logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

slift_aeronef_1...
DIIV 6-03-2024

Feist

De muzikale slingerbewegingen van Feist

Geschreven door

De talentvolle dertigjarige singer/songschrijfster Leslie Feist uit Canada wordt beloond voor haar intense werk, want de sympathieke jonge dame heeft met haar mooie breekbare, sprookjesachtige pop van ‘Let it die’ en ‘The reminder’ gevoelige zieltjes veroverd. Haar lichthese, zalvende fluisterzang geeft zeggingskracht. Ze nestelt zich vocaal ergens tussen Joan As Police Woman, Cat Power en Emmylou Harris.

In de ruim anderhalf uur durende set stapte ze moeiteloos over van intieme solomomenten naar broeierige poprock; de elektronica, soundscapes, dubbele percussie, piano en blazers zorgden voor een breder geluid.
Aan publieksparticipatie en dynamiek was er geen nood; Feist zette haar fans aan tot handclapping en het neuriën van sommige nummers. Feist maakte talrijke slingerbewegingen qua sfeertjes bepalen: beelden oproepen en ruimte laten voor verbeelding en van weemoed naar een meer uitgelaten stemming. Tenslotte zagen we op een groot scherm iemand bezig met schaduwmime en zandafbeeldingen maken.
Intieme huiskamer ‘candlelight’ muziek speelde ze solo op “Honey, honey”, “Intuition” en “Lonely lonely”, bepaald door haar hemelse stem en akoestische gitaar. De ingetogen, dromerige “When I was a young girl”, “Mushaboom”, “Limit to your love” en “Inside + out” hadden een spaarzame begeleiding. “The park” en “Brandy Alexander” brachten een zomerse stemming van ‘vogeltjes, de bloemetjes en de bijtjes. Feist hield van uitdagingen zoals op de gospelachtige clapping song “Sealion”, die niet zou misstaan in de zondagsmis! En tenslotte klonk Feist met haar band uitgelaten op de fijne instant klassiekers “My moon my man”, “Feel it all” en “1, 2, 3, 4” . Een glansrol was weggelegd voor de broertjes Baird.
Ze opende en eindigde solo achter een wit doek, met een spot op haar gericht “Help” en “Let it die” waren de huiveringwekkende, bloedstollende in countryblues gedrenkte songs.

We hoorden een enthousiaste gemotiveerde Feist die het publiek in allerlei stemmingen en sfeertjes bracht.

Organisatie: Agauchedelalune ism Aéronef, Lille

Olafur Arnalds

Ólafur Arnalds: verstilde pracht op de grens tussen klassiek en modern

Geschreven door

Voor Duyster adepten had het Cactus Muziekcentrum het voorbije weekend heel wat in petto. Zo stonden vrijdagavond niet alleen Sleepingdog en Timesbold op de planken maar afgelopen zondag heetten zij in Brugge ook Ólafur Arnalds en support act Gregor Samsa welkom. Om het weekend ontspannen af te sluiten, koos ondergetekende voor laatstgenoemde optie.

Het Amerikaanse Gregor Samsa werd acht jaar geleden in Richmond opgericht door Champ Bennett (zang, gitaar en piano) en Nikki King (zang, rhodes piano en keyboard). Het duo (sinds september vorig jaar ook een echtpaar) is de enige constante binnen de groep want de voorbije jaren vonden er ruim 30 personeelswissels plaats.
Na twee EP’s, een full album en twee split EP’s met respectievelijk The Silent Type en Red Sparrows, brachten zij zopas een nieuw volwaardig album uit, genaamd ‘Rest’. De nummers op dit album, via email geschreven en in een periode van ongeveer 8 maanden opgenomen in New York, vallen onder de globale noemer van postrock en slowcore en kennen steeds een geduldige, verzorgde en gelaagde opbouw. Nog meer dan op plaat werd dit live in de verf gezet en won het songmateriaal aan kracht en intensiteit. Dit werd niet alleen meteen duidelijk via opener “Jeroen Van Aken” (inderdaad een verwijzing naar de geboortenaam van de grootmeester Hieronymus Bosch), maar ook in nummers als “Ain Leuh” en “Abutting, Dismantling” (allemaal afkomstig van het nieuwe album). Het septet musiceerde steeds erg geconcentreerd en behoedzaam. Zo werd er wel eens van instrument (piano, gitaar, viool, klarinet, xylofoon) en plaats gewisseld en de groepsleden gingen daarbij zo voorzichtig te werk alsof ieder extra geluidje de gecreëerde spanning zou breken.
Een vanuit fluisterstand ingezette “Young And Old” uit het album ‘55:12’(2006) sloot crescendogewijs de set af.

Hoe ingetogen maar intens de muziek van Gregor Samsa bij momenten ook klonk, het was totaal niet te vergelijken met de verfijnde en o zo breekbare composities van Ólafur Arnalds.
Deze amper 22-jarige muzikant afkomstig uit het IJslandse Mosfellsbaer, speelt weliswaar mee in een folk/postounkgroepje van een vriend, My Summer As A Salvation Soldier, en is drummer bij hardcorebands als Fighting Shit en Celestine, maar de grootste aandacht momenteel toch naar zijn eigen werk dat wordt gekenmerkt door een combinatie van klassieke muziek, postrock en ambient elektronica.
Vergelijkingen met Max Richter en zijn landgenoten Jóhann Jóhannsson en Hilmar Örn Hilmarsson en liggen daarbij zo voor de hand.

Ólafur Arnalds stond in Brugge al voor de derde maal dit jaar op een Belgisch podium en de set bestond uit nummers van zijn debuutalbum, het bejubelde ‘Eulogy For Evolution’, en van de nieuwe EP ‘Variations Of Static’. Tevens kwamen er enkele nieuwe songs van het later dit jaar te verschijnen tweede album aan bod.
Ook deze keer liet hij zich begeleiden door zijn vaste strijkerkwartet, namelijk drie vrouwelijke violisten en één mannelijke cellist (tevens dezelfde muzikanten die ook meewerkten aan zijn nieuwe EP). ‘Begeleiden’ is echter te zwak uitgedrukt want veelal was net het omgekeerde het geval, namelijk dat de strijkers de bepalende factor waren en dat Ólafur Arnalds voor de omlijsting zorgde via subtiele piano, laptop en af en toe ook wat loops en beats.
Al vanaf de eerste noot liet het publiek zich meevoeren op de ijle klanken. De muziek sprak voor zich. Oogcontact of zelfs interactie met het publiek werd door de groep tot het uiterste minimum herleid en beperkte zich overwegend tot een vriendelijke dankbetuiging voor het applaus van het publiek Enkel toen de erg verkouden Ólafur Arnalds iets voorbij halfweg de set moeite had om niet te hoesten doorheen een nummer, excuseerde hij zich hiervoor uitvoerig en hoopte hij dat dit geen hypotheek zou leggen op het verdere verloop van het Europese luik van zijn tournee, temeer daar zijn concert in de Cactus Club pas het tweede van de nu al dertig geplande concerten was.
Met “Himininn er ad hrynja”, en “Störnurnar fara pér vel” uit de EP ‘Variations Of Static’ werd de eigenlijke set afgerond maar de groep kwam terug voor nog één toegift. Daarbij mocht het publiek kiezen tussen een nieuw dan wel bestaand eigen nummer of een cover. Ook indien het publiek géén nummer meer wenste, kon men hem dat ook gerust laten weten, merkte hij schalks op.
Zelf hadden we graag nog eens zijn vrije interpretatie van het nummer " Marching bands of Manhattan" van Death Cab For Cutie gehoord maar het werd een volstrekt nieuw nummer waar Ólafur Arnalds de werktitel “Postrocksong” aan gaf. Meteen het einde van iets minder dan een uurtje verstilde pracht.

Op basis van wat ons de voorbije jaren ter ore is gekomen, lijkt het muzikale talent in IJsland al even talrijk als het aantal plaatselijke meren en rivieren. Welnu, ook Ólafur Arnalds mag als een revelatie beschouwd worden.

