Goezot in ’t Hofke 2023 - Opwindende roots
Goezot in' t Hofke 2023
Oud-Turnhout
2023-06-04
Ollie Nollet
Dit was reeds de negentiende editie van Goezot in't Hofke, een gezellig festival, ver weg verscholen in de Kempen en waar men het bier nog in een glas serveert. Ik was er nooit eerder maar dit jaar stonden er met Daddy Long Legs en GA-20 twee van de meest opwindende rootsbands van het moment op de affiche waardoor een kennismaking met Goezot niet langer kon uitblijven.
Verslag van dag drie van dit event
Eerste band die ik zag waren The Deslondes uit New Orleans, een groep die me in 2015 al op Leffingeleuren wist te bekoren. Hun swampy country-soul werd afwisselend gezongen door bassist Dan Cutler, akoestische gitarist Riley Downing en gitarist/pianist Sam Doores, wat voor de nodige afwisseling zorgde.
Intussen zijn zowel Downing als Doores een solocarrière begonnen, maar dat had gelukkig geen gevolgen voor het voortbestaan van de groep. Naast de knappe songs en de stemmenpracht was er ook nog een glansrol voor John James Tourville die enkele stevige gitaarsolo's en een paar knappe lapsteel interventies uit zijn mouw schudde.
Hoogtepunten waren er in overvloed. Het rockende en met de heerlijk zware en in Duvel gemarineerde stem van Riley Downing gezongen "Les honkin' more tonkin' (de titel is ook verkrijgbaar als bumpersticker), de samen gezongen Joe Tex-cover "Yum yum" en het slepende "South Dakota wild one" waren er maar enkele van.
Eigenlijk hebben The Deslondes vier zangers maar drummer Cameron Snyder was er niet bij. Toch mocht zijn vervanger tijdens het afsluitende "Run wild when you're young", een oud rockabilly nummer van Jimmy Jay, ook eens de vocals voor zijn rekening nemen.
Constantine & The Call Operators uit Helsinki brachten soulblues die te glad gepolijst was om op veel belangstelling te kunnen rekenen. Toch hadden ze met Konstantin Kovalev een fantastische zanger in huis terwijl de warme orgelklanken me af en toe deden opveren. Bekendste nummer was de Dionne Warwick-cover "Walk on by", hier in de onvergetelijke versie van Isaac Hayes en op de wei vooral bekend van "2 wicky" van Hooverphonic.
Maar voor de rest een set om snel te vergeten. Daar kon zelfs de bassist, een Keith Richards lookalike, niets aan veranderen.
We keken toch even verbaasd op toen Oakley Munson, gehesen in een niet geheel onberispelijk wit pak, plaatsnam achter de drumkit van Daddy Long Legs (New York). Toch was de drummer van de Black Lips geen verrassende keuze om de pas vader geworden Josh Styles te vervangen daar hij producer was van de laatste Daddy Long Legs plaat, ‘Street Sermons’. Hij leverde trouwens een prima job met, net als Styles, in de ene hand een maracas en de andere een drumstick.
Ondanks het vroege uur wist een enorm enthousiaste Brian Hurd in geen tijd het publiek voor zich te winnen. Het werd een verschroeiende set waarin hij als een razende tekeer ging op zijn mondharmonica en enkele keren ook behoorlijk wat indruk maakte op zijn resonator gitaar. Eigen werk ("Nightmare", "Harmonica razor", "Death train blues",...) werd afgewisseld met enkele opmerkelijke covers: "Ramblin' gamblin' man" van Bob Seger, "High flyin' baby" van Flamin' Groovies en een fenomenale uitvoering van Link Wray's "Fire and brimstone".
Naast dat briesende natuurgeweld zagen we ook nog een eerder bescheiden Murat Aktürk excelleren op gitaar en de nieuwe man, Dave Klein, rammen op de piano hoewel dat laatste net als in l'Aéronef een aantal weken geleden nauwelijks hoorbaar was. Uiteindelijk werden we compleet murw gebeukt met een uitzinnig gebruld "Motorcycle madness".
McKinley James is afkomstig uit Webster, New York maar woont reeds geruime tijd in Nashville. Op zaterdag had hij al drie setjes van een goed kwartier, tussen de optredens op het hoofdpodium door, mogen spelen op de Swamp Stage maar nu wachtte hem dus het grote werk.
Normaal treedt hij op in een trio bezetting maar hier was het gebruikelijke Hammond orgel niet te bespeuren zodat hij het enkel met een drummer moest zien te rooien. En dat was zijn vader, Jason Smay, die je zou kunnen kennen van Los Straitjackets of de JD McPherson Band.
Nauwelijks 21 is hij, maar aan maturiteit had hij alleszins geen gebrek. Met een soulvolle stem, die me meermaals deed denken aan een jonge Van Morrison, wisselde hij potige rock-'n-roll af met gloedvolle soulslijpers. Al even indrukwekkend als zijn stem was hetgeen hij uit de snaren van Annie Mae (zijn gitaar) kneep. Wat klonk dat soepel en swingend! Brian Hurd werd ook nog even op het podium geroepen waar hij nog maar eens op zijn mondharmonica mocht uithalen tijdens "Baby how long" van Howlin' Wolf.
Veel leek er niet veranderd bij GA-20 uit Boston sinds ik ze eind vorig jaar zag in Roncq buiten die extra kilo's dan, die Matthew Stubbs nu moet torsen. Het drietal gooide meteen de beuk erin met het wervelende "No no" om daarna meteen wat gas terug te nemen met de magistrale Lloyd Price-cover "Just because".
GA-20 brengt blues zoals je ze nog zelden hoort: gegoten in korte, krachtige songs en vooral zonder overbodige ellenlange solo's. ‘Blues klinkt vervelend’ is de meest gehoorde kritiek op het genre maar bij GA-20 krijg je gewoon de kans niet om het vervelend te vinden. Bij de jachtige Hound Dog Taylor-cover "Give me back my wig" was het zelfs serieus naar adem happen.
Die Hound Dog Taylor maakte begin jaren '70 al blues met een zekere punkaanpak en is één van hun grote voorbeelden. Ze maakten zelfs een plaat, ‘Try it...You might like it!’ met enkel maar nummers van hem waaruit we nog "She's gone", "Sitting at home alone" en het onvermijdelijke "Let's get funky" (punkier kan de blues bijna niet klinken) hoorden.
Slechts eenmaal werd ons wat rust gegund toen gitarist Matthew Stubbs en drummer Tim Carman het podium verlieten op zoek naar een Duvel en de andere gitarist, Pat Faherty, ons een RL Burnside interpretatie ten beste gaf. Maar daarna werd het adrenalinepeil opnieuw de hoogte ingejaagd en bleef het vonken regenen met als moment suprême een gitaarspelende Faherty die door het publiek liep en zo de boel nog wat meer opjutte.
Afsluiter was de Nick Moss Band featuring Dennis Gruenling, een collaboratie waarvan binnenkort een derde plaat, ‘Get your back to it!’, op Alligator Records verschijnt. Hedendaagse Chicago blues met naast gitarist Nick Moss nog drie schitterende muzikanten: contrabassist Rodrigo Mantovani, drummer Pierce Downer en toetsenist Taylor Streiff. Talent zat, maar dat zorgde niet meteen voor sprankelende muziek. De nummers werden veel te lang uitgemolken en de solo's leken telkens schier eindeloos. Gelukkig bood de exuberante mondharmonica virtuoos Dennis Gruenling, getooid in een beeldig The Cramps t-shirt, voor wat tegenwicht. Hij zorgde voor wat rock-'n-roll animo, zeker in die drie nummers die hij zelf mocht zingen of toen hij het gezelschap kreeg van McKinley James, Jason Smay en de onvermoeibare Brian Hurd met wie hij kon duelleren. Dat laatste was een mooi moment om afscheid te nemen van dit bijzonder aangename en meer dan geslaagde festival.
Organisatie: Goezot in’ t Hofke, Oud-Turnhout