De Amerikaanse band Stop Calling Me Frank is de ultieme reïncarnatie van pubrock, een genre dat nochtans onmiskenbaar Brits is. Zowel in de muziek als in de lyrics is dit één grote ode aan cafébezoek, dronken rockdromen en toogpraat. Hun muziek is die die daar het beste bij past: easy going rock ’n roll zonder veel franjes: beetje rhythm’n blues, beetje punk, beetje rockabilly, beetje soul. De enige vreemde eend in dit verhaal is de saxofoonspeler, die op zijn eentje deze pubrock vijftig extra tinten kleur geeft. Het is het eerste studiowerk van de band in meer dan 30 jaar, terwijl de bandbezetting nauwelijks wijzigde.
Zelf geven ze aan dat ze de mosterd halen bij Stax, Motown, Ramones, the Mighty Mighty Bosstones en the Real Kids. Wij horen vooral echo’s van The Smithereens, The Fratellis, Dr. Feelgood, Eddie & The Hot Rods, Treat Her Right en Morphine (die sax, natuurlijk).
Op het eerste gehoor is dit een album met weinig muzikale ambitie. Pas na een paar luisterbeurten begin je te beseffen hoe vernuftig deze puzzelstukjes aan elkaar hangen en met hoeveel métier dit in elkaar gebokst werd. Eenvoud en efficiëntie zijn de sleutelwoorden: geen noot te veel en net genoeg akkoorden om catchy te zijn. Tegenover die door ervaring aangescherpte compositie-kwaliteiten zijn de lyrics eerder lichtvoetig en de grapjes goedkoop. Liever hadden we hier een tekstschrijver gehad die zich kon meten met Nick Lowe, Warren Zevon of de jonge Elvis Costello, drie namen die in hun vroegste werk niet zo heel ver van de pubrock stonden, maar Stop Calling Me Frank geraakt tekstueel niet verder dan het niveau van Kid Rock, Sheryl Crow en (heel soms) Tenacious D.
De nummers waarop alles op zijn plaats valt, zijn “Gimme Life”, “My Baby Is An Ax Murderer From The State Of Wisconsin”, “Beat That Dog”, “Drinking After Work” en “5.000 Miles”.
Stop Calling Me Frank brengt rock die je het beste kan horen met een frisse pint in je hand. Haal deze band naar Europa voor een tournee langs kleine zaaltjes en grote cafés. Succes verzekerd.