Left Lane Cruiser - Stomende bluestrash op atoomkracht
Zou dit een verdoken vorm van knaldrang kunnen zijn? Samen met een copain de auto instappen om er vijf en een half uur terug uit te stappen voor een optreden van Left Lane Cruiser. Veel te lang verstoken van rock-'n-roll werd de drang te groot en moest ik het duo uit Fort Wayne, Indiana absoluut aan het werk zien. Eerst dacht ik nog aan Rouen (wat een stuk dichter bij huis ligt) maar daar was het nog een zittend evenement zonder bar (laatste dag dat het nog verplicht was in Frankrijk) en dus werd het Nancy.
Het optreden kaderde in ‘Les nuits de l'alligator’, een soort rondtrekkend minifestival dat zes Franse steden aandeed.
Fileleed en parkeerperikelen zorgden ervoor dat we slechts de laatste vier nummers van de openingsact zagen. Théo Charaf is een geschikte kerel uit Lyon, die na acht jaar als barman in concertzalen te hebben gewerkt, in 2019 besloot voortaan zelf op het podium te staan. De eerste songs die ik hoorde lieten vermoeden dat ik niet al te veel gemist had. Brave, akoestische indiefolk, zeer mooi gezongen, dat wel maar ik kreeg het er niet warm van. Het volgende nummer klonk wat traditioneler, schoof wat op richting Townes Van Zandt, die Théo al eens als één van zijn voorbeelden durft aan te halen, en kon me al wat meer bekoren. Eindigen deed hij op een elektrische gitaar, die verrassend gruizig klonk, met een ijzingwekkende versie van Skip James' "Hard Time Killing Floor".
Daarna verscheen Jerron 'Blind Boy' Paxton op het podium, een 33-jarige reus van een vent uit Los Angeles die intussen naar Queens, New York is verkast. Blind sinds zijn zestiende, waar hij in navolging van bluesgrootheden als Blind Lemon Jefferson of Blind Willie Johnson, graag mee aangesproken wordt, en zelfverklaarde zoon van Robert Johnson's neef. De man wist met zijn ontwapenende eenvoud en zijn heerlijk gevoel voor humor meteen alle harten voor zich te winnen. Even dreigde het mis te gaan toen iemand van de organisatie hem na het eerste nummer totaal onverwacht een glas whiskey kwam aanbieden en hij zich haast een beroerte schrok. Tijdens de daaropvolgende song volgde nog meer ellende toen de brug van zijn banjo plots met een doffe knal neerklapte. Maar de man was niet uit het lood te slaan en hij ontpopte zich als een multi-instrumentalist die van vele markten thuis is.
Naast de banjo speelde hij ook gitaar, piano en fiddle terwijl hij zich lang niet beperkte tot de blues alleen. Ook New Orleans jazz, zydeco, cajun, hokum, ragtime en Appalachian mountain music kwamen in deze erg gevarieerde set aan bod.
Alsof dat nog niet genoeg was begon hij plots een ellenlange lofdicht op de whiskey te debiteren. Het hoogtepunt was ongetwijfeld zijn tamelijk ingetogen versie van "I ain't got nobody", vooral bekend van Louis Prima, wat zorgde voor een spontane publieksparticipatie. Deze bijzonder mooie opwarmer deden de verwachtingen voor Left Lane Cruiser alleen maar stijgen.
En dan waren ze daar, Freddie J IV en Brenn Breck (originele drummer die er na 8 jaar opnieuw bij is) en meteen leek het alsof corona nooit had bestaan. Een zinderende R.L. Burnside cover liet de sfeer meteen verhitten terwijl Brenn Beck tijdens het tweede nummer, "Wash it", duidelijk maakte dat hij en niemand anders (sorry, Pete Dio) dé drummer van Left Lane Cruiser is. Staand, met washboard op de buik en de koebel in ere herstellend. Dit was misschien wel hét beeld van de avond. Wat deed dit mijmeren naar die begindagen waarna we onvermijdelijk op onze nostalgische wenken werden bediend met onder meer "Amy's in the kitchen", "Big Momma" (nadat de meute er maar bleef om huilen) en de, wat mij betreft, misschien wel ultieme Left Lane Cruiser klassieker "Cheyenne".
Zittend op een stoel, de muts diep over het hoofd getrokken geselde Freddie J IV met een ongeziene gretigheid de snaren geaffirmeerd door de glorieus knallende drums van Brenn Beck. Dat geselen mag je vrij letterlijk nemen want na ieder nummer moest de gitaar nodig gestemd worden. Het haalde misschien de vaart wat uit de set maar Freddie is minutieus en het leverde telkens ook een overweldigende en absoluut unieke sound op. Het leek erop alsof de snaren waren ingesmeerd met een mengsel van olie en schurend zand. Dit klonk ontzettend gruizig en smerig maar tegelijk ook mooi en zalvend als balsem voor de ziel. Die scheurende gitaar (veel slide), het schorre gegrom van Freddie en die pompende drums zorgden voor draaikolken waarin je murw gebeukt werd. Blues zoals ik het graag hoor: uitermate rauw, intens en met een hoge rock-'n-rollfactor.
Tijdens de set doken nog meer covers op: een tweede maal R.L. Burnside (“Skinny woman”), Muddy Waters (“Feel like coming home”) en Jimbo Mathus (“Mule plow line”). Niet echt nodig want na veertien jaar en elf albums heeft Left Lane Cruiser echt wel eigen sterke nummers genoeg. Maar die covers blijven natuurlijk een eerlijk en oprecht eerbetoon aan hun muzikale helden.
Hoewel een nieuwe plaat er niet meteen zal komen was er, naar het einde toe, toch ruimte voor enkele nieuwe songs en dat bleken weer echte parels voorzien van monstrueuze riffs. Intussen was de knusse club gemetamorfoseerd in een ziedende moshpit. Wat me enkele blauwe plekken opleverde maar die koester ik als waren het waardevolle relikwieën.
Dit was een herboren Left Lane Cruiser op atoomkracht. Een gig zonder twijfel een 10!
Organisatie: Les nuits de l’alligator