logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

DIIV 6-03-2024
Zara Larsson 25...
Ollie Nollet

Ollie Nollet

Zondag begon alweer met een Vlaamse supergroep, wat vermoeiend! Het Gentse King Dalton bestaat uit Pieter (vocals, gitaar en bariton sax) en Jonas (slide gitaar) De Meester (beiden ex AedO), bassist Tomas De Smet (Think Of One, Zita Swoon, Broken Circle Bluegrassband), zangeres Jorunn Bauweraerts (Laïs) en drummer Frederik Heuvinck (A Brand). Maar King Dalton, dat eruit zag als een orkestje uit de Appalachen, zorgde onverwacht voor een zeer aangename verrassing. De groep is zeker niet voor een gat te vangen. Het ene moment klonken ze als 16 Horsepower om dan, wanneer Pieter de Meester zijn sax bovenhaalde, in de voetsporen van Morphine te treden. Nog wat later klonk het weer lekker funky terwijl ik ook even Yoko Ono meende te horen. Bovendien was er zelfs een moment van herkenning toen het mooie “Jewel pleasures”, bekend van de televisiereeks ‘Tom & Harry’, werd ingezet.

Muzikaal klonk Het Zesde Metaal heel wat conventioneler dan King Dalton. Het Zesde Metaal : dat is vooral meester-verteller Wannes Cappelle. Zijn West-Vlaams teksten zijn steeds spitsvondig, poëtisch en erg zelfrelativerend. Verder bestond de groep uit vier uitmuntende muzikanten waaronder gitarist Tom Pintens en een alweer briljante Filip Wauters op gitaar en lapsteel.

The Deslondes, genoemd naar een straat in thuisstad New Orleans, moesten starten voor een akelig leeg lijkende zaal. Buiten was eindelijk de zon aan de hemel komen piepen en zo vonden slechts weinigen de weg naar een donkere zaal voor een relatief onbekende groep (later sijpelde er toch wat meer volk binnen). Maar de vijf, die mooi op één rij stonden, lieten het niet aan hun hart komen. Wel integendeel. Ze brachten meteen leven in de brouwerij door een wedstrijdje two-step dansen te organiseren waarbij de winnaars zowaar een flesje pils kregen. De sfeer zat er meteen in en hun verrukkelijke pot americana kreeg een hartelijke respons. De heren hadden talent zat en maar liefst vier nachtegalen in de rangen. Naast de gekende nummers uit hun dit jaar verschenen debuutplaat werd ook een gloednieuwe song met als werktitel “Loses” gespeeld en dat werd meteen één van de pieken uit de set. Zondermeer een belofte voor de toekomst, deze The Deslondes.

Op zondag werd het meest uitgekeken naar het project Moondog by Roland & Friends maar dat werd een ontgoocheling. Vermoedelijk in tegenstelling tot het overgrote deel van de aanwezigen kende ik wel Moondog. In 2006 kocht ik de nog steeds aan te raden verzamelaar, ‘The Viking of Sixth Avenue’, die wekenlang in mijn cd-speler kampeerde waarna ik nog dieper in het werk van de excentrieke Amerikaan ging graven. Vooraf vroeg ik me af wat men in godsnaam met deze minimalistische avant-garde jazz zou aanvangen. Met een rits topmuzikanten als Roland, Isolde Lasoen, Patrick Riguelle, Yves Fernandez (trompet), Marc De Maeseneer (sax), Mirko Banovic (bas) en Serge Feys (keys) mocht je toch wel iets verwachten maar ze maakten Moondog gewoon salonfähig. Het werd een hapklare brok waar kunstminnend Vlaanderen zich in de culturele centra geen buil aan zou vallen. Het klonk mooi gepolijst en voor sommige stukken kon ik de mening van een enthousiast publiek beslist delen maar de geest van Moondog? Die was nooit en nergens te bespeuren. Verder viel ook op hoe beperkt de rol van een nochtans met een mooie vissenmuts uitgedoste Roland wel was. Hoewel hij met zijn schelpenrammelaar misschien nog het dichtst in de buurt van Moondog kwam.

Hoe graag had ik de kater na Moondog doorgespoeld met een spetterend optreden van het Nederlandse MY BABY. De omschrijving was alleszins veelbelovend, de ontnuchtering des te groter. Niets leek wat het was. De gitaar van het anders wel leuke zangeresje Cato Van Dyck was nooit te horen. De zielloze drums van broer Joost leken wel een nooit aflatende drummachine terwijl ik voortdurend een pompende bas meende te horen die nergens te zien was. En dan waren er nog de blueslicks van Nieuw-Zeelander Daniel ‘Dafreez’ Johnston die ik eerder met een kermis zou associëren. En toch zouden ze samen met Seasick Steve getourd hebben. Vreemd.

Slotsom : dit vernieuwde Leffingeleuren was een schot in de roos. Een festival op mensenmaat waar de muzikale ontdekkingsreiziger op zijn wenken bediend werd. Merci Leffinge!

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

zaterdag 29 augustus 2015 01:00

Cuz - Hoog bezoek!

Cuz
café de Zwerver
Leffinge

Hoog bezoek in café De Zwerver! Mike Watt, vooral bekend als bassist van de legendarische bands The Minutemen en fIREHOSE, kwam er zijn nieuwste project voorstellen. De lijst collaboraties van de man is schier eindeloos (Sonic Youth, The Stooges, J. Mascis om er maar de bekendste uit te pikken).

Dit keer vond hij een partner in Sam Dook, gitarist van de indie-pop band The Go! Team. Gezien het leeftijdsverschil en de verschillende muzikale achtergronden niet meteen voor de hand liggend. En dat is hun muziek ook niet. De titel van de plaat alleen al : ‘Tamatebako’ wat een origami-ontwerp van een kubusje, gebruikt in een Japanse legende, zou zijn. En er zitten nog meer Oosterse invloeden in, vandaar misschien de keuze voor E-da Kazuhisa (ex-Boredoms, Drum Eyes) als (voortreffelijk!) drummer.
Het internationale gezelschap (USA, UK, Japan) beperkte zich tot het spelen van nummers uit die ene plaat en de nieuwe single. Geen oudjes dus of het zou de bis, die me net iets bekender in de oren klonk, moeten geweest zijn. Niet alles was even geslaagd : de spielereien op elektronica en de zoetgevooisde stem van Sam Dook (op gitaar kwam hij wat beter uit de verf) konden me gestolen worden.
Maar zelfs in die zwakke momenten bleef het nog steeds genieten van het onimiteerbare basspel van een erg sympathieke en spraakzame Mike Watt. De nummers waarin hijzelf het voortouw nam mochten er wel zijn. Een paar keer kwam hij in de buurt van Pere Ubu om een andere keer richting jazz af te slaan.

Wellicht stond nog niet alles op punt -dit was pas het tweede CUZ optreden ooit- toch viel er voldoende moois te horen om de afwezigen ongelijk te geven.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge 

Binic Folks Blues Festival 2015 - Rock-‘n-roll springlevend in Bretagne
Binic Folks Blues Festival 2015
Festivalkaai
Binic (Bretagne)
31/07, 01 & 0208/2015
Ollie Nollet

Binic Folks Blues Festival 31/07, 1 & 2/08 - Eén lange maar boeiende aanloop naar de peetvaders van de garagerock, The Sonics

Het idyllische Binic (Cotes d’Armor, Bretagne) begint stilaan letterlijk uit haar voegen te barsten tijdens het Folks Blues Festival. Sprak men vorig jaar van zo’n 25000 à 30000 bezoekers, dan waren er dit jaar waarschijnlijk opnieuw een pak meer. Hoe dit eclatante succes te verklaren is blijft een beetje een raadsel.
De programmatie lijkt me niet meteen de reden voor deze enorme volkstoeloop. Ok, dit jaar hadden ze The Sonics maar wat dacht je van de drie headliners op vrijdag : Son Of Dave, JC Satan en Urban Junior? Dat zijn drie namen die niet eens de Pit’s laten vollopen (de laatste twee speelden er ook effectief) en toch kon je er op de koppen lopen. Een betere verklaring is wellicht het feit dat dit een gratis festival is en misschien nog meer het totaal ontbreken van ook maar enige controle. Iedereen is er vrij zijn eigen drank mee te brengen wat dan ook massaal werd gedaan. Het was echt opvallend dit jaar. Er waren overal glascontainers geplaatst maar die konden de gigantische toevloed aan leeggoed echt niet slikken. Dat kolossale drankverbruik uitte zich ‘s avonds telkens in een immense moshpit met talloze crowdsurfers terwijl de sfeer er steeds opperbest bleef en incidenten gelukkig uitbleven. Een ideale situatie ook voor de groepen die slechts zelden of nooit zo’n respons krijgen.

dag 1 –vrijdag 31 juli 2015

Mijn parcours begon vrij teleurstellend bij James Finch Jr, een halfzachte singer-songwriter uit San Francisco, die enkel te pruimen viel als hij zijn gitaar wat gruizig liet mijmeren. De bassist hoorde dan weer beter thuis op een kermis en dat niet alleen vanwege die onnozele zonnebril.

Hot Flowers, een duo uit Bordeaux, begonnen vol vuur en lieten me twijfelen tussen een oude Crypt-band en Madensuyu maar na zo’n 20 minuten was het vet van de soep en moesten we het stellen met een derderangs Digger & The Pussycats.

Veel beter verging het The Blues Against Youth, een one-man-band uit Rome. Gianni TBay hield het bij tamelijk pure country en blues en kon aardig overweg met zijn gitaar. Jammer van de wel erg vlakke zang maar wie Townes Van Zandt en Hank Williams in één en dezelfde set covert krijgt van mij veel krediet.

La Bastard uit Melbourne was één van de vele groepen uit de stal van Beast Records, het platenlabel uit Rennes. Een surfgroep met een voluptueuze zangeres, het deed me dromen van Shannon and The Clams maar hier hadden we toch geheel ander vlees in de kuip. Powerpop en powersurf met een als bezeten tekeer gaande gitarist die duidelijk de tijd van zijn leven beleefde. Sympathiek, dat zeker maar ik krijg mijn surf liever wat subtieler geserveerd.
‘Subtiel’ zal waarschijnlijk ook niet in het woordenboek van Henry’s Funeral Shoe (Wales) staan. Toch konden de broers Aled en Brennig Clifford me moeiteloos inpakken. Het ging hier om bluesrock in een minimale bezetting met uitvergrootte riffs van een wijdbeense gitarist die het grote gebaar niet schuwde en met vooral een geweldige drummer die regelmatig zo’n half metertje boven zijn stoel uitwipte.

JC Satan uit Bordeaux (enkele leden komen oorspronkelijk uit Turijn) bleek geëvolueerd van een Thee Oh Sees-kloon naar een niets ontziende pletwals van noise, psychrock, garage en zelfs een snuif progrock. Gitarist Arthur Satan trok met zijn, van de smeerolie druipende, gitaar alle aandacht naar zich toe terwijl zangeres Paula zich eerder bescheiden opstelde en me een paar keer deed denken aan onze eigenste Little Trouble Kids. Maar JC Satan is tegenwoordig met niets of niemand meer te vergelijken en hield het volledig volgelopen plein aan de Pommelec scène, dat minstens vijfmaal groter was dan vorig jaar, compleet in de ban.

One-man-band Urban Junior bedient zich van synths, gitaar, drums en een 80’s beatmachine terwijl hij door een megafoon zingt. Niet gewoon dus en daarbij haspelt hij ook nog eens alle genres door elkaar : van blues tot disco. Iets teveel elektronica naar mijn gedacht maar daar zullen de vele danslustigen zeker geen boodschap aan gehad hebben.

dag 2 - zaterdag 01 augustus 2015
De zaterdag werd fijn geopend met meteen één van de revelaties van het festival. The Lame (Turijn) bracht naast enkele ranzige punknummers en een stevige bluesstomper vooral ‘80’s gitaarrrock (zeg maar Green On Red) maar dan wel in Crypt-stijl : twee gitaren en drums. Hun plaat is trouwens gemasterd door Crypt-opperhoofd Tim Warren. Naast de geweldige zanger Stefano Isaia (ook actief bij de Movie Star Junkies) wil ik zeker ook de flamboyante drumster, Maria Mallol Moya, die tevens zorgde voor een sexy tweede stem, vermelden.

Shake It Like A Caveman (one-man-band uit Tennessee) moet tijdens de allereerste editie van BFBF nogal wat indruk gemaakt hebben. Ik vond hem net iets teveel het publiek bespelen met zijn funky blues. Halfweg kwam de Franse saxofonist Pierrot Rault voor een verfrissende wind zorgen.

Delaney Davidson (Nieuw-Zeeland) zorgde in zijn eentje voor een bijzonder indrukwekkend geluid. Hij leek wel te toveren door verschillende lagen samples (van zijn stem, van zijn gitaar en van het getokkel op de klankkast ervan) op elkaar te stapelen. Het mooie eraan was dat het nog feilloos werkte ook. Even mocht Izobel Garcia (Los Angeles), die vorig jaar ook al met Reverend Beat-Man mocht opdraven, hem vervoegen. Maar na twee nummers (waaronder datzelfde Mexicaanse volksliedje van vorig jaar) liet hij haar met een dwingend handgebaar het podium alweer verlaten. Terecht want Delaney Davidson’s blues verdroeg geen inmenging van derden.

Het Franse duo Hummingbird (Nîmes) was op het eerste zicht niet bepaald publieksvriendelijk. De zanger-gitarist, Sylvain Arnaux, zat neer terwijl de drummer zich verborg achter een hangende basdrum. De twee bezorgden ons aan 16 Horsepower verwante americana waar echt wel enkele heel knappe dingen tussenzaten maar waar ik na een tijdje toch het etiket ‘aanvaardbaar’ op kleefde. Zo publieksonvriendelijk waren ze nu ook weer niet want een op het einde duidelijk aangeschoten Arnaux deelde zijn fles whisky gul met het volk.

De laatste plaat “Wayne interest” van Tijuana Panthers vind ik eerlijk gezegd een sof maar hun zonnige surfpop gedijde hier uitstekend. Mede dankzij de uitzinnige reacties raakte de steeds forser spelende band meer en meer op toerental terwijl ik me kostelijk amuseerde met het in de gaten houden van de gitarist, een Benny Hill lookalike!

Afsluiter op het grootste podium (La Banche) was Ought uit Montreal dat een plaat uit heeft op het gerenommeerde ‘Constellation Records’. De vier jongelingen brachten verrassend gevarieerde postpunk, flink gekruid met wat noise, en beschikten met Tim Beeler over een fameuze zanger die zijn stem (ergens te situeren tussen Ian Curtis en Scott Walker ) flink liet galmen. Vooraf leek Ought een wat vreemde keuze maar achteraf kon ik er best mee leven.

dag 3 – zondag 02 augustus 2015
Prima start op zondag met meteen een feestje : Hipbone Slim & The Kneetremblers (Londen) wisten met hun authentieke fifties rock-‘n-roll vooral de vrouwen aan het dansen te krijgen. Af en toe mocht er iemand op het podium kruipen om de maracas te schudden, iets wat dan weer de mannen meer interesseerde. Heerlijk ook hoe ze Gene Vincent nog eens van onder het stof haalden terwijl ik het altijd fijn vind om de flegmatieke drummer, Bruce “Bash” Bland terug te zien.

Kaviar Special, vier jongelingen uit Rennes, laveerden tussen sixties garage, psychrock en grunge wat tot een aanstekelijk en verfrissend resultaat leidde, ook al omdat de Black Lips meermaals om de hoek kwamen loeren.

Heel wat minder vond ik het duo Escobar uit Limoges. Powerpunk met een goeie gitaar en dito drums die na een tijdje de eentonigheid niet kon ontwijken terwijl de zang te veel in de glamrock baadde.

Met Ron S Peno & The Superstitions (Melbourne) had ik het soms moeilijk. Schitterende groep waarin vooral gitarist Cam Butler en toetsenman Tim Deane de uitblinkers waren maar Ron S Peno zelf werkte met zijn licht obscene gebaren me soms op de zenuwen. BFBF is altijd erg karig met informatie over de groepen zodat ik ze niet meteen kon plaatsen. Maar toen ze een cover speelden van Died Pretty (wie kent ze nog?) begon het me stilaan te dagen. Dit was gewoon de zanger van Died Pretty die ook nog bij Screaming Tribesmen een verleden heeft. Wanneer ik mijn aversie wat opzij kon duwen hoorde ik bij momenten de keel toesnoerende gitaarrock met knap uitgewerkte songs.

Harlan T Bobo (Memphis) kwam daarna zijn sympathieke zelf zijn en sprong al snel van het podium om zijn fans uitgebreid te knuffelen. Hij zag er wat sjofel uit mede door die handig, met zwarte tape, herstelde laars maar bleek goed geluimd en vertelde ons zelfs over zijn erotische dromen met Paula H. van JC Satan in de hoofdrol. De set begon met enkele van zijn sterkste nummers, kende daarna een dipje om superieur te eindigen met wat nijdig rockende songs.

Uiteindelijk was het zover : tijd voor de groep waarop iedereen al drie dagen zat te wachten : The Sonics. Ik had strategisch helemaal vooraan postgevat omdat ik wel wist wat er zou gebeuren. Vanaf de eerste noten veranderde het plein in een gigantische moshpit waarboven in een dikke stofwolk talloze crowdsurfers elkaar kruisten. En de veteranen deden, alsof er niets aan de hand was, gewoon hun ding zoals altijd : beginnen met “Cinderella om te eindigen met “The witch”. Tussendoor veel songs uit de nieuwe plaat, ‘This is The Sonics’, die zeker niet stoorden en een geweldige cover, “Keep a-knockin’” (Little Richard), gegild door ‘nieuwkomer’ Freddie Dennis. Ik heb het nu al vele keren gezien en weet telkens perfect wat er zal komen, toch blijft het een verademing om Rob Lind (sax), Larry Parypa (gitaar) en Gerrie Roslie (die op het einde ondanks zijn 71 lentes nog gezwind een been op de toetsen van zijn piano zwiepte) aan het werk te zien. Terwijl het stof geleidelijk neerdwarrelde had ik nog aanzienlijk wat werk om alle ingewanden terug op hun plaats te krijgen.

Binic Folks Blues Festival : het blijft een uniek gegeven.

Organisatie: Binic Folks Blues Festival

Sjockfestival Gierle 2015 – 10 t/m 12 juli 2015 - Jubileumeditie vol hoogtepunten
Sjockfestival Gierle
Festivalterrein
Gierle
20105-07-11
Ollie Nollet

1 dag werd hier uitgepikt – zaterdag 11 juli 2015

Op veel aandacht in de nationale media hoeft Sjock Gierle niet te rekenen. Nochtans hadden ze daar voor hun 40ste(!) editie een bijzonder sterke affiche in elkaar geknutseld. Ik had het geluk er zaterdag bij te mogen zijn en kon alleen maar constateren dat het zowel qua kwaliteit van de optredens als qua opkomst een absolute voltreffer was.

De tweede festivaldag werd luidruchtig voor open verklaard door We’re Wolves. Een stel baardige mannen in mouwloze jeansjasjes brachten hondsbrutale rock waarin geen plaats was voor veel nuance. Best amusant maar na een tijdje begon door gebrek aan variatie mijn aandacht te verslappen of waren dit reeds de eerste tekens van het genadeloze slopingswerk van een loden zon?

Dan maar naar de tent voor The Tinstars ft Ruby Pearl maar ook daar was de hitte nauwelijks te harden. The Tinstars brachten een mix van rockabilly en hillbilly met een, als steeds, voortreffelijke Dusty Ciggaar op gitaar. De eveneens uit Nederland afkomstige Annita and The Starbombers visten in dezelfde vijver waarin eventueel een geut western swing was gekieperd. Op beide bands viel weinig aan te merken – het klonk lekker authentiek – maar het bleek telkens iets te voorspelbaar om veel brokken te maken.

The Deaf is de groep van Spike (Frans Van Zoest), een mediafiguur in Nederland, die naar eigen zeggen werd opgericht na het zien van één van de allerlaatste Dead Moon optredens. Daar was buiten dat ene nummer, “Dead Moon Rise” bitter weinig van te merken. Integendeel, dit soort radiovriendelijke speedrock stond behoorlijk haaks op de rafelige garagerock van Dead Moon. Toch kon ik bij het, in de sixties badende, “Not your man” een goedkeurende grijns op mijn gezicht moeilijk verbergen.

Was deze festivaldag wat aarzelend op gang gekomen, met Black Mambas kwam daar definitief verandering in en stapelden de hoogtepunten zich in snel tempo op. Eindelijk een set waarbij de tropische temperaturen de greep op mijn geest losten. Daarvoor zorgden vier jongens uit Los Angeles met een pot ongekunstelde rock-‘n-roll waarin sporen terug te vinden waren van New York Dolls, Ramones, MC5 en -waarom niet- onze eigenste The Kids. Drummer Leroy Martinez droeg niet voor niets een t-shirt van hen terwijl de bis een cover van “Wanna get a job in the city” was. Veel verder dan een plaats op Sjock zullen ze wellicht nooit raken maar van dit soort eerlijke rock-‘n-roll krijg ik nu eenmaal nooit genoeg.

Blijkbaar had ik het tijdschema niet al te goed bekeken want ik stond helemaal vooraan op The Bloodhounds te wachten toen John Coffey (uit Utrecht) ten tonele verscheen. Dat was even schrikken en na twee nummers gewoon vluchten. Hun screamo metalpunk kon op verrassend veel bijval van het publiek rekenen. Energiek gebracht, dat wel, maar in die muur van geschreeuw en gitaren kon ik de stenen niet meer ontwaren en dan haak ik al vlug af. Ik kan jullie dus niet vertellen of het mirakel van het zwevende bierbekertje (zie YouTube) zich herhaald heeft. Maar er was een alternatief : op het nieuwe derde podium (NewComers Stage) stonden The Cheaterslicks. Correct gespeld, het waren dus niet hun (bijna) naamgenoten Cheater Slicks, het door mij verafgoodde trio uit Columbus, Ohio (wie haalt deze luidruchtige zuipschuiten nog eens naar Europa?). Ik moest het dus doen met The Cheaterslicks uit Bristol en die trakteerden ons op een set zeer gesmaakte, vette rockabilly waarbij de stem van zanger Paul Lovell Newman me soms deed denken aan Phil Alvin.

Meteen hierna volgde nog meer rockabilly in de Titty Twister met Jake Calypso and his Red Hot. Er was ons Charlie Feathers en Hasil Adkins beloofd. Niet meteen wat ik hoorde maar opwindend was het in ieder geval en beslist één van de revelaties van Sjock 2015. Jake Calypso, afkomstig uit het Noord-Franse Béthune en tevens bezieler van het Retro Festival aldaar, bleek een meesterlijk performer. Reeds 35 jaar bezig, 51 jaar oud en toch leek het alsof hij pas begonnen was en nog alles moest geven. Wat hij ook effectief deed : hij ging regelmatig tegen de vlakte, waagde zich zelfs aan een skydive en demonstreerde zowaar een handenstand voor het drumstel. Bovendien gebeurden deze acrobatieën niet ten koste van de muziek wat hun rockabilly klonk lekker ruw en verbazend gevarieerd.

The Bloodhounds uit East L.A. overrompelden me reeds een week eerder in ‘De Nodige Deugd’ in Moorslede. En ook hier op het grote podium palmden ze me moeiteloos in. Als totaal onbekende groep wisten ze de grote massa, die de schaarse schaduwplaatsjes liever niet prijsgaf, niet tot bij het podium te lokken. Maar dat kon de pret niet bederven en The Bloodhounds zorgden voor een schitterende set swingende rok-‘n-roll met naast een handvol covers (o.a. Otis Redding en tweemaal Bo Diddley) vooral een mooie rits eigen, ijzersterke songs (“Indian highway”, “They call ‘m the LSC”, “Wild little rider”,...). Wat mij betreft was dit HET hoogtepunt van de dag.

Na die magistrale Bloodhounds moest ik even op adem komen waardoor ik veel te laat arriveerde bij Bloodshot Bill (Montreal). Voor de gelegenheid niet als one-man-band maar met een heuse groep waarbij gitarist Chris Gillet (van Jake Calypso’s Red Hot) enkele nummers kwam meespelen.

Lisa & The Lips is het nieuwe project van het echtpaar Lisa Kekoula en Bob Vennum waarin ze zich laten ruggensteunen door een zeskoppige Spaanse band (trompet, sax, gitaar, bas, drums en keys). Waar het bij The Bellrays (hun vorige groep) steeds hinken op twee gedachten was (soul of hardrock) werd er nu resoluut voor de soul gekozen (iets waar ik al jaren op hoopte) en kon Lisa Kekoula schitteren als nooit tevoren. Haar stem blijft me na al die jaren nog steeds verbazen! Ouderwets meeslepende soul werd afgewisseld met vette funk, waar het spelplezier met beken van afdroop en waartussen plaats was voor een opvallende cover van “Going down” (Don Nix). Sensationeel!

Voor deze jubileumeditie werd Southern Culture On The Skids voor een eenmalig optreden overgevlogen uit Chapel Hill, North Carolina. De drie maakten er dan ook een uitzinnig feestje van waarbij op het einde (vanaf hun hit “Camel walk”) de vrouwen het podium massaal mochten innemen. Ik bespaar jullie de details van wat er toen allemaal te ‘bewonderen’ viel. Voor dat uitgelaten slot laveerde de groep behendig tussen swamp pop, surf, rockabilly, boogie en country met songs over de alledaagse dingen van het leven (“Banana pudding”, “Too much pork for one fork”,...).
Southern Culture On The Skids waren op hun best tijdens de instrumentale passages waarin gitarist Rick Miller ongehinderd zijn gang mocht gaan. Ik was heel wat minder opgetogen over bassiste Mary Huff die nochtans uitgedost was met een stemmig blauw kapsel. De door haar gezongen songs gingen ietwat roemloos de mist in omdat haar stem nauwelijks enkele rijen ver droeg.
Zoals eerder gezegd, een feestje werd het wel waarbij ook nog eens stukken ‘fried chicken’ het publiek werden in geslingerd. Toch kan ik niet anders dan toegeven dat ik ze vroeger nog heel wat beter aan het werk heb gezien.

De Ierse Imelda May (Dublin) mocht afsluiten op het hoofdpodium en ze deed dat zonder meer met stijl. Wat een klassewijf (riep zelfs herinneringen op aan Billie Holiday) en wat een stem (met dat vreemde Ierse accent)! Samen met een uitstekende maar soms iets te onderdanige band bracht ze onderkoelde rockabilly en fifties rock-‘n-roll waarbij Dave Priseman op zijn bugel of trompet voor enkele heerlijke nuances zorgde. Ook de blues was haar niet vreemd, getuige de verrassende cover van “Spoonful” (Willie Dixon maar bekend van Howlin’ Wolf) waarin ze vocaal erg hoge toppen scheerde. Tijdens de bissen ging ze samen met Al Gare op diens contrabas zitten voor een verstilde versie van Blondie’s “Dreaming”, enkel begeleid door de ukelele van Gare. Aardig maar zeker niet het beste nummer uit een fonkelende set waarmee ze de wei moeiteloos inpakte.

Daarna liet ik Heavy Trash voor wat het was, het was meer dan voldoende geweest. Sjock 2015 was een grand cru.

Organisatie: Sjock, Gierle   


The Bloodhounds (uit East L.A.) zullen hun eerste optreden in België wellicht niet snel vergeten. Vooreerst kregen ze de eer om de deur van het sympathieke etablissement ‘De Nodige Deugd’ voorgoed dicht te trekken. Gezien de talrijke opkomst en de hitte werd ervoor geopteerd om het optreden op het dak (van de toiletten) te laten plaatsvinden. Mooi maar technische problemen met een versterker zorgden ervoor dat ze pas om 22u konden beginnen. Ik voelde de bui al naderen maar gelukkig bleken de dienstdoende politiemensen erg inschikkelijk en mochten de Latino’s zo’n anderhalf uur ongestoord hun ding doen. Dat viel dus goed mee want ik mag er niet aan denken dat ik ook maar iets van deze set had moeten missen.

Vorig jaar schafte ik me hun debuutplaat, ‘Let loose!’ (op Alive Records), aan en bombardeerde die schijf meteen tot plaat van het jaar. Of dat achteraf bekeken terecht was, laat ik in het midden maar feit is dat ik in geen jaren nog dergelijke rootsrock had gehoord die zo fris en vanzelfsprekend klonk. Het deed me onvermijdelijk denken aan de beginjaren van stadsgenoten Los Lobos die me destijds op dezelfde wijze wisten te overdonderen. Diezelfde onbevangen rock-‘n-roll, alleen waren de Norteño songs als tussendoortjes hier vervangen door jug band music (waarvan tijdens het optreden overigens geen spoor te bekennen was).
De jongens hadden er een nachtje stappen opzitten en zagen er tijdens het lange wachten wegens die technische panne eruit als halve lijken die zich ternauwernood staande hielden. Maar eenmaal die verdomde versterker aan de praat gekregen was , bleken ze meteen springlevend en ging zanger-gitarist, Aaron “Little Rock” Piedraita, zowaar aan het dansen, bijna verongelukkend door de talrijke kabels op het wel erg krappe ‘podium’.
De band begon ronduit verpletterend met “La Caouhila” (te vinden op de dubbel LP “Rock & roll is a beautiful thing – Alive 20th anniversary album”) gevolgd door de Bo Diddley-cover “Crackin’ up”. Retestrakke rootsrock met duidelijk sixties garagerock invloeden en immer heerlijk heldere en sprankelende gitaren. Het zorgde voor een fantastische sound maar ook de songs mochten er zijn. ”Indian highway” vind ik nu al als een klassieker klinken terwijl de talrijke nieuwe nummers het beste beloofden voor de toekomst. Wat me ook erg opviel , was hun frisse neus voor covers. Hun keuze was zeker niet evident waren voor zulke jonge gasten: “Security” (Otis Redding), “Filthy rich” (The Outsiders), “I found a peanut” (Thee Midnighters), “Slow down” (Larry Williams), “Primitive” (The Groupies) en “I’m gonna forget about you” (The Valentinos). Misschien wel het duidelijkste bewijs van de fijne smaak van deze Bloodhounds.

De groep had er duidelijk zin in en gitarist Branden Santos waagde het zelfs om naar beneden te klauteren. De reeks bissen leek oneindig waarbij de afscheidnemende kroegbaas (die ook in een groepje speelt) één nummer voor zijn rekening mocht nemen. Uiteindelijk werd de schitterende blues, “The wolf”, de gedroomde uitsmijter.
Zaterdag nog te zien op Sjock Gierle!!

Organisatie: Stinstage vzw

vrijdag 26 juni 2015 01:00

Reigning Sound - Een klasse apart

Het grootste deel van het optreden van voorprogramma 50 Foot Combo maakte ik mee in de lange rij wachtenden aan de ingang. Wat ma daar vooral opviel was het tenenkrullend geluid, veroorzaakt door een combinatie van een tergend hoog volume en een zo goed als onbestaande akoestiek. Eenmaal binnen klonk het toch iets beter en zag ik 50 Foot Combo als een losgeslagen trein door hun set razen, zonder omkijken en met bijzonder veel power. Niet meteen mijn idee hoe surf moet klinken maar het publiek lustte er overduidelijk wel pap van.

Toen in me vorig jaar de nieuwe LP, ‘Shattered’, van Reigning Sound aanschafte , bleef de euforie, die ik tot dan toe bij iedere nieuwe plaat van Greg Cartwright mocht ervaren, achterwege. De songs waren misschien nog ok maar dit klonk me toch iets te zeemzoet terwijl de arrangementen ervoor zorgden dat zelfs het laatste scherpe randje verdwenen was. Dit om maar te zeggen dat ik er niet volledig gerust op was toen ik naar Gent vertrok. Gelukkig bleek meteen dat mijn vrees ongegrond was. Dit was geen voorstelