Sonic City 2019 - van 8 t-m 10 november 2019 - Shame en Cate Le Bon cureert
Sonic City 2019
2019-11-08 t-m 2019-11-10
Départ
Kortrijk
Emile Dekeyser
“Stilstaan is achteruitgaan” is de volkswijsheid die in de kantoren van de Kortrijkse concertorganisatie Wilde Westen op de muur prijkt, en niet “never change a winning team.”
Voor hun herfstfestival Sonic City hanteerden ze jarenlang dezelfde formule: 1 artiest, de curator, krijgt carte blanche om een line-up samen te stellen en de bezoeker een weekend lang te laten onderdompelen in de muzikale leefwereld van de artiest in kwestie.
Dit jaar gooiden ze die formule helemaal om en kozen ze voor twee curatoren: het Londense Shame en de Welshe Cate Le Bon. Beide curatoren belichamen zowel door hun muziek als programmatiekeuzes elk een kant van het ruimere alternatieve rockspectrum. Op papier een te verdedigen keuze, het zorgt voor een eclectisch programma dat een breder publiek aanspreekt, en die bezoeker ook aanspoort nieuwe horizonten te verkennen.
In de praktijk helde het echter soms iets te veel over richting een festival met twee gezichten: de overwegend experimentele en uitdagende keuzes van Le Bon vielen vaak moeilijk te rijmen met de meer rechttoe rechtaan bands die Shame naar Kortrijk had gehaald.
Ook de sets die beide curatoren op Sonic City brachten was een mooie indicatie van de tweespalt. Een set spelen als curator lijkt mij geen cadeau, als verantwoordelijke voor het hele gebeuren val je maar beter niet door de mand. Afgelopen weekend leerden we dat er twee manieren zijn om met de druk die gepaard gaat met het curatorschap om te gaan: (1) de Cate Le Bon-way – je besteedt er niet al te veel aandacht aan en brengt een verdomd strakke en intrigerende set waarin je bewijst waarom je deze prestigieuze curatortitel dubbel en dik verdient, en (2) de Shame-way – je gebruikt het podium om een feestje te bouwen waarin je quasi al je uitgenodigde gasten betrekt en de scene waartoe je behoort uitgebreid fêteert.
zaterdag 9 november 2019
Verdomd strak en intrigerend dus, die set van Cate Le Bon (zaterdag 09/11, 19u50). “I have some time, I have some thoughts,” zong ze ergens halverwege opener “Miami”. Het leek wel een mission statement, want wat Cate deed was exact uitgebreid de tijd nemen om een bepaalde sfeer te scheppen die je als publiek meesleurt in haar eigen universum, en waarin ze vervolgens haar gedachten de vrije loop kan laten gaan. Gedachten die vooral draaiden rond liefdessmart, het centrale thema van haar recent verschenen album ‘Reward’. Op het podium verscheen ze echter niet als getormenteerde vrouw, Cate keek stoïcijns-cool voor haar uit toen ze “I love you, but you’re not here, I love you, but you’ve gone” verkondigde, of in “Sad Nudes” bekende hoe ze droevige naaktselfies maakt.
Nee, het was voornamelijk de muziek die sprak. Het begin, met naast “Miami” ook “Daylight Matters” en “Home To You” was sfeer scheppend, zowel qua vibe als introductie tot het uitgebreide instrumentarium, van xylo-tot saxofoon, van synthesizer tot allerhande percussie-instrumenten, en misschien wel het mooiste instrument: Le Bons verbluffende en karakteristieke stem. In het daaropvolgende drieluik werden 3 van de 4 oudere nummers die de setlist haalden netjes na elkaar gespeeld. “Wonderful”, “Love is Not Love” en “No God” met hun Velvet Underground-gitaartjes waren voorzichtig dansbaar, en toonde aan waarom Cate in haar begindagen vaak met Andy Warhols protegé Nico vergeleken werd.
Het hoogtepunt van de set lag in het midden, alsof de Welshe perfect wist te vatten dat het publiek toegetreden was tot haar universum, en er ruimte gecreëerd was voor experiment. Het vierluik “Mother’s Magazines”, “Magnificent Gestures”, “Sad Nudes” en “The Light” stonden bol van de interessante zijsprongetjes, eigenzinnige saxofoonstukken, en wonderbaarlijke gitaarsolo’s. Dankzij de snedige outro’s die heerlijk alle kanten opgingen, kwamen hier de krautrockfundamenten waarop ‘Reward’ gebouwd is mooi naar boven.
Het laatste luik bestond uit 2 nummers en werkte eerder hypnotiserend, het symboliseerde de thuiskomst van de trip die de mooi opgebouwde setlist was. In “What’s Not Mine” sloeg Le Bon opnieuw een adembenemende gitaarsolo uit haar vingers, en “Meet the Man” had eerder een catharsiseffect. In haar slotstrofe - “Love is you, love is beautiful to me, love is you” - leek ze na (en dankzij) een heuse trip vol intrigerende zijsprongen, hartzeer, en somberigheid, een hernieuwd geloof in de liefde te hebben ontwikkeld. Zielszuivering als afsluiter, dat kan alleen maar betekenen dat dit om een straf concert ging.
Het enige minpuntje hierbij - als er echt een moet genoteerd worden - was dat Le Bon Bradford Cox van Deerhunter niet op het podium haalde om een nummer uit hun samen opgenomen en recent uitgebrachte EP ‘Myths 004’ te brengen. Cox was nochtans aanwezig, maar in de Cate Le Bon-way was er geen ruimte voor speciallekes. Jammer, maar de trip doorheen haar universum was overtuigend genoeg en bewees waarom Cate Le Bon op basis van haar set de prestigieuze curatortitel wel degelijk verdient.
Op de zaterdag van Sonic City had Cate Le Bon absoluut niet het alleenrecht op concerten die als trip aanvoelden. Ook Michele Mercure, Eiko Ishibashi, Whispering Sons, Vivien Goldman, Thurston Moore Group en Holly Herndon namen het publiek mee op een verschillende reizen, met uiteenlopende bestemmingen. Een reisverslag.
Michele Mercure (zaterdag 09/11, 13u15) releasete in 2018 het compilatiealbum ‘Beside Herself’, met 19 songs die ze tussen 1983 en 1990 had uitgebracht op verschillende cassettes. De experimentele minimal synthesizer muziek op het album doet live eerder dienst als soundtrack van de filmische, vaak avant-garde, zwart-wit visuals die geprojecteerd worden. De beelden namen je mee in de ruimte, op de maan, een tanker op zee, een geheime handelsmissie (“Are you the salesman from Luxembourg?”) en de wondere wereld van de elektronische muziek (How is electronic music made?). De muziek had maar een bestemming: het onbewuste.
Ook Eiko Ishibashi (zaterdag 09/11, 15u10) nam je mee naar het onbewuste. De set-up was al veelzeggend: 2 drummers aangevuld met Eiko die afwisselend de synthesizer en dwarsfluit (via een microfoon verbonden met een aantal effectpedalen) bespeelde. De Japanse deed in het extreme wat Cate Le Bon ook later op de avond zou doen: uitgebreid de tijd nemen om een bepaalde sfeer scheppen en het publiek te laten wennen aan de aparte sound, de gecreëerde sfeer liet Ishibashi vervolgens toe haar experimentele jazznoise op het publiek los te laten. Al was het net iets te vaak heel lang opbouwen richting een vrij korte jazzexplosie.
Je moet flink je best gedaan hebben als je Whispering Sons (zaterdag 09/11, 17u40) afgelopen zomer gemist hebt op een Belgische festivalweide. Van dorpsfestival tot het Rock Werchter hoofdpodium, overal kwamen ze met dezelfde gretigheid en achteloze klasse voor de dag. Dit was op het indoorfestival Sonic City niet anders, hun set was wederom een post-punk & new wave masterclass die zo on fire was dat het brandalarm afging. De Limburgers speelden onverstoord verder en transformeerden de toeschouwer richting Noord-Engelse industriesteden midden jaren ‘80, waar de roots van het genre liggen. Toen zangeres Fenne Kuppens Fontaines DC bedankte voor hun cancel - Whispering Sons werd last minute nog toegevoegd nadat de Ieren lieten weten dat hun prioriteiten elders lagen - werd wat groen gelachen door de aanwezige Fontaines-fans. Al moesten ook zij na het verschroeiende “Waste”, hun traditionele afsluiter, door de knieën gaan.
Nam Whispering Sons je mee naar de grauwe jaren ’80, dan toonde de Britse Vivien Goldman (zaterdag 09/11, 18u50) dat ditzelfde decennium ook een zonnig feel good-kantje had. Vivien, 65 intussen, is een klinkende naam in zowel de journalistieke, muzikale als academische wereld. Zo was ze eind jaren ’70 journaliste bij de toonaangevende muziekbladen Sounds, Melody Maker en NME, werkte ze voor Island Records waar ze publicist was van Bob Marley, bracht ze in ’81 een dub EP uit geproducet door John Lydon en Adrian Sherwood, was ze samen met Chrissie Hynde (The Pretenders) en Viv Albertine (The Slits) lid van de feministische synthpunkband The Flying Lizards, en draagt ze de officiële titel Professor of Punk and Reggae aan de New York University. Een icoon, met andere woorden.
Goldman, gerugsteund door bassist Max en percussioniste & achtergrondzangeres Dunia Best, bracht een carrièreoverzicht van haar muzikale output aangevuld met een aantal nieuwe dubnummers van een nog te verschijnen album (dat dan weer geproducet werd door Youth van Killing Joke, nog zo’n ronkende naam). Al vanaf de opener “Laundrette”, geplukt uit die eerste EP, slaagde de enorm charismatische Vivien erin haar enthousiasme over te brengen en een glimlach te toveren op de vele gezichten in de Club. Dat de liefde wederzijds was, bleek uit het feit dat ze de cameravrouw vroeg de kijklustigen wat meer in beeld te brengen, “because they are the real stars, you know.” Goldman vertelde met veel namedrops verhalen over vroeger zonder dat het opschepperig werd, brak een lans voor meer empathie, hekelde zowel geldzucht als de onmenselijkheid van de vluchtelingencrisis, en liet het publiek “we gotta do it together, keep giving, keep living” zingen.
Muzikaal gezien klonk hun dub en reggae - ondanks Max’ uitmuntende baslijntjes - niet altijd even goed, maar daar maalde niemand echt om. Op zaterdag zat de vibe - zeker tijdens de afsluitende cover van The Wailers ‘Same Thing Twice - nergens zo goed als bij de Professor of Punk, the real star.
Ook Holly Herndon (zaterdag 09/11, 00u10) heeft een academische titel, die van doctor in Computer Research, specialisatie Music and Acoustics. Haar laatste plaat ‘PROTO’ kwam tot stand met behulp van Spawn, Herdons eigen computerbaby die ze met behulp van artificial intelligence heeft geprogrammeerd tot mede-collaborator, en stelt vragen bij de rol van muziek in een samenleving die steeds meer computergericht wordt. Of liveoptredens zullen evolueren richting de performance van Herndon op Sonic City, valt af te wachten. De robotachtige, grillige synthesizermuziek leek slechts bijzaak in het waar spektakelstuk waarin veel aandacht was voor de kleinste details. Herndon poogde met haar futuristische litanieën (in de ‘band’ zaten twee nonnen) en theatrale handelingen het publiek mee te nemen op een bevreemdende trip richting een dystopische samenleving, maar het leeuwendeel van dat publiek had er al lang de brui aangegeven. Echt ongelijk kon je hen niet geven.
“How, doet iets!” riep een dronken West-Vlaming richting The Thurston Moore Group (zaterdag 09/11, 21u50), op dat moment 1 minuut ver in hun feedbackintro. Geen idee of Thurston, die de laatste jaren vaak in België komt spelen, ondertussen ook West-Vlaams verstaat, maar het leek wel of hij deze persoon bewust begon te pesten. Exact 13 minuten duurde die bewuste intro, de Koning van de Feedback (officieuze, non-academische titel) was niet naar Sonic City gekomen om zich te laten opjagen. Ook niet om veel nummers te spelen, op de setlist prijkte welgeteld 1 nummer, het 63 minuten durende “Alice Moki Jayne” uit Moore’s recent uitgebrachte plaat ‘Spirit Counsel’.
Tijdens het nummer, en dus ook het optreden, deed Thurston dienst als orkestleider. De drie bandleden (gitaristen James Sedwards & Debbie Googe (My Bloody Valentine!) en rechtstaande drummer Jem Doulton) stonden continu naar hem gericht, en 1 knikje van de Grote Leider was voldoende om te weten wat er moest gebeuren.
Naast het trip/reiselement lijkt een andere rode draad doorheen de zaterdagoptredens wel dat tijd genomen werd om een sfeer te creëren die het experiment toelaat. Op de eerste pompende drums was het een halfuur wachten, het lange voorspel zorgde ervoor dat ik intens kon genieten van waar naartoe was gebouwd. Een muzikale vrijpartij, maar dan wel eentje waarbij de betrokkene ferm geteased en aan het lijntje gehouden werd. De vijftal oerknallen die er kwamen na een rondje oeverloos getjingel-tjangel, waren de grootste ontploffingen van de avond. Een aanslag op de trommelvliezen.
Visuals hadden de show allicht naar een hoger niveau getild, al was het maar om de aandacht af te leiden tijdens die ellelange opbouwstukken. Oh, en vocals, die miste ik ook. Maar zelfs zonder die visuals en z’n prachtige stem nam Thurston tijdens de beste momenten van de set me mee op een TGV met als eindbestemming ‘Daydream Nation’.
zondag 10 november 2019
“Dit was onze 9/11” was de nogal kromme vergelijking van Kortrijks burgemeester Vincent Vanquickenborne toen de glijbanen van het nieuwe zwembadcomplex LAGO afbrandden. Of Q – aanwezig op Sonic City en gretig poserend voor selfies - ook Shame (zondag 10/11, 23u10) gezien heeft , kan ik niet met zekerheid zeggen, maar met zijn zin voor overdrijving had hij zeker gesteld dat de passage van de Zuid-Londense punkers het Kortrijks equivalent was van de Val van de Berlijnse Muur. Want oh, wat werden die muren van Départ heerlijk gesloopt door het uitzinnig publiek. Het leek allemaal niet te deren wat Shame nu juist speelde, en of dat nu wel goed klonk. Rommelig nieuw werk, bij momenten slordige versies van de songs die hun debuut ‘Songs of Praise’ zo’n cultplaat maakten, verdikke, zelfs al hadden ze een uur lang Tom Jones punkcovers gebracht, nog ging dat extatisch publiek een gooi gedaan hebben naar het Belgisch Record stagediven en crowdsurfen. Die sfeer werd mede mogelijk gemaakt door de bevriende bands die zij hadden uitgenodigd om een set te spelen.
Alsof ze vooraf vreesden dat Belgen niet weten hoe een feestje te bouwen, verschenen de jongens van The Murder Capital op het podium tijdens het openingsnummer om vervolgens allen tegelijk met veel bravoure de masse in te duiken. Doorheen de set deden ze te pas en te onpas dit trucje over, vaak met gevaar voor eigen leven. The Murder Capital, Shame’s persoonlijke knokploeg. Dat Shame ook een inclusieve band is, bleek uit het hoge aantal vrouwen die zich ook waagden aan een stagedive. Ergens in Gent zijn de voorvechters van Girls Go Boom met hun mantra girls to the front vast trots op dit schouwspel.
Shame bracht de apotheose waar het festival een heel weekend lang naar had opgebouwd. Moeilijk te zeggen ook hoe ze juist zo’n status ontwikkeld hebben. Het is alvast niet via de traditionele kanalen gegaan, de band wordt amper gedraaid op Belgische radiozenders en interviews in de muziekkaternen van Knack en Humo zijn eerder schaars. De kracht van de mond-tot-mond reclame, het internet, en het kilometers vreten van de band. Respect.
En muzikaal vraagt u? Tja, zanger Charlie Steen verklaarde achteraf in de smoking section dat hun vaste klankman op huwelijksreis was, en dat was duidelijk merkbaar. De geluidsbrij klonk bij momenten vrij belabberd, al was dat heus niet het geval voor ieder nummer. “The Lick”, “One Rizla”, “Tasteless” en “Gold Hole” klonken snedig en stuk voor stuk punky-er dan de versies op plaat. Punky-er klonk ook het nieuw werk: “Another” en “Nigel Hitter” waren knallers van een openingsnummers, slodderige songs “Cowboy Supreme” en “Snow Day” (eerste keer live gebracht) klonken als Television en OMNI op speed dankzij de riffs leadgitarist Eddie Green. De beste nieuwe song is minder punky en zit al in hun set sinds de show in de Rotonde (Botanique) in mei 2018: “Human, for a Minute”, een radiovriendelijke popsong à la “One Rizla”.
Shame pakte het dus anders aan dan hun collega-curator Cate Le Bon. Waar zij verkoos om haar prestigieuze titel glans te geven door een strakke en kwaliteitsvolle set te brengen, waren de Britse jonkies eerder uit op een legendarisch punkfeestje. Bassist Josh Finnerty verkende alle hoeken van het podium, volksmenner Charlie Steen dook meermaals het publiek in. Knipogend naar Steens Rolling Stones t-shirt (dat weliswaar vroeg uitging) en z’n vaak herhaalde slagzin “enjoy yourselves, it’s only entertainment!”, moeten veel mensen in het publiek “it’s only entertainment, but I like it!” gedacht hebben.
Na afloop van de show wou Steen z’n bevriende bands van o.a. Squid, Black Country New Road & The Murder Capital op het podium halen, om hen ook nog eens in de bloemetjes te zetten. In z’n hoofd was het vast een beter plan, want de enkelingen die niet te schuchter waren ook effectief het podium op te stappen stonden er toch vooral ongemakkelijk bij. Met uitzondering van de Ierse knokploeg The Murder Capital uiteraard. Het zette mooi in de verf hoe de scene - de nieuwe lichting ‘Britse’ Gitaarrock - die Charlie Steen met het gebaar wou fêteren lak heeft aan het concept van de rockster. Geen Oasis/Mbaye Diagne-achtige Rolls Royce-fratsen hier, gewoon no-nonsense met de voetjes op de grond.
Hoe verging het die bandjes die tot de Nieuwe Generatie ‘Britse’ Gitaarrock behoren eigenlijk op dag 3 van Sonic City?
Omni (zondag 10/11, 14u50) behoort niet tot die nieuwe generatie Britse Gitaarrock, om de simpele reden dat het Amerikanen zijn. Toch zijn ze zielsverwanten van de bands uit die scene doordat ze uit dezelfde proto-en postpunkinspiratiebronnen putten. Met hun 3 bandleden, zanger/bassist, gitarist en drummer, was het niet de meest vernieuwende samenstelling die je afgelopen weekend kon vinden op Sonic City, maar spannend klonk het wel. Dat kwam vooral door de quirky gitaarriffs van Frankie Broyles (in een vorig leven nog lid van Deerhunter), die mij al vroeg in de set aan Television deden denken. Hoewel hun korte nummers met abrupte eindes zeker konden charmeren, was Omni live vooral op z’n best in songs als “Type”, zo’n moment waarop ze eens niet alles rap afhaspelden, maar puike outro’s afleverden. Het (onbedoeld) onbedoeld grappigst waren ze toen ze “Present Tense” aankondigden: “we wrote this song (iets te lange pauze, publiek lacht) well yes, obviously we wrote it.” Het meest als Television klonken ze in “Courtesy Call”, met die riff waarin zo hard geprobeerd wordt de Marquee Moon-invloed weg te moffelen. En hun beste song, dat is nog steeds hun afsluiter: culthitje “Wire”.
Next up waren twee bands van Speedy Wunderground, het Britse label dat onder andere ook de onnavolgbare sensatie Black Midi huist. Squid (zondag 10/11, 15u30), in eigen land ook een heuse sensatie, zorgde op de Main Stage al vroeg op de dag voor een van de excellentste performances van het volledige festival. Opener “The Cleaner” zette meteen de juiste toon, de songteksten die het banale tot kunst verheven, de associatieve stream of consciousness-manier van zingen van drummer Ollie Judge, aangevuld met het hyperkinetische van LCD Soundsystem en het experimentele van Talking Heads. De jongens zien er misschien uit als aardrijkskundeleerkrachten, maar stonden wel met de overgave van echte rocksterren te spelen. Dat een cymbaal al vroeg in de set sneuvelde, belette hen niet om te blijven rammen. Vooral “Houseplants” was schitterend, zeker hoe ze alles vakkundig neerhaalden om na een trompetintermezzo opnieuw te knallen. Dat trucje kenmerkte eigenlijk zowat elk nummer in de set, en toch bleef het dankzij Squids hoog niveau immer spannend.
Nog niet goed en wel bekomen van Squid of de zeven(!) bandleden van Black Country, New Road (zondag 10/11, 16u30), die andere Speedy Wunderground-band, stonden al klaar in de Club. Jawel, zeven bandleden: 2 gitaristen (waarvan 1 zanger die dezelfde dadaïstische stream of consciousness-stijl van zingen had als z’n labelmaatje van Squid), een bassiste, drummer, violiste, keyboardspeelster en saxofonist. Die laatste werd centraal opgesteld en stond er nogal apathisch bij tijdens de momenten waarin hij niet aan de beurt was, eens hij echter zijn kunnen kon tonen kwam hij helemaal los. Dat was bijvoorbeeld het geval in afsluiter “Sunglasses”, een verrassend goed werkende combo van punk en jazz, waarin Kayne én punkheld Richard Hell werden bezongen. Het is een van hun twee enigste singles - de andere (“Athens, France”) fungeerde als opener. Daartussen speelden ze, naast een nummer waarin de vraag: “Have you seen Black Midi? What are your sexual preferences?” gesteld werd, ook een dansbare instrumentale song die enkel omschreven kan worden als extreem opzwepende balkan vermengd met keyboards, iets wat in theorie een verschrikkelijk kut idee lijkt, maar Black Country, New Road raakte ermee weg. Moet je kunnen.
Er was no rest for the wicked op zondag, want The Murder Capital (zondag 10/11, 17u10) begon vlak na de laatste Black Country, New Road-noot. De band wordt beschouwd als de vierde voortrekker van de revival van de Gitaarmuziek op de Brits-Ierse eilandengroep, naast Shame, IDLES en Fontaines DC. Hoewel hun debuut ‘When I Have Fears’ enkele verduiveld straffe songs bevat, is het toch minder consistent dan de releases van deze drie bands. Ook hun optreden had een rare opbouw. Op zich was het wel verstaanbaar, dat openen met alle tragere nummers van de plaat. Eerst slepend beginnen met “Slowdance I” en “Slowdance II”, opbouwend naar hun harder werk dat meer in de lijn van Shame en IDLES ligt. Bassist Damien Tuit deed z’n stinkende best het er in deze kalme beginfase ook allemaal stoer te laten uitzien door uitdagend rond te paraderen. Het deed wat denken aan Stranglers-bassist Jean-Jacques Burnel in de jaren ’70, al leek het bij Tuit veel meer pose dan bij Burnel, de wildebras die op het Belgische punkfestival Seaside ooit z’n basgitaar in het gezicht van de podiummixer sloeg.
Na de beide Slowdance-nummers brachten ze ook nog “On Twisted Ground”, “Love Love Love” en “Green and Blue”, wat ervoor zorgde dat het slepend dreigende effect dat ze wouden creëren bijna overhelde richting saai. Ook de subtiliteit die de albumversies van vooral die laatste twee songs kenmerkt, ging jammer genoeg wat verloren. Alsof hij aanvoelde dat het publiek wat in slaap gedommeld was, vroeg zanger James McGovern: “Are you alive?!” vlak voor de band een eerste maal een versnelling hoger schakelde met “For Everything”. Wat volgde was iets waar vooraf op gehoopt werd, maar door hun vreemde aanpak niet meer verwacht werd; de boel ontplofte. Het refrein van “Don’t Cling To Life” werd met gebalde vuisten meegezongen, de helft van ‘More is Less’ zong McGovern te midden van een keiharde moshpit, en op het einde van de aan The Stooges schatplichtige afsluiter “Feeling Fades” stagedivede diezelfde McGovern vol overgave, zoals hij dat later op de avond ontelbare keren tijdens de set van Shame zou doen. Too little too late? Dat nu ook weer niet, daarvoor was het eindstuk te goed, maar dat de passage van The Murder Capital eerder gewoon goed en geen Shame-proporties aannam, hebben ze vooral aan zichzelf te wijten.
Op zondag was er niet enkel plaats voor beloftevolle gitaarbands, ook gevestigde waarde Deerhunter (zondag 10/11, 21u00) mocht aantreden dankzij curator Cate Le Bon, de producer van hun laatste plaat ‘Why Hasn’t Everything Already Disappeared?’. De Amerikaanse band is een klinkende naam in de indierock, maar heeft een wisselvallige livereputatie, vaak door toedoen van zanger-genie Bradford Cox die door z’n laag concentratievermogen soms aan het brabbelen slaat en de draad wat kwijtraakt.
Op Sonic City toonde Deerhunter dat als de frêle frontman bij de les blijft, ze in staat zijn pure schoonheid te creëren. De back catalogue waar ze uit kunnen putten is veelzijdig, en bevat zowel psychedelische shoegaze, primitive garagerock, hypnotische dreampop, en zelfs elementen van glam- en bluesrock.
In Kortrijk putten ze vooral uit hun laatste release en hun magnum opus ‘Halcyon Digest’, waardoor we het ene moment heerlijke shoegaze (zonder dat het een geluidsbrij werd) en het andere moment escapistische dreampop (zonder dat het ooit nog maar in de buurt van cheesy kwam) geserveerd kregen. De band wist perfect het evenwicht te behouden op de slappe koord tussen verfijndheid en zwaar uithalen. Naar het einde toe verloor Cox eventjes de concentratie toen hij begon te mijmeren over het missen van z’n spirituele zus, de reeds uit Kortrijk vertrokken Cate Le Bon. ”Plains” moest herstart worden, omdat hij moeite had dit live te brengen zonder Cate: “This is a song I normally perform with Cate. I’m thinking about her and how much I miss her. She’s my friend, my very good friend. I’d trade most of the bands playing today for Cate, I’d trade ourselves for Cate.” Dat het écht in een bad mood verkeerde bleek toen hij dramatisch meedeelde hoe hij uit pure heimwee al drie keer z’n hond geskypet had. Zo teder, zo breekbaar. Het had geen invloed op de performance, en het Kortrijks publiek sloot de even fragiele als effortlessly coole Bradford Cox in de armen. En wat had die, zeker na de “where did my friends go?”- jeremiades in “He Would’ve Laughed”, zo verdomd hard nood aan die collectieve warme groepsknuffel.
Voor Deerhunters breekbare prachtset had zich een volledig ander schouwspel voorgedaan op hetzelfde podium. De performance van het duister queer icoon Mykki Blanco (zondag 10/11, 19u00) was namelijk een heuse belevenis. Na een minutenlange intro van z’n DJ, verscheen Mykki op het podium met een speervormig voorwerp dat vermoedelijk ergens in een hoekje backstage lag. Blanco kroop de DJ-booth op, om zich vervolgens Christus-aan-het-kruis-gewijs te presenteren aan het verbouwereerde rockpubliek. “Welcome to my little cabaret, let’s party, Sonic City!” Bars over weed, bh’s, American boys en back alleys werden gespit op donkere hip hop trap beats. Het ging van stoelen kapot gooien in een Spaanse furie naar het citeren van Madonna’s teder “Don’t Cry For Me, Argentina”, van de zaal rondcrossen met speer in hand naar de bekentenis redelijk onzeker te zijn over het brengen van “You Will Find It”, de collaboratie met folkartiest Devendra Banhart.
Het meest hallucinante was het laatste kwartier van de performance, toen de DJ remixes draaide van The Prodigy, Jessie J en Dire Straits. Eerst heerste er verwarring, tot de menigte uitzinnig hard begon te feesten. Wat er juist gebeurde , is me nog steeds een raadsel, maar plots waande ik me, vermoedelijk door de belabberde muziekkeuze, het bier dat in de lucht vloog en het om onverklaarbare reden gescandeer van “boereeeuh”, op een Scoutsfuif, een vrij mythische Scoutsfuif dan welteverstaan. En Mykki Blanco, die feestte gewoon mee, zichtbaar genietend.
vrijdag 8 november 2019
Volkomen asynchroon wordt in dit laatste luik kort ingegaan op de bands - gecureerd door Sonic City zelf - die op de openingsavond mochten aantreden. Het Kopenhagens duo Lust For Youth (vrijdag 8/11, 20u20) speelde zeker geen zwakke set, maar de band bewees vooral het Pet Shop Boys synthpop-recept goed onder de knie te hebben. Interessanter werd het als ze ook begonnen te experimenteren met de knoppen, en de beats er meer door kwamen. Al klonk elk nummer een beetje als een mindere versie van hun afsluiter, het très New Order-esque beeldschoon popnummer “Great Concerns”.
Boomers, vitalo’s en andere jaggers konden hun hart ophalen bij de 70’s arenarock van Sheer Mag (vrijdag 8/11, 21u40). Die stadionrockinvloed lijkt bij hen vooral een gimmick, een beetje Spinal Tap met minder cymbalen en flying V-gitaren. Frontvrouw Tina Halladay trapte af met een oer Amerikaanse “yeaaaaaah!”, waarna songs passeerden die schatplichtig waren aan Thin Lizzy en Iron Maiden. Die songs werden nooit té bombastisch, en aan zelfrelativering was er ook geen gebrek (Halladay verklaarde sarcastisch dat ze hoofdpijn had omdat ze eerder op tour een aantal skinheads wat kopstoten verkocht had), al was de gimmick er na drie kwartier wel een beetje af.
Nee, Ceremony (vrijdag 8/11, 23u20) was de winnaar van de avond, en zorgde tot Shame het festival zondagavond afsloot voor de grootste explosie in het publiek. Ceremony is een wat vreemde band, maar wel veruit de interessantste punkband van de afgelopen 10 jaar. Hun roots liggen in de hardcore punkscene, debuut ‘Violence Violence’ uit 2006 klinkt exact als wat je verwacht van een powerviolence plaat met 20 nummers in even veel minuten. Hun geluid evolueerde echter via een aantal omweggetjes - meer gepolijste hardcore op ‘Rohnert Park’ (2010), het Wire-achtige ‘Zoo’ (2012) en ‘L-Shaped Man’ (2015) dat verdacht veel weg heeft van Joy Division - richting de elektronische post-punk van ‘In The Spirit World Now’, dat afgelopen zomer uitkwam.
Ze klinken altijd anders, maar altijd als zichzelf. Hun set kan dus ook alle kanten uit, vooraf was het moeilijk in te schatten of ze vooral nieuwer (en dus zachter) werk gingen brengen, of Ceremony-gewijs geheel eigenzinnig een pure punkset zouden brengen op een festival waar driekwart van het publiek hen niet kent. Wel waren er opvallend veel hardcoreboys uit Kortrijk (die altijd een bruisende scene gehad hebben mede dankzij het pionierswerk van The Pit’s, de beste punkzaal in België) naar Sonic City afgezakt, zij hoopten allicht op dat tweede scenario.
Het werd een mengelmoes zoals alleen Ceremony dat kan, openen met “Presaging The End”, een post-punknummer, om dan daarna het keiharde “Open Head” te spelen. De hardcoreboys begonnen de zaal af te breken met hun side-to-sides en stagedives, maar moesten kort erna weer vrede nemen met nieuwer werk. Zo ging dat eigenlijk een heel optreden lang, ofwel zag je een post-punker dansen op een nummer als “Turn Away The Bad Thing” waarbij de punker met armen gekruist stond, ofwel werd de punker helemaal wild en maakte de post-punker zich pijlsnel uit de voeten vanwege het gevaar op blauwe ogen. “Hysteria” was een hoogtepunt, maar even goed was “In The Spirit World Now” met z’n keytar (je weet wel, zo’n überfoute draagbaar keyboard) dat. De keytar was in geen velden of wegen te bekennen bij de 2 afsluiters: “Sick”, hun anthem bij uitstek, zorgde samen met de powerviolence van “Kersed” voor de hardste moshpits van de avond.
Aangezien het toch bijna eindejaarslijstjes tijd is, afsluitend een Sonic City Top 5: Shame – Ceremony - Squid - Vivien Goldman - Cate Le Bon
Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk