logo_musiczine_nl

Talen

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Manu Chao - Bau...
slift_aeronef_1...

Muddy Roots Festival 2017 - Europe VI – Vol muzikale hoogtepunten! Aanbevolen

Geschreven door
&

Muddy Roots Festival 2017 - Europe VI – Vol muzikale hoogtepunten!
Muddy Roots Festival 2017
2017-06-23 t/m 2017-06-25
Festivalterrein
Waardamme
Ollie Nollet

Het Europese luik van het befaamde Muddy Roots Festival in Tennessee was een bijzonder fijn festival die drie dagen lang onze oren weldadig masseerde. Er werd gekozen voor de ouderwetse aanpak, één podium maar zo heb ik het graag. Geen weg en weer gehol of gevloek omdat bands gelijktijdig spelen. Voor de rest een vlekkeloze organisatie met alles erop en eraan. Geen al te hoge opkomst waarvan het overgrote deel buitenlanders die ervoor zorgden dat dit echt wel Muddy Roots Europe was.

dag 1 – vrijdag 23 juni 2017

Daar ik me vrijdagnamiddag niet kon vrijmaken miste ik de eerste vier groepen en begon mijn Muddy Roots met James Hunnicutt, een singer-songwriter uit Washington State die zweert bij de kracht van liefde en muziek. Deze ruwe bolster met wel erg blanke pit liet zijn geweldige stem wentelen in weelderige melodieën die geruggensteund werden door een stevige gitaar aanslag. Maar hij kon het ook wat meer ingetogen zoals in de Beatles-cover, “Blackbird”. Na een tijdje kreeg hij versterking van Philip Bradatsch op gitaar, banjo en tweede stem. Hoogtepunten : opener “99 lives” en het fenomenale “Don’t let teardops fill your eyes” dat door de ganse tent krachtig werd meegezongen.

The Redemption’s Colts uit het diepe zuiden van België brachten met zijn drieën razendsnelle bluegrass en hillbilly. Misschien niet echt opvallend tussen het ruime aanbod hier maar het halsbrekende getokkel op de mandoline van Benoît Hubert wil ik zeker niet onvermeld laten.

The Pine Hill Haints uit Florence, Alabama hadden veruit de origineelste bezetting : accordeon, akoestische gitaar, washtub bass, snare drum (Preston Corn van de Legendary Shack Shakers fungeerde als stand-in), zingende zaag/ washboard/ mandoline (Katie Barrier) en gitaar/ fiddle/ zang (Jamie Barrier). Even leek het mis te gaan toen de retro microfoon dienst weigerde maar met een gewone micro ging het natuurlijk ook. En hoe? Dit was een wervelende set met een Jamie Barrier die alles gaf en regelmatig een Chuck Berry spreidstand uitprobeerde. Zelf pretenderen ze Alabama ghost music te spelen. Een mooie term die moet staan voor country, gospel, rockabilly en blues waar ze telkens weer een eigen draai aan wisten te geven. We hoorden een cover van Hank Williams : “Lonesome whistle blow” terwijl ze zelfs het kapot gespeelde “St.James infirmary” een fris elan wisten te geven. The Pine Hill Haints waren zonder meer dé revelatie van dit festival. En dat terwijl ze reeds zo’n vijftien jaar bezig zijn en een achttal platen op de teller hebben staan.

Th’ Legendary Shack Shakers waren wellicht de grootste naam op deze editie. Dat schept verwachtingen en die werden volledig ingelost. Wie deze groep uit Nashville aanhaalt , denkt vooral aan hun ongewone frontman J.D. Wilkes. Ik had het geluk om zijn metamorfose van dichtbij te mogen meemaken. Tijdens het optreden van The Pine Hill Haints stonden hij en zijn vriendin net naast me : een doodgewone kerel, eerder het type ‘saaie boekhouder’. Eenmaal op het podium had hij niet meer dan twintig seconden nodig om te veranderen in een bronstig rock-‘n-rollbeest die ons geen minuut rust gunde. Hyperactief, seksueel provocatief en de fans vooraan tot bloedens toe knuffelend, dat laatste mag je zelfs letterlijk nemen. Waar ik bij vorige optredens soms het gevoel had dat die act de bovenhand nam, was dat deze keer niet het geval. Dat dankzij de nieuwe, jonge gitarist Rod Hamdallah, een garagerocker pur sang, die toch voor een lichte koerswijziging zorgde. Het begon al straf met “Shake your hips” van Slim Harpo, later hoorden we ook nog “Baby, please don’t go” (Big Joe Williams). Vooral de eerste helft van de set bestond uit compleet verhakkelde blues waarin telkens weer die heerlijke rock’'-‘n-rollgitaar van Hamdallah kwam bovendrijven. Intussen was er een enorme moshpit ontstaan waarin zich de waanzinnigste taferelen afspeelden en waar ook ik enkele blauwe plekken aan overhield. Th’ Legendary Shack Shakers waren beter dan ooit...

