Op basis van haar debuut, 'Fish' uit 2017, waren mijn verwachtingen voor ShitKid, een one woman band uit Stockholm, niet al te hooggespannen. Maar het is toch niet iedereen gegeven te mogen touren met de Melvins dus moest dit wel iets meer voorstellen dan het broze slaapkamerproject dat ik in gedachten had.
ShitKid bleek intussen uitgegroeid tot een duo en klonk op de planken gelukkig een stuk potiger. Daar zal de inbreng van de sensuele bassiste, die de spektakelwaarde een stuk de hoogte in dreef, niet vreemd aan geweest zijn. Asa Söderqvist laveerde behendig tussen meezingbare punk, slaapliedjes en lofi pop met weerhaakjes terwijl de Melvins de ganse set vanop de zijlijn goedkeurend mee knikten.
Een simpele gitaar, elektronische drumbeats, een geil swingende bas en een wendbare stem die soms iets had van een embryonale Courtney Barnett waren de bouwstenen. Beiden hadden ook een tweede micro die op halve hoogte geïnstalleerd was waar ze dan af en toe gehurkt of geknield door zongen. En dan was er nog eentje bijna tegen de grond opgesteld waar de bassiste tijdens de slotsong niet zonder enige moeite onder ging liggen. Rock-‘n-roll?
De eeuwig tourende Jon Spencer vindt altijd wel een reden om de baan op te gaan: is het niet met de Blues Explosion dan maar met Heavy Trash of Boss Hog. Totaal onverwacht werd hij nu plots solo aangekondigd en bleek hij een nieuwe plaat, ‘Spencer sings the hits!’, onder eigen naam te hebben opgenomen. Op die plaat kreeg hij assistentie van drummer M. Sord en bassist, toetsenist Sam Coomes (Quasi) die beiden ook in Kortrijk het podium deelden. The Hitmakers, zo heette Spencer zijn nieuwe groep, bestond verder nog uit een derde man en dat was absoluut geen van de minsten: Bob Bert, de legendarische drummer die naam maakte bij Sonic Youth, Chrome Cranks en in iets mindere mate Bewitched, Action Swingers, Knoxville Girls, Chicken Snake, Lydia Lunch’s Retrovirus en Pussy Galore, het allereerste vehikel van Jon Spencer.
Het mag een klein wonder heten dat hij de 63-jarige Bert bereid vond mee te gaan touren en dan nog met die vuilnisbakkendrums. Dat laatste mag je letterlijk nemen want het enige conventionele onderdeel van zijn stel was de basdrum. De rest bestond uit onder meer een authentieke metalen vuilnisbak, een benzinetank en een enorme ijzeren veer waarop hij dan met hamers of metalen buizen tekeer ging. Dit alleen al -of het nu veel bijbracht of niet- maakte mijn avond al goed.
Maar er was meer. Jon Spencer zelf bleek in goede doen, zeer goede doen zelfs. Verlost van het keurslijf, dat de Jon Spencer Blues Explosion heet, greep hij terug naar de dagen van Pussy Galore en kregen we verfrissende sixties punkstijl garagerock te horen. Veel feedback en een fuzzy gitaar, dat nog steeds, maar geen eindeloze collages of oeverloos gekrijs als ‘The Blues Explosion is number one’ meer. In plaats daarvan degelijke songs waarvan het merendeel geplukt was uit het nieuwe album aangevuld met enkele nummers van Pussy Galore, de Blues Explosion (waaronder een heerlijk “Dang”), Heavy Trash (“The loveless”) en zelfs een flard “Roadrunner” (Jonathan Richman).
Veel wezenlijk verschil met de sound van de Blues Explosion, buiten de bass synthesiser en toetsen van Sam Coomes, was er niet. Die Coomes mocht zelfs een nummer voor eigen rekening brengen waarbij zijn orgelpartij me zowaar aan Iron Butterfly deed denken en het was nog knap gedaan ook. Jon Spencer is bijlange nog niet afgeschreven, iets wat bij de Melvins wat minder duidelijk was.
De Melvins, opgericht in 1983 in Montesano, Washington, mag je stilaan als een monument beschouwen in de alternatieve rockwereld. Hoewel Buzz Osborne, ook gekend als King Buzzo, het ene resterende originele lid is blijft de groep immens populair.
Melvins, dat staat voor beuken, beuken en nog eens beuken tot het bloed je oren uitsijpelt. En omdat voor elkaar te krijgen werd voor alle zekerheid nog een extra bassist (Butthole Surfer Jeff Pinkus) gerekruteerd. Vroeger probeerde de warrigste krullenbol uit de rock het al eens met twee drummers, dit keer met twee bassen dus. Ik herinner me een vorig optreden van hen waarbij ik helemaal in extase raakte maar ik kan je meteen vertellen dat het dit keer bijlange niet zo ver kwam. Daarvoor zat er teveel sleet op de formule.
Het schouwspel mocht er nog steeds zijn: een neurotisch rondstruinende King Buzzo, in een stemmige jurk, de immer rondspringende bassist Steven Shane McDonald (Red Kross, Off!), in een blits kostuum, en de spectaculaire drummer, Dale Crover, die ooit een blauwe maandag bij Nirvana speelde. Enkel Jeff Pinkus bleef er wat onopvallend bij.
Aanvankelijk ging hun laaggestemde sludge metal er nog vlotjes in maar na een tijdje trad er een vorm van metaalmoeheid op. Of het nu eigen nummers of covers (“Saviour machine”van David Bowie, “Sway” van de Stones) waren, alles werd steeds door dezelfde mangel gehaald.
Nummers als “The kicking machine” die er wat uit sprongen kwamen veel te weinig voor in het stuk. Ik vond ze eigenlijk nog het best te genieten tijdens de lange intro’s en de instrumentale passages.
Tijdens de afsluiter, “Rebel Girl” (van Bikini Kill) mochten de twee meiden van ShitKid mee opdraven en werd het plots toch nog spannend. En dat NIET omdat Asa Söderqvist het nodig achtte haar borsten te tonen. Daarna bleef drummer Dale Crover alleen over om al “So long, farewell” zingend uiteindelijk ook in de coulissen te verdwijnen en daar was ik dit keer niet echt rouwig om.
Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk