logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

chelsea_wolfe_t...
The Rats
Ollie Nollet

Ollie Nollet

Girls In Synthesis - Ziedende postpunk met veel stoorzenders

Postpunk bands, je kan er tegenwoordig de straten mee plaveien. De overgrote meerderheid van al die groepen kan me echter niet meer dan een vermoeide geeuw ontlokken. Ik vertrok dan ook niet zonder enige scepsis naar Café De Zwerver om er nog maar eens twee postpunk exponenten te gaan aanschouwen.

Het was uiteindelijk de eerste band, het Brusselse Warm Exit, die me over de streep getrokken had. Die hadden me immers bijzonder aangenaam verrast op de laatste editie van Rock Zerkegem en ook hier, in een uitverkocht café, stelden ze niet teleur. Integendeel, het drietal klonk hier nog een stuk hechter dan vorige zomer. Waar bassist Max Poelmann (Easy Ego, Magic Max, Abstract Sense) in Zerkegem alle aandacht naar zich toe zoog door als een losgeslagen gek over het podium te stuiteren bleef hij er dit keer opvallend rustig bij (waarschijnlijk noodgedwongen door het krappe podium) zodat de focus automatisch meer op de songs kwam te liggen. En die mochten er, op een schaarse uitzondering na, best wel zijn. Hoekig en tegelijkertijd melodieus zoals ook Wire dat kon. Ze reden zich ook niet vast in het doodlopende straatje dat postpunk wel eens kan zijn en zo kwamen ze soms aardig in de buurt van iets dat ik eerder als rammelrock zou omschrijven.
De voorspelbaarheid werd af en toe handig omzeild door een onverwachte tempowisseling of die heerlijk lage brom van Max Poelmann als tweede stem. Zanger Valentino Sacchi (Bayacomputer, Easy Ego) ontpopte zich zonder grootse gebaren als een charismatische frontman die bovendien erg fijne klanken uit zijn gitaar kneep ondanks een tegensputterende effectpedaal. Die gitaar mocht bij momenten heerlijk aan de ketting rammelen zoals tijdens "Ultra violence", de nieuwe en knappe single.
Derde hoeksteen van dit gezelschap was de solide drummer, Martin Dubessay, die tevens verantwoordelijk was voor de bevreemdende geluiden.
Warm Exit moet één van de betere Belgische groepen zijn die ik de laatste tijd aan het werk zag.

Girls In Synthesis uit Londen wordt gezien als één van de meest opwindende bands van het moment in het Verenigd Koninkrijk. Een belofte die meteen werd ingelost door een groep die zich duidelijk enkele haltes verder bevond dan Warm Exit wat podiumervaring betreft.
In een ietwat vreemde podiumopstelling met twee microfoonstandaards pal tegenover elkaar zodat beide zangers elkaar recht in de ogen keken laat Girls In Synthesis met "Watch with mother" meteen één van de beste nummers van hun laatste plaat ‘The Rest is Distraction’ op ons los.
De groep hakte er meteen furieus in en veel tijd om op adem te komen werd ons niet gegund. De twee frontmannen legden elkaar voortdurend het vuur aan de schenen. Links joeg gitarist Jim Cubitt, die een beetje het voorkomen had van een jonge Pete Townshend (alleen het molenwieken ontbrak), aan een energiek tempo de ene snerpende riff na de andere het café in terwijl zijn stemgeluid af en toe raakpunten vertoonde met dat van Jello Biafra ten tijde van "Fresh food for rotting vegetables".
Rechts hadden we dan John Linger, met zijn geblokte lijf niet meteen moeders mooiste maar wel imponerend op een erg aanwezige, donkere bas. Achteraan deed drumster Nicole Pinto er met een verbeten trek om de lippen alles aan om de twee heethoofden voor haar te volgen. Het resultaat was een gierende mix van militante noise en ziedende anarcho punk. Een paar keer bediende Cubitt ook een klein keyboard maar dat was eigenlijk niet meer dan een stoorzender terwijl beide zangers achteraan ook nog enkele knoppen hadden waarmee ze de boel konden saboteren.

Stoorzenders genoeg dus, misschien zelfs net iets te veel. Die zeeën van feedback en distortion zorgden wel voor de nodige opwinding maar waren niet altijd even noodzakelijk. Het hoorde natuurlijk bij deze adrenaline opwekkende pot herrie vol gecontroleerde chaos.
Na de reguliere set was er nog tijd voor een uitgebreide bisronde, iets wat je eigenlijk niet verwacht bij dit soort groepen, met twee nummers uit 2018 : "We might not make tomorrow" en het lang uitgerokken "Sentient".

Organisatie: VZW de Zwerver - Leffingeleuren, Lefinge

maandag 06 februari 2023 09:56

Clamm - Een verpletterende muur van geluid

Clamm - Een verpletterende muur van geluid

De eerste groep van de avond had op zijn minst gezegd een intrigerende naam. MIT - The Male Idiot Theory is genoemd naar een theorie die beweert dat mannen idioten zijn en veel meer dan vrouwen risicovolle activiteiten ondernemen waarvan het voordeel verwaarloosbaar of onbestaande is. Dat werd aangetoond in een Engelse studie die liep van 1995 tot 2014 waarin de winnaars van de Darwin Awards, die worden uitgedeeld aan mensen die bijdragen aan de menselijke evolutie door zichzelf op een spectaculair domme manier te laten verongelukken of er in slagen de mogelijkheid om zichzelf voor te planten te verliezen, te vergelijken. Daaruit bleek dat 88,7% van de genomineerden mannen waren!
Interessant maar nog interessanter was de bezetting. Dit Doornikse duo bestaat namelijk uit Lulu Sabbath en Cédric Delaunoy die ik vooral ken van Thee Marvin Gays, een groep waar ik zo'n 10 jaar geleden nogal wat uitstekende optredens van gezien heb en die het toen ook helemaal leek te gaan maken maar daar om één of andere duistere reden nooit in slaagde.
Later zag ik ze nog terug in Vision 3D en nu proberen ze het dus met zijn tweeën in MIT - The Male Theory waarmee ze een cassette uit hebben op Discos Peroquébien, een label uit Valencia. Door een eindeloze zoektocht naar een parkeerplaats - Kortrijk leek wel herschapen in één grote werf - miste ik helaas de eerste tien minuten.
Het duo leek aardig op dreef toen ik binnenkwam: Delaunoy liet zijn jangle gitaar als geen ander rammelen terwijl bassiste Lulu me verblijdde met brutaal snauwende zang. Dat leverde lofi klinkende, hoekige nummers op die mijn nekspieren weer aardig op de proef stelden. Een primitieve mix van garage en punk die men tegenwoordig wel eens als egg punk wegzet. Toch wisten ze me niet helemaal voor zich te winnen. Daarvoor bleven teveel nummers steken bij een overigens altijd uitstekende aanzet terwijl het "boem shaka boem" van de drumcomputer me na een tijdje begon te irriteren. Misschien toch maar een drummer zoeken (als dat enigszins haalbaar is) en de nummers wat beter uitwerken, dan komt het gegarandeerd helemaal goed met MIT - The Male Idiot Theory.

Hoofdattractie van de avond was Clamm, een punk powertrio uit Melbourne dat geregeld in één adem genoemd wordt met Stiff Richards en Amyl & The Sniffers, twee groepen waar ze overigens ook mee bevriend zijn.
Clamm had me vorig jaar op Leffingeleuren compleet van de sokken geblazen wat natuurlijk verwachtingen schept. De kans dat die verwachtingen bij een tweede kennismaking niet ingelost worden en er een ontnuchtering volgt behoort dan zeker tot de mogelijkheden.
En dat was hier helaas ook een beetje het geval waardoor ik me voortdurend zat af te vragen hoe het kwam dat de euforie dit keer uitbleef. Aanvankelijk zat het hen ook niet mee. De eerste 10 à 15 minuten was de gitaar nauwelijks hoorbaar in de betonnen muur van bas en drums. Maar ook toen de klank beter werd bleef ik op mijn honger zitten. Andere mogelijke oorzaak was het ontbreken van bassiste Maisie Everett, die menig hart had weten te veroveren in Leffinge. Ze verliet Clamm om zich volledig te concentreren op haar eigen band, Belair Lip Bombs. Zij werd vervangen door Stella Rennex maar ook die was er niet bij in Kortrijk.
Voor deze Europese tour werd Alan Jones, bassist van het eerste uur, nog eens opgetrommeld en die leek wel een tegenpool van Maisie Everett te zijn. Waar Everett er vorig jaar onbeweeglijk en wat bedeesd bij stond en zo fel contrasteerde met de gebrachte muziek en de taferelen voor het podium, stuiterde Jones uitbundig mee op de bastonen. Het lijkt een detail maar het maakte wel degelijk een verschil.
En dan was er nog de locatie. Dit optreden vond plaats in een uitverkochte bar van De Kreun, een ruimte die destijds waarschijnlijk niet gebouwd werd met de bedoeling er concerten te laten doorgaan. Erg comfortabel was het niet. Nu maak ik zulke situaties wel meer mee maar van een gerespecteerde club als het Wilde Westen verwacht ik toch net iets meer.
Tot zover de azijnpisserij. Was dit dan een slecht optreden? Bijlange niet, meer nog. Was dit de eerste keer geweest dat ik Clamm zag dan had ik hier waarschijnlijk geen kwaad woord over geschreven.
De drie hielden het immers uitermate strak en bestookten ons met korte nummers die telkens aankwamen als mokerslagen. Een verpletterende muur van geluid die vakkundig gebetonneerd werd door de ad interim bassist en drummer Miles Harding waarbij de verrassend gevarieerd klinkende gitaar van Jack Summers met invloeden uit hardcore, noise en zelfs industrial voor wat ademruimte zorgde. De monotone en in galm badende zang van Summers klonk bruut en venijnig alsof hij een bende demonstranten diende op te jutten. Toch bleef zijn verkwikkende gitaarspel, waarvoor hij meer dan eens door de knieën zeeg, het meest tot de verbeelding spreken. Helemaal mooi werd het toen Clamm de set, waarin we vooral nummers uit hun tweede en laatste plaat "Care" hadden gehoord, afsloot met mijn absolute favoriet, "Done it myself", een nummer waarin het melodieuze voor één keer niet verbannen werd.

Organisatie: Wide Westen, Kortrijk

maandag 23 januari 2023 17:08

Jerry Joseph - Cultfiguur over de vloer

Jerry Joseph - Cultfiguur over de vloer

Opener van dienst, Nir Shemmer, zorgde voor een bijzonder aangename kennismaking. Geboren uit Israëlische ouders groeide Nir Shemmer op in Oostende waar de microbe voor muziek hem al vlug te pakken kreeg.
Zijn eerste grote voorbeelden situeerden zich verrassend in de seventies: James Taylor, Jackson Browne en Bill Withers. Maar wanneer hij zich in 2020 samen met zijn vriend Thomas Decock aan een eerste opname waagt blijken de invloeden toch uit een meer hedendaagse hoek te komen.
Nadat hij zich al eerder liet opmerken tijdens de preselectie van Humo's Rock Rally in Leffinge en de Paulusfeesten mocht hij zich nu tonen in de 4AD, een kans die hij met beide handen greep. In de rug gedekt door een vijfkoppige band bracht hij een set smaakvolle americana die aanvoelde als een welgekomen warme deken op deze kouwelijke januari avond.
Hoewel zijn songs zeker gehoord mochten worden, was het toch vooral die band die mijn hart liet gloeien. Wat een weelde! Vijf uitstekende muzikanten met maar liefst drie speerpunten die dit optreden naar een hoger plan wisten te tillen. Thomas Decock zorgde samen met Nir zelf voor een vorstelijke gitaarsound terwijl de backing vocals van Annelies Gheeraert van een angelieke schoonheid waren. En dan was er nog Harrison Steingueldoir, gekend van het jazztrio Donder, die de songs omzwachtelde met betoverende pianoklanken.
Alles werd minutieus aangekleed terwijl Nir Shemmer voor elk nummer telkens zorgvuldig de best passende gitaar koos uit de drie meegebrachte exemplaren. Er werd afgesloten met "Winona", wat straks de nieuwe single moet worden en misschien wel het beste nummer van de avond was, niet in het minst door de heftige interventie van Thomas Decock.

