logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Editors - Paasp...
DIIV 6-03-2024
Ollie Nollet

Ollie Nollet

Het was echt niet de bedoeling om jullie nog eens om de oren te slaan met King Mud maar hun optreden en La Malterie was van zo’n alles verpulverende intensiteit dat hierover zwijgen zonde zou zijn. Vond ik ze na hun set zes dagen eerder in De Zwerver één van de meest opwindendste bands van het moment, dan bleken ze in La Malterie van een totaal andere dimensie te zijn. Dit was gewoon pure magie waarin zelfs de mindere nummers van de plaat (en die staan er heus wel op moet ik eerlijk toegeven) hier tot instant klassiekers werden omgebouwd.

Vanwaar die transformatie? Het betrof hier om grotendeels dezelfde nummers zij het dan in een andere volgorde. Als ze al wat bleekjes voor de dag kwamen in Leffinge, wat eigenlijk helemaal niet het geval was, waren er wel verzachtende omstandigheden. Drummer Van Campbell had daags voordien iemand uit zijn heel nabije familie in een schrijnend ongeval verloren en diende eigenlijk onderweg naar huis te zijn. Maar met een luizige job als muzikant onderweg , bleek dat vooral financieel niet haalbaar. Gelukkig voor ons wist Van zich hier doorheen te bijten en misschien liet die pijnlijke situatie wel onvermoede krachten opborrelen waardoor King Mud zichzelf kon ontstijgen.
De set begon met het ferm rockende “Smoked all my bud” en meteen wist je al dat het goed zat. De gretige wisselwerking tussen Freddy J IV en Van Campbell zorgde voortdurend voor vonken. King Mud gaf de blues haar glans van vroeger terug door er een geweldige lap eigengereide trashy rock-‘n-roll aan toe te voegen. De vettige swampy riffs van Freddy J IV leken recht uit zijn hart te komen, wat een bezieling! Maar minstens even belangrijk waren die immer genadeloos roffelende drums terwijl de bas van Jaxon Lee Swain voor de nodige smeerolie zorgde. Die laatste was enigszins in zijn bewegingen beperkt en bleef noodgedwongen met beide voeten op de grond vanwege het nogal lage plafond in deze kelder. Ook hier, net als in Leffinge, geen “I can only give you everything” maar dat werd ruimschoots gecompenseerd met enkele nooit eerder gebrachte songs. Zo zong Van Campbell “Crazy bout you” van oude bekende, Jimbo Mathus. Een keuze waar een verhaal bleek aan vast te hangen, vernam ik achteraf. Toen Jimbo Mathus in 2004 in zijn studio in Clarksdale, Mississippi zijn plaat, “Knockdown south”, aan het opnemen was kampeerden de Black Diamond Heavies (voormalige groep van Campbell en toen nog met derde man Mark ‘Porkchop’ Holder) daar ook. Ze namen er zelfs een volledig album op dat evenwel nooit is uitgebracht. Maar ze zijn wel te horen op die plaat van Mathus waarop ze enkele backing vocals voor hun rekening namen.
Voor de tweede ‘nieuwe’ was het wachten tot de bissen waarin we eerst nog maar eens die fenomenale interpretatie van Junior Kimbrough voor de voeten werden geworpen. Bij mijn weten weet niemand de ziel van Junior Kimbrough zo dicht te benaderen als Freddy J IV! Om de euforie compleet te maken werd nog een Left Lane Cruiser stomper opgeduikeld : “Heavy honey”. Achteraf was het voor diegenen die gebleven waren even naar adem happen en de ingewanden wat herschikken maar al snel kwam iedereen tot het besef dat we hier net iets unieks hadden meegemaakt, iets waar we binnen tien of twintig jaar nog met gemak over zullen kunnen vertellen.
En ja, velen hadden het pand voortijdig verlaten maar zelfs de allergrootsten worden wel eens verkeerd begrepen. Zo zag ik de Oblivians, in 1997 op het toppunt van hun kunnen, toen ze het concert van hun leven speelden net hetzelfde overkomen in l’Aéronef, ook al in Lille. Kort daarna volgde de split en ik kan enkel hopen dat de geschiedenis zich hier niet herhaalt.

Vooraf zag ik nog de immer sympathieke one-man-band Wild Raccoon. Ook hij had het hier niet onder de markt en slaagde er niet in om het stugge publiek wat dichter rond hem te laten komen en dat in zijn thuisstad! Zijn set die zowat een uur duurde begon erg rommelig maar gaandeweg kreeg hij wat meer structuur in zijn nummers. Ty Segall blijft duidelijk een grote inspiratiebron maar in het laatste kwartier verbreedde hij zijn horizon en werden allerhande invloeden verwerkt tot iets heel moois waarmee hij bewees niet de zoveelste opportunist te zijn die handig op het treintje van de hedendaagse psychrockers was gesprongen.

Organisatie: La Malterie, Lille

King Mud - Eén van de opwindendste bands van het moment
King Mud
café De Zwerver
Leffinge
2017-02-13
Ollie Nollet

Amper iets meer dan zes maanden na hun splijtende passage in Hoogstade waren onze helden uit Louisville, Kentucky opnieuw in het land en zo lijkt het erop dat dit toch iets meer wordt dan zomaar een gelegenheidsproject.

Veel is er uiteraard niet veranderd. De drie grossieren nog steeds in harde, rauwe garageblues. Freddy J IV perste de ene moddervette riff na de andere uit zijn gitaar terwijl Van Campbell zijn drumstel zowat aan flarden roffelde en Jaxon Lee Swain zijn bas liet swingen als de neten. Een setlist is nog steeds niet aan hen besteed en zo kon het gebeuren dat het beste nummer van de plaat, “I can only give you everything”, tussen de mazen van het net viel. Het zij hen vergeven want er viel genoeg lekkers te rapen zoals “Going down” (Don Nix) en een onweerstaanbaar bezwerende mix van enkele Junior Kimbrough songs. Wat onbegrijpelijk dat die twee parels de plaat niet haalden.
Freddy had ons enkele nieuwe nummers beloofd en die zaten er inderdaad tussen. Twee covers met name waarin hij nogmaals bewees een meester te zijn in het naar zijn hand zetten van andermans nummers. Zo liet de King Mud versie van “Are you ready” van Grand Funk Railroad het origineel danig verbleken terwijl “Can you hear me knocking” van de Rolling Stones in hun handen tot de essentie werd herleid en heel wat nijdiger klonk.
Ook in Leffinge bewees King Mud één van de opwindendste bands van het moment te zijn.

Na deze tour vervoegt Jaxon Swain zich onmiddellijk bij de liveband van Wanda Jackson terwijl hij ook nog een eerste soloplaat te promoten heeft. Van Campbell zal dan weer te horen zijn op de nieuwe Bonnie ‘Prince’ Billy (een plaat vol Merle Haggard covers) en kan Freddy J IV zich onledig houden met Left Lane Cruiser. Hopelijk staan al die activiteiten een toekomst voor King Mud niet in de weg.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge 

zaterdag 11 februari 2017 01:00

James McMurtry - Verrassend sterk op gitaar

Wegens een onverwachte try-out van dEUS moest James McMurtry uitwijken naar het Manuscript in Oostende waar hij trouwens perfect paste in een decor vol artefacten uit de Amerikaanse muziekgeschiedenis. En zo beleefde De Zwerver wellicht een primeur : twee optredens op dezelfde avond en beide uitverkocht!

In een uit zijn voegen barstend Manuscript mocht eerst Alice Drinks The Kool-Aid aantreden. Dit trio uit Chicago,Illinois, dat samen met McMurtry door Europa toert, bestaat uit drie doorgewinterde rasmuzikanten: Tony Magee (zang/gitaar), Alan Berliant (bas) en Jim Widlowski (drums). Veel talent maar leverde dat ook iets op? Een mix van rock, blues en funk die me onwillekeurig deed denken aan Boz Scaggs maar iets te vaak onopvallend bleef voort kabbelen. Toch hadden ze enkele hele sterke nummers in de aanbieding zoals het van een smeuïge groove voorziene “Mojo”. Alleen waren die momenten te schaars en toen Tony Magee ook nog eens zijn brouwerij begon te promoten konden we de boeken helemaal sluiten.
Het meesterwerk dat velen zien in ‘Complicated game’, de nieuwe plaat van James McMurtry waarop het zeven jaar wachten was, heb ik er tot op heden niet in gehoord. Niet dat ik het een complete sof vind maar het liet me toch met ietwat gemengde gevoelens afreizen naar Oostende. Op dat akoestische album keert hij zogezegd terug naar zijn (verstilde) roots en de verrassing was dan ook groot toen hij in een basic opstelling zijn set stevig en elektrisch begon. En die start was ronduit schitterend. Heerlijke songs met een verhaal gezongen met die altijd wat verbeten klinkende stem van McMurtry en voorzien van een stevige ruggengraat door drummer Daren Hess en bassist Cornbread. Wat me evenwel het meest verbaasde was zijn fenomenale gitaarspel dat lekker gruizig klonk en meer dan eens deed denken aan wijlen JJ Cale. Toen hij aankondigde enkele songs uit zijn nieuwe plaat te zullen spelen , kwam er een vierde man op het podium, Tim Holt, die onverwacht een tweede elektrische gitaar ter hand nam. Daarna wisselde hij dat ding wel voor een accordeon en kwamen we toch iets meer in de buurt van de americana sound van ‘Complicated game’. Een klein dipje wat mij betreft maar te verwaarlozen in een set van ruim een uur en veertig minuten.

Een solospot met akoestische gitaar kon uiteraard niet ontbreken maar zelfs dan hield hij het altijd wat rumoeriger Oostendse publiek muisstil. Voor het hoogtepunt van de avond moesten we tot de laatste song wachten maar dat loonde dan ook meer dan de moeite. Zo bouwde hij de titelsong van zijn debuut uit 1989, “Too long in the wasteland”, om tot een machtig gitaarepos, zoals ook Neil Young dat kan maar hier toch in een totaal andere stijl. Nooit gedacht dat deze man uit Fort Worth, Texas tot zulke grootse dingen in staat was. Adembenemend!

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge 

zaterdag 04 februari 2017 01:00

The Mystery Lights - Passionele garagerock


Een goeie garagerockgroep die naar België komt en er is geen tweede buitenlandse groep voorhanden? Dan kan je er vergif op innemen dat ofwel The Glücks ofwel Double Veterans in het voorprogramma staan. Dit keer waren het die laatsten. Stonden zij trouwens ook al niet op de affiche van de vorige passage van The Mystery Lights in de AB Club? Niet dat ik er problemen mee heb maar het gevaar op overexposure is niet denkbeeldig. Het Kempische trio rond Lee Swinnen liet het alvast niet aan hun hart komen en vuurden meteen een verschroeiend “Leave me alone” op ons af. Start van een set vol catchy songs met niet alleen wortels in de sixties garagerock maar ook met duidelijke sporen van hedendaagse psych-rockers als Ty Segall en Michael Cronin. Twee gitaren en drums hielden het tempo hoog en strak en af en toe mocht een song al eens ontsporen. We kennen het recept intussen maar het blijft aanstekelijk vooral dankzij die sterke nummers. Alleen miste ik wat nieuw werk om mijn onverzadigbare honger helemaal te stillen.

Ik was nauwelijks hersteld van een griepaanval maar The Mystery Lights wou ik onder geen beding missen. Deze band uit Salinas, Californië, die ondertussen naar Brooklyn, New York is verkast, maakte met hun titelloze debuut één van dé platen van 2016. Een pure garagerockplaat die eens niet staat te blinken in de catalogussen van ‘In The Red’, ‘Goner’ of ‘Burger Records’ maar verrassend verscheen bij ‘Wick Records’, een sublabel van ‘Daptone Records’, bekend van soulsterren als de vorig jaar overleden Sharon Jones en Charles Bradley. Bovendien genieten ze van een uitstekende live-reputatie wat de verwachtingen nog groter maakte.
Het optreden begon net als op de plaat met “Intro” gevolgd door “Follow me home”, een droomstart voor een set vol kwikzilveren garagerock. Meteen werd ook duidelijk dat alles draaide rond frontman Mike Brandon. Een man met een venijnig hoge stem die voortdurend rondhoste of gaten in de lucht sprong en aan charisma geen gebrek had.
Al dat geweld belette trouwens niet dat hij ook nog eens erg fijne dingen deed op gitaar, nooit spectaculair maar altijd meeslepend. Toch misten we iets : dat wonderlijke orgeltje van op de plaat. Het ding stond wel op het podium maar de man die het moest bespelen was thuis gebleven. Even hoopte ik nog dat één van de gitaristen af en toe van instrument ging wisselen maar nee dus. Jammer want het instrument is wel essentieel in hun sound maar met zijn vieren lukte het ook wel en ze benaderden zeer dicht de sound van de opnames. Zo dicht dat ik soms hunkerde naar een vrijere (lees: een wat ruigere) interpretatie.
Maar klagen mochten we zeker niet want de parels bleven elkaar voor de voeten lopen met onder meer een geweldig “Flowers in my hair, demons in my head”. Ongeveer halverwege hoorde ik voor het eerst iets wat niet op de plaat staat : zowaar een punkversie van “Hey Joe”, een moedige poging om een kapot gespeelde song nieuw leven in te blazen maar ook niet meer dan dat. Daarna werd een nummer uit een binnenkort te verschijnen opvolger prijsgegeven maar dat bleek een sof van jewelste die volledig haaks stond op de rest van de set. Iemand zou hen dit onding toch uit het hoofd moeten kunnen praten.
Nadien was het opnieuw heerlijk meedeinen met de ons nog resterende songs van die eerste plaat om te eindigen met een tweede nieuwe die toch al een stuk beter klonk dan de eerste en voorzien was van een lange psychedelische outro.
De vier hadden daarna nog zin in een erg lange bisronde waarin alle remmen werden losgegooid, ze een stuk ruiger klonken en waarbij het laatste greintje weerstand, als die er al nog was, onder de mat werd geveegd. Boze tongen zouden kunnen beweren dat dit alles al zoveel keer eerder en beter gedaan werd. En het was ook overduidelijk waar ze de mosterd gehaald hadden : de sixties en dan vooral compilaties als “Nuggets” en “Back from the grave”. Maar toch waren dit niet zomaar wat doorslagjes van de gouden parels van toen die ze ons voorschotelden.

The Mystery Lights benaderden dat verleden met een haast devotionele overtuiging en zoveel passie dat het leek alsof zij alles ter plekke zelf aan het uitvinden waren. Er is nog hoop voor de rock-‘n-roll...

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/the-mystery-lights-02-02-2017/
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/double-veterans-02-02-2017/

Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

Promised Land Sound - Sprankelende country – en rootsrock
Promised Land Sound
café de Zwerver
Leffinge
2017-01-21
Ollie Nollet

Opener van dienst was Nemo, de jongeman uit Zwevezele die vorig jaar Westtalent, die wedstrijd waar ook The Glücks eens de hoofdvogel afschoten, won. Moederziel alleen op het podium, totaal onbekend en dan nog in een voorprogramma en toch wist deze sympathieke kerel alle aandacht naar zich toe te zuigen. Niet onbelangrijk daarbij waren zijn ietwat onbeholpen bindteksten waarin hij zichzelf voortdurend relativeerde en zich voor alles en nog wat excuseerde (zowat iedere zin bevatte een “sorry”). Helemaal hilarisch werd het toen een luidruchtige tante aan de toog zei “je moet daar niet naar kijken, enkel luisteren” en hij dat nog eens met een verwonderde blik herhaalde. Maar ook muzikaal had Nicolas Vlaeminck (zo heet hij) wel wat te bieden. Deze eigentijdse singer-songwriter bracht zijn songs met een hoge, breekbare, ‘dreampop’ stem en een fraaie fingerpicking gitaar terwijl hij ook één keer zijn mondharmonica bovenhaalde. Niet alle nummers konden me evenveel bekoren maar dat hij talent heeft, laat daar geen twijfel over bestaan. En mocht het dan toch niet lukken in de muziek kan hij het nog altijd proberen als stand-up comedian.

Het titelloze debuut van Promised Land Sound uit 2013 beschouw ik nog steeds als een klein meesterwerkje. Het plaatje staat vol opwindende rootsrock met als grootste troef de adembenemende samenzang. Dat dit kwartet uit Nashville mijn hooggespannen verwachtingen niet volledig kon inlossen had dan ook alles te maken met het feit dat ze die plaat bijna compleet negeerden, enkel “Make it through the fall” werd me gegund.
Zo goed als alles kwam dus uit hun tweede plaat, “For use and delight”, die me vooraf onbekend was en waarop ze het roer volledig omgooiden. Er kwam een tweede gitarist, Peter Stringer-Hye, de gelederen versterken terwijl pianist Mitch Jones die er op de laatste plaat nog bij is intussen blijkbaar de groep heeft verlaten. Vreemd genoeg leidde die extra gitaar hen naar veel ingetogener songs.
Maar als die gitaren dan eens van de ketting mochten zorgde dat toch voor de meest begeesterende momenten. Zoals tijdens het eerste nummer, “Push and pull (all the time”) toen gitarist Sean Thompson een snaar brak, de drie anderen bijzonder intelligent verder improviseerden om uiteindelijk met een herstelde gitaar tot een heerlijke apotheose te komen. Wat een schitterende start.
Nadien bleef ik soms wat op mijn honger zitten en dat kwam vooral door de te ingehouden en zelfs ietwat bedeesde zang. Wat op hun debuut nog voor vuurwerk zorgde , bleek hier een klein pijnpuntje. Desondanks bleef er ruim genoeg over om hier met volle teugen van te genieten. Knappe songs bijvoorbeeld die me achtereenvolgens deden denken aan The Band, Crosby, Stills, Nash & Young, Syd Barrett, The Byrds en een recentere naam als Israel Nash. Vernieuwend kon je dit bezwaarlijk noemen en toch klonk het bijzonder fris. Hoogtepunt vond ik “Golden Child”, een uptempo song met een geweldige gitaarbreak die zo op een plaat van The Who had kunnen staan.
Eén cover ook en dat was er verrassend genoeg geen uit de jaren zestig of zeventig maar eentje van een paar jaar teug : “Easy ridin’” van de mij totaal onbekende The Avery Rose Band, een groep uit Los Angeles.

Mooi concertje, benieuwd of ze bij een derde plaat opnieuw voor een andere invalshoek zullen kiezen.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

donderdag 26 januari 2017 01:00

James Leg - Nog steeds in bloedvorm


James Leg - Nog steeds in bloedvorm
James Leg
Bar Live
Roubaix
2016-01-24
Ollie Nollet

Er diende voor dit optreden in allerijl een nieuwe locatie gezocht te worden daar El Diablo, waar James Leg oorspronkelijk ging spelen, enkele dagen voordien op politiebevel werd gesloten. Gelukkig vond men de Bar Live (voorheen le 301) bereid om hun deuren hiervoor open te stellen. Een zaaltje met een perfecte klank waar ik vroeger al eens Black Diamond Heavies aan het werk zag.

Wat kan ik nog schrijven over James Leg? Ik ben intussen al lang de tel kwijt geraakt hoeveel keer ik hem zag. Dat de Black Diamond Heavies nu toch tot een wel zeer ver verleden behoren? Slechts één song bleef er nog over : “Fever in my blood”, dat pas als allerlaatste bis werd prijsgegeven. Dat ook de gezondheidsproblemen definitief van de baan zijn? Onze held bleek in uitstekende conditie ondanks het eindeloze touren. Net als zijn ‘nieuwe’ Fender Rhodes piano trouwens, wat ooit anders is geweest. Of dat Mat Gaz, van nature uit een hardrock drummer, zich steeds beter weet in te leven in deze unieke mix van garagerock, gospel, blues en country?
De set bestond voor de helft uit nummers van de nieuwe plaat, ‘Blood on the keys’, en die klonken verrassend stuk voor stuk behoorlijk straf. Veel beter dan op de plaat, die ik trouwens erg teleurstellend vind. En dan zijn ze die songs nog ten volle aan het leren, aldus de man zelf, wat mijn vermoeden bevestigt dat ze veel te vroeg op plaat zijn gekwakt. Hier klonk alles zoveel strakker en meer vintage James Leg terwijl het op vinyl rammelt langs alle kanten.
Naast dat nieuwe geweld hoorden we onder andere nog het geweldig stompende “Do how you wanna” (te vinden op zijn eerste soloplaat) en gesmaakte covers van The Gories (“Can’t stop thinking about it”) en The Cure (“A forest). Ja, zelfs met dat laatste kon ik me verzoenen. Maar het hoogtepunt van de avond vond ik “Drink it away”, een feestelijk klinkende countryrocker, oorspronkelijk van ene Larry Doug Bales. Na wat gegoogle kwam ik te weten dat het hier gaat om een nummer van het mij totaal onbekende Uncle Lightnin’ (Bales is de drummer), een band uit Chattanooga, Tennessee, tevens de thuisstad van James Leg. Beiden werkten overigens ooit wel eens samen terwijl die Bales ook nog eens bijkluste bij Mark ‘Porkshop’ Holder van wie er één dezer dagen een plaat (‘Let it slide’) op Alive Naturalsound Records verschijnt en dat is echt iets om naar uit te zien.

Maar ik had het over James Leg in Roubaix. Wel, hij ‘stond’ er, net als in zijn hoogdagen en dat voor een uitgebreide, dolenthousiaste schare fans!

E + FireFang - Vreemde combinatie, weidse schoonheid
E
4AD
Diksmuide
2017-01-13
Ollie Nollet

Nadat FireFang amper een achttal maanden geleden boven de doopvont werd gehouden kwam het Gentse drietal nu al haar eerste cd presenteren. Het moet blijkbaar vooruitgaan. Ergens las ik dat ze hun muziek zelf omschreven als powergrunge. Wat een gruwelijk label is dat! Alsof grunge alleen al niet erg genoeg is.
Anderen meenden dan weer het Gentse antwoord op MC5 in hen te horen wat me dan toch maar deed besluiten om hier niet in een grote boog om heen te wandelen. Gelukkig maar. Firefang bleek te bestaan uit drie stoere, langharige mannen, een imago dat mooi contrasteerde met het drumstel dat teder met lichtjes versierd was en zag ik daar geen konijntje, netjes gedrapeerd op de basdrum? Vanaf het eerste nummer, gezongen door een ouderwetse telefoonhoorn wist FireFang me buiten alle verwachtingen bij de keel te grijpen. Dit was bij momenten snoeiharde rock met inderdaad veel sporen uit de grunge maar ook met genoeg rock-‘n-roll in de poriën en stevige ballen aan het lijf.
Brulboei Steven De Poorter bleef ook tijdens de zachter gezongen passages pal overeind terwijl die oude telefoonhoorn veel meer dan zomaar een gimmick was, maar eerder een welgekomen afwisseling. Op die manier kregen we eigenlijk drie zangers voor de prijs van één. Een frontman ook zoals ik ze erg graag heb, die af en toe, al dan niet gewild, het publiek schoffeerde. Dan zou ik nog bijna vergeten te melden dat hij ook als gitarist tot wonderlijke dingen in staat was, daarbij stevig op de rails gehouden door de onwrikbare ritmetandem : Bram Lesauvage (bas) en Maarten Buyst (drums).
Tijdens een magistrale eerste helft hoorde ik opvallend knappe nummers terwijl ze zelfs met een Alicia Keys cover bijzonder goed wegkwamen. Daarna werd het iets minder, vooral door het teveel terugvallen op het zacht/hard contrast en een overbodige cover van John Lennon’s “God”. Hun onstuitbare geldingsdrang zorgde ervoor dat ze bijna een uur speelden en dat was duidelijk net iets teveel van het goede.

Met wat goeie wil zou men E (de letters waren duidelijk niet in de aanbieding toen ze hun naam kozen) een supergroep kunnen noemen. De drie leden van dit nieuwe project uit Boston hebben allen hun kunnen reeds bewezen bij andere groepen, de ene al succesvoller dan de andere.
‘Grootste’ naam is ongetwijfeld Thalia Zedek die een, intussen al imposante, discografie bij elkaar heeft gesprokkeld met bands als Uzi, Live Skull, Come en de Thalia Zedek Band. Drummer Gavin McCarthy maakte voorheen het mooie weer bij Karate (meerdere malen te gast in de 4AD) terwijl gitarist Jason Sanford actief was bij Neptune, een collectief dat zijn instrumenten zelf maakte uit schroot en die mijn oren schromelijk op de proef stelde zo’n acht jaar geleden in de Pit’s. Ook hier had de man een zelfgebouwde gitaar bij, dit keer een wat lichter exemplaar dat zonder klankkast gevlochten was uit ijzerdraad. Maar ik was vooral benieuwd in welke richting Thalia Zedek het deze keer zou zoeken na haar enkele maanden eerder verschenen en toch wat teleurstellende plaat ‘Eve’.
Dit was het eerste optreden van de tour en het was dan ook niet vreemd dat het optreden wat aarzelend van start ging. En toen la Zedek ook nog eens wanhopig en vergeefs begon te zoeken naar een verloren earplug was ik er plots niet erg gerust meer in. Maar uiteindelijk viel alles op zijn plaats en werd het een concertje om in te kaderen. Nochtans maakten ze het zichzelf niet gemakkelijk. De opstelling (twee gitaren en drums zonder bas) en de minimalistische, repetitieve nummers nodigden niet meteen uit tot dansen.
E moest het meer hebben van de klankkleur en de subtiel opgebouwde spanning. De op het eerste zicht vreemde combinatie van twee gitaren die elk uit een totaal andere wereld kwamen werkte wonderwel. Het hoekige en soms bijzonder vreemde klanken uitstotende exemplaar van Jason Sanford versus de meer rock georiënteerde en niet zelden van een melancholische ondertoon voorziene gitaar van Thalia Zedek : het zorgde voor een geraffineerd klankentapijt. Minstens even belangrijk hierbij was het ronduit schitterende drumwerk van Gavin McCarthy. Alleen de murmelende zang van Sanford (ze zongen alle drie) viel me wat tegen maar dit detail weegt niet op tegen de weidse schoonheid die hier erg bescheiden voor het voetlicht werd gebracht.

Organisatie: 4ad, Diksmuide

 

Robert Ellis - Balancerend tussen geniaal en irritant gesofisticeerd
Robert Ellis
café De Zwerver
Leffinge
2016-11-24
Ollie Nollet

Het was onmogelijk om geen sympathie te voelen voor Jenny O, de special guest die Robert Ellis had meegebracht. Non-conformistisch, bijna slonzig en ietwat verlegen. Hoewel, om in je eentje op het podium te klimmen in een land waarvan je alleen weet dat ze er lekkere wafels hebben (waar je dan nog geen zin in hebt ook) moet je toch enig lef hebben. Mijn vertrouwen had ze dus, alleen bleken haar songs te weinig om het lijf te hebben en niet van die aard te zijn om langer dan vijf seconden te blijven nazinderen. Toch bewees de New Yorkse naar het einde toe wat meer in haar mars te hebben dankzij enkele wel beklijvende songs die me via een vreemde hersenkronkel aan Ted Hawkins deden denken. Die simpele gitaar aanslag en zonovergoten melodie wellicht! 

Het contrast met Robert Ellis kon moeilijk groter zijn. Samen met rasmuzikanten Kelly Doyle (gitaar), Geoffrey Muller (bas) en Michael ‘Tank’ Lisenbe (drums) opende hij (gitaar/piano) met een grillige, haast dissonant klinkende brok instrumentale jazzrock. Wou hij ons hiermee op het verkeerde been zetten?  Niet echt want het label ‘alt-country’, dat hij gemakshalve opgekleefd krijgt, dekte de lading verre van volledig en bleven de jazz-invloeden zich voortdurend manifesteren. Meer nog, de momenten dat hij de geijkte paden verliet en zijn inspiratie de vrije loop kreeg waren ronduit geniaal.
Toen hij ons na een Joni Mitchell cover kwam te vertellen  dat hij gek was op haar ‘Shadows and light’-album (een live registratie met jazzcoryfeeën Pat Metheny, Jaco Pastorius en Michael Brecker in de band) wisten we nu wel zeker waar hij naartoe wou. Het was dan ook bijzonder jammer dat hij zo vaak afgleed naar veilige, akelig gesofisticeerde jazzpop waarin de perfect gespeelde noten zo risicoloos in elkaar vloeiden dat ik even vreesde voor een allergische reactie. Zelden kreeg ik zulke tegenstrijdige gevoelens bij één en hetzelfde optreden.
Toch was er één constante : die impressionant wendbare stem van Ellis die ons voortdurend aangenaam wist te verbazen. Toch had ik het gevoel dat hier meer in gezeten had. Ook al omdat hij sommige van zijn beste songs zoals “Chemical plant” opzij liet liggen. Akkoord, in het begin vroeg hij enkele keren of er requests waren (er vroegen drie mensen iets wat hij dan ook effectief speelde) maar dan ga je toch niet om zijn beste nummer staan roepen want dat komt er sowieso. Neen, dus. En dan waren er nog die ellenlange bindteksten, niet altijd even grappig gezever maar wel steeds gevolgd door een hoog hinnikend lachje. Hij zwoor dat hij niet stoned was en het gewoon zijn gevoel voor humor was. Dat gevoel deelden zijn compagnons blijkbaar niet want het leek er eerder op alsof ze last hadden van plaatsvervangende schaamte.

Vreemde kerel, die Robert Ellis, maar dat hij enorme talenten heeft, laat daar geen twijfel over bestaan. Het nu nog weten te kanaliseren.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge 

 

Het aloude verhaal bij The Cavemen uit Auckland, Nieuw-Zeeland. Vier tieners leren elkaar kennen op de middelbare school, zuipen zich te pletter, snuiven tussendoor wat lijm en besluiten uiteindelijk om samen een groepje te starten. Er volgt een eerste plaat waarna het zootje ongeregeld besluit de koffers te pakken om naar Londen te verhuizen om van daaruit de wereld te veroveren. Of dat lukt blijft een open vraag maar de Pit’s hebben ze alvast ingepalmd.

Wat een overweldigende indruk hebben die kerels op ons nagelaten. Lang geleden dat ik nog zo midscheeps getroffen werd door een onnozel punkbandje. Je kon je zo in 1977 wanen want dat zal dit viertal ongetwijfeld het magische jaar vinden. Toch waren The Cavemen intelligent genoeg om zich niet te angstvallig vast te klampen aan enkel en alleen onstuimige old school punk en vergrepen ze zich af en toe ook aan kwijlende rock-‘n-roll of demente hardrock.
Een ander referentiepunt waren The New York Dolls terwijl ze tussendoor ook nog eens “Hanging on the telephone” sloopten.
Bovendien hebben deze kiwi’s met zanger Paul Caveman een rasechte frontman in de rangen. Met op zijn ene arm “cretin” getatoeëerd en op zijn andere iets wat hoogstwaarschijnlijk een kerkje moet voorstellen, bleek hij voor het podium geboren. Zelfs Mick Jagger zal in zijn jonge jaren nooit zo dartel geweest zijn als deze gozer.
En ook de andere drie straalden een zelden geziene gretigheid uit. Alleen de drummer leek bij het begin door een reeks hevige hoestbuien te gaan sterven maar na een pintje of vier was hij volledig genezen. Toch ging hij één keer duidelijk in de fout toen hij een nummer te vroeg stopte maar dat hoort uiteraard bij punk.

Daarvoor hadden we al twee groepen voor de kiezen gekregen. Eerst de immer sympathieke Wild Raccoon uit het Franse Lille. In zijn eentje kon hij ons vermaken met psychedelische garagesurf. Veel reverb op de gitaar, indrukwekkende foot drums en een enkele keer een knipoog naar Ty Segall waren voldoende om zich van het grijze peloton one-man-bands te onderscheiden.

Aardig als hij is, had hij ook nog de Messieurs meegebracht. Een duo dat zich te buiten ging aan, tegen de hardcore aanleunende, punkrock en me welgeteld één nummer kon boeien. Voor de rest zat ik mijn kas op te vreten omdat de avondklok schrikbarend dichtbij kwam. Maar het was elf november en de wapenstilstand werd gelukkig ook aan de St-Rochuslaan gerespecteerd zodat The Cavemen het niet moesten doen met de resterende tien minuten maar een volledige set konden spelen.

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

woensdag 09 november 2016 02:00

Steve Gunn - Vreemde blik maar hemelse muziek

Nathan Bowles uit de Piedmont in North Carolina is niet alleen de drummer van Steve Gunn maar ook lid van het erg productieve Black Twig Pickers, terwijl hij solo met ‘Whole and cloven’ ook al een derde plaat op de schappen heeft liggen. Logisch dus dat de man als opener mag fungeren in de nieuwe tour van Steve Gunn. Dat deed hij in Leffinge moederziel alleen, gezeten op een stoel met enkel een weerbarstige clawhammer banjo. Het duurde telkens nogal wat om het ding gestemd te krijgen maar eenmaal dat gelukt was wist Nathan Bowles er de wonderlijkste klanken uit te halen. Je hoorde vage echo’s uit de Appalachen folk maar Bowles zocht vooral met een virtuoze techniek zijn eigen weg. Daarbij deed hij me meer dan eens aan de legendarische gitarist John Fahey denken, vooral in die twee lang uitgesponnen instrumentale nummers waarvan “I miss my dog” een fascinerende en grillige trip was. Slechts vier nummers (het laatste met een drummer) was wat aan de korte kant maar toch ruim voldoende om me van zijn kunnen te overtuigen.

Steve Gunn, uit Brooklyn en voormalig gitarist van Kurt Vile’s The Violators, baant zich gestaag een weg naar meer erkenning. Zo liep ook De Zwerver op een doorregende maandagavond behoorlijk vol voor deze unieke artiest. En hij was er niet alleen, hij had zich omringd door een stel uitstekende muzikanten die stuk voor stuk hun sporen elders al verdiend hadden. Zo zagen we naast drummer Nathan Bowles bassist Jason Maegher, een graag geziene studiogast en lid van de No-Neck Blues Band, en de in Engeland geboren gitarist Jim Elkington die nog steeds actief is bij Eleventh Dream Day en onlangs nog mocht meespelen op een plaat van Richard Thompson.

Vanaf de eerste noten werd meteen duidelijk dat bij Steve Gunn live, meer nog dan op plaat, de gitaar centraal staat. Dit werd een waar festijn voor de liefhebbers van het zessnarige instrument. Maar ook de licht psychedelische songs met wortels in de folk mochten er zijn, telkens fris en sprankelend soms dromerig en toch goed in het vlees zittend. Echt geniaal werd het tijdens die momenten waarop de gitaren van Steve Gunn en Jim Elkington zich sensueel door elkaar wisten te strengelen. Zo zouden de Allman Brothers klinken mochten ze vandaag aan het begin van hun carrière staan was een bedenking die bij deze onmetelijke pracht door mijn gedachten flitste. Eén keer werd het veilige vangnet van de goed geconstrueerde song overboord gekieperd om het wat experimenteler aan te pakken en waarbij onze oren eventjes op de proef werden gesteld maar ook hier wist hij zich moeiteloos staande te houden. Het was meteen het einde van de reguliere set waarin het merendeel van de nummers uit de laatste en warm aanbevolen plaat, ‘Eyes on the lines’, kwamen.
Tijdens de bissen bewees hij samen met enkel Elkington dat zijn muziek ook in een intiemere setting best gedijt. Het laatste nummer bracht hij zelfs helemaal alleen. Toen hij net daarvoor wat over zijn bezorgdheid over de toekomst van zijn land kwijt wou (hij voelde de bui precies al hangen) steeg er wat geroezemoes op uit de, tot dan, muisstil gebleven zaal waarop Steve Gunn kordaat om stilte vroeg. Daarbij was geen ontkomen aan zijn priemende blik, waarmee hij voordien ook al de zaal voortdurend had doorspeurd alsof hij potentiele terroristen zocht.

Vreemde blik maar hemelse muziek.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge  

Pagina 14 van 19