Crossing Border Festival 2009: bijzonder geslaagde eerste editie van het Crossing Border Festival met Patrick Watson en Monsters of Folk als uitschieters
Het Nederlandse Crossing Border Festival in Den Haag bestaat al sinds 1993 en brengt een mix van literatuur, muziek, en alles wat daar rond hangt zoals kortfilms en interviews met muziekjournalisten of fotografen. Crossing Border besliste om dit jaar ook in België dit festival te organiseren, en zo kwam het dat we naar een uitverkochte eerste editie van Crossing Border Antwerpen konden gaan in de Arenbergschouwburg.
De organisatie was er in geslaagd een fantastische affiche samen te stellen, die muzikaal zeker ver boven de programmatie van De Nachten uitstak, dat andere Antwerpse muziek- en literatuurfestival. Het zou dus kiezen worden, een beetje zoals op Pukkelpop dus, en slenteren tussen de grote zaal (omgedoopt tot La Zona Rosa) en de drie kleinere zalen. We kozen er voor om optredens volledig uit te zitten, en niet om zoals op Pukkelpop 25 minuten van een optreden mee te pikken om dan nog 30 minuten van een ander concert te gaan bekijken. Je zal hier dus geen verslagen vinden van Wild Beasts, The Antlers, Steve Earle of Madensuyu …
Het Crossing Border festival werd voor ons geopend door Mumford & Sons, een viertal uit Londen, die hun debuutalbum, ‘Sigh no More’, pas in oktober uitbrachten. Ondertussen is deze Engelse folkrock groep rond Marcus Mumford, opgepikt door de media en is het heel snel gegaan: de single “Little lion man”, met de fantastische zinsnede “But it was not your fault but mine, and it was your heart on the line, I really fucked it up this time, didn’t I my dear” zit bijvoorbeeld in heavy rotation op zowel Radio Eén als Studio Brussel. Een pluim dus voor de organisatie dat ze deze band opgepikt hadden nog voor ze goed en wel bekend waren. Marcus Mumford leek van ver wel een beetje op Greg Dulli van Afghan Whigs of Twilight Singers: stevig gebouwd en een Romeinse, lichte haviksneus. Naast de typerende banjo die in “Little Lion man” gebruikt wordt, hadden Mumford en Sons een ruime set instrumenten: staande bas, drums, gitaren en piano. Ook opmerkelijk is dat de muzikanten dikwijls van instrumenten wisselden en natuurlijk ook de a-cappella zang, die misschien wel niet zo hoog ging als bij Fleet Foxes, maar hoedanook de nummers naar een hoger niveau stuwde. Na vijfendertig minuten zat het optreden er op, maar we hadden alvast een eerste hoogtepunt van Crossing Border meegemaakt.
Over naar de grote zaal dan, waar we nog een nummer of drie van The Low Anthem konden meepikken. Volgens velen is ‘Oh my God, Charlie Darwin’ één van de beste albums van 2009. We pikten nog net drie totaal verschillende nummers mee, een honky tonk blues a la Tom Waits en twee mooie akoestische nummers, met onder meer het spooky geluid van crotales (een soort mini-cymbaaltjes op een rij), die met een strijkstok bespeeld werden.
Na deze twee klasse optredens, naar de Red Eye Fy zal dan, voor een korte fotoprojectie op beats van de Engelse rockfotograaf Kevin Cummins. Eigenlijk louter toevallig heeft Kevin Cummins een hele generatie van essentiële rockgroepen uit Manchester op de gevoelige plaat gelegd, van de late jaren zeventig tot de midden jaren negentig. We kregen dus mooie maar ook grimmige foto’s van onder meer The Buzzcocks, Joy Division, New Order, The Fall, The Smiths, The Stone Roses, Happy Mondays en Oasis en het wereldje rond de legendarische club ‘The Factory’ (zie ook de film ‘24 hour party people’). Cummins heeft eigenhandig mee de rockfotografie veranderd (een beetje zoals Anton Corbijn) en heeft ook een heel groot aandeel gehad in de iconografie van bands zoals Joy Division, door die groepen in ongewone poses af te beelden in het grauwe, door crisis geteisterde Manchester van de jaren tachtig. Tijdens het interview met de man kwamen we te weten dat die klassieke foto’s, eigenlijk niet bedoeld waren om langer mee te gaan dan de volgende editie van de New Musical Express, maar het is anders uitgedraaid. We maakten ons ook de bedenking, dat het grauwe, desolate Manchester van die tijd allang niet meer bestaat. Niettemin, een interessant interview en prachtige foto’s.
Patrick Watson zorgde voor het volgende hoogtepunt. De grote zaal was goed volgelopen, zodat we nog net een plaatsje vonden op het uiteinde van het balkon. Het grote voordeel daarvan was dat we bijna op het podium zaten, zodat we de man van heel dicht in actie konden zien. Deze dertigjarige Canadees, met de iconische pet en de zijden stem die soms aan Jeff Buckley doet denken, bracht in 2009 het album ‘Wooden Arms’ uit, nadat hij al eerder onder meer een belangrijk aandeel had in het album ‘Ma Fleur’ van Cinematic Orchestra. Veel nummers dus uit ‘Wooden Arms’, met onder meer uitschieters zoals “Big Bird in a small cage” en “Travelling salesman”. Intieme ballads werden afgewisseld met cabareteske nummers waar Tom Waits dus niet het alleenrecht op heeft. Zeker een hoogtepunt, wat ook bleek uit de staande ovatie van het publiek. Patrick sloot af met een a-capella “The man under the sea”, waarbij de micro op zij gezet werd en hij de zaal het refrein ‘the fish and the sea’ liet meezingen.
Na dit prachtige concert was het tijd om even te bekomen, een drankje, plus nog een stuk van de akoestische set James Yorkston meepikken, die niet echt kon overtuigen, ook al omdat de man zelf niet voor de volle honderd procent er voor ging.
The Bony King of Nowhere, de enige Belgische groep die we vanavond zouden zien, wist ons te overtuigen, door de warme klank, de stem van Bram Vanparys die wel wat van Nick Drake heeft, en de single “ Taxidream”. Toch wel een verrassend optreden, want de debuutplaat ‘Alas my love’, vonden we niks, vooral dan door het kale geluid op die plaat.
We wisten niet wat we moesten verwachten van Stephen Malkmus solo, net als Evan Dando vanThe Lemonheads, één van mijn jaren negentig indie-helden, maar net als Evan Dando, lid van de orde van de notoire valszingers. En ja, onze vrees leek bewaarheid te worden, de eerste drie nummers was het niet alleen de gitaar die vals klonk, ook de stem van Stephen Malkmus tuimelde ongegeneerd van de toonladders. Het was pas toen de man zijn bril afzette, en een pintje aangereikt kreeg, dat zijn stem en gitaarspel erop verbeterde. En toen kwam het toch nog goed, met een hele reeks briljante Pavement klassiekers zoals “Spit on a stranger”, “Trigger-cut/Wounded kite at :17”, “Heaven is a truck”, “We Dance” (“There is no castration fear”), waarbij rake observaties en complete onzinteksten elkaar afwisselden. Op het einde mochten de Pavement fans nog verzoeknummertjes aanvragen, zodat we nog getrakteerd werden op “Shady Lane” en “Range Life”. Hopelijk passeert de Pavement-reünie ook in België volgend jaar.
We zouden bijna vergeten dat er ook nog literatuur aan bod kwam op Crossing Border, maar door de overvolle muziekprogrammatie, hadden we eigenlijk weinig tijd om ook eens interessante schrijvers bezig te zien. De grote zaal zat overvol voor Monsters of Folk, maar eerst kregen we nog een korte opwarmer door Luuk Gruwez, die korte gedichten bracht waarin hij bommen op Kortrijk wou gooien (zijn geboortestad), reflecteerde over de dood van zijn vader, en het had over dikke mensen en moeders.
Monsters of Folk, begon om kwart na tien aan een marathonconcert van twee uur kwart (het was dus al goed maandagmorgen en werkweek toen het concert afgelopen was). Deze supergroep met Jim James van My Morning Jacket, Conor Oberst van Bright Eyes, M. Ward en Will Johnson van Centro-Matic/ South San Gabriel, had er zin in op de laatste avond van hun Europese tournee. De heren zaten net in het pak, en gingen stevig van start, het leek wel of we in Nashville op een concert van Billy Ray Cyrus beland waren, of in een country and western revue. Jim James leidde zijn boys in, en iedereen kreeg zijn kans om een stukje te zingen. Meest waren we gecharmeerd van de duetten tussen Jim James en M. Ward, want de combinatie van hoge falset met de groezelige stem van M. Ward werkte het best. Spijtig dat Will Johnson maar een nummer mocht zingen, want hij bracht het er schitterend vanaf. Conor Oberst moest het vooral van zijn teksten hebben, want zijn karakteristieke stem biedt weinig variatie. Het best was Monsters of Folk in de rustige folksongs, of in de mid-tempo harmonieën, zoals de triphopballade “Dear God”, waarin zowel Jim James, Conor Oberst als M. Ward een stuk van de zang voor hun rekening namen. De uptempo countryrockers kon ik minder smaken, omdat die songs gewoon minder sterk waren. Aangezien het concert meer dan twee uur duurde, kregen de individuele leden van Monsters of Folk ook de kans eigen solonummers te brengen. Een van de hoogtepunten uit eigen werk was beslist M. Ward’s “Chinese Translation” (What do you do with the pieces of a broken heart), waarna een warm applaus volgde.
Iets voor halfeen sloten Monsters of Folk de eerste editie van Crossing Border af met een razende slotsong waarin alle registers opengezet werden.
De eerste editie van Crossing Border was bijzonder geslaagd, dus volgende jaar mag het zeker opnieuw. Misschien moeten er dan wel een paar groepen minder geprogrammeerd worden, zodat er meer rustpunten zijn, en iedereen ook de literatuur en interview sessies kan meepikken.
Organisatie: Crossing Border ism Arenbergschouwburg, Antwerpen