Met Jerry Joseph haalde de 4AD een cultfiguur in huis die een hele grote had kunnen worden. Op handen gedragen door critici en artiesten als Patterson Hood maar een diep bewaard geheim gebleven voor de meesten onder ons.
Een man die zowat de hele wereld heeft afgereisd en getekend is door het leven. Het begon al in zijn jeugd toen zijn ouders hem, toen hij op het verkeerde pad dreigde te raken, vanuit San Diego, Californië naar een kostschool in Nieuw-Zeeland stuurden. Maar ook daar bleven de problemen niet uit en hij mocht opnieuw zijn koffers pakken.
Toen hij twintig was begon hij een eerste bandje, Little Women. Het werd de start van een odyssee die hem zelfs tot in de vluchtelingenkampen van Afghanistan en in Koerdisch Irak leidde, waar hij gitaarlessen gaf, terwijl hij tussendoor ook nog worstelde met enkele verslavingen.
Een man met een verhaal maar hier in Europa totaal onder de radar gebleven tot hij in 2020 ‘The beautiful madness’ uitbracht. Zijn 29ste (!) plaat en eerste officiële Europese release. De plaat werd opgenomen in de Dial Back Sound studio van Drive-By Truckers bassist Matt Patton in Water Valley,  Mississippi, ook gekend van het door mij erg gewaardeerde gelijknamige label dat onder andere Teardrop City, Eleganza!, The Great Dying en Krista Shows onderdak biedt.
Op ‘The beautiful madness’ wordt Jerry Joseph bijgestaan door The Stiff Boys (pseudoniem voor de voltallige Drive-By Truckers) die een groot aandeel in het welslagen van de plaat hebben.
Het was dan ook de vraag of die nummers zonder hen wel overeind zouden blijven. Er is intussen reeds een nieuwe plaat, ‘Tick’, verschenen maar die is gevuld met restjes uit diezelfde opnamesessies en enkele liveopnames, ook al met The Stiff Boys ofte Drive-By Truckers.
Ik had nog gehoopt dat hij zijn eigen band, The Jackmormons, of op zijn minst een deel ervan zou meegebracht hebben maar dat bleek helaas niet het geval te zijn. Dat was financieel wellicht niet haalbaar en zo stond Jerry Joseph moederziel alleen op het podium, enkel gewapend met een akoestische gitaar en een stevige borrel. Bovendien was de man, na een negatieve ervaring de avond voordien, nogal nukkig wisten insiders me te vertellen.
Maar buiten die nijdige ruk waarmee hij zijn muts van zijn glimmende schedel trok en in de hoek katapulteerde was daar niets van te merken.
De gebruikelijke warme ontvangst in deze club had hem dan toch in een mildere stemming weten te brengen. Hij opende zijn set met het bijzonder krachtig gezongen "Beautiful child of God", een nummer uit 2000. Meteen werd duidelijk dat de 61-jarige Jerry Joseph het ook in zijn eentje ging redden. Daarvoor was zijn aanwezigheid op het podium dwingend genoeg maar het was niet altijd even makkelijk.
Zijn bijtende kijk op de waanzin en het verval van de wereld vertaalde zich immers in een tomeloze woordenvloed die je soms naar adem deed happen. Voor een avondje luchthartig entertainment moet men duidelijk niet bij Jerry Joseph zijn. Alhoewel er tussen de nummers al eens gelachen mocht worden, dankzij een gezonde portie relativerende humor waarin hij niet te beroerd was om ook zichzelf te kijk te zetten.
Met "White dirt", "Hallelujah trail" en "Tick" hoorden we wel beklijvende songs maar voor een echte uitschieter was het toch wachten tot het laatste nummer waarvoor hij Nir Shemmer op het podium riep. Met "Dead confederate", een song waarin hij afrekent met het racisme in het zuiden van de VS en het zogenaamde historisch belang van standbeelden en monumenten onderuit haalt, kregen we eindelijk één van de hoogtepunten uit ‘The beautiful madness’. Meer nog: Nir Shemmer mocht op slidegitaar de rol van Jason Isbell, die voor dit nummer na 13 jaar nog eens de Drive-By Truckers kwam vervoegen, vervullen en dat deed hij met verve. Zo goed zelfs dat Jerry Joseph de smaak nu helemaal te pakken kreeg en er samen met een glunderende Nir Shemmer onvermoed nog twee nummers aan toevoegde. Het magistrale "San Acacia", ook al uit ‘The beautiful madness’ en het lang uitgesponnen " Wisconsin death trip" waarin Jerry zowaar een wandelingetje door het publiek maakte.
Een zinderend slot van een mooie set die anderhalf uur geduurd had. Ik mag er wel niet aan denken wat dit MET groep gegeven zou hebben. Misschien moet Jerry Joseph bij een volgende Europese tour Nir Shemmer en zijn band eens vragen om hem te begeleiden.

Organisatie: 4AD, Diksmuide

The Hooten Hallers - Op sleeptouw door een baritonsax

The Hooten Hallers uit Columbia, Missouri begonnen in 2007 als een duo maar de bezetting viel pas in 2014 in een definitieve plooi met de komst van baritonsaxofoniste Kellie Everett, die de band meteen een unieke sound bezorgde. Het trio kwam hun gloednieuwe plaat, ‘Back in business again’, waarop onder andere een gastbijdrage van James Leg te horen is, voorstellen.