Organisatie: Cactus Club Brugge


Paramount Styles

Paramount Styles: een unplugged Girls Against Boys

Geschreven door

Scott McCloud, de (ex)spil van het New Yorkse Girls Against Boys, heeft een nieuw muzikaal project op poten: Paramount Styles. Hij behoudt op de soloplaat ‘Failure American Style‘ z’n handelsmerk van een donker, intens broeierig sound; met z’n ingehouden zacht krakende, kreunende, hese vocals dompelt hij de songs gevat onder in dit sfeertje.
Samen met twee vaste leden (bassist/toetsenist en drummer) en twee Belgen (gitarist en cellist) onderneemt hij een kleine clubtournee. Trouwens, het was al vijf jaar geleden dat McCloud met Girls Against Boys te zien was. Hoogst interessant dus om kennis te maken met z’n Paramount Styles.

Het publiek hoorde een sfeervol snedige set; de songs kregen meer ademruimte door een samenspel van akoestische gitaar, cello en toetsen. Een gemoedelijk en kaler unplugged Girls Against Boys. McCloud zat op z’n flightcase, dicht bij z’n publiek, en maakte af en toe een cynische opmerking. Het sobere “Drunx” opende. “All eyes”, “Hollywood tales 2”, “Come to NY” en “Losing you” hadden een steviger popgehalte. McCloud wisselde ze af met ingetogener werk:  “Race ya till tomorrow”, “Crazy years”, “Starry nights”, “Paradise happens” en “More than alive”, die de set besloot.
Het warme onthaal bood z’n vernieuwende aanpak een hart onder de riem. In de bis gaf hij nog één nummer prijs …geluid en tekst à l’improviste …een artiest, mans songschrijven en een band, op dezelfde golflengte.
Paramount Styles speelde verslavend, beklijvend songmateriaal. Scott McCloud heeft een volgende stap gezet in z’n oeuvre.
.
Het Belgische Dead Souls kroop twee jaar terug in de huid van Joy Division’s Ian Curtis. Deze live coverband , die vaste support was van Monza, deed de voorliefde van het icoon van de new wave in Vlaanderen heropleven.
Hun debuut ‘Cognac & coffee’ heeft een eigen geluid binnen de waverock, die we voldoende kennen onder Editors en Interpol. Een energieke live band, die gretig gedurende zo’n vijfenveertig het nieuwe materiaal voorstelde: “Peter Chriss”, “Trying in crying”, “Boxoffice waiters”, “Smash your guitar” en de titelsong klonken overtuigend. Band met een mooie toekomst!

Organisatie: Cactus Club Brugge

Timesbold

Een ingetogen en rockend Timesbold

Geschreven door

De inzet van het weekend werd in de MaZ gedrenkt in weemoed en melancholie door de desolate americanapop/alt.country van Timesbold (Jason Merritt) en Sleepingdog (Chantal Acda).

Timesbold is samen met Bonnie ‘Prince’ Billy, Dave Eugene Edwards, Alan Sparhawk, Robert Fischer en Conor Oberst, één van de pijlers binnen dit Duyster concept. Een intens broeierig sfeertje wordt gecreëerd door een instrumentarium van akoestisch gitaargetokkel en -slides, contrabas, toetsen/harmonium, melodica, zingende zaag en een ingehouden percussie.
Zanger/componist Jason Merritt, man met safarihoed én lookalike Finn Andrews van The Veils, schrijft geniale, beklijvende pareltjes bijeen en geeft met z’n zalvende, lichthese, krakende emotievolle stem zeggingskracht aan de songs. Hij borg momenteel z’n soloproject Whip even op.
Hij speelde, samen met de vaste crew leden Lichtenstein/Goebel en twee andere muzikanten, een klein anderhalf uur lang een boeiende en gevarieerde set: intiem,ingetogen en rockend door een snedig krachtiger aanpak. Ze zijn op tournee om de nieuwe plaat ‘Ill Seen Ill Sung’ voor te stellen; we hoorden de innemende “When I come around” en Hollow halo” als de stevige “Fencepost” en “Any lethal storm”, die live een rauw verbeten tint hadden. Op z’n Dylans ging Timesbold te werk op het oudje “Sing”. Er waren de donker, dreigende “Banish” en “Some awful man”, en het ingehouden “Whales” klonk avontuurlijk door een onverwachtse pianoswing en strijkstok op triangel. Tenslotte haalde Merritt nog solo hemels pakkend uit.
De intense spanning in de songs kon Merritt ontkrachten door enkele ludieke aanmerkingen. In de bis hoorden we dynamische melodieuze versies van “Old Hannah” en “Irene”.

Timesbold speelde een knap overtuigend concertje en gooide zoveel muzikale pracht te grabbel in een twintigtal nummers; een bij de keel grijpende; adembenemende set die en af en toe gepast en gevat kon ontladen.

Support was Sleepingdog van Chantal Acda, momenteel hoogzwanger van haar tweede kindje. Ze speelde samen met drie andere leden, in een sober geluidsdecor, een dromerig, intieme set onder haar hese fluisterzang; de songs van het recente ‘Polar Life’ verwezen naar haar IJslandse voorliefde.

Organisatie: Cactus Club, Brugge

One Night Only

Started A Fire

Geschreven door

‘Started A Fire’ is het debuutalbum van de Indie pop-rockers One Night Only. De band ontstond in 2003 en heeft als huidige verblijfplaats het Engelse Helmsley. De band was aanvankelijk een coverband die vooral songs coverden van pretpunkbandjes zoals Blink 182. “Just For Tonight”, de tweede single uit dit debuut overtrof alle verwachtingen en werd een grote hit in hun thuisland. De single haalde een bewonderswaardige negende plaats in de UK Singles Top en ook het album haalde ondertussen dezelfde hoogste regionen.
De openingstrack “Just For Tonight” is echter de sterkste song van de plaat. Een bijzonder sterke, gedreven hymne met een aanstekelijk radiovriendelijk refrein. Tekstueel misschien wel de meest simplistische song maar wel de ideale kamp-verzameltune! Daarna daalt het niveau opmerkelijk en stellen een aantal songs serieus teleur. Doch af en toe blijft het wel leuk en probeert men met degelijke melodieën en de klasse van zanger George Craig te imponeren. Dit is gewoon leuke pop, niets meer…niets minder. Verwacht geen felle gitaargevechten, want de sound van One Night Only leunt dichter aan bij bands zoals Keane, The Kooks en Air Traffic.
Verder is het vrij opmerkelijk dat U2 producer Steve Lillywhite de plaat mocht produceren; al toverde hij hun groot opgezette stadiumsound om tot een veilige, banale luisterervaring. De jongens hebben ambitie en als debuutalbum is dit absoluut geen slecht plaatje én de tienermeisjes zullen zich moeiteloos met deze band kunnen identificeren maar voor mij is dit slechts een aardig tussendoortje.

Hollenthon

Opus Magnum

Geschreven door

Nadat Pungent Stench de handdoek in de ring wierp, hadden Martin Schirenc (gitaar, vocals)  en Gregor Marboe (bass, vocals) ruim de tijd het project rond Hollenthon nieuw leven in te roepen. Nadat dit nieuws mijn oor bereikte keek ik maandenlang uit naar het nieuwe werk. Eindelijk is het zover, met ‘Opus Magnum’ serveren de Oostenrijkers hun derde langspeler.

Om het in 2001 uitgebrachte ‘With Vilest of Worms to Dwell’ te overtreffen zouden deze heren al heel wat moeite moeten doen. Dit album kenmerkte zich namelijk door stevige Black Metal geniaal ondersteund door bombastische en epische passages die de muziek op sublieme wijze ondersteunden. ‘Opus Magnum’ baseert zich nog steeds op beide componenten, maar de balans tussen deze componenten is minder evenwichtig verdeeld.
De theatrale passages werden wat meer naar de achtergrond gedrukt en begeleiden de duistere Metal meer, dan dat ze erin verweven zijn. In vergelijking met ‘With Vilest of Worms to Dwell’ klinkt het dan ook minder als één geheel. Wat niet wil zeggen dat dit album ontgoocheld, integendeel. Waar het vorige album het moest hebben van de bombastische hoogstandjes en de sublieme composities, ligt de sterkte van dit album in de bij momenten snedige Dark Metal, die op zich minder nood heeft aan epische ondersteuning. Wie net deze bombastische passages wist te appreciëren, hoeft echter niet te vrezen. Ze komen nog steeds uitgebreid aan bod, maar zijn een minder constante factor in het geheel.
Met openingstrack “On the Wings of a Dove” bijvoorbeeld opent men het album krachtig met Thrash/Black-achtige riffs. Deze stevige riffs worden op cruciale punten voorzien van extra orkestrale ondersteuning en lage opera-achtige zangpartijen, die de zware vocalen afwisselen. Naar het midden van het nummer toe doet het koor voor het eerst zijn intrede, om de rest van het nummer verder te begeleiden. “To Fabled Lands” begint daarentegen met een slepend gitaarspel, aanleunend bij het doom-genre. Geleidelijk aan wordt het tempo opgedreven en worden de vocalen grimmiger. De paterkoren op de achtergrond brengen echter rust in het geheel, waardoor het nummer aangenaam wegluistert.
In “Sons of Perdition” blijven de epische arrangementen voor het eerst voor een lange tijd tot een minimum herleid, ondanks de orkestrale intro. Met een vrij herkenbaar refrein en de rustig wegkabbelende, maar toch krachtig klinkende riffs en melodielijnen groeit dit nummer ondanks zijn eenvoud toch uit tot één van de hoogtepunten van dit album. Het erop volgende “Ars Moriendi” sluit dan weer beter aan bij ‘With Vilest of Worms to Dwell’. Krachtig, bombastisch, operagezangen op de achtergrond, krachtige riffs, donkere gezangen, … Alle elementen voor een waren Hollenthon klassieker komen hierin aan bod en vormen een tweede hoogtepunt en tevens een mooie aanleiding naar het erop volgende nummer, door het bij momenten groovende ritme dat zich verder zet in “Once We Were Kings”.
Na een Oosters georiënteerde intro gaat het nummer “Once We Were Kings” stevig van start. Persoonlijk vormt dit nummer voor mij het absolute hoogtepunt van het album. Thrash-achtige riffs worden afgewisseld met het slepende refrein, waarbij je al snel gaat meebrullen. Of het nu het woord “Kings” is of de manier waarop het nummer gespeeld wordt, geraak ik niet aan uit, maar het doet mij in ieder geval sterk denken aan het nummer “King” van Satyricon.
Het album wordt nog puik afgerond met krakers als “Of Splendid Worlds” waar muzikaal heel wat geboden wordt, inclusief een niet onaardige gitaarsolo. Het snellere “Dying Embers” met zijn akoestische intro en melodische intermezzo. De acht minuten durende afsluiter “Misterium Babel” haalt opnieuw de Oosterse sfeer boven om vervolgens heel rustig en sfeervol na een tweetal minuten opnieuw in de duistere en dreigende ondertoon te vervallen. Door het afwisselen van de dreigende en bij momenten snelle en stevige riffs, blijft het nummer, net als het volledige album steeds boeiend om naar te luisteren.

Hoewel de Epische elementen minder nadrukkelijk aanwezig zijn, vertegenwoordigen ze nog steeds het kenmerkende geluid van Hollenthon. De Oostenrijkse band klinkt op dit album duisterder dan van tevoren, maar weet ook op deze manier te overtuigen! Originaliteit loont en dat heeft men ook met dit album bewezen!

Tapes ’n Tapes

Walk it off

Geschreven door

Het Amerikaanse Tapes ’n Tapes uit Minneapolis debuteerde twee jaar terug met ‘The loon’. Ze werden binnen het hokje van de postpunk geplaatst met hun frisse, springerige sound; door de intrigerende elektronicapartijen kwam wat meer psychedelica om de hoek kijken. En terecht kwam ook de referentie aan Pavement.
De tweede plaat is breder van opzet. Producer was Dave Fridmann (Mercury Rev, Flaming Lips, Low, Mogwai). Het geheel klinkt aanstekelijk en broeierig en is minder direct en rauw. ‘Walk it off’ is een weerbarstig afwisselend plaatje geworden, die niet inboet aan de speelse, dwarrelende sounds van het kwartet; er zijn de sfeervol dromerige “Time of songs” en “Conquest”, de poppy songs “Le ruse” en “Say back something”, de rammelende strakke “Headshock” en “Blunt”, het funky gekruide “Hang them all”, het grillige “Demon apple” en tenslotte besluiten ze en verve met de intens opbouwende “Lines” en “The dirty dirty”.

Loney, dear

Loney, noir

Geschreven door

Het platenmateriaal van het Zweedse Loney, dear is er eentje om te koesteren;  de band rond het duo Emil Svanängen en Jens Lekman wordt ferm onderschat, want ze hebben de kunst om vakkundig en kwalitatief subtiele songs uit te schrijven: ontroerende, dromerige melancholische, tedere pop met een gevoelig breekbare ondertoon. Het is aangenaam genieten van hun tien songs die bepaald worden door een semi-akoestisch gitaarspel, sprankelende toetsen, lichte elektronica en zalvende, opzwepende percussie, gedragen door een prachtige, warme samenzang. “ I am John”, “No one can win”,”I will call you lover again” en “Carrying a stone” zijn wonderschoon.
De groep ligt in de lijn van Belle & Sebastian, Arcade Fire en refereert aan de ‘60’s pop van The Beach Boys.
Een goed bewaard muzikaal geheim.

The Kooks

Konk

Geschreven door

Het Britse The Kooks heeft na de debuutplaat ‘Inside In/Inside Out’ en de daaropvolgende tournee geen makkelijke periode gekend. Interne spanningen zorgden ervoor dat de groep op springen stond. Na het vertrek van hun bassist is de band rond songwriter Luke Pritchard terug op het goede spoor. Het kwartet behoudt de melodieuze broeierige rock’n’roll sound met aanstekelijke, pakkende refreinen. Af en toe klinken ze ietwat krachtiger door de snedige gitaarriffs van gitarist Hugh Harris. Het zijn fijne popsongs, die intens meeslepend of strak kunnen zijn en een spannende opbouw hebben.
Volgende nummers onderscheiden zich: “See the sun”, “Always where I need to be”, “Do you wanna”, “Love it all”, “Sway” en “Shine on”, en vangen de paar mindere op als “Down to the market”. Zelfverzekerde rock’n’roll bandje die zelfs op het eind drie intieme overtuigende akoestische songs er tegenaan gooit en vele tienerharten sneller doet slaan: “One last time”, “Tick of time” en “Walk away”.
Wereldfaam is binnen handbereik voor dit jong Brits bandje.

No Mo Trevno

EP

Geschreven door

Het Gentse No Mo Trevno overrompelt met hun uptempo surf/rockabilly/gitaarrock’n’roll: een rauw, broeierig, fel bedreven en opzwepend geluid, gedragen door de helder, overtuigende souleske stem van de Amerikaanse zangeres Cindy Barg. We horen vier vaardige songs die strakke, zalige melodieuze riffs hebben. Het is een ‘60’s surfband bij uitstek die kan tekenen voor soundtracks van Quentin Tarantino. Scherp, venijnig en te situeren binnen bands als The Gossip, The Noisettes  en The Bellrays.
No Mo Trevno won al de Demopoll in 2006 en het Oost-Vlaams rockconcours en heeft alle kwaliteiten om door te breken.
Oh ja, een mooie omschrijving vonden we ‘no-nonsens kick ass sixties based surf band’. Enjoy!

Info: www.nomotrevno.com

Pagina 833 van 880