Dit was mijn eerste keer in La Cave Aux Poètes. Heel mooie naam en best een aangename club, tenminste als je een plaatsje vooraan weet te bemachtigen. Want dit is echt een kelder met het plafond niet hoger dan twee meter zodat er van een podium nauwelijks sprake is. Positieve punten waren het ruim assortiment aan Belgische bieren waaronder, het door mij niet echt gesmaakte Sas Pils, en de meer dan voldoende gratis parkeergelegenheid, wat niet altijd evident is in dergelijke steden.
Mercure, een drietal uit het nabijgelegen Lille, mocht stipt om 20u30 aftrappen en ze deden dat zeker niet slecht. De overigens uitstekende zanger Geoffrey Gosset droeg een shirtje van Queens Of The Stone Age en dat was ook de hoek waarin we Mercure mochten situeren. Vooral het eerste ellenlang nummer met enkele opmerkelijke tempowisselingen en wat prog invloeden kon op een goedkeurend gegrom van mijnentwege rekenen. Maar ook hetgeen volgde, een paar missers niet te na gesproken, mocht gehoord worden. Dat kwam vooral omdat Mercure zich ver weg hield van het leger stereotiepe en meestal oersaaie stonerbands. De gitaar van Gosset, die veelal de lage regionen frequenteerde, klonk steeds inventief en werd daarbij stevig geflankeerd door de bas van Simon Herbaut en de drums van Nicolas Dogadaski (beiden ook actief bij de post-metalband The Lumberjack Feedback). Fijne opwarmer.
Left Lane Cruiser is actief sinds 2004 maar kreeg pas echt enige bekendheid in 2008, toen ze tekenden bij Alive Records en hun tweede (voordien was er nog ‘Gettin’ down to it’ op het bescheiden Hillgrass Bluebilly Records en nog steeds indrukwekkende plaat, ‘Bring yo’ ass to the table’, verscheen. Ik zag ze toen, nadat ik ze eerst gemist had in het Franse Aulnoye-Aymeries (ze waren er niet geraakt wegens paspoort problemen), twee keer aan het werk (Bar Mondial en The Pit’s) en sindsdien moet ik ze zowat ieder jaar minstens één keer ontmoet hebben.
Van een verrassingseffect kan er dus al lang geen sprake meer zijn en toch wisten ze me te verblijden met een onverwachte songkeuze. Er was nog meer veranderd: drummachine Pete Dio was er niet meer bij. In de States tourt Freddy J IV opnieuw met Brenn Beck, drummer extra-ordinaire van het eerste uur, maar die zag de oversteek naar Europa niet zitten. Zo zat onze Freddie met hetzelfde probleem als James Leg en nu ook Margaret Airplaneman: afhakende drummers. Toch vond hij er één. In zijn eigen Fort Wayne, Indiana dan nog, een echte bluesman die hij al heel lang kent. Dan vroeg ik me af waarom hij hem niet eerder recruteerde maar dat werd wel heel snel duidelijk. Goeie drummer, niets op aan te merken, en een meer dan behoorlijk zanger, tig maal beter dan Freddy zelf en dat geeft die laatste ook grif toe, maar er zijn op zijn minst gezegd wat kosten aan. Hyperkinetisch is waarschijnlijk geen afdoende term voor wat we hier zagen. Johnny Revers, zo heet hij, leek wel een bonobo op speed. Achteraf poogde ik hem iets te vragen maar een zinnig gesprek met hem leek onmogelijk. Dat doet niets af van zijn muzikale kwaliteiten maar met zo iemand touren moet toch bijzonder lastig zijn. Was dit optreden een fiasco geweest dan had ik het Freddy nooit kwalijk genomen. Maar dat werd het allerminst!
Nochtans begon de set wat in mineur met twee nieuwe songs waarvan ik dacht: typisch Left Lane Cruiser maar zo heb ik er al net iets te veel gehoord. Daarna mocht Revers een nummer (van Taj Mahal) zingen en ik werd meteen weer alert. Knap gedaan en later mocht hij het nog twee keer proberen, “Hound Dog Taylor” en “I can’t be satisfied” van Muddy Waters, telkens met succes. Maar ook de eigen nieuwe nummers waarin we al eens een verdwaalde Stones of Led Zeppelin riff konden ontwaren , kwamen nu beter uit de verf. Een stuk steviger en beter ook dan op plaat, Left Lane Cruiser blijft een groep die je vooral live moet meemaken.
Freddy’s stem bleek totaal aan flarden gereten en klonk eerder als het schurend geluid van versleten remmen maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door zijn fenomenaal gitaarspel. Hij had trouwens een sneer over voor de verzamelaars die hun gitaren aan de muur hangen. Gitaren zijn er om gebruikt te worden, in zijn geval moeten ze zelfs afzien. Overstuurd en bedolven onder tonnen gruis maar altijd met een perfect gevoel voor nuance. Een perfectionist die tussen de nummers zijn gitaar telkens uitgebreid moest stemmen maar dat nam ik er graag bij. Ook werd nog maar eens duidelijk dat Freddy een meester is in het naar zijn hand zetten van andermans nummers. Zo haalde hij “Grand Funk Railroad” moeiteloos door de trash bluesmolen en voegde er haast achteloos nog een indrukwekkende gitaaroutro aan toe.
Het kippenvelmoment van de avond werd “Baby please don’t leave me”, waarin Left Lane Cruiser wel slaagde waar Cedric Burnside enkele weken eerder niet lukte: de geest van Junior Kimbrough laten herleven. Het werd een ijzingwekkend scheurende versie die me een delirium bezorgde.
Dit was zeker niet de allerbeste Left Lane Cruiser (dat blijft tot nader order de editie met Brenn Beck) maar met deze set waarin alle oude krakers overboord gekieperd werden, kwamen ze toch aardig dicht in de buurt. Toen ik achteraf het pand verliet , zag ik een schichtige rat onder een geparkeerde wagen verdwijnen: een passend beeld om een avondje intense trash blues mee af te sluiten.
Organisatie: La Cave Aux Poètes (ism Les Bains de Minuit)