The Who, of wat er nog van overschiet (de legendarische Keith Moon al een paar decennia dood, John Entwistle al een paar jaar), heeft zich nog eens tot een reünie laten verleiden. Die reünies zijn zowaar een trend geworden, we worden overladen met oude gloriën die, al dan niet voor zwaar geld, terug in mekaars armen vallen en samen de hort op gaan, zie ook The Police, The Stooges, Roxy Music, The Doors en noem maar op.
De heren Townshend en Daltrey hebben ondermeer vorig jaar op Werchter bewezen dat ze het nog kunnen, hun live set bruiste als vanouds. The Who is dan ook een live band, ze zijn verantwoordelijk voor de legendarische `Live at Leeds', samen met MC 5 hun `Kick out the Jams' zowat de meest legendarische live plaat ooit. Een andere mijlpaal in hun lange loopbaan is `Who's next', hun beste studio album, intussen ook al meer dan dertig jaar oud.
Live nog altijd spetteren is één ding, maar in 2007 nog een relevante nieuwe plaat maken, dat is al veel moeilijker, zie ook The Stooges. En ook bij The Who sputtert de motor, in de studio dan toch. We weten nu ook wel dat we niet moeten gaan zweven en dat een nieuwe `Who's next' een utopie is, maar het had gerust toch iets meer mogen zijn.
`Endless Wire' is een vergeefse poging om de draad van weleer terug op te pikken en faalt op de meeste vlakken. Het rockt veel te weinig, ontploft nergens en maar heel af en toe komt de vonk van de goede dagen aan de deur piepen.
We kunnen ons trouwens niet van de indruk ontdoen dat dit eigenlijk een verdoken soloplaat van Pete Townshend is waarop Roger Daltrey mag meezingen omdat ie mooi braaf is geweest. Pete Townshend heeft namelijk alle songs geschreven, heeft overal de lijnen uitgezet, neemt in een aantal nummers ook de lead vocals voor zijn rekening en is dan ook nog eens producer. Bovendien heeft hij het weer niet kunnen laten om er zijn stokpaardje de mini-opera bij te lappen. Die Pete toch.
De rock opera heet hier `Wire & glass' en bestaat uit 10 korte songs waaronder een paar totaal overbodige. De 9 ?normale? nummers die er aan voorafgaan zijn eveneens van wisselende kwaliteit. We ontdekken nergens een onvergetelijke song of een klassieker die de tand des tijds zal doorstaan, wel een paar verdienstelijke pogingen als opener ?Fragments? die de intro van ?Baba O Riley? heeft meegekregen, het mooie akoestische ?A man in a purple dress? en de robuuste rocksongs ?It's not enough? en ?Mirror door? die zowaar de geest van betere tijden terug oproepen. Het zijn net die songs, waarin The Who nog echt als een groep klinkt, die overtuigen. De rest zijn Townshend's vehikels, de een al wat draaglijker dan de ander, waarop hij wel aardig gitaar staat te spelen, maar waar de vlam toch te weinig uit komt.
Het is hier ook nog eens pijnlijk duidelijk waarom Daltrey destijds de zanger mocht zijn en niet Townshend, die met zijn vocale prestatie de bal al eens mis slaat.
U begrijpt het, we blijven voor een groot deel op onze honger zitten en het is wachten op nog eens een echte Who plaat en niet een veredeld solo project van Pete Townshend. En eerlijk gezegd, we twijfelen er aan of dat er ooit nog wel zal van komen.
Toch willen wij er op aandringen dat u The Who vooral live moet gaan bekijken, en wel een beetje rap, want het zal niet zo lang meer duren tot de heren elkaar voorgoed beu zijn.