dag 2 – zaterdag 24 juni 2017

Er werd ons niet veel rust gegund want meteen een grote naam op het podium : Otis Gibbs. De man moest ‘s avonds nog een optreden afwerken in Haarlem, vandaar. Deze voormalige boomplanter uit Indianapolis is een geboren verhalenverteller. Met zijn roestbruine stem en simpele gitaar wist dit natuurtalent je steeds bij je nekvel te grijpen en bij de verhalen tussen de songs hing iedereen aan zijn lippen.

Na de verstilde pracht van Otis Gibbs volgde wat meer uitbundigheid met het honkytonk rockabilly gezelschap uit Londen, The Doggone Honkabillies. Vier mannen in salopettes zorgden voor een feestje met veel gesmaakte covers : “Get rhythm” (Johnny Cash), “Guitars, Cadillacs” (Dwight Yoakam), “Mind your own business” (Hank Williams), “Lonesome train” (vooral bekend van Johnny Burnette) en “Miller, jack & mad dog” (Wayne Hancock). Maar ook het eigen werk hield vlot stand terwijl de gitarist, die voortdurend switchte tussen gitaar en lap steel, op mijn bewondering kon rekenen.

Dylan Walshe dan, een singer-songwriter met wortels in de folk uit Dublin (maar intussen naar Nashville verkast). Met een krachtige warme stem, een gitaar en herkenbare songs wist hij het publiek moeiteloos voor zich te winnen.

Dat laatste gold zeker ook voor Moonshine Wagon, een trio (gitaar, fiddle, staande bas) uit het Baskische Vitoria-Gasteiz. Dankzij hun passage op de vorige editie waren dit duidelijk de publiekslievelingen die bovendien een gans contingent Spanjaarden naar Waardamme wisten te lokken.  Hun set begon niet onaardig met onder andere een mooie cover van Jimmy Reed’s “Peepin’ and Hidin’” maar na een tijdje werd het kermisgehalte in hun ‘hellgrass” me iets te hoog. Zelfs eeuwenoude trucs als het uitdelen van sterke drank werden niet geschuwd. Helemaal op het einde lieten nummers als “My liver is trying to survive” en Motörhead’s “Ace of spades” me dan toch weer met hen verzoenen.

Met Doghouse Rose (Toronto) stond er eindelijk een frontvrouw  (Sarah Beth) op de planken maar dat bleek geen garantie voor een goed optreden. Daarvoor gleden ze te vaak weg in platte pop. Nochtans bewezen ze een paar keer dat ze tot veel beter in staat waren : de George Jones/Hank Williams cover of de uitgesponnen versie van “Mystery train” waarbij enige acrobatie met de staande bas en wat vuurwerk aan te pas kwamen. Ook opmerkelijk de cover van “Cowboys from hell” van Pantera. Het beste nummer speelden ze evenwel tijdens de soundcheck : “At the hop”van Danny and The Juniors. Hier had duidelijk meer in gezeten.

Pat Reedy & The Longtime Goners (New Orleans) hadden een week geleden al op de pre-party mogen spelen maar hielden daar wel een nare kater aan over. Iemand was toen met hun kassa, waarin alle opbrengsten, gaan lopen. Om hen een hart onder de riem te steken werd hen voor het optreden een kartonnen doos, waarmee wat geld bij elkaar gesprokkeld was, overhandigd. Een duidelijk ontroerde Pat Reedy gaf daarna het beste van zichzelf in een erg gesmaakte set. Met zijn vieren (gitaar, staande bas, drums en fiddle) brachten ze mooie country waarbij Reedy’s stem soms deed denken aan Gordon Lightfoot. Tussen twee songs riep de drummer ons plots “poepeloeredronke” toe... De verbroedering was duidelijk al voor hun optreden begonnen.

Met The Pine Street Ramblers (Auburn, Californië) werd het nog beter. Het eerste half uur klonken ze verrassend stevig en elektrisch en leek het alsof de seventies nooit waren weg geweest. JT Lawrence (met Lech Walesa snor) schitterde op gitaar waarbij hij zich in alle bochten wrong. Mooie covers : “16 tons” (Tennessee Ernie Ford) en een weergaloos “Nowhere to run” (Bob Dylan). Daarna ruilde JT zijn gitaar voor een banjo en later een fiddle en kregen we een gans ander verhaal : akoestische roots en bluegrass waarin dit keer JD Gardemeyer (pedal steel, dobro en mandoline) wat meer op de voorgrond trad. David Cox (staande bas) en Travis Sinel (akoestische gitaar) vervolledigden dit wonderlijke kwartet.

Vervolgens zagen we opnieuw een Baskische groep (uit Gexto) aan het werk, Dead Bronco . Dit keer geen feestband maar een groep die resoluut zijn eigen weg zocht richting punk geïnspireerde rootsrock. Voornaamste troeven waren de machtige stem van de in Florida geboren Matt Horan en de rock-‘n-rollgitaar van Manu Heredia. Tussen de sterke eigen nummers ontwaarde ik ook “Honky tonk blues” van alweer ene Hank Williams.

Deze mooie maar vermoeiende dag (het was dan al kwart voor één) werd afgesloten door Scott H. Biram, one-man-band extraordinair uit Austin, Texas. Rad van tong, niet om een kwinkslag verlegen, met een hoek af maar vooral toch met een stapel fantastische songs onder de arm. Denk maar aan “Victory song” of “Still drunk, still crazy, still blue” die hier in al hun pracht mochten fonkelen. De man moest de volgende dag op een bluegrass festival spelen en vroeg zich af wat hij daar moest gaan doen en probeerde dan maar een Jimmy Martin nummer uit. Een andere cover was dan weer Doc Watson’s “Freight train blues”. En toen hij “Only whiskey” aankondigde werd er hem prompt één aangeboden uit het publiek. Machtig en hartverwarmend optreden!

dag 3 – zondag 25 juni 2017

Eén uur was net iets te vroeg voor mijn stramme knoken waardoor ik Darren Eedens & The Slim Pickins miste. Wel op post voor AJ Gaither OMB en gelukkig maar. Die OMB staat voor one man band en dit was er eentje die zelf zijn instrumenten in elkaar knutselde. Maar liefst vier “gitaren” gemaakt uit sigarenkistjes had hij bij en ook nog een Diddley Bow, een zeer primitief instrument met één snaar. Bovendien maakte hij er uitstekende muziek mee gaande van junkgrass blues tot barroom gospel. Warme set van een dankbare kerel.

Slack Bird uit Finland bleek een gemengd duo. Hij zorgde voor de zang, gitaar en stompbox, zij hanteerde de accordeon. Folksongs zowel in het Engels als in het Fins. De eerste categorie kon me maar matig boeien wegens teveel platgetreden paden. De nummers in hun moedertaal daarentegen waren onbekend terrein en nodigden wel uit om er zich in te verdiepen.

Met The Harmed Brothers (Portland, Oregon) kregen we opnieuw een duo, drie vijfden van de groep was immers thuis gebleven. Ray Vietti op gitaar en Alex Salcido op banjo (beiden zongen) brachten zonovergoten americana waarvan het uitstekend genieten zou zijn op een terrasje met een ferme aperitief voor de neus. Helaas stond ik in een tent met een bekertje koffie in mijn hand. De rest van het volk deelde duidelijk mijn mening niet en trakteerden de twee op een oorverdovend applaus. Opmerkelijk : Salcido was de enige kerel die ik niet zag wroeten om zijn banjo gestemd te krijgen.

(The real) John Lewis uit Penarth, Wales stond er helemaal alleen voor maar dat gevoel kreeg je nooit. De man heeft meer uitstraling dan de meeste groepen van drie of vier man. Een enorme persoonlijkheid, een messcherp gevoel voor humor, een stem als een klok en dan nog eens uitblinken op gitaar! Rockabilly, roots, americana, covers van Woody Guthrie, Merle Haggard (The bottle let me down) en een magistraal “Ramblin’ man” van Hank Williams (misschien wel hét moment van Muddy Roots 2017). Ook zijn eigen songs klonken alsof je ze al heel je leven kende. Op het einde nodigde hij ons uit om in zijn band te spelen en toen er iemand vroeg wat dat betaalde antwoordde hij kurkdroog : “Free sex”. Geweldige kerel!

Daarna werd het stilaan tijd voor een feestje en we werden op onze wenken bediend door Black Irish Texas uit Austin, Texas. Er werd wat melig geopend met één of andere deun van Ennio Morricone maar daarna was het hek van de dam. Met zijn vijven (staande bas, fiddle, drums, gitaar en mandoline ploegden ze zich door een reeks Iers geïnspireerde rockabilly/hillbilly songs. De zang deed me soms denken aan Shane MacGowan terwijl The Goddamn Gallows gecoverd werden, zo weet je meteen in welke richting je moet zoeken. Party music waarbij Dylan Walshe ook nog eens op het podium werd geroepen.

Intussen brak het moment aan om de groep waar ik het meest naar uitkeek op de stage te verwelkomen. The Bonnevilles, twee lads uit Lurgan, Noord-Ierland brachten vorig jaar met “Arrow pierce my heart” een uitstekende plaat uit terwijl ze ook live vele potten braken, zo kon ik constateren in Namur. Ook hier, opnieuw in zwarte broek, wit hemd en zwarte das, waren ze niet te stuiten. Zelfs een voortdurend kapseizende dronkenlap die obscene gebaren maakte net voor het podium kon hen niet uit het lood slaan. Ze konden er om lachen en drummer Chris McMullan ging hem zelfs even knuffelen. Een typisch beeld eigenlijk van de wonderlijke sfeer die hier heerste. Strakke garage punk blues werd ons deel. Het Europese antwoord op Left Lane Cruiser als het ware maar dan net ietsje meer rock-‘n-roll. Live klonk de flegmatieke (gans het optreden met een kauwgum in de mond) zanger Andrew McGibbon een stuk rauwer dan op plaat wat mooi meegenomen was terwijl drummer McMullan er eentje van de explosieve soort was. Songs als splinterbommetjes geplukt uit hun drie platen met als bonus een magnetiserende Bukka White cover. Mooi!

Veel tijd om op adem te komen was er niet want ik wou onder geen beding Bob Wayne (de zingende stoomfluit uit Nashville) missen. Vergeleken bij zijn optreden vorig jaar in Leffinge bleek zijn begeleidingsband, The Outlaw Carnies, volledig uit nieuwe gezichten te bestaan. Geen Braziliaanse banjospeler meer, dit keer was de blikvanger ongetwijfeld de gitarist die tevens de lap steel voor zijn rekening nam. Bob Wayne bleek nog steeds een vat vol grappen en grollen maar vond toch het perfecte evenwicht tussen kolder en muziek. Zijn fucked up country klonk verrassend strak. Naast de gekende meezingers zoals “Spread my ashes on the highway” en “Till the wheels fall off” (dat laatste zelfs met een heuse polonaise in de tent waarin ook Andrew van The Bonnevilles meeliep) hoorden we ook een drietal nummers uit een gloednieuwe plaat. Die klonken wat ingetogener maar moesten absoluut niet onderdoen voor het oudere werk.

Wie dacht dat we het met Bob Wayne nu wel alle geschifte frontmannen gehad hadden was eraan voor de moeite. Met Nic Roulette, zanger van Hillbilly Casino (Nashville) bleek het nog gekker te kunnen. Dit leek wel Fonzy onder de amfetamines zoals hij om de twintig seconden zijn vetkuif kamde, vervaarlijk met zijn microfoon stond te zwaaien of op een stoel balanceerde. Ook hun muziek klonk aanvankelijk halsbrekend : rockabilly of psychobilly gebracht met de intensiteit van een hardcoreband waarbij gitarist Ronnie Crutchero het vuur telkens nog wat oppookte. Dat hij daarbij soms de grens met metal overschreed zagen we graag door de vingers. Na een groot half uur ging de orkaan wat liggen en werd de violist van Black Irish Texas op het podium uitgenodigd om er samen met  Crutcero, nu op banjo, een lange instrumental uit te knijpen. Het werd een waar kippenvelmoment. Vervolgens mocht ook James Hunnicutt opdraven maar dat leverde niets op en vanaf dat moment zakte het peil van de set naar ongekende diepten. “Scumbag pompadour” was misschien nog een opflakkering maar de groep die nochtans zo strak en snedig begon klonk nu lamlendig en oeverloos. Bovendien bleef Roulette maar dooremmeren over “real american music”...
Na anderhalf uur hield ik het voor bekeken en achteraf hoorde ik dat ze het nog een half uur langer hadden volgehouden. Jammer. In de beperking kan soms grote kunst schuilen.

Maar laten we niet janken, Muddy Roots Europe 2017 was een bijzonder fijn festival vol muzikale hoogtepunten!

Info http://www.muddyrootsrecords.com
Organisatie: Muddy Roots Festival 2017

 

Aanvullende informatie

  • Datum: 2017-06-29
  • Festivalnaam: Muddy Roots Festival 2017
  • Festivalplaats: Festivalterrein
  • Stad (festival): Waardamme
  • Beoordeling: 4
Gelezen: 976 keer