Greenhouse Talent, Gent - volgende concertreeks

Greenhouse Talent, Gent - volgende concertreeks Concerten 2024 - Noordkaap kondigt Winterthur aan, van 20 september 2024 t-m 15 februari 2025 - Clouseau van 20 december 2024 – 18 januari 2025, Sportpaleis, Antwerpen (125ste concert!) (+ extra concert op 19…

logo_musiczine_nl

Cactus Club, Brugge - concerts

Cactus Club, Brugge - concerts 13-01 Elias Ronnenfelt, Frankie Traandruppel 22-01 Breaking waves: Getdown services 24-01 Guilty pleasures (Org: Lucky lemon) 25-01 Gasolina (Org: Do vzw) 28-01 Chantal Acda & The North Sea Drifters, Hendrik Lasure 29 + 30-01 ’t…

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

bury_tomorrow_a...
you_me_at_six_w...
Festivalreviews

Persistence Tour 2010 – Sick Of It All, D.R.I., Blood For Blood, Unearth, …

Geschreven door

Persistence Tour 2010
Na jaren van relatieve leegstand qua muziek was de Brielpoort in Deinze aardig volgelopen voor de aftrap van het Europese luik van de Persistence Tour '10. Hopelijk een nieuwe start van de rocktempel uit vervlogen tijden, én misschien een nieuwe kans voor programmatoren en buitenlandse bands...!?
Een blik Amerikaanse bands werd opengetrokken om de absolute headliner Sick Of It All te supporten op dit rondreizend circus.

Reeds om 17u werd afgetrapt en warmden respectievelijk Vera Cruz, Casey Jones, Cruel Hand en Evergreen Terrace de zaal op en dat was graag meegenomen om de vriestemperatuur buiten op te vangen. Wij pikten in bij de 5de band Unearth. De positieve noot was dat de timings tot hiertoe perfect gerespecteerd bleven … het is ooit anders bij hardcore optredens... Unearth dus, dit vijftal is de laatste jaren aan een opmars bezig in de scène; met hun snelle metalcore doorspekt met melodieuze breaks werden ze ook hier goed onthaald. Momenteel werkend aan hun nieuwe album, dat begin volgend jaar uitkomt bij Metal Blade, gaven ze hier reeds enkele voorproefjes van het nieuw materiaal.De fans lusten het wel en hun halfuur speeltijd was dan ook direct om; kortom, een overtuigende set van dit combo uit Massachusetts.

Een dikke 20 minuten later was het uitkijken naar de comeback van Blood For Blood. Na enkele jaren van stilzwijgen is de band back on track en met schoon volk – Billy Graziadei van Biohazard op gitaar- in de rangen.Een exclusieve voltreffer dus voor de Brielpoort want het was immers het eerste optreden sinds 2004! Brulboei van dienst Eric 'Buddha' Medina trok fel van leer en de zaal kreeg direct een boost door de performance van de band. De agressieve hardcore/streetpunk is intens en uit het hart en deed menige circle- en moshpits ontstaan. Als een brutale wervelwind pakten ze de zaal in en toonden ze terug te zijn van nooit weggeweest. Graag nu ook een volgende plaat.

Normaliter moest nu Sepultura spelen maar door diverse redenen waren ze een tijdje geleden vervangen door D.R.I. Deze veteranen on the road sinds 1982 waren hier misschien de vreemde eend in de bijt maar bewezen zeker hun plaatsje op de line up te hebben. Als trendsetters in de trash en crossoverscene zijn zij ook na een rustpauze back on stage en gedreven zoals nooit tevoren. Boegbeeld en zanger Kurt Brecht is nog steeds dezelfde aimabele frontman die het publiek bespeelt, en in combinatie met de solide band gaven ze een gesmaakte greatest hits set ten berde. De Texanen werden bejubeld en hielden 45 minuten het gaspedaal goed ingedrukt, ook hier is het uitkijken en hopen op een volgende studioalbum.

En dan was het uitkijken naar de NYHC van één van de sympathiekste bands uit het genre Sick Of It All. Rond 23.30u en onder aanvoering van de Koller broers schoten ze zoals steeds furieus en energiek uit de startblokken om dit hoge tempo een vol uur lang door de boxen te jagen. Het lijkt alsof de tijd geen vat heeft op deze band … al jaren op handen gedragen en steeds dezelfde attitude en waarden behouden … de appreciatie van het publiek loog er dan ook niet om. Ontelbare circle- en moshpits ontstonden in alle uithoeken van de zaal, oude krakers en recenter werk werden telkens luidkeels meegebruld. “Uprising nation”, “Built to last”, “Step down”, alle klassiekers passeerden de revue. Wat een drive, wat een overgave … de superlatieven waren niet te tellen … topconcert dus!

Organisatie: Heartbreaktunes

Autumn Falls 2010 – Atari Teenage Riot – Aux Raus – Vermin Twins

Geschreven door

 In het algemeen vind ik het aperitiefhapje - ja, de band die nog aan de beurt is vóór het voorgerecht - dat de toeschouwer krijgt toegeworpen bij een concert, meestal maar flauw en flets. Maar dan is dat buiten Vermin Twins gerekend, een duo dat bestaat uit Micha Volders (ex-El Guapo Stuntteam) en Lotte Vanhamel (jawel, zus van). Nog voor ze goed en wel beginnen, is het al duidelijk dat er geen gewone elektro zal volgen. In bijzondere zwart-wit pakjes betreden ze het podium, Vanhamel als een kokette kat dansend over alle kabels en machinerie die her en der verspreid liggen. Ze zijn voor haar absoluut geen obstakels, eerder attributen! Maar het is niet enkel de présence die deze band maakt, o nee, ze maken ook steengoede, loeiharde elektro. Voor het gemiddelde publiek misschien een beetje te hard, maar wees gerust, u laat zich algauw meeslepen door de allesomverwerpende energie. Deze elektro valt het beste te beschrijven als de Ed Banger-herrie, zo kenmerkend voor goden als Justice, maar met nog een iets grotere portie lawaai. Dat zich ten volle laat smaken!

Daarna volgt Aux Raus, die zichzelf graag laten omschrijven als 'gabberpunk'. De term zegt het zelf, een genre voor liefhebbers. Zelf ben ik niet zo tuk op de mengeling van hardcore-punk met pure techno. Het gaat er ronduit hárd aan toe, met een zanger die naarmate de set vordert, zo veel mogelijk kleren probeert uit te spelen. Altijd tof als dit initiatief wordt genomen door knappe adonissen, maar we zullen het er allemaal roerend over eens zijn dat dat in dit geval niet van toepassing is. Bovendien staat iedereen al te springen voor het hoofdgerecht...

Sympathiek, die mensen van Atari Teenage Riot! Ze beginnen er al aan, vijf minuten vóór ze eigenlijk van start zouden moeten gaan. Hoezo, goeie artiesten beginnen altijd een kwartier te laat? De toeschouwers worden al wild bij aanvang van nog maar een klein beetje noise. En dan gaat de riot van start, zodra het geschreeuw begint, danst iedereen zo wild dat er een golf van chaos over de zaal neerdaalt. Maar hoe hard iedereen ook springt, als er iemand valt, rapen we deze persoon op. Het zijn niet alleen de nieuwe nummers die inslaan als een bom, maar vooral klassiekers als “Too dead for me” maken ons helemaal gek.
Het kan dan ook niet meer op als we “Ghostcase” en “Revolution Action” nog als toemaatje krijgen. Frontman Alec Empire betreedt de zaal met een megafoon in de hand, ongelovig kijkend naar wat voor een feest hij wel niet veroorzaakt. Meisjes staan als beesten te dansen vooraan, iedereen is gewoon volledig losgeslagen.
Afschuwelijk lawaai, zo zou de gemiddelde grootouders het noemen, maar iedereen is herenigd, zowel de punker uit de jaren negentig, als de nieuwe generatie alternatievelingen. Het zijn alle blauwe plekken méér dan waard.

Organisatie: Vk* (ism ToutPartout)

Spot On Denmark 2010 – The Kissaway Trail – Efterklang – Cody – Chimes&Bells

Geschreven door

Spot On Denmark 2010
Voor de vierde editie van Spot On Denmark waagden de organisatoren voor het eerst de overstap van de kleine, intieme AB Club naar de veel grotere AB Box, maar niet zonder enige vorm van risicobeheersing. Deense groepen als The Kissaway Trail en vooral Efterklang zijn immers al lang niet meer aan hun proefstuk toe in onze contreien. Men kon zich zelfs afvragen of de missie van deze originele showcase, met name ‘het ontdekken van nieuw Deens muzikaal talent’,wel nog overeind bleef dit jaar. Een kniesoor die hierover zijn beklag doet, want ook deze keer gaf de bijna volgelopen zaal met opvallend veel (schoon) Deens volk zich gretig over aan een sfeervol avondje ‘Spotten”. Al bleken de nieuwkomers dit jaar uiteindelijk wel met de bloemen te gaan lopen.

Chimes&Bells
De avond begon onder een somber gesternte met Chimes & Bells, een jong, schuchter collectief uit Kopenhagen rond zangeres/celliste Cecilia Trier die eerder al haar sporen verdiende bij Choir Of Young Believers. Enkele occasionele noise uitspattingen niet te na gesproken was traagheid hét handelsmerk van Chimes&Bells, waardoor je al vroeg in de set het gevoel kreeg naar het Deense antwoord op Beach House te staan luisteren. Niet alleen het sterk aan Victoria Legrand verwante, soulvolle stemgeluid van Cicilia Trier was onmiskenbaar, ook de arty uitstraling van dit multi-instrumentele gezelschap moeten de heren van Bella Union overstag hebben doen gaan om de debuut EP ‘Into Pieces Of Wood’ op hun prestigieuze label (o.a. Fleet Foxes) te strikken. Door het té eentonig deprimerende karakter van de songs (“Golden Sweater”, “Stand Still”) sloeg de verveling wel wat toe naarmate de set vorderde. Als Chimes & Bells er echter in slagen om hun donkere composities af en toe wat meer zonlicht te gunnen lijkt een nieuwe Deense belofte wél in de maak.

Cody
Afgaande op de muzikale superlatieven waarmee Cody de voorbije jaren in hun thuisland overladen wordt (beste concert op Roskilde 2009, Best Danish Album,…) koesterde je de verwachting dat Cody wel eens dé revelatie zou kunnen worden van deze editie. Een verwachting die eigenlijk al vanaf het openingsnummer ingelost werd. Met hun met veel overgave gebrachte mengeling van country, folk en americana had dit zevental dat weggeplukt leek uit een koeienranch in Montana weliswaar de muzikale tijdsgeest aan hun kant. Maar met ronduit schitterende nummers als “Comfort And Rage” en “Your Window” nam dit “alternatif country” gezelschap uit Kopenhagen duidelijk geen genoegen met een figurantenrolletje binnen dit genre. In tegendeel, ze nestelden zich zowaar moeiteloos naast het beste wat pakweg The Low Anthem in aanbod heeft, geen geringe prestatie als je ziet hoe hoog hun plaat ‘Oh My God, Charlie Darwin’ vorig jaar in de eindejaarslijstjes prijkte. De meeste nummers namen een voorzichtige, ingetogen start om gaandeweg aan te zwellen met violen, cello en slide gitaar, zonder afbreuk te doen aan de voortreffelijke zang van frontman Kaspar Kaae wiens licht melancholische timbre soms aan Ryan Adams deed denken. “Another Year” mondde zelfs uit in een zinderende banjo apotheose die op luiden kreten en met voetengestamp in de zaal onthaald werd als betrof het een nummer van het populaire Mumford And Sons. Cody speelde in eigen land al in het voorprogramma van The National, Bonnie Prince Billy en Tindersticks, maar het moment dat dit gezelschap volledig op eigen benen staat is niet meer veraf.

The Kissaway Trail
Met hun titelloze debuutalbum deed The Kissaway Trail drie jaar geleden al aardig wat stof opwaaien in binnen - en buitenland. Toen al vielen muzikale referenties als Arcade Fire en Mercury Rev niet uit de lucht en stonden frontmannen Thomas Fagerlund en Sören Corneliussen zelfs mee aan de wieg van de harmonieuze samenzang die later zou in zwang zou geraken.
Opvolger ‘Sleep Mountain’ deed hen naar een eigen zeggen erg lange tour uiteindelijk ook in Brussel belanden, en dat was er duidelijk aan te horen. Vrij routineus haspelde het viertal hun nummers er door, waarbij vooral het gebrek aan afwisseling steeds meer begon te storen. Aan de intrinsieke kwaliteit van nieuwe nummers als “Beat Your Heartbeat”en “SDP”valt op zich weinig af te dingen, maar live overschaduwde de bombast teveel het psychedelisch vernuft ervan. Als ze wat frisser voor de dag komen heeft The Kissaway Trail zeker heel wat meer in haar mars.

Efterklang

Een pak luchtiger ging het er aan toe bij Efterklang, te luchtig zelfs. Net zoals hun voorgangers leek ook dit sympathiek gezelschap een wat vermoeide en uitgebluste indruk na te laten. Een kleine ramp eigenlijk, want met het begin dit jaar verschenen ‘Magic Chairs’ heeft Efterklang nochtans een pak tijdloze songs (“I Was Playing Drums, “Modern Drift”) in de aanbieding waarmee ze moeiteloos de rest van de klas naar huis zouden kunnen spelen. Nog een geluk dat de groep van de flamboyante frontman Casper Clausen tijdens “Full Moon” aangevuld werd met het strijkers sextet Efterkids uit Sint-Agatha-Berchem, veruit het hoogtepunt in een voor de rest wat slappe set die dus niet het hoogtepunt bracht wat van een headliner nochtans zou mogen verwacht worden.

Waarmee we uiteindelijk toch weer belanden bij de vraag die we ons bij het begin al stelden: moet Spot On Denmark volgend jaar niet opnieuw resoluut de kaart trekken van het jonge, aanstormende talent?

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

Crossing Border Festival 2010 – Een vervaarlijke combinatie van literatuur, muziek en drank

Voor de finaledag van de tweede editie van het Belgische luik van het Crossing Border Festival diende de Antwerpse Arenbergschouwburg opnieuw als locatie en omkadering. Maar in tegenstelling tot vorig jaar hing nu geen bordje met opschrift ‘Uitverkocht’ aan de deur. Eén van de redenen is wellicht dat de organisatie dit jaar niet de grote muzikale hypes van het moment heeft kunnen strikken (in 2009 prijkten op de affiche onder meer Mumford & Sons die met hun ‘Little Lion Man’ op de radio brokken maakte en de alternatieve superformatie Monsters of Folk die een exclusief concert kwamen geven).

Maar om het op zijn Cruijffiaans uit te drukken: “Ieder nadeel heb zijn voordeel”. Aldus kon men gemakkelijker van de ene naar de andere zaal gaan zonder te moeten vrezen voor gesloten deuren te komen staan. Ook de rijen wachtende aan de bar of bij de eetkraampjes waren dit jaar opmerkelijk korter. En misschien nog het belangrijkste: zonder de nieuwste muzikale snoepjes van de maand te programmeren, was men er toch in geslaagd het publiek een bijzonder interessant programma voor te schotelen.

Dit jaar hadden de recensenten van Musiczine zich voorgenomen om eens wat meer tijd door te brengen bij de schrijvers, dichters en vertellers, alsook bij de minder gekende bands. Een literaire en muzikale ontdekkingstocht diende zich dus aan met alle risico’s van dien. Want zoals op een festival als Pukkelpop werd men vaak  verplicht te kiezen tussen een drietal optredens of interviews en was de kans niet ondenkbeeldig dat men nu net dé ontdekking van het festival misliep.

De avond begon voor ons in The Hideout, bij John Cooper Clarke (***). Deze punkpoëet uit Salford (Manchester) kwam aan het einde van de jaren ‘70 samen op met de punkbands uit die streek en deed met zijn spoken word performances dikwijls het voorprogramma van onder meer Buzzcocks, The Fall, Joy Division en Siouxsie & the Banshees. De man, 61 ondertussen, heeft nog altijd zijn vogelnestkapsel en brengt vandaag iets tussen poëzie en stand up comedy (“If Jesus was a Jew, how come he had a Spanish Name?”).
Clarke was niet altijd duidelijk te verstaan, vond zichzelf bijzonder grappig maar overtuigde toch door zijn performance en flow die wel iets van de Beat poets had. Afsluiten deed hij natuurlijk met ‘Evidently Chickentown’. Hierbij een fragmentje omdat het zo goed blijft:
“the bloody pies are bloody old
the bloody chips are bloody cold
the bloody beer is bloody flat
the bloody flats have bloody rats
the bloody clocks are bloody wrong
the bloody days are bloody long
it bloody gets you bloody down
evidently chicken town”.

Snel over naar de Zona Rosa, of de grote zaal, en naar Red Eyed Fly waar respectievelijk Villagers en Field Music acte de présence gaven.
Afgelopen zomer stond de Ierse band Villagers (****) ook op Pukkelpop maar daar hebben we ze jammer genoeg gemist. Villagers met als spilfiguur zanger-liedjesschrijver Conor O’Brien brachten dit jaar hun debuut ‘Becoming a Jackall’ uit en sleepten ook een nominatie in de wacht voor de Mercury Prize, en dit in het gezelschap van bands zoals The XX, Foals en Mumford & Sons. O’Brien vertoont een totaal gebrek aan rock ’n roll attitude (in plaats van leren jack of strakke pak staat hij gewoon in zijn doordeweekse pullover te rocken) maar deze man heeft dat ook niet nodig als je songs hebt zoals “Becoming a jackall” en een stem die lichtjes naar Feargal Sharkey neigt. De band van O’Brien was heel sterk en het publiek gaf dan ook een oververdiend luid applaus na de korte set van dit Ierse vijftal.

Field Music (***1/2) uit het Britse Sunderland bestaat onder meer uit de broertjes David en Peter Brewis (deze laatste nog ooit actief bij The Futureheads). Ligt het aan het amalgaam aan stijlen of het feit dat ze een echte radiohit ontberen, feit is dat op de meeste radiozenders deze groep links gelaten wordt (met uitzondering misschien van het bijzonder sporadisch gedraaide “Them That Do Nothing”). Volledig ten onrechte want hun recentste derde plaat (‘Field Music (Measure’) – een dubbelaar trouwens - is opnieuw bijzonder goed en bulkt van de inspiratievolle, gevarieerde songs. We waren dan ook bijzonder opgetogen dat we Field Music live aan het werk konden zien en ontgoochelen deden ze totaal niet.
Opener “Give It Lose It Take It” zette de toon voor de rest van de set: aan tempowisselingen geen gebrek. “Effortlessly” bevond zich in het straatje van The Posies om naar het einde toe stevig uit te halen. “See You Later” begon erg zachtjes met een piano-intro en een sloom gitaarlijntje om geleidelijk aan expressief uit te monden in een strak gebald progrocknummer. Hoogtepunten waren het reeds vermelde “Them That Do Nothing”, met een combinatie van pop en blues, en “Share The Words”.
Er waren nagenoeg geen bindteksten omdat de groep de voorziene speelduur van 45 minuten te kort vond en ze de muziek wilde laten primeren. Verstandige keuze en een mooi concert als resultaat.

Na een bezoekje aan de bar was het tijd voor DBC Pierre (****). Deze Australische schrijver vertelde hoe hij opgroeide in Mexico als rijkeluiszoontje die allerlei kattenkwaad uitstak maar aan lagerwal geraakte toen zijn vader ziek werd en de familie al hun geld verloor door een bankennationalisatie. Peter Finlay (Dirty but Clean Pierre is zijn schrijversnaam) vluchtte toen naar de USA met als enige bezit dollars die zijn meid in de zomen van zijn leren jekker ingenaaid had en verloor zich daar in drugs en gokverslaving. Al deze ervaringen gebruikt Pierre in zijn werk, want zegt hij: “Je schrijft best over wat je het best kent, ook al zijn mijn boeken niet autobiografisch”.
In 2003 werd zijn debuut ‘Vernon God Little’ bekroond met de Booker prize. ‘Vernon God Little’ gaat over een jonge knaap die ten onrechte van een school shooting à la Columbine beschuldigd wordt. Eigenlijk is dit boek een satire op de nefaste invloed van de massamedia en hoe ze buiten de rechtszaal het proces in de dorpstraat voeren.
Pierre’s nieuwste, ‘Lichten uit in wonderland’, heeft als hoofdpersonage een anti-globalist die met een zak cocaïne en het geld van zijn anti-globalistische actiegroep op een hedonistische tocht trekt over Japan en sterrenrestaurants naar Berlijn. Pierre vertelde zondagavond dat dit boek gaat over het failliet van alle ideologieen, het kapitalisme in het bijzonder.

In de grote zaal van de Arenbergschouwburg las op dat moment schrijver, (Gentse) (stads)dichter en theatermaker Peter Verhelst (****) voor uit eigen werk en toonde via rake, prachtig omschrijvende en tot de verbeelding sprekende passages moeiteloos aan dat het programmaboekje van Crossing Border geen woord verkeerd had geschreven door te stellen dat Verhelst vooral wordt geprezen om ‘zinnelijk, poëtisch taalgebruik en bijzonder gevoel voor ritme en klank’.

In diezelfde zaal zagen we aansluitend het Amerikaanse, uit Minnesota afkomstige Low (****) een van dé concerten van de namiddag en avond geven.
Opgericht in 1993 hebben ze zich via acht studioalbums opgewerkt tot een van de voornaamste groepen binnen de zogenaamde ‘slowcore’ scene (trage tempo’s in combinatie met minimalistische arrangementen). In afwachting van nieuw werk volgend jaar werd nu een eigenzinnige terugblik geboden op hun volledige carrière.
Het Mormoonse echtpaar Alan Sparhawk (zang en gitaar) en Mimi Parker (drums, pauken en zang) worden sinds twee jaar bijgestaan door bassist Steve Garrington die het vertrek van Matt Livingston opving.
Hoe traag de songs ook gespeeld werden, nooit sloeg de verveling toe. Integendeel, door de dreigende en opbouwende structuur hielden ze het publiek bij het nekvel vast. Mindere passages hebben we zondag niet gehoord maar onze top 3 was het onverwoestbare “Monkey”, “Canada” en de opener van de set “Lordy” dat door de soberheid op een meer pakkende wijze werd gebracht dan op de EP ‘In The Fishtank’ uit 2001 (een samenwerking overigens met Dirty Three). Ook de nummers waarop Parker meezong en secuur via pauken de nummers extra pakkend en dreigend maakte, zoals bijvoorbeeld tijdens “Silver Rider”, leidden tot kippenvelmomenten.
Wij zijn al jaren fan en dat kan ook gezegd worden van Robert Plant want op zijn meest recente soloplaat ‘Band Of Joy’ covert hij niet minder dan twee nummers van dit trio, namelijk de zonet vermelde “Silver Rider” en “Monkey”.

Nauwelijks bekomen, trokken we naar de reeds aangevangen set van het uit het Engelse Sussex afkomstige Smoke Fairies (****). In dit jonge groepje staan Katherine James en Jessica Davies centraal. Vooral hun prachtige samenzang in combinatie met een naar oude folk (en deels ook blues) verwijzende instrumentatie (door middel van onder meer drums, gitaar, bas en viool) werkt overtuigend en verklaart waarom zij over het kanaal omarmd worden door de muziekpers. Hun d
ebuutplaat ‘Through Low Light And Trees’ mag rekenen op erg positieve recensies en ook in Antwerpen konden nummers als “Erie Lackawanna”, “Summer Fades” en “Hotel Room” op algemene goedkeuring van het publiek rekenen. Etherische schoonheid maar met aardse voedingsbodem.

Ganglians (**), een viertal uit Sacramento, Californië, vallen te situeren tussen Vampire Weekend en Tame Impala, psychedelica met Afrikaanse invloeden en tonnen reverb. De songs konden ons niet volledig overtuigen. Ze kwamen nooit volledig van de grond en nodigen eerder uit tot rustig hoofdknikken. En dat verwacht men niet echt van een psychedelische band.

Kisses (***) betreft een trio uit Los Angeles maar kon perfect doorgaan voor een Scandinavische band à la Peter, Bjorn & John, We’re From Barcelona of The Whitest Boy Alive. Net als die bands koppelen ze perfecte popmelodieën aan vrolijke dancebeats. Vrolijk maar bij momenten ietwat te onschuldig.

De Nederlander Ronald Snijders (****) deed zijn naam als verspreider van het absurdisme alle eer aan en las bijzonder expressief en met een overvloed aan mimiek voor uit zijn eigen performance ‘Verkeerde Benen’. In een mum van tijd had hij het publiek op zijn hand en was de gepaste opwarming voor de Local Natives een feit.

Toen Musiczine enkele weken terug Local Natives (***1/2) aan het werk zag in Lille, werd er in de recensie genoteerd dat de eerste vier nummers te uptempo en te hard werden afgehaspeld en dat er werd gehoopt op een herkansing op Crossing Border. Welnu de set in Antwerpen bleek aan hetzelfde euvel te lijden. De jonge Amerikaanse groep uit LA heeft van samenzang in combinatie met hoekige gitaren en stevige, hyperactieve drumpartijen haar handelsmerk gemaakt – en een vergelijking met Fleet Fowes, Grizzly Bear of Vampire Weekend is nooit veraf – maar tijdens de eerste vier nummers klonk alles te luid en diende hun folkrock die terug te vinden is op hun debuut ‘Gorilla Manor’, aan verfijning in te boeten. Ook hun cover van Talking Heads’ “Warning Sign” gaf geen enkele meerwaarde.
Maar op het moment dat men het idee kreeg dat het een afknapper van jewelste zou worden, viel alles wel in de goede plooi. Er werd onderling vlekkeloos gewisseld van instrumenten en het ging het als een sneltrein richting zinderende finale via nummers als onder meer “Wide Eyes”, “Shape Shifter”, “Airplanes” en afsluiter “Sun Hands”. Aldus mocht het voorlaatste concert van hun uitputtende tournee toch nog als geslaagd beschouwd worden en kan Local Native nu alle aandacht richten op het opnemen van de tweede – moeilijke? – plaat.

Interviewen is een moeilijke stiel. Zelfs als je interessante vragen hebt, is men  afhankelijk van de nukken van de verteller.
Soms gaat dat heel vlot, zoals bij Miguel Syjuco (***), een Filippijnse expat die honderduit vertelde over zijn boek ‘Ilustrado’, over de Filippijnse upperclass, hoe hij valse berichten op Wikipedia plaatste voor zijn boek en hoe vuile moppen in de katholieke Filippijnen dienen als uitlaatklep.
Maar er zijn ook ogenblikken dat men echter een ‘interview from hell’ krijgt. Zo beleefde de interviewster van dienst haar ‘Iwein Segers moment’ bij Michael Madsen (****), de Hollywood-acteur die we onder meer kennen van ‘Reservoir Dogs’ (Mr. Blonde) en ‘Kill Bill 2’.
Met zijn platinablonde vrouw en getooid met een cowboyhoed, was Madsen naar Antwerpen gekomen om voor te lezen uit zijn gedichtenbundel ‘American Badass’. De interviewster probeerde betekenissen te vinden in Madsen’s gedichten die er niet waren en werd dan ook op Hollywoodiaanse wijze op haar plaats gezet: “Honey, don’t start about religion or politics”. Onbedoeld grappig, net zoals de afterparty met een Madsen die samen met Sam Cutler (zie hierna) een (of wellicht meerdere?) fles(sen) Slivovitz soldaat maakte en later op de nacht met vier gebroken ribben in het ziekenhuis belandde.
Veel gemoedelijker ging het er aan toe tijdens de babbel met Sam Cutler (***1/2) zelf. In een vorig leven heeft deze 67-jarige Engelsman nog samengewerkt met onder meer Pink Floyd, Alexis Korner, Eric Clapton en Blind Faith, maar het meest zal hij herinnerd worden als tourmanager van The Rolling Stones en de Grateful Dead. Hij heeft zijn memoires te boek gesteld onder de titel ‘You Can’t Always Get What You Want’. Daarin geeft hij onder meer een authentieke blik op de woelige jaren ’60 en wat er gebeurde tijdens het gratis concert dat de Stones gaven in het Amerikaanse Altamont; een concert dat een zwarte bladzijde zou worden in bestaan van de groep omdat een  fan neergestoken werd vlak voor het podium en daarbij het leven liet. Cutler liet de groep naar Engeland ‘vluchten’ en bleef zelf in de Verenigde Staten om de zaken af te handelen. Een aangepaste en beloofde vergoeding als dank kwam er nooit en Cutler bleef berooid achter. In tegenstelling tot de Stones zelf … 
Cutler bewees in Antwerpen nog steeds een onuitputtelijk vat vol anekdotes te zijn en moest er meermaals op gewezen worden dat zijn voorziene praattijd er op zat en de groep na hem stond te popelen om te soundchecken. Maar zijn verhalen over enkele beroemde drugsdoden als zijnde
Jimi Hendrix, Janis Joplin en Brian Jones, alsook de tips hoe men een junkie kan proberen te redden bij een overdosis, wekten zoveel aandacht op dat de niet mis te verstane wenken meermaals in de wind werden geslagen; Het spektakel diende uiteindelijk kordaat maar vriendelijk stilgelegd te worden.

“It’s Only Rock ’N  Roll (But We Liked It)”. Net als Spoon (***), die in de grote zaal met glans het einde van hun toernee afsloten. Deze Texaanse indieband heeft een heel kenmerkende metalige sound en klinkt ietwat tegendraads waarbij de zang van Britt Daniel voor het tegengif zorgt. Dat deze formatie niet op grote schaal doorbreekt, kunnen we deels begrijpen want het doorgronden van de weerbarstige songs kost heel wat moeite. Niettemin vormde hun concert een mooie afsluiter in La Zona Rosa.

Om het ogenblik dat Spoon in vol ornaat aan het concerteren was, stond Ed Harcourt (****) er in een kleine ruimte (The Hideout) helemaal alleen voor. Nu ja, dat laatste is relatief te noemen. Harcourt opende solo en pianogewijs met “Lustre”, het gelijknamige nummer van zijn zopas verschenen nieuwe (vijfde) album, en met “Black Dress” (uit ‘Strangers’, 2004). Maar nadien maakte hij gebruik van diverse instrumenten zoals een akoestische (“Church Of No Religion”) en een elektrische gitaar (“
Do As I Say Not As I Do”), een banjo en trombone (“I’ve Become Misguided”) of compileerde hij ter plaatse diverse geluiden via een loop machine zodat het leek alsof er een volledige begeleidingsgroep Harcourt kwam vervoegen. We zagen in het verleden creatievellingen als Joseph Arthur en Owen Pallet zich bedienen van deze trukendoos maar ook Harcourt bracht deze oefening tot een prachtig einde. Zo liet hij ook de toeschouwers bijdragen via wolvengehuil in “Heart Of A Wolf”.
Schitterende melodieën overheersten en qua genres en sfeer was er een grote variatie, zoals bijvoorbeeld “Haywired” en “Fears Of A Father” die mooi waren in alle eenvoud versus het losgeslagen, aan Eels verwante “Undertaker Strut” (‘From Every Sphere’, 2003).
Harcourt zocht regelmatig het onmiddellijke contact op met de aanwezigen. Tijdens “Killed By The Morning Sun” ging hij zonder gebruik te maken van enige microfoon vóór het podium postvatten en helemaal op het einde van zijn set slalomde hij rustig en zingend via een oude microfoon, tussen het overwegend zittend publiek.
Harcourt werd met zijn debuutplaat ‘Here Be Monsters’ (2001) genomineerd voor de Mercury Prize en de weg richting sterrendom leek helemaal open te liggen maar toch blijkt hij in onze contreien nog een nobele onbekende te zijn. Of een knap werkstuk als ‘Lustre’ daar veel verandering zal in brengen, betwijfelen we.
In ieder geval bezorgde hij - ondanks dat het kleine podium gerelateerd aan het aantal instrumenten (te) weinig bewegingsruimte verschafte, de aan- en afkondigingen enkele opvallende blunders of tekortkomingen bevatten en Harcourt ook nog eens diende op te boksen tegen verblindende lichten (en wanneer hij vroeg om deze wat te dempen, vervolgens in gehele duisternis werd gehuld) - de tweede editie van Crossing Border een fantastische en bijwijlen beklijvende finale.
We houden nu al rekening met enige marge in onze agenda voor de volgende editie van deze aanbevelingswaardige formule.
Setlist Ed Harcourt: Lustre, Black Dress, Church Of No Religion , Do As I Say Not As I Do, Haywired, God Protect Your Soul, I’ve Become Misguided, Killed By The Morning Sun, Lachrymosity, Heart Of A Wolf, Undertaker Strut, Shadowboxing, Fears Of A Father, This One's For You, Until Tomorrow Then

Organisatie: Crossing Border ism Arenbergschouwburg, Antwerpen

Kraakpand 2010 – Kraakpand 5.2. – Vijf bands – Vijf uiteenlopende genres met Broken Glass Heroes als afsluiter

Geschreven door

Kraakpand 2010 – Kraakpand 5.2. – Vijf bands – Vijf uiteenlopende genres met Broken Glass Heroes als afsluiter

Voor Kraakpand 5.2. trokken we opnieuw naar de Handelsbeurs tin Gent, waar Dirk Blanchart terug de host van de avond was. De ervaren rot in het vak nam ook deze keer ruim de tijd om tussen de optredens door luchtige mini interviews van de artiesten af te nemen. Ook deze keer was de affiche rijkgevuld met een diversiteit aan bands van erg uiteenlopende pluimage, zo gaven volgende bands kleur aan de avond: Tineke Postma (NL), Ernst Löw (NL) & de Bloedvogels, T. Nile (CAN), Lisbee Stainton en Broken Glass Heroes. Op de tonen van “A Man With Harmonica” ( Ennio Morricone) betraden de artiesten de zaal, helemaal klaar om het beste van zichzelf te geven.

De spits werd afgebeten door Tineke Postma, de Nederlandse deerne is een begrip in de internationale jazz wereld. Ze studeerde aan het conservatorium in Amsterdam waar ze een beurs kreeg om aan de Manhattan School For Music in New York te gaan studeren. Nadat ze afstudeerde aan het conservatorium in Amsterdam is ze daar les gaan geven. Tineke bracht een speelse set met moderne jazz naar het voorbeeld van haar idolen zoals: Wayne Shorter en Miles Davis. Wij stonden vooral versteld van de verscheidenheid aan klanken en melodieën die ze uit haar saxofoon toverde, het feit dat ze geruggensteund werd door Geri Allen op piano, Scott Colley op de bas en Terri Lyne Carrington op de drums maakten het geheel helemaal compleet. Tineke Postma is met haar jazz niet meteen mijn ding maar het was zeker eens de moeite waard om naar te gaan kijken.

Met Ernst Löw hadden ze een Nederlander in huis gehaald die we nog kennen van bij Tweetakt (“Koning en de nar”); de trouwe ‘Thuis’ kijkers kunnen hem dan weer kennen van zijn rol als Arno waar hij een piano leerlaar speelde. Ernst Löw en zijn Bloedvogels brachten Nederlandstalige popsongs waarbij nummers als “Jezus” en “Kristal” aangenaam verrasten … met “Jezus”vertelden ze een absurd verhaal over een jonge kerel die koste wat het kost Jezus wil zijn; vooral de zuivere en heldere stem van zangeres Nikkie van Lierop (voormalige frontzangeres van Praga Khan) blonk hier meer dan uit. Het beste hadden ze duidelijk bewaard voor op het einde want met een eigen interpretatie van “Down By The Water” (PJ Harvey) die ze omdoopten tot “Onder Het Water”, kregen we een mooie afsluiter.

De eerste singer/songwritster van de avond kregen we in de gedaante van Tamara Nile aka T. Nile; de banjospeelster groeide op midden in de wildernis van Canada tussen een hippiefamilie. Van kleins af aan trok ze samen met haar vader door heel Canada en de Verenigde Staten. Na het uitbrengen van haar debuut album ‘At My Table’ in 2006 ging het erg snel voor haar, dit album opende vele deuren van verschillende clubs en festivals door heel Canada. Het vele spelen doorheen het hele land resulteerde in een Folk Music Award als beste aankomende artieste als beloning. Europa leerde ze in 2009 kennen met haar eerste Europese tournee waar ze vergezeld werd door Joanna Chapman Smith.
Hier vanavond in de Handelsbeurs toonde ze hoe je folk met pop moet vermengen met een misschien niet alledaagse banjo als instrument. Nummer “Something Better”een vrolijk liefdeslied kon op heel wat bijval rekenen van een enthousiast publiek…

Met Lisbee Stainton stond er een 21jarige Britse singer/songwritster op de planken die in haar thuisland al heel wat van haar liet horen. Na haar debuut album ‘Firefly’ dat in 2006 verscheen werd ze ontdekt door Tom Robinson (
programmamaker voor de BBC).
Ze speelde een akoestische set boordevol gevoelige en kwetsbare songs, op een 8 string guitar. Met “Just Like Me” kregen we een nummer met een dromerige tekst over hoe en wie ze later wil zijn; dit nummer werd gedragen door een vloeiend gitaarspel en vrolijke melodieën. Andere pareltjes waren “Rainbow”, een heel swingend nummer en “Gril On An Unmade Bed” een sober en ingetogen nummer dat tevens de titeltrack is van haar laatst verschenen album. Met Lisbee Stainton zagen wij een jonge dame aan het werk die over heel wat kwaliteiten beschikt om het nog ver te schoppen.

Muzikale duizendpoten Pascal Deweze en Tim Vanhamel hoeven we allicht niet meer voor te stellen, deze heren hebben door de jaren heen al in heel wat bands en projecten gespeeld met Sukilove en Millionaire als meest bekendste. Toen ze door een productiehuis gevraagd werden om de soundtrack van het inmiddels populaire tv programma ‘Benidorm Bastards’ te maken, beviel dit hen zo erg dat ze maar besloten om een volledig album te maken en een nieuw project op te starten die de Broken Glass Heroes als naam meekreeg.
Hun debuutalbum kwam eind augustus uit, ‘Grandchildren Of The Revolution’. Met die Broken Glass Heroes keren ze terug naar de jaren zestig, een soort sixtiespop. Als inspiratie voor hun plaat moeten ze tussen het neuzen door in hun cd-collectie op The Beach Boys gestoten zijn want de gelijkenis en invloeden zijn overduidelijk. Vanaf opener “Poor Little Rich Girl” at het publiek uit hun hand, dit gevoel versterkten ze met “Baby Don’t Worry”een nummer waarbij er lustig meegezongen werd. Afsluiten deden ze met “Let’s Not Fall Apart” het nummer dat beter bekend is als de soundtrack van Benidorm Bastards.
Voor ons was het de 3de keer Broken Glass Heroes in evenveel maanden en voor de 3de keer op een rij slaagden ze er in om met hun vrolijke zomerse sixtiespop ons met een brede glimlach naar huis te laten keren …

Organisatie: Handelsbeurs Gent

I Love Techno 2010 – geslaagd en terecht 15 kaarsjes uitgeblazen

Wie houdt van dansmuziek kan niet omheen het megaspektakel van I Love Techno. De organisatie vierde feest, want ze waren toe aan de 15e editie. Net als de vorige jaren geraakte het event, dat de verschillende dansstijlen van techno, electro, house, drum’n’bass, ambient, dubstep enz samen brengt, uitverkocht. 35000 liefhebbers van de elektronische muziek konden er terecht voor één groot feest.
Echt grote kleppers hoefden niet op het grootste indoorfestival van Europa; 5 rooms werden gevuld met live acts, dj’s, opkomend talent en gevestigde waarden. Hier troffen de feestvierders, omgetoverde discotheken, carnavaleske toestanden, de beats en de chills elkaar.
I Love Techno was en is de reikende hand voor de kleinere broertjes als Sensation White, 10daysoff, Tomorrowland, Landry Day en het Elements Festival.
Vóór de feesteditie losbarstte werden de Elektropedia Vanguard Awards uitgereikt aan Front 242, de broers Dewaele, José Pascual & Frie Verhelst (USA Import), vzw 5voor12 en Marc Meulemans (postuum). De Brusselse Fuse werd ‘beste Belgische club aller tijden’.
Een honderdtal geïnteresseerden en ouders kreeg meer tekst en uitleg over het event door de politie, het parket en de drugsontwenningskliniek.
De bezoekers worden steeds internationaler. Naast de 20.000 tickets aan Belgen was de rest aan Fransen, Duitsers, Spanjaarden, Italianen, Britten, Zwitsers en Amerikanen.
Steeds meer bezoekers komen per trein, en de controles in het verkeer boden een ‘keep it safe on the road’.
En muzikaal verder dan: dit jaar konden we er terecht om Underworld, die geschiedenis binnen de techno en de dance schreef, aan het werk te zien en verder waren er o.m. Bloody Beetroots, Vitalic, Crookers, Goose, Magnetic Man, Booka Shade, Sound Of Stereo, Ellen Allen, Kele en Dave Clark, één van de spilfiguren van de happening.

We proefden lekkers van een stomend nachtje ILT ingrediënten

Kele heeft even het populaire Bloc Party op non actief geplaatst en amuseert zich met het eigen speeltje onder z’n eigen naam. Rockmusic met elektronische ritmes, grooves en vibes, wat er al zat aan te komen met de laatste plaat ‘Intimacy’. Hij werd begeleid met een live drummer en twee toetsenisten/knoppendraaiers (waaronder een erg bevallige, jonge, hyperkinetische dame). Kele stoeit met elektro, techno, trance, drum’n’bass, tribalritmes en pop, en bracht een evenwicht tussen de electroclash van de soloplaat, de singles “Tenderoni” en “Rise” voorop, met een knipoog aan het materiaal van LCD Soundsystem, enkele Bloc Party afleggertjes en een BP medley van “Blue light”, “The prayer”, “One more chance” en “Flux”.
Live koos Kele met z’n begeleiding voor bruisende energie, amusement en ambiance, maar het was niet direct ‘the cup of tea’ voor het overgrote deel van de dansfreakende jongeren …

Die waren wel te vinden voor één van de toppers in de huige dance, Magnetic Man, die met “I need air” een grote hit op zak hebben. In hun agenda stonden ze genoteerd, want het was aanschuiven geblazen. De hitgevoelige opbouwende lagen trancy dubstep werden gekenmerkt door drum’n’bass en grillige uitstapjes. Mainstream, goed verteerbaar en energiek met plaagstootjes dus …

Een gezellige drukte heerste bij Underworld, die al voor de vijfde keer aanwezig waren. In tegenstelling tot andere jaren was de zaal niet helemaal volgelopen. Daar zal ongetwijfeld de recente cd ‘Barking’ wel voor iets hebben tussen gezeten. De zesde studioplaat van de heren Hyde – Smith verscheen onopvallend binnen de huidige rits releases. Minder trancefloorkillers als voorheen.
Behoorlijk wat nieuw materiaal kregen we voorgeschoteld, maar aan klassiekers ontbrak het gelukkig niet; met “Rez”, “Cowgirl”, en “Two months off” weerklonken steeds meer de hits, met als apotheose “Born Slippy”. Na al die jaren prijkten ze nog waardig op de affiche.

Ook Goose palmde Flanders Expo in. Na de overweldigende liveset op Pukkelpop, verscheen onlangs de nieuwe plaat ‘Synrise’. En Goose is ‘hot’ … ze zorgden voor een geweldig feestje. Hun electropop, punkfunk, ‘80s waverock en beats’n’pieces hadden een onweerstaanbare groove en een pompende beat. Tja, ze zijn ergens tussen LCD Soundsystem, Soulwax ‘Nite Versions’, Kele en Daan te situeren. Het bonkte en echo-de er maar op los daar in de Flanders Expo met songs als “Can’t stop me now” en “Words” uit de pas verschenen ‘Synrise’ en de classics “Black gloves”, “Bring it on” en “British mode”. Goose kan na de AB gerust naar Vorst Nationaal hoor …

En The Bloody Beetroots deden er nog een tandje bij met ‘harder & faster’ wordende beats  een staaltje krachtiger dan de Prodigy. Een nieuwe lichting dansliefhebbers lonkt na Underworld en de Chemical Brothers!

Vitalic is op plaat een outsider, maar live schaaft hij de zaken grondig bij. Door de opzwepende techno en de diverse tempowisselingen, sluit hij duidelijk aan bij de doorsnee danceliefhebber. Ook hier noteerden we ‘hot temperatures’.

Ook Booka Shade is een publiekslieveling en een vaste waarde bij de ILT organisatie. De sympathieke Duitsers legden er de pees op en gingen compromisloos te werk. Snel hadden ze het publiek naar hun hand. Een medley met krachtige, harde, zware beats vlogen om de oren. Het nieuwe materiaal is grilliger en sloeg nog niet meteen aan.

Je kon voor een portie goed gekruide old-school techno terecht bij Dave Clarke, de resident DJ van ILT, waar hij (gelukkig) niet van afwijkt. De aanwezigen waren laaiend enthousiast. Als één van onze all-time favorits is zo’n set dan te snel voorbij. De 15 ILT kaarsjes waren de kers op de taart.

Het lukte echter Robert Hood niet om het volk in extase te houden. Na een korte minimalistische intro was het tijd voor harder werk. Hij triggerde ons om langzamerhand de uitgang te zoeken en huiswaarts te rijden … Misschien zat het vroege uur er wel voor iets tussen …

I Love Techno is een feest waar iedereen kan en mag uit de bol gaan in een vrij ongedwongen, relaxte sfeer. De muziek was verscheiden en er vielen leuke live acts te noteren.
Elk jaar moeten we kiezen en proeven van het degelijke grote aanbod en hebben we het gevoel van ‘die zou ik toch nog moeten gehoord hebben’ …

I Love Techno, tot volgend jaar !!!

Organisatie: I Love Techno - Live Nation

Festival les Inrocks 2010 – ‘Découvertes’ Warpaint, Local Natives en The Coral

Festival les Inrocks 2010 – ‘Découvertes’ Warpaint, Local Natives en The Coral
Tweede dag van Les Inrocks start sterk met beloftes Warpaint en kent een goed slot van een wisselvallig concert van The Coral.

Op de tweede dag van les Inrocks leek het een goed idee om met de tweede band van de avond te beginnen. Warpaint, een vrouwelijk kwartet uit Los Angeles, is een van de ontdekkingen van 2010. In 2009, toen nog met drie (drumster Stella Mozgawa werd pas nadien gerekruteerd), brachten ze een EP uit, ‘Exquisite corpse’, door John Frusciante gemixt, die vooral in de akoestische momenten (“Billy Holiday”) aan de jonge Catpower doet denken, maar ook erg naar postpunk en new wave refereert. Warpaint toerde al in het voorprogramma van Yeasayer en The XX, één van de nieuwe bands die qua benadering misschien wel het dichtst bij het geluid van Warpaint aansluit. In oktober kwam het volwaardige debuut van Warpaint uit, ‘The Fool’, waarin ze het geluid van hun EP doortrekken, in lange, etherische op new wave en postpunk geënte composities, waarin de dynamiek tussen drums en bas een centrale plaats inneemt.
We kregen vanavond live een kort proefje, zes nummers op een half uur tijd, waarin deze Californische dames overtuigden: live worden de nummers naar een hoger niveau gebracht, vooral door het samenspel van de bassiste Jenny Lindberg en drumster Stella Mozgawa. We hoorden stukjes Talking Heads, The Cure (vooral dan door het vloeibare geluid van de bas) en Cocteau Twins, en zelfs Cranes, maar toch kunnen we dit geen new wave of gothic noemen, daarvoor zijn de nummers niet donker genoeg.
Warpaint gebruikt de taal van new wave, maar doet er iets heel eigens mee, en dat maakt dat dit een van de interessante bands van 2010 is. Veel te korte set vanavond, maar we kijken al uit naar hun passage op de festivals in 2011.

Local Natives zagen we al de derde keer aan het werk dit jaar, na eerdere passages in Tourcoing en op Pukkelpop, en vanavond  was duidelijk het minst goede optreden van de drie: Local Natives zijn bijna een jaar aan het toeren, en dat was te merken: zoals veel andere bands die zo lang ‘on the road’ zijn, sluipt er een zekere routine in de concerten, de frisheid is wat weg, de stemmen zijn vermoeid en de hoogste noten worden niet meer gehaald. Dit proberen de meeste bands te compenseren door de nummers te versnellen en luider te gaan spelen.
… Zo ook Local Natives vanavond: de eerste drie nummers, inclusief de Talking Heads cover “Warning sign” werden afgehaspeld aan een snel tempo, het was pas bij “Cards and quarters “ dat het juiste ritme gevonden werd, en er genoeg ruimte gelaten werd zodat de dynamiek van de nummers beter tot zijn recht kwam. “Wide Eyes”, “Shape shifter” en de single “Airplanes” waren beter, maar we raden de band een rustpauze aan. Herkansing voor de ‘Power Natives’ op Crossing Border.

Headliner vanavond was het Engelse The Coral, dat sinds hun debuut uit 2002, vrij onopgemerkt plaat na plaat uitbrachten, zonder dat die veel stof deden opwaaien. In 2008 verliet hun gitarist de band, zodat dit zestal nu als een vijftal verdergaat. In 2010, is er nu hun zesde plaat, ‘Butterfly House’, met de ook op Studio Brussel veel gedraaide single “1000 years”. Dit nieuw werk stond dan ook centraal vanavond, bijna het volledige album werd gespeeld, aangevuld met oudere nummers en covers.
Het Liverpoolse vijftal begon de set semi-akoestisch, wat eigenlijk niet zo een goed idee was, de nummers klonken vrij lusteloos: de stem van zanger James Skelly zat ergens tussen die van James Walsh van Starsailor en Richard Ashcroft van The Verve in, niet direct mijn favoriete zangers en de composities misten de levendigheid van de zo voor The Coral kenmerkende tokkelende elektrische gitaren.
Zo ging het op zich wel fraaie “Jacqueline’ wat de mist in. Het was pas vanaf “In the rain” dat het gaspedaal ingedrukt werd, maar ook dit nummer had geen onvergetelijke riff. The Coral heeft een enorme sixties-fixatie, soms werkt dat wonderwel, zoals in de leuke single “1000 years”, dat wel iets van een sixtiespastiche heeft, maar er door de kwaliteit van de song mee wegkomt,maar soms is de sixtiesadoratie er ver over: het tenenkrullende “Green is the colour of her eyes” was zo hippie dat het belachelijk werd: we kregen visioenen van blootvoetse baardige hippiejongens en hippiemeisjes in bloemenjurkjes: Ellie en Rikkert waren plots niet ver weg.
Het tweede deel van het concert was beter, zowel in “Pass it on” als in het poppy meerstemmige”Butterfly House”, kregen we zonnige west-coast folkrock gemengd met de typische Liverpoolse Merseybeat. Dat laatste nummer werd dan nog afgesloten met een typische Pink Floyd gitaaroutro, zodat we naast alle sixties invloeden, ook nog een vleugje seventies rock geserveerd kregen. In een akoestische intermezzo, werden de muzikale helden geëerd: een cover van The Beatles (“Things we said today” uit ‘Hard day’s night’) werd gevolgd door een Byrds-cover (“Feel a whole lot better”).
Het sterkste deel van het concert van The Coral zat in de bisronde, zowel “Goodbye” en “Dreaming of you” waren winners door de combinatie van  het scheurende stemgeluid van James Skelly en het vintage sixties-orgeltje. Afsluiter “North Parade” was het hoogtepunt van de avond,  de uitgesponnen gitaarsolo hadden we graag in meer nummers gehoord vanavond.

Voor een showcase-festival als les Inrocks, was het optreden van The Coral iets te lang en te wisselvallig, het had gerust iets gebalder mogen zijn. Local Natives was dan weer wat moe-getoerd en Warpaint hadden we graag wat langer bezig gezien, maar je hoort ons niet klagen, al bij al een geslaagde avond.

Playlist The Coral - More than a lover, Roving jewel, Walking in the winter, Jacqueline, In the rain, Two faces, Green is the colour, 1000 years, Coney island, Spanish main /Whose gonna find me, Pass it on, Butterfly house, Falling all around you, Things we said today (Beatles cover), Feel a whole lot better (Byrds cover), Shes comin’ around, Wild fire, Rebecca you, Goodbye, Dreaming of you, North parade
Playlist Local Natives - Camera Talk, World news, Warning sign, Cards and quarters, Wide eyes, Shape shifter, Airplanes, Who knows, Sun hands
Playlist Warpaint – Composure, Undertow, Bees, Warpaint, Burgundy, Elephants

Neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Les Inrocks ism Aéronef, Lille

Festival les Inrocks 2010 – ‘Découvertes’ Surfer Blood, Carl Barat en The Drums

Festival les Inrocks 2010 – ‘Découvertes’ Surfer Blood, Carl Barat en The Drums
Het Inrocks Festival bestaat al een aantal jaren en is een showcase festival waar nieuwe, beloftevolle groepen worden voorgesteld over een aantal concertzalen in verschillende Franse steden. Naar jaarlijkse gewoonte wordt er twee avonden halt gehouden in de l’Aéronef in Lille. Vanavond konden we er terecht voor o.m. Surfer Blood, Carl Barat en The Drums.

Surfer Blood is een postpunk/indieband uit West Palm Beach, Florida met een hoog collegegehalte die een sound spelen gelinkt aan Weezer, Pixies en Pavement.
Deze vijf jonge gasten die met ‘Astro Coast’ een mooi debuut album afleverden, brachten catchy, strakke songs die overliepen van de powerpop. Met “Twin Peaks” brachten ze een erg meeslepende popsong waar de invloeden van Sonic Youth en Pavement duidelijk te horen waren; hun radio hitje “Swim”, een nummer waar de zangpartijen doorspekt waren van reverbs, zorgde voor klein hoogtepunt. Kort, gebald setje, maar die net niet voldoende kon raken …
Playlist: 1. Fast Jabroni 2.
Take It Easy 3. Twin Peaks 4. Harmonix 5. Floating Vibes 6. Catholic Pagans 7. Swim 8. Anchorage

Met Carl Barat op de affiche zorgden de organisatoren voor een naam die eerst geen belletje deed rinkelen, maar afgaande op het aantal dolenthousiaste Fransen die de eerste rijen vulden, moest dit dan toch een veelbelovend artiest zijn. En inderdaad, bij de eerste tonen hoorden we dat hij nog de rechterhand was van Pete Doherty bij het vroegere The Libertines, en maakte hij deel van de Dirty Pretty Things. Barat verraste door een zeer gevarieerde set, waarbij lustig afgewisseld werd tussen rustig donkere ballades en meer uptempo rocksongs.
Openen deed hij met “Je Regrette” een pakkende ballade over – wat dacht je anders - “spijt”; herinneringen aan The Libertines haalde hij op met de klassieker “Up The Bracket”. En de stevige rocker “Don’t Look Back” maakte een eind aan de frisse emotievolle set.
Playlist: 1. Je Regrette 2. Run With The Boys 3. Man Who Would Be 4. Carve My Name 5. She’s Something 6. Deadwood 7. Magnus 8. So Long 9. Up The Bracket 10. The Fall
11. What Have I Done 12. Death On The Stairs 13. Bang Bang 14. Don’t Look Back

Afsluiter van de eerste avond waren The Drums, die eerder het jaar definitief wist door te breken, dankzij de vrolijk zomerse, mee neuriënde indie popsong “Let’s Go Surfin”. Ze traden dan op voor een uitverkochte Bota Rotonde (Les Nuits Bota!) en waren nog mee ‘on tour’ als support van de ‘Cosmic Love Tour’ van Florence and The Machine. En tot slot kunnen we ze hier binnenkort zien in de AB. In Lille hadden ze alvast nog niet de naambekendheid als bij ons …
Toen de vier jonge Amerikanen uit Brooklyn,New York het podium betraden, merkten we meteen de uiterlijke gelijkenis op tussen zanger Jonathan Pierce en Bent Van Looy (Das Pop). The Drums gaan muzikaal terug naar de ‘80swaverock waarin duidelijke invloeden van bands als The Cure, Joy Division en The Smiths zijn.
The Drums slaagden in een puik optreden waarbij de zanger op een Duracell konijn leek, maar wiens stem te fors galmde door de boxen, wat afbreuk betekende van hun melodieuze sound. De singles “Forever & ever amen” en “Let’s go surfing” konden op de meeste respons rekenen, maar ook de speelse wendingen op “Skipping town”, “Jerk” en het slepend opbouwende “Down by the water” overtuigenden. “My best friend died” en “It Will All End In Tears” benaderden Joy Division, maar ze gaven er nog net een eigen bepalende touch aan.
Knappe melodieuze songs, die spijtig genoeg ontsierd werden door de storende galm op de zang … Om naast White Lies, Interpol en Editors te geraken, moet zoiets onderdrukt worden …
Playlist: 1. Best Friend 2. Submarine 3. Book Of Stories 4. Make You Mine 5. Me And The Moon 6. Fun In My Life 7. We Tried 8. Forever And Ever,Amen 9. It Will Al End In Tears 10. Skipping Town 11. Down By The Water Bis: Jerk, Let’s go surfing

neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Les Inrocks ism Aéronef, Lille

Sinner’s Day Festival 2010 - the kings of new wave & punk all together – een tweede blik!

Geschreven door

Sinner’s Day Festival 2010 - the kings of new wave & punk all together – een tweede blik!

Te jong voor ‘The Golden Years’ en te oud voor ‘I love the 90’s’, maar vooral een tikkeltje eigenwijs op muzikaal gebied en een lichte voorkeur voor een zwarte garderobe? Dan was Sinner’s Day dit jaar misschien wel de place to be op Halloween. Het gitzwarte randje leek op deze tweede editie trouwens wat afgebleekt, want naast diverse vormen van new wave, punk en electro werden ook porties dub/world, cabaret pop en ska opgediend. Volgens OOR’s popencyclopedie hebben nagenoeg alle aantredende artiesten hun versheidsdatum reeds lang overschreden, dus kwam het er voor het publiek op aan om te oordelen welke acts anno 2010 nog relevant zijn en welke zondermeer tot de muzikale fossielen kunnen gerekend worden. Een overzicht dan maar?

Charles Darwin zaliger zou RED LORRY YELLOW LORRY (***) omschrijven als de missing link tussen early Bauhaus en Sisters Of Mercy, een perfecte opener dus voor een 12 uur durende nostalgie trip naar de donkerste helft van de 80ies. En wat blijkt? Een kwarteeuw na het verschijnen van hun debuut en gothrock mijlpaal ‘Talk About The Weather’ klinkt dit kwartet uit Leeds nog steeds even strak en bevlogen. Het publiek lustte er duidelijk wel pap van, want in no time kon je in de Club over de koppen lopen. We onthouden vooral het ijzersterke einde met een snedige uitvoering van “Walking On Your Hands”.

Als eerste van een bescheiden delegatie Belgische acts mocht POESIE NOIRE (*) de Main Stage verkennen, maar al snel bleek dit een heel ongelukkige keuze. Een begenadigd zanger of notoir podiumbeest zal knoppenwonder Jo Casters wel nooit worden, maar het waren vooral diens twee kleurloze trawanten op keyboards/zang en gitaar die er voor zorgden dat de kille electrowave waar de groep voor staat zelden of nooit echt aansloeg. Enkel de Belpop classic “Gioconda Smile” kon enige publieksrespons losweken, en dus moeten Casters & co zich toch dringend vragen beginnen stellen bij de relevantie van Poesie Noire’s recente reünie.

Het Engelse gezelschap DEPARTMENT S (***) wordt tegen wil en dank wel eens versleten voor one-hit-wonder op basis van de onvervalste New Wave Club Classic “Is Vic There?”, maar in de Club bevestigden de heren dat ze ondanks hun korte bestaan tussen 1980 en 1982 nog een pak andere klassenummers hebben ingeblikt. Originele zanger Vaughan Toulouse verliet voortijdig dit aardse tranendal, maar zijn vervanger Eddie Roxy slaagde er wonderwel in om geloofwaardige versies neer te zetten van de puike doch indertijd jammerlijk geflopte singles “Going Left Right”, “Age Concern” en “I Want”. Tussendoor deed de groep ook iets leuks met Pink Floyd’s “Lucifer Sam”, en bewees met het nieuwe “Wonderful Day” dat Department S zowaar recht heeft op een tweede jeugd.

‘Geen new wave zonder old school punk’, moeten de organisatoren gedacht hebben, en dus kreeg het publiek dit jaar ook een aantal bands uit de eerste en tweede punkgolf voorgeschoteld. Al is frontman Charlie Harper de 50 intussen vlotjes gepasseerd en solliciteert hij nadrukkelijk voor de rol van best Ozzy Osbourne look-alike ever, het Londense UK SUBS (***) liet met de brutale opener “CID” weinig twijfel over de waarheid van het cliché der clichés: punk’s not dead! Harper werd dan wel vergezeld door een stel jonge honden, toch klonk de groep redelijk authentiek en bovenal lekker smerig. Uit dankbaarheid voor hun stekje op de affiche werd het oudje “Saints And Sinners” voor de gelegenheid herwerkt tot “Sinner’s Day”: meer respect dan dit krijgt een bende dolle veertigers tegenwoordig niet meer!

De Engelse meesterbassist JAH WOBBLE (***) kreeg in de Club de wat ondankbare rol van vreemde eend in de bijt toebedeeld. Wobble stond in ’78 dan wel mee aan de wieg van het postpunk instituut Public Image Ltd, maar eigenlijk is hij in hart en nieren een dubmeester met een uitgesproken voorliefde voor ethnic fusion. De meerderheid van het publiek wist dan ook niet meteen wat te denken van Wobble’s rariteitenkabinet, waaruit ondermeer een geisha en een trits exotische muziekinstrumenten werden opgediept. De broeierige mix van dub en Oosterse folk, met als uitschieters een heerlijk “Visions Of You” (dat ook zonder Sinéad O’Connor overeind bleef) en het onverwachte toetje “How Much Are They?” in een fraai hertimmerde versie, kon ons wel bekoren. En al wie dacht (of misschien zelfs hoopte) hiermee het laatste van de sjofele Wobble gezien te hebben op Sinner’s Day kwam even later bedrogen uit...

Hoe pijnlijk kan nostalgie zijn? Bij gebrek aan andere nog levende Ramones treedt drummer Marky Ramone tegenwoordig op in zijn eigen tribute band vergezeld van drie jongere snaken die elkaar om beurten de loef probeerden af te steken met de stoerste podiumpose. De set van MARKY RAMONES BLITZKRIEG (**) bleek dan ook weinig meer dan een flauw afkooksel van ‘the real thing’ te zijn. Natuurlijk blijven “Rockaway Beach”, “Now I Wanna Sniff Some Glue” en “Blitzkrieg Bop” ultieme voorbeelden van tijdloze punkpop, maar keer op keer werd de magie van deze nummers vakkundig de nek omgewrongen door voormalig Misfits strot Michale Graves die met zijn springerig horrorpunk imago mijlenver verwijderd is van de eerder introverte Joey Ramone zaliger. Wat ons betreft mag Marky zich in de toekomst gaan concentreren op zijn recent gelanceerde kledinglijn en de Ramones erfenis verder ongemoeid te laten.

De gloriejaren van THE YOUNG GODS (****) zijn vooral te situeren in de 90ies waardoor we dit Zwitserse gezelschap gerust als de juniors van deze Sinner’s Day editie kunnen beschouwen. Alhoewel de scherpe kantjes van hun gekende electroterreur inmiddels werden ingeruild voor psychedelische soundscapes botste hun kolkende industrial heerlijk brutaal van de ene naar de andere hoek van de Club. Het maakte de set tot één lange kaleidoscopische trip met frontman Franz Treichler in de rol van would-be volksmenner; zijn poging om met een zoeklicht de grootste Sinners in het publiek op te sporen draaide echter jammer genoeg op niets uit. Aan hoogtepunten geen gebrek tijdens dit eerste echte topoptreden van de dag, maar het ingehouden splinterbommetje “Kissing The Sun” kreeg uiteindelijk toch weer de meeste handjes op elkaar.

Alhoewel hun officiële reünie pas begin volgend jaar is gepland in kader van AB’s Rewind reeks kregen we nu reeds een veredelde try-out voorgeschoteld van het naar Belpop normen iconische ARBEID ADELT! (****). Opener “Ik Sta Scherp” maakte meteen veel duidelijk: Marcel Vanthilt kan beter presenteren dan zingen maar declameert zijn nerveuze woordvondsten nog steeds met sprekend gemak, Luc Van Acker voelt zich meer dan ooit kiplekker in rol van enfant terrible en heeft zijn verdraaide gitaarkunstjes nog niet verleerd, en Herr Seele look-alike Jan Vanroelen ontfermt zich vanuit de tweede linie over de gestoorde beats. Het olijke trio klonk onwaarschijnlijk fris en monter voor een band die twee decennia radiostilte achter de rug heeft, en had qua uitstraling duidelijk meer weg van een bende jonge honden die nog alles te bewijzen heeft dan van een stoffige nostalgie act. Het beste uit AA’s meest roemruchte wapenfeiten ‘Jonge Helden’ en ‘Le Chagrin En Quatre-Vingts’ werd niet gespaard, en rond halfzes weerklonk zowaar de puike nieuwe Arbeid Adelt! single “Half Vijf”. Bij het toetje “Death Disco” mocht oorspronkelijk componist Jah Wobble zijn ongekende klasse voor de tweede keer komen etaleren; het trio stak enige bewondering voor hun jeugdidool niet onder stoelen of banken, en lieten de New Wave Club Classic met gemak uitvloeien in een mini jamsessie. Welkom terug, Marcel, Luc en Jan!

Wegens laattijdige annulatie van The Damned viel er bij THE KIDS (***) alsnog een uitnodiging voor Sinner’s Day in de bus. Het recept van Vlaanderen’s oudste en authentiekste working man’s punkgroep is intussen genoegzaam bekend, maar toch slagen Ludo Mariman & co er keer op keer in om met volle overgave een beklijvende set neer te zetten. En ja, het was weer heerlijk om samen met de rest van een volgepakte Club “There Will Be No Next Time”, “This Is Rock ‘n’ Roll” en “Fascist Cops” mee te brullen.

Voor de Engelse postpunk legende en notoire zeurkous Mark E. Smith lijkt het leven wel één lange oefening in tegendraadsheid. Het getormenteerde boegbeeld van THE FALL (***) leek dan ook allerminst van plan om mee op de nostalgie carrousel te springen, en had dus vooral recent werk op de setlist voorzien. Of die setlist eigenlijk wel van veel tel was durven we overigens sterk te betwijfelen, want met de regelmaat van de klok verdween de ongeïnteresseerde Smith achter de gordijnen en diende zijn strak musicerende groep het alleen te rooien. De schijnbaar norse frontman heet ook een veeleisende perfectionist te zijn, dus kijken zijn makkers er al lang niet meer van op dat hun chef regelmatig de versterkers persoonlijk komt bijregelen. Volledig conform de eigenzinnigheid van de band werd het vreemde optreden een kwartier vroeger dan voorzien afgefloten, maar dat bleek ruim voldoende om een onuitwisbare indruk achter te laten in de Club.

Ook MARC ALMOND (***) had het op de Main Stage niet zo onmiddellijk begrepen op een nostalgie trip. Het 80ies icoon heeft met ‘Varieté’ net een nieuw album uit, en zag zijn kans schoon om op Sinner’s Day hieraan de nodige ruchtbaarheid te geven. Gelukkig voor de nostalgische fans ging de overigens heel enthousiaste Almond ook met mondjesmaat grasduinen in zijn muzikaal verleden; zijn grootste solohit “Tears Run Rings” en Soft Cell’s “Torch” kregen heel dynamische versies mee, en uiteraard moest Almond op Belgische bodem ook iets doen met de erfenis van Jacques Brel. Tijdens zijn interpretatie van “Jacky” etaleerde hij met verve zijn vocale kunnen, maar toch kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat het cabaret gehalte van dit soort nummers net iets te hoog lag voor het Sinners publiek. Na nog een trits nieuwe nummers sloot Almond wijselijk af met het obligate “Tainted Love” waarmee hij een deel van de intussen ingedommelde zwartjassen alsnog deed rechtveren.

In de ranking van populairste ska revival band ooit moet THE SELECTER (***) het duidelijk afleggen tegen de eveneens gereanimeerde Specials en Madness, maar daarentegen kunnen weinig of geen van dit soort bands er prat op gaan een welbespraakte frontvrouw in de rangen te hebben. Anno 2010 is ‘the first lady of ska’ Pauline Black samen met haar mannelijke tegenhanger Arthur 'Gaps' Hendrickson nog steeds het uitgangbord van deze vrolijke bende: in haar witte maatpak en dito gangster hoed zweept ze het publiek op en vertelt ze graag een verhaaltje bij elk nummer. Vastberaden om de dertigste verjaardag van hun debuut ‘Too Much Pressure’ niet onopgemerkt voorbij te laten gaan bouwde het zevenkoppige Engelse gezelschap in de Club een feestje om U tegen te zeggen. Zelfs iets minder bekende nummers zoals “Street Feeling”, “Murder” en “James Bond” gingen er in als zoete koek, maar uiteraard zat iedereen te wachten op de onweerstaanbare riedeltjes “On My Radio” en “Too Much Pressure” die dit uurtje skapop met het nodige nostalgische gevoel afsloten.

Met een jaar vertraging kwam de Engelse postpunk band THE PSYCHEDELIC FURS (****) dan toch naar de Ethias Arena afgezakt als één van de absolute publiekstrekkers van het festival, en het duurde dan ook niet lang vooraleer de maximale publiekscapaciteit van de Club werd bereikt. The Furs werden in het begin wat genekt door een slecht geluid waardoor opener “Dumb Waiters” en de dubbele hit “Pretty In Pink” wat de mist ingingen, maar vanaf de magistrale sleper “Sister Europe” zat de balans tussen Richard Butler’s schorre stem, Richard Good’s ijle gitaar en Mars Williams’ weemoedige sax eindelijk goed. De groep citeerde nadrukkelijk uit hun eerste drie albums uit de periode 1980-‘82 waarmee ze de meeste credibiliteit hebben verworven bij vele zwartjassen, maar uiteraard mochten de latere meer afgelikte mainstream hitjes “Heaven” en “Heartbeat” op een nostalgie feestje als dit niet ontbreken. Het publiek genoot zichtbaar van de muziek én van Butler’s hyperkinetische mimiek waarvoor hij duidelijk in de leer ging bij Bowie en Pop. Net toen we de hoop op een bis hadden opgegeven stormden The Furs opnieuw het podium op voor een manische versie van “India”, waardoor een reeds bijzonder goed optreden op de valreep een gewoonweg uitstekend optreden werd.

Zelfs de meest verstokte fan die Ian McCullogh in de aanloop naar Sinner’s Day aan het werk zag in De Laatste Show moest toegeven dat ’s mans afgeleefde stem in allesbehalve grote doen was. Het bleek gelukkig loos alarm, want ECHO AND THE BUNNYMEN (****) toverden dankzij een sfeervolle belichting de in wezen ongezellige Main Stage om tot een feeëriek toneel met een enthousiaste McCullogh en diens subtiel spelende makkers in de hoofdrollen. De recente nummers aan het begin van de set waren oerdegelijk, maar konden toch niet echt beklijven en dienden enkel ter opwarming voor de greatest hits die al vlug zou volgen. Met “All My Colours”, “The Back Of Love”, “Seven Seas”, “Bring On The Dancing Horses”, “The Killing Moon” en “The Cutter” hoorde eenieder de lang vervlogen soundtrack van zijn of haar jeugd in ijl tempo passeren. En laat dat laatste nu net de bedoeling zijn van Sinner’s Day: muzikale helden van weleer confronteren met hun fans van weleer, en tussen pot en pint elkaar de loef afsteken met de strafste herinneringen uit die tijd. Nostalgie? Het is en blijft een lelijk woord voor een pretentieloos en aangenaam tijdverdrijf.

Neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Sinner’s Day Festival (More-Entertainment)

Kraakpand 2010 - Kraakpand 5.1. – Vijf bands – Vijf uiteenlopende genres

Geschreven door

Kraakpand 5.1. – Vijf bands – Vijf uiteenlopende genres
In Gent was de tijd weer aangebroken om het startschot te geven voor een nieuw seizoen van het Kraakpand dat naar jaarlijkse gewoonte doorgaat in de Handelsbeurs. Voor deze editie had de organisatie vijf bands geprogrammeerd van uiteenlopende genres waarbij gekozen werd voor een erg uniek concept.
Het concept bestond er in om de vijf bands elk op een podium te zetten om hun songs afwisselend en willekeurig ten berde te brengen.
Heel dit gegeven werd aan elkaar gepraat door gastheer Dirk Blanchart die af en toe de tijd nam om een mini interview van de artiesten af te nemen.

De jonge wolven van Willow die eerder dit jaar nog met de 3de plaats op Humo’s Rockrally gingen lopen en tevens de publieksprijs in de wacht sleepten openden met “Sweater” een nummer waarbij we spontaan aan “Banquet” van Bloc Party moesten denken, ook waren de invloeden van The Cure echter nooit ver weg. Dat deze jonge gasten overliepen van de energie bewezen ze met hun nummer “
High Frequency”, een nummer dat fors versterkt en overstelpt werd van pedaaleffects. Tot slot trakteerden ze ons met hun nieuwste worp, “House Of Love”.

Als er een prijs zou uitgereikt worden voor de band van de avond die de meeste sfeer en ambiance bracht,dan zou deze zonder twijfel naar de Mo & Grazz en Band gaan. Mo & Grazz en Band is een samenwerkingsproject van Monique Harcum (van Zap Mama) en DJ Grazzhoppa. Hun muziek is een unieke mix van hip-hop, funk, jazz, gospel en klassieke R & B en kon de meeste aanwezigen bekoren, het vergde dan ook bijna geen moeite voor de 7 enthousiastelingen om de aanwezigen in beweging te krijgen. De vingervlugge scratches  van Dj Grazzhoppa zorgden voor dat tikkeltje extra die de set af maakten, verder was hun openingsnummer “Home” er eentje om te onthouden.

Muisstil werd het in de Handelsbeurs toen pianovirtuoos Guy Van Nueten de eerste noten speelde. Hij is een klassiek geschoolde pianist/componist en maakte roem door samen met Tom Barman (dEUS) in 2003 een dubbel cd uit te brengen die de naam ‘Live’ droeg en waarvan hij de piano stukken voor zijn rekening nam; trouwens klassieker “April & June” van The Sands is van zijn hand. Ondanks hij van alle markten thuis is, beperkte hij zich tot het spelen van klassieke nummers waarbij het af en toe heerlijk wegdromen was.

De vierkoppige Gentse experimentele Rock Band Marvelas Something, waarvan verteld wordt dat ze knettergek en zo stoned als een ei zouden zijn, openden zeer stevig met ”Doing It She Flies Up”; daarmee was de toon gezet voor een vlijmscherp optreden, een mix van het eerder dit jaar uitgebrachte driedubbele album. Erg uniek is het feit dat dit album in drie grote stukken qua stijl onderverdeeld is. Zo waren wij verbaasd om na een iets wat stevig rocknummer als “Move On” een Nederlandstalig pop nummertje “De Wet Van De Causaliteit” genaamd, te horen. Hun originaliteit en hun ‘je m’en fou’ - mentaliteit hadden we goed ontvangen en de set smaakte naar meer …

Ex-Girls Against Boys frontman Scott McCloud mocht met zijn nieuwe band, Paramount Styles, zijn akoestische plaat voorstellen. Geruggensteund door Simon Lenski (DAAU) op cello en Chris Smet op elektrische gitaar openden ze hun set met “Amsterdam Again”, een nummer over een vlucht uit Rusland na allerlei mislukkingen om in Amsterdam tot rust te komen. Het trio afkomstig uit de VS, bracht een rustige ingetogen set met soms erg emotioneel geladen nummers die naar de keel grepen …

Organisatie: Handelsbeurs, Gent

Pagina 93 van 116