de split in 2004 met The Rankoutsiders verder boerde, zag ik nooit meer terug. Daar bracht Sjock nu gelukkig verandering in. Met zijn kleine gedrongen gestalte zag hij er wat uit als een rock-'n-rollversie van Michel Pollentier terwijl mijn copain dan weer aan Danny DeVito moest denken. Niet meteen een hippe verschijning dus maar Pat Todd geldt nog steeds als één van de meest oprechte rock-'n-roll zangers ter wereld wat hij ook hier op de Bang Bang Stage bewees met een set no nonsense rock-'n-roll recht uit het hart. Er zat absoluut geen sleet op zijn stem terwijl hij met Nick Alexander en Kevin Keller twee uitstekende gitaristen bij zich had. Tussen de eigen songs maakte hij ook plaats voor twee obscure covers: "Ride on red, ride on" van Louisiana Red en "I'm a cool teenager" van El Pauling and The Royalton om uiteindelijk feestelijk af te sluiten met "Route 66".

De laatste platen van Osees uit San Francisco (voorheen The(e) Oh Sees, OCS, Oh Sees) kunnen me maar matig boeien maar toen John Dwyer zijn set op het hoofdpodium begon met een fragment van "Interstellar overdrive" (Pink Floyd) was ik meteen bij de les. Het niveau van de oerversie met Brigid Dawson, Petey Dammit! en Mike Shoun zal Dwyer wellicht nooit meer halen maar wat hij hier wist neer te poten was toch nog steeds buiten categorie in de huidige psychrock scene. Getooid met een imposante pornosnor vuurde hij samen met twee drummers, een bassist en een toetsenist de ene na de andere splinterbom de wei in. Zijn onnavolgbare gitaarspel bleef begeesteren terwijl het verleden gelukkig niet volledig geschuwd werd wat onder meer zorgde voor een genadeloos "Toe cutter - thumb buster". 
Enig punt van kritiek die ik achteraf hoorde was de korte duur van de set maar dat stelde me in staat om me op mijn gemak vooraan te gaan nestelen voor The Jason Ringenberg Band.

The Jason Ringenberg Band - En of dat de moeite was... De nu 63-jarige Jason Ringenberg, gehuld in een opvallend rhinestonehemd, dartelde als een jong veulen over het podium. Begeleid door een Belgisch trio onder leiding van Seatsniffer Walter Broes (gitaar) putte de man uit Nashville vooral uit zijn laatste twee uitstekende soloplaten, "Stand tall" en "Rhinestoned", en uit de glorieperiode van Jason & The Scorchers.
Jason was bijzonder gelukkig dit te mogen doen en gaf dan ook letterlijk alles waardoor hij enkele keren behoorlijk buiten adem raakte. Wat was het een feest om die oude nummers terug te horen. Zelfs "Absolutely sweet Marie" (eigenlijk van Bob Dylan), de song waarmee ik in 1983 kennismaakte met Jason & The Scorchers, was erbij.
Jason Ringenberg, ooit door Mojo the godfather of americana genoemd, bleek anno 2022 niets aan urgentie te hebben ingeboet terwijl zijn begeleiders gewoon The Belgian Scorchers waren. Grandioze set!

Ik had wel enige verwachtingen van het in Dallas en Fort Worth gebaseerde zestal Vandoliers. Dit was hun laatste dag van een lange Europese tour maar aan enthousiasme was er alvast geen gebrek. Zanger Joshua Fleming, gezegend met een in whiskey gemarineerde stem, vuurde zijn troepen, waaronder een fiddler, voortdurend aan maar hun mix van country, punk en tex-mex klonk net iets te cartoonesk. Het deed me denken aan Flogging Molly en The Levellers en dat zijn nu net twee groepen waar ik liever niet aan herinnerd wordt.

Afsluiter op het hoofdpodium was Social Distortion en ook daar werd ik niet onverdeeld gelukkig van. Het uit het Californische Orange County opererende viertal is maar liefst 44 jaar actief en begon als een hardcore punk band. Intussen is hun stijl veranderd in door country, blues en rock-'n-roll beïnvloedde punk. Dat klinkt heel mooi maar van die omschrijving viel weinig te bespeuren in Gierle. Het was moeilijk te geloven dat dit ooit een punkgroep was. Ik hoorde aan Bruce Springsteen schatplichtige stadionrock die bovendien soms bijzonder vlak klonk.
Nochtans begon het veelbelovend met de schitterende instrumental, "Road zombie", wat mij betreft het mooiste nummer van de set. Verder kon ik die wat slepende stem van Mike Ness wel smaken en mocht ik nog enkele memorabele songs zoals "Bad luck", "She's a knockout" en uitsmijter "Ring of fire" noteren maar dat kon het kapseizen niet verhinderen. Misschien nog even dit weetje: aan de drums zagen we David Hidalgo Jr., zoon van de zanger-gitarist van Los Lobos.

Na twee jaar stilte was Sjock 45 meer dan ooit "your rock'n'roll highlight of the year"!

Neem gerust een kijkje naar de pics @Wim Heirbaut
https://www.musiczine.net/nl/photos/category/2745-sjock-2022.html

Organisatie: Sjock, Gierle

Jon Spencer & The Hitmakers - Nog steeds springlevend

Het Antwerpse Tuff Guac is nog steeds het soloproject van ‘Belly Button Records’ baas, Rafael Valles Hilario, die je ook zou kunnen kennen van Jagged Frequency, Moar en Brorlab. ‘Green and Handsome’ uit 2020 knutselde hij helemaal in zijn eentje in elkaar maar op het podium laat hij zich begeleiden door drie uitstekende muzikanten zijnde bassist Jasper Suys, drummer Gert-Jan Van Damme (beiden ook actief bij Mogo) en multitalent Wim De Busser (alias King Dick en ook al aan de slag bij onder andere Zita Swoon en Helmut Lotti) op gitaar en minimale toetsen.
Tuff Guac wist me al aangenaam te verrassen als voorprogramma van The Black Lips, eind vorig jaar in Leffinge, en ook hier ontgoochelden ze niet. Integendeel zelfs, de groep leek aan maturiteit gewonnen te hebben en daar zal hun avontuur in Humo's Rock Rally, waarin ze het tot in de finale schopten, wellicht niet vreemd aan zijn.
Tuff Guac vergastte ons op een set heerlijk rammelende, lichtvoetige garagepop die duidelijk in de smaak viel bij het publiek. Ergens te situeren tussen The Growlers en The Abigails terwijl ik één keer een light versie van de vroege Oh Sees meende te horen. Hoewel ze er een paar hele sterke bij hadden , bleven de songs een beetje het pijnpunt maar dat werd handig verdoezeld door een smeuïge sound, gekruid met sprankelende gitaren en een uitmuntende samenzang tussen Valles en de onnavolgbare King Dick.
Dit keer hadden ze ook een covertje bij, resultaat van de verplichte oefening bij de Rock Rally. "Sitting on the dock of the bay" van Otis Redding werd enkele versnellingen hoger gespeeld en hevig door elkaar geschud terwijl King Dick er nog een neut Question Mark And The Mysterians ("96 Tears") bij goot. Zelfs het gefluit waarmee het origineel eindigt, ontbrak niet dankzij maar liefst twee hilarisch fluitende zangers.

Jon Spencer heeft een indrukwekkende staat van dienst. Dat is wel het minste wat je kan zeggen. In 1984 begonnen met The Honeymoon Killers, om via Pussy Galore uiteindelijk The Jon Spencer Blues Explosion op te richten waarmee hij één van de boegbeelden werd van de garagerock revival in de jaren '90.
Tussendoor vond hij nog tijd voor talloze nevenprojecten zoals Boss Hog, Heavy Trash en Spencer Dickinson en was hij ook actief bij Gibson Bros en Five Dollar Priest. Toch zal hij altijd het meest geassocieerd blijven met The Jon Spencer Blues Explosion, een groep die ik talloze keren aan het werk zag. Hun optreden in de toenmalige Democrazy aan de Reinaertstraat ten tijde van ‘Orange’ (1994) staat trouwens nog steeds in mijn top 10 van beste optredens ooit.
Het was dan ook even schrikken toen Jon Spencer in 2018 solo werd aangekondigd in De Kreun en bleek dat JSPX mede door gezondheidsproblemen van Judah Bauer ontbonden was.
De groep die hij toen bijhad waren waren ook al The HITmakers, in exact dezelfde samenstelling, maar hun naam werd toen niet vermeld op de affiche en ook niet op de plaat ‘Jon Spencer Sings The Hits’. Op de nieuwe, ‘Spencer gets it lit’, is dat nu wel het geval. Een plaat die ik trouwens absoluut geen onverdeeld succes vind. Vooral die regelmatig totaal over the top scheurende sound met helse Farfisaklanken stoort me en doet me af en toe zelfs denken aan de recente soloplaten van Jack White, die ik al helemaal niet te pruimen vind.
Maar dat mocht een goed concert niet in de weg staan. De platen van The Jon Spencer Blues Explosion waren verre van allemaal even sterk terwijl ze live, op een enkele uitzondering na, telkens uitzinnige feestjes wisten te bouwen. 
De bezetting bleek dezelfde als op de plaat met naast Spencer Bob Bert op trash, Sam Coomes op synths en M. Sord (echte naam Mike Gard) dus op drums in plaats van de aangekondigde Janet Weiss (gekend van Sleater-Kinney en partner van Sam Coomes in het duo Quasi).
Tijdens de Amerikaanse tour was ze er wel bij maar veel verschil zal dat wel niet uitgemaakt hebben maar zo hadden we wel nog maar eens een rock-'n-roll avond waar geen vrouw op het podium te bespeuren viel.
Jon Spencer hakte er meteen stevig in met "Get it right now", één van de betere nummers (zo staan er heus wel op, hoor) van ‘Spencer gets it lit’. Het overgrote deel van de songs kwam trouwens uit die laatste plaat, naast een handvol uit de vorige en zowaar ook ‘NYC 1999!’, een Pussy Galore song uit 1987.
Spencer oogde wat vermoeid en zijn typische sprongen in de lucht leken wat minder hoog en minder frequent, toch gaf hij zich weer volledig zoals we dat van hem gewoon zijn. Bewonderenswaardig ook dat hij zich op zijn zevenenvijftigste nog steeds smijt op nieuwe projecten terwijl de meesten op zijn leeftijd, als ze al gaan touren, er zich vanaf maken met een gemakkelijke best of. Hij is nog steeds één brok energie en dat kan hij nergens anders kwijt dan op een podium. En daar konden we in Diksmuide alleen maar gelukkig mee zijn, want ondanks mijn beperkte verwachtingen werd dit weer een zinderende set waar weinig op af te dingen viel. Diepe grooves vol pulserende fuzz waarboven Jon Spencer met zijn galmende megafoonstem als een baarlijke duivel te keer ging.
En hoewel die overdonderende sound tegen de noise aanschurkte bleef Spencer de ene na de andere gitaarlick met diepe wortels in de blues en rock-'n-roll de zaal in vuren.
De meeste nummers waren niet meer dan onafgewerkte schetsen waarin die weergaloze gitaar telkens kronkelend zijn weg zocht. En dan was er nog de inmiddels 67-jarige Bob Bert die met ijzeren buizen en hamers tekeer ging op een stel metalen vuilnisvaten en een benzinetank waarop een enorme veer gemonteerd was. Zijn werkhandschoenen waren echt geen overbodige luxe maar of al dat geweld ook echt iets bijbracht is nog maar de vraag. Maar het blijft natuurlijk heuglijk om deze legendarische figuur en auteur van het sympathieke boek ‘I'm just the drummer’, die zijn sporen verdiende bij Sonic Youth, Chrome Cranks, Bewitched, Action Swingers, Knoxville Girls, The Wolfmanhattan Project, Lydia Lunch' Retrovirus en Pussy Galore, aan het werk te zien.

Na een intense, zweterige set volgde nog een superbe bisronde, waarvan het laatste nummer in collagestijl verdacht veel naar de Blues Explosion zweemde, die alle twijfels, mochten die er nog geweest zijn, van tafel veegde.

Pics homepag @Henri Dumortier

Organisatie: 4AD, Diksmuide

Pagina 3 van 19