De set begon veelbelovend met een zittende John Randall die een vijfsnarige lapsteel op de knieën had waarop hij verschroeiend met een slide tekeer ging. Dit leek wel een alternatieve versie van Left Lane Cruiser. Gruizige blues gezongen met die ongelooflijk rauwe rasp van Randall, voortgestuwd door de mokerende drums van Andy Rehm en van een swingende factor voorzien door de baritonsax van Kellie Everett. Wat mij betreft was zij de ster van de avond. Met een schijnbaar log instrument zorgde zij toch voor een onverdroten dynamiek. Toen Randall zijn lapsteel wisselde voor een elektrische gitaar werd het iets minder. Niet dat zijn gitaarspel plots niet deugde. Nee, het waren de songs die soms van beduidend minder allooi waren. Ze leken het nu meer te gaan zoeken in de mainstream rock of zelfs pop waardoor de beperkingen van Randall als zanger plots hoorbaar werden.
Toch bleven er genoeg mooie momenten over zoals "My own kick going", dat van George Thorogood had kunnen zijn maar een excellente cover was van vergeten cultfiguur, Ronnie Self, die net als The Hooten Hallers een inwoner van Missouri was. Na de pauze werd het niveau terug opgekrikt en wisten ze met een aanstekelijk enthousiasme, dat me deed denken aan Reverend Peyton's Big Damn Band, alle harten voor zich te winnen.
Eén keer liep het nog fout toen ze het laatste nummer, "Rhythm & Blues" te lang bleven uitmelken maar dat werd dan weer onmiddellijk goedgemaakt door een onverhoopte bisronde met als blikvanger een opmerkelijke cover van Louis Armstrong's "What a wonderful world". 

Organisatie: Cowboy Up, Waardamme

zondag 27 november 2022 10:32

GA-20 - De blues heruitgevonden

GA-20 - De blues heruitgevonden

Dat mijn verwachtingen voor GA-20 hooggespannen waren is nog een understatement. Daar zorgden hun verschroeiende passage op Roots & Roses en vooral hun laatste plaat, ‘Crackdown’, voor. Het moet van 13 featuring Lester Butler (1997) geleden zijn dat ik nog zo in de ban raakte van een bluesgroep, Left Lane Cruiser even buiten beschouwing gelaten.

Maar die rooskleurige perspectieven kregen bij aankomst meteen een flinke knauw. De organisatie had er immers niet beter op gevonden dan de zaal vol stoeltjes te zetten alsof corona hier nog volop woedde. Al zal dat laatste wellicht niet de echte verklaring zijn. Het betrof hier een samenwerking tussen  la Ville de Roncq en het Jazz En Nord Festival en vorig jaar hadden ze hier een jazzconcert gehad. De gemiddelde leeftijd van het publiek lag behoorlijk hoog zodat de meesten er wellicht geen graten in zagen dat dit een zittend concert was al vermoed ik dat de mannen van GA-20 net als wij de ogen toch even moesten uitwrijven toen ze dit zagen.

Alsof deze beproeving al niet erg genoeg was werkte de eerste groep MASSTØ  me ook nog eens flink op de zenuwen. Dit trio uit Amiens opende met het soort mierzoete soul blues waarvoor ik het meteen op een lopen zou zetten. Alleen was er hier in geen velde of wegen een bar te bekennen terwijl ik ook niemand iets zag drinken. Ik zag al een Qatar scenario opdoemen maar tijdens de pauze konden we dan toch in de belendende bibliotheek aan een drankje geraken.
Maar eerst moesten we nog MASSTØ  uitzitten. Ongetwijfeld drie erg getalenteerde muzikanten, van wie gitarist Thomas Orlent ook nog eens over een loepzuivere stem beschikte. Alleen hoopte ik stiekem op een valse noot zodat er toch iets opwindends zou gebeuren. Maar dat bleek uiteindelijk niet nodig want de drie ruilden even over halfweg die aalgladde sound voor wat meer broeierige blues die zowaar herinnerde aan JJ Grey & Mofro. Duidelijk een groep met twee gezichten.

Het voelde bijzonder onwennig aan om een livegroep als GA-20 van op respectabele afstand te moeten bekijken terwijl er voor het podium een zee van open ruimte was. De drie uit Boston trokken er zich niets van aan en vlogen er meteen serieus in met het wervelende "No no", een nummer dat alleen als digitale single verscheen (zo hebben ze er meerdere). Daarna volgden een drietal songs uit de nieuwe plaat met op kop een cover van "Just because" van de vorig jaar overleden Lloyd Price, de man van "Lawdy Miss Clawdy" en "Personality". Niet meteen de meest voor de hand liggende cover en dat was hun tributeplaat voor Hound Dog Taylor, "Try it...You might like it" eigenlijk ook niet. Precies die onverwachte keuzes vormen de sterkte van GA-20.
De groep ontstond in 2018 toen gitarist Matthew Stubbs, tot dan werknemer bij blues harmonica veteraan Charlie Musselwhite, door zijn baas, die op dat moment ging touren met Ben Harper, een jaar op non-actief werd gezet. Omdat hij het niet zag zitten een job te zoeken begon hij dan maar een bandje met zijn vriend, gitarist Pat Faherty. In die beginperiode speelden ze, met succes overigens, voortdurend in clubs die totaal geen affiniteit hadden met de blues. Vandaar wellicht dat hun op traditionele blues gebaseerde muziek zo verfrissend klinkt.
De twee contrasterende frontmannen zorgden voortdurend voor vuurwerk op het podium. Links de bedaarde Matthew Stubbs die zijn gitaar lekker vettig liet scheuren. Rechts de springerige Pat Faherty die met twee vintage gitaren, waaronder een zeldzame Stratotone Newport, een erg afgemeten gitaarstijl etaleerde die soms deed denken aan de pas overleden Wilko Johnson. Die Faherty is niet alleen een begenadigd gitarist maar ook nog eens een intrigerende zanger met een heel aparte, schrille stem.
Intussen bleef het hoogtepunten regenen tot Stubbs plots het podium verliet en Faherty het enkel met drummer Tim Carman moest zien te rooien tijdens Tampa Red's "It hurts me too". Daarna bleek dat Stubbs doodgemoedereerd een biertje was gaan halen in de bibliotheek!

Ondanks het flamboyante spektakel op het podium bleef het met dat zittend publiek wat wringen en dat had Stubbs ook begrepen. Zo'n vijf nummers voor het einde vroeg hij het publiek recht te staan wat meteen gebeurde terwijl de fans die achter de stoeltjes verbannen waren naar voren stormden.
De intensiteitsmeter ging meteen in het rood voor een zinderend slotoffensief dat werd ingezet met "Fairweather friend", een erg aanstekelijke garage rock song die The Black Keys vergaten te schrijven. Na nog drie voltreffers uit de laatste plaat werd afgesloten met "Let's get funky", een obscuur nummer van Hound Dog Taylor dat enkel op een liveplaat te vinden is.
GA-20 maakte er een anthem van waarin funky blues in punk leek te transformeren. Het publiek ging nu helemaal uit zijn dak zodat een bisronde niet kon uitblijven. Die werd afgesloten met een eigenzinnig gebracht "Shake your moneymaker" van Elmore James (zo kregen we dan toch nog een standard) waarin Pat Faherty alle remmen los gooide, zijn eeuwige zonnebril in de hoek smeet en achterin de zaal ging gitaarspelen.

Deze tour bleef beperkt tot Engeland en Frankrijk maar geen nood! Volgend jaar in juni komt België aan de beurt en zijn er geen excuses meer om deze geweldige band te missen!

0rganisatie: Jazz En Nord Festival + Ville De Roncq

woensdag 09 november 2022 18:53

White Hills - Gitaar in spaarmodus

White Hills - Gitaar in spaarmodus

Ik was ongewoon vroeg vertrokken omdat ik een ware volkstoeloop vreesde, volkomen onterecht overigens, maar zo was ik toch net op tijd om de eerste band, die een half uur eerder dan gepland begon, te zien. S.G.A.T.V. staat voor Sick Guitars And Terror Vision en is op cassette het éénmansproject van Severin Beerli uit het Zwitserse Frauenfeld. Tot mijn niet geringe verbazing ontwaarde ik een vrolijke bende van maar liefst zes man op het podium. Ook mijn vrees voor een pot saaie synthpunk was ongegrond. Met twee gitaristen in de rangen en een eerder beperkt gebruik van synths brachten ze iets wat ze zelf UFO-punk noemen. Het was in ieder geval feestelijke punk met een zanger die zijn teksten prononceerde alsof hij door een megafoon moest roepen. Vrolijk werd ik er wel van maar lang zal het toch niet bijblijven.

Het bijna 20 jaar actieve White Hills uit New York City kende hun moment de gloire in 2010 toen Jim Jarmusch hen uitnodigde op ‘All Tomorrow’s Parties’ in New York dat hij toen cureerde. Het duo blijkt ook bijzonder productief en heeft intussen een onontwarbaar kluwen aan platen uitgebracht waarvan er zo'n zes bij het toch wel gerenommeerde Thrill Jockey verschenen.
Ik zag ze in 2013 nog schitteren in De Kreun maar hun aanhang bleek in The Pit's serieus te zijn afgekalfd. De opkomst was ontstellend laag maar dat lieten de twee niet aan hun hart komen. Er leek op het eerste zicht niet veel veranderd. Dave W. in bloemetjeshemd en Ego Sensation nog steeds in een pakje waarmee ze had kunnen poseren op de hoes van ‘Sgt Pepper's Lonely Hearts Club Band’. Alleen had die laatste haar bas ingeruild voor staande drums maar dat maakte de spektakelwaarde er niet minder om. Geen extra drummer dus en zo moesten ze het met zijn tweeën rooien wat aanvankelijk probleemloos lukte.
White Hills nam een feilloze start met het denderende "The instrumental head", openingsnummer van hun laatste dubbel-lp ‘The Revenge of Heads On Fire’, dat voorzien is van een Stooges drive en weidse Hawkwind gitaren. Het leek een avond vol hypnotiserende spacerock te worden maar tijdens het derde nummer liet Dave W. die stuwende drive los en koos hij voor iets wat meer op artrock leek. Een keuze die ik respecteer maar jammer genoeg kwam het daarna nooit meer echt goed. En dat had vooral te maken met de gitaar van Dave W. of het mankeren ervan. Waar ik hem negen jaar geleden nog een adembenemende gitarist vond, leek zijn gitaar nu wel in spaarmodus te staan. Veel gitaarwerk was net als de bas vooraf opgenomen zodat hij zich niet in het zweet hoefde te werken en zich kon beperken tot enkele effectvolle uithalen. Erger nog, soms was er nauwelijks een gitaar te horen waardoor de focus, veel meer dan vroeger, op zijn zang kwam te liggen terwijl hij waarschijnlijk op de laatste rij stond toen de zangtalenten werden uitgedeeld.
Bij het laatste nummer, het tenenkrullende "Honesty", gaf hij zijn gitaar aan Ego Sensation, die er een resem creepy geluiden uit kneep, en begon hijzelf wat richtingloos door de microfoon te schreeuwen. Een vals slotakkoord van een teleurstellende set met enkele hoge pieken maar helaas ook diepe dalen. Benieuwd of Jim Jarmusch nog steeds fan is.

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

The Sadies - Ook zonder Dallas Good adembenemend
The Sadies + The Hanging Stars

Wat een avond! Een soiree vol verrassingen die me nog lang zal heugen …

Het was al meteen raak met The Hanging Stars uit Londen die me totaal onverwacht compleet overrompelden. Hun vierde en laatste plaat, ‘Hollow heart’, werd opgenomen in de Clashnarrow Studio's van Edwyn Collins in het verre noordoosten van Schotland, naar verluidt de heilige graal van vintage analoge opnameapparatuur, en kreeg veel media-aandacht en lovende recensies. Zelf was ik veel minder overtuigd van die plaat en had bij het beluisteren ervan telkens te neiging om in te dommelen.
Maar het leek wel een andere groep die hier op het podium stond. Ze openden met "Ava", het hypnotiserende prijsnummer van ‘Hollow heart’, en de toon was meteen gezet. Dit was ‘cosmic country’ van de adembenemendste soort: een als honing vloeiende sound die net strak genoeg gehouden werd om het ontsporen te beletten. ‘Cosmic country’, de term werd in het leven geroepen door Gram Parsons, hoewel hij het destijds ‘cosmic american music’ noemde, is de laatste jaren aan een ware heropleving toe.
Wat The Hanging Stars hier lieten horen moet de (onbestaande) definitie ervan wel heel dicht benaderen. Vijf muzikanten die hun instrument perfect beheersten met pedal steel-speler Joe Harvey-Whyte en gitarist Patrick Ralla in de bepalendste rollen. Maar het uithangbord van de band was de erg charismatische en van een heerlijke, licht haperende stem voorziene zanger Richard Olson (akoestische/ elektrische gitaar) die zonder grootse gebaren het publiek aan zich wist te kluisteren. De songs waren, op één enkele uitzondering na, stuk voor stuk pareltjes en diegene die ik kende , klonken een stuk steviger en beter dan op plaat. Als uitsmijter gooiden ze er nog een cover van mijn favoriete Gun Club song, "Mother of earth", tegenaan. Dit fantastische nummer werd in 2001 ook door The Sadies opgenomen en werd door Richard Olson met veel respect opgedragen aan de betreurde Dallas Good.

The Sadies uit het Canadese Toronto mogen 24 jaar na hun eerste plaat stilaan als een monument beschouwd worden en dat niet in het minst door hun opvallende collaboraties. Zo maakten ze platen samen met John Doe (X), Jon Langford, Gord Downie (The Tragically Hip), Neil Young, Neko Case en notoire viespeuk Andre Williams.
Hun laatste plaat, ‘Colder streams’, waarop ook Jon Spencer een handje toesteekt is misschien wel de beste die ze ooit maakten maar noch voor de plaat uitkwam sloeg het noodlot toe. Kort nadat bij hem hartproblemen waren vastgesteld overleed op 17 februari dit jaar totaal onverwacht op 48-jarige leeftijd medeoprichter Dallas Good. Meer dan een kwarteeuw lang vormde hij met zijn broer Travis (beiden zang en gitaar) de spil van The Sadies. Deze tragedie leek dan ook het einde van de groep te bezegelen. Nadat eerder hun optreden op Sjock gecancelled werd, kondigde de band tot ieders verrassing dan toch een nieuwe tournee aan die hen dus ook naar Leffinge bracht. De leegte naast Travis Good moet enorm zijn maar The Sadies, met Mike Belitsky op drums en Sean Dean op bas, trokken zich aardig uit de slag. Meer nog, dit werd een schitterend concert.
Natuurlijk miste ik Dallas Good, zijn eeuwig stoïcijnse blik alleen al maakte hem onmisbaar.  Achteraan het podium was een vlag met een iconische foto van de twee broers opgehangen, een mooi gebaar. Er werd geopend met "Stop and start", tevens het eerste en meteen ook het beste nummer van hun laatste plaat, ‘Colder streams’, waarop ook The Sadies ‘cosmic country’ omarmen, zij het dan een wat stevigere soort. Met een verbetenheid die je meestal enkel ziet bij beginnende artiesten beet Travis Good zich telkens vast in zijn songs waarvan er vele uit die laatste plaat kwamen.
Maar ook het oudere werk kwam ruimschoots aan bod en daaruit bleek hoe veelzijdig The Sadies wel zijn. Psychedelica, garagerock, country and western en zelfs uitzinnige folk met een Travis Good op fiddle werden afgewisseld met enkele halsbrekende instrumentals die er ons aan herinnerden dat hij ook een begenadigd gitarist is.
Na een klein half uurtje volgde dan de verrassing van de avond. Plots nodigde Travis Kacy & Clayton uit om hen te vervoegen. Waarop het Canadese folk/roots duo, waar ik al jaren wild van ben, effectief het podium op wandelde om er de rest van de avond te blijven. Het concert kreeg meteen een andere wending want het gat dat Dallas Good achterliet werd nu gevuld. Kacy, af en toe op akoestische gitaar, zorgde voor een sensuele tweede stem terwijl Clayton met een verrassend stevig klinkende gitaar voor een vollere sound zorgde.
Eén keer mochten alle spots op Kacy gericht worden toen ze ons ontroerde met een angelieke vertolking van "Fist city", een song van de ons onlangs ontvallen Loretta Lynn. Later volgde nog een opmerkelijke cover met "Wasn't born to follow", een nummer van Carole King dat ze ook opnam met haar kortbestaande groep The City maar veel bekender is in de versie van The Byrds.
Verder bleef het parels regenen kriskras geplukt uit het omvangrijke archief van The Sadies. Na een erg lange set vond Travis Good toch nog de energie om een drietal bisnummers af te werken.

Tijdens het laatste, "Dark eyes", een Spaans aandoende instrumental, haalde hij nog eens alles uit zijn Gretsch-gitaar door voor elk couplet een versnelling hoger te schakelen. Een spectaculair slotakkoord van een memorabel optreden dat ongetwijfeld in de annalen van De Zwerver gegrift zal staan. De afwezigen hadden weer eens ongelijk maar het leidde er wel toe dat we dit in de intieme setting van het café mochten meemaken. 

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

Gus Englehorn + Bat eyes - Lichtelijk gestoorde finesse

Nadat ik eerder kennismaakte met Gallus en Mystic Peach in de 4AD zag ik in Leffinge opnieuw twee groepen die hun kunnen hadden mogen bewijzen op Left Of The Dial, een driedaags festival voor opkomende alternatieve bands in Rotterdam. Bat Eyes en Gus Englehorn hadden elkaar daar zelfs tegen het lijf gelopen en ontmoetten elkaar nu opnieuw in een mooi gevuld café De Zwerver.

Het Gentse Bat Eyes mocht deze mooie double bill openen en deden dat met een tomeloos enthousiasme. Met een aanstekelijke gretigheid loodste Koen Wijnants, voorheen actief bij Arquettes, zijn groep door een bijzonder fris klinkende set waar het spelplezier van afdroop. Naast hem bedwelmde een al even stralende bassiste, Luna De Bruyne, ons af en toe met een knappe tweede stem terwijl Birger Ameys zijn gitaar liet fonkelen.
De vier weifelden tussen indierock en powerpop waarbij de balans meestal naar dat laatste door sloeg. Niet meteen mijn ding want slechts weinige groepen kunnen in dit segment van de muziek op mijn goedkeurend geknor rekenen. Toch wist Bat Eyes zich aardig uit de slag te trekken dankzij een handvol clevere songs, ik herinner me het trage "I don't mind", en de pittige gitaren, vooral wanneer die even de vrije teugel kregen.

Daarna strompelde een schlemiel het podium op. Zo leek het toch. Met zijn verwaaid kapsel, verwilderde blik en gehuld in iets dat het midden hield tussen een kimono en de regenjas van inspector Clouseau zag Gus Englehorn er niet meteen uit als een hippe rockster. Je zou het hem niet nageven maar de in Alaska geboren maar tegenwoordig in Quebec City residerende Englehorn was voor zijn muzikantenbestaan een professioneel snowboarder. Blijkbaar was niets wat het leek bij deze kerel.
Hij opende zijn set met een extreem lofi gebrachte song, gezongen met een gek stemmetje. Niet meteen een knaller en ik zag al een doemscenario opduiken waarbij het optreden verzandde in oeverloos gepingel en gepruts. Maar ook hier werd ik op het verkeerde been gezet. De nummers die erop volgden werden steeds beter terwijl een stevig drummende Estée Preda (mevrouw Englehorn) ervoor zorgde dat onze Gus down to earth bleef. De bizarre songs, waarvan het overgrote deel geplukt uit zijn tweede en laatste plaat ‘Dungeon master’, waren zowel griezelig als vertederend en nogal surrealistisch van aard en leken wel geknipt voor deze Halloweenavond.
Zijn sobere gitaarbegeleiding was inventiever dan ik eerst geneigd was te denken en vertoonde sporen uit zowel de eighties gitaarrock als de garagerock terwijl de drums van Estée, die soms voor een heerlijke tweede stem zorgde, het rock-'n-roll gehalte aanwakkerde.
Wie aanknopingspunten zoekt, kan ik verwijzen naar Jeffrey Lewis, Daniel Johnston of Adam Green terwijl ik tijdens "Exercise your demons" zelfs aan Roky Erickson moest denken en dat niet alleen door het onderwerp van de song.

Dit was de laatste dag van een zes weken durende tour maar dat was er absoluut niet aan te zien. De twee straalden een positieve energie uit waar niet aan te ontkomen viel en zorgden met een lichtelijk gestoorde set voor één van de verrassendste optredens van het jaar.

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

The Dream Syndicate - Debuutplaat heeft na 40 jaar nog niets aan frisheid ingeboet

Steve Wynn blijft een graag geziene gast in onze contreien. Nadat hij eerder dit jaar in De Zwerver solo te bewonderen was mocht hij dit keer met The Dream Syndicate opdraven. Dat is de band waarmee hij in de jaren '80 deel uitmaakte van de Paisley Underground, een muziekstroming, ontstaan in Californië, die klassieke gitaarrock combineerde met de energie van prille garagerock of punk.
Dankzij enkele uitstekende platen werd The Dream Syndicate al snel één van de boegbeelden maar net zoals de meeste andere bands van die beweging was de groep geen lang leven beschoren. In 1989 was het sprookje voorbij maar na talloze andere projecten floot Steve Wynn in 2012 The Dream Syndicate opnieuw bijeen en intussen zijn ze nu reeds langer samen dan in de originele bezetting.

The Dream Syndicate had twee uitstekende redenen voor deze tour: een nieuwe plaat, ‘Ultraviolet battle hymns and true confessions’ en de veertigste verjaardag van hun debuut ‘The days of wine and roses’.
Ze verschenen met zijn vieren (Steve Wynn, gitarist Jason Victor, bassist Mark Walton en drummer van het eerste uur Dennis Duck) op het podium, nieuwste lid en toetsenist Chris Cacavas (Green On Red) was er niet bij.
Het werd verre van een blitzstart, openingsnummer "Bullet holes" klonk eerder als een sof. Maar meteen daarna werd met "Out of my head" het een en ander rechtgezet en klonk The Dream Syndicate zoals ze hoort te klinken dankzij een stevige song, strak gebracht en voorzien van een eerste, explosieve gitaareruptie van Jason Victor.
Dit leek de echte start te worden van een stomend concertje maar helaas diende er ook een nieuwe plaat voorgesteld te worden wat de vaart in de set aanzienlijk belemmerde.
De Zwerver mag dan al ter promotie een mandje vol lovende recensies bij elkaar gesprokkeld hebben, ‘Ultraviolet battle hymns and true confessions’ kan ik bezwaarlijk een goeie plaat noemen. Een stap in de goede richting na het onverteerbare ‘The universe inside’, dat wel. Er werd opnieuw gekozen voor compactere songs maar die bleken helaas op een enkele uitzondering na nog steeds mijlenver verwijderd van hun werk in de jaren tachtig. Het eerste nummer dat ze hieruit presenteerden, "Damian",  kon ik eigenlijk best wel smaken maar dat kwam vooral door het gitaarloopje dat geleend leek bij "Satisfied fool", een wonderlijke song van Nathaniel Mayer die maar blijft roteren in mijn denkbeeldige jukebox. Ook "Trying to get over", vintage Dream Syndicate voorzien van een venijnige gitaar stond terecht op de setlist maar dat kon minder makkelijk gezegd worden van het slaapverwekkende "Hard to say goodbye" of het suikeren "Every time you came around".
Het waren enkele moeilijke momenten maar eenmaal hier doorheen geworsteld werden we beloond met een ronduit magistrale versie van "How did I find myself here?", titeltrack van de eerste plaat na de reünie en ook de enige ‘nieuwe’ die naast het oudere werk niet verbleekt. Het werd een uitgesponnen en zinderend gitaarepos waarin Wynn en Victor jongensachtig, dicht bij elkaar duelleerden wat onvermijdelijk deed denken aan Crazy Horse. "Glide" van diezelfde plaat uit 2017 werd de afsluiter van de eerste set waarin de songkeuze niet altijd even gelukkig was. Zo werd het garagerockachtige "Straight lines", één van de betere nummers op hun laatste schromelijk over het hoofd gezien.

Na de pauze volgde een tijdreis (dixit Steve Wynn) waarin ‘The days of wine and roses’ integraal en in exact dezelfde volgorde als op plaat vertolkt werd. Het contrast met het eerste deel van de avond was groot. Hier geen slappe momenten, dit bleef vanaf de eerste noten van "Tell me when it's over" tot de laatste van de titeltrack even opwindend.
De plaat bleek na veertig jaar niets aan frisheid te hebben ingeboet. Het leek wel, wanneer we de ogen even sloten uiteraard, alsof er een stel jonge honden op het podium stond die nog alles te bewijzen had. Wat klonk dit snedig en energiek! Aan wervelende gitaren geen gebrek terwijl de songs zonder moeite pal overeind bleven.
Meer nog dan op vinyl hoorde je in die subliem rammelende sound invloeden van The Velvet Underground. Het New Yorkse kwartet was zeker niet alleen een bron van inspiratie voor hun naam (een pre Velvet Underground project van John Cale met La Monte Young) waardoor ze eigenlijk atypisch klonken voor de Paisley Underground waarvan de meeste groepen hun inspiratie vonden bij de Westcoast psychedelica.
‘The days of wine and roses’ is zo'n plaat die een groep maar één keer kan maken en in de meeste gevallen gaat het dan om het debuut, net als hier dus als we even die eerste EP buiten beschouwing laten. Iets van dit kaliber komt er uiteraard nooit meer maar ik prijs me gelukkig dat ik deze buitenkans om dit live mee te maken niet heb laten liggen.
Alsof dit alles niet genoeg was trakteerde de band ons nog op een toetje dat bestond uit twee heerlijke Dream Syndicate klassiekers: "Still holding on to you" en "Boston".

Na een ietwat teleurstellende passage enkele jaren geleden in de 4AD lijkt het vuur van weleer teruggevonden.

Pics homepag @Chris Sikich

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

The Others Of Invention - Frank Zappa tribute - Met liefde voor de artiest

Ik heb nog al eens een optreden meegemaakt waar er weinig volk was maar wat ik zaterdag mocht beleven tart alle verbeelding. Voor het optreden van de Zappa tributeband The Others Of Invention uit het Nederlandse Zoetermeer daagden welgeteld twee mensen op, ik en mijn maat. Gebrek aan promotie zal wellicht één van de oorzaken zijn maar ik denk dat ze domweg op de verkeerde plaats stonden in een club die het vooral van metal moet hebben, geprangd tussen een Marilyn Manson en een Rammstein tribute. Doodzonde want het werd een fantastisch concert!

Normaal moet ik eigenlijk niets hebben van tributes  maar als het om Frank Zappa gaat, maak ik graag een uitzondering. Bij een eerbetoon aan the moustache weet je, dankzij zijn onoverzichtelijke oeuvre, immers nooit van te voren wat het gaat worden in tegenstelling tot andere tributes die gewoonlijk doodsaai en o zo voorspelbaar zijn. Bovendien biedt zijn muziek veel ruimte voor eigen interpretatie wat voor de nodige spanning kan zorgen.
The Others Of Invention hadden niets aan het toeval overgelaten en waren met een complete bezetting (2 gitaren, bas, drums, zang, toetsen, tenorsax, klarinet en trombone) naar Eernegem afgereisd. Er stond dus letterlijk meer volk op het podium dan in de zaal waarin we naast de twee bezoekers helemaal achteraan ook nog de soundman, iemand van de club en een roadie konden ontwaren.
Maar het bonte gezelschap liet dit niet aan het hart komen en speelde zich maar liefst een uur en veertig minuten de naad uit de broek. Soms werd er wel eens verwezen naar de nogal lage opkomst ("dit was ons eerste internationale optreden en meteen ook ons laatste") maar voor de rest leek het alsof ze voor een bomvolle club speelden.
De set werd geopend met het soulvolle "City of tiny lites" gevolgd door "Easy meat" waarin de blazerssectie een eerste keer in alle glorie mocht schitteren. Qua songkeuze lag de nadruk op de eerste helft van de jaren zeventig met maar liefst zes van de zeven nummers uit ‘Over-Nite Sensation’. Terecht want ook ik vond dit zijn creatiefste periode. Heikel punt bij een onderneming als dit is uiteraard de zang. Zappa liet zich immers altijd omringen door een stel uitnemende zangers maar Jorgen van de Burgt wist zich aardig uit de slag te trekken. "Village of the sun" was misschien net iets te hoog gegrepen maar zijn geforceerd gruizig en rauw klinkende stem in "Fifty-Fifty" en "Zomby Woof"  maakte zeer veel goed en moest echt niet onderdoen voor Ricky Lancelotti destijds.
Verrassendste keuze vond ik het hilarische "Stick it out" uit ‘Joe’s garage’ waarin een poging werd gedaan om het Duitstalige gedeelte van de tekst in het Vlaams te zingen. Dit waren stuk voor stuk schitterende muzikanten waarvan ik er twee een extra pluim wil toewerpen: toetsenist Peter Caspers die geregeld origineel en onvoorspelbaar uit de hoek kwam en gitarist Marcel Chrétien, de bezieler van dit project.
Dit in meerdere opzichten wonderlijke optreden werd afgesloten met een uitzinnig "Muffin man".  Wat heb ik hier zoveel meer van genoten dan van The Bizarre World Of Frank Zappa, het megalomane project van Ahmet Zappa dat ik enkele jaren geleden zag in het Kursaal, Oostende. Hier was geen plaats voor egotripperij of gepruts met hologrammen maar werd de muziek van Zappa zonder gezever en met veel liefde levend gehouden.

Setlist: 1 City of tiny lites 2 Easy meat 3 Trouble every day 4 Village of the sun 5 My guitar wants to kill your mama 6 I'm the slime 7 Cletus Awreetus-Awrightus 8 Zomby Woof 9 Uncle Remus 10 Dinah-Moe Humm 11 onbekende instrumental + flard Don't eat the yellow snow 12 Fifty-Fifty 13 Montana 14 Peaches en regalia 15 Big Leg Emma 16 Stick it out 17 Oh no 18 Catholic girls 19 Dancin' fool 20 Camarillo Brillo 21 Muffin man

Organisatie: B52, Eernegem

Pagina 4 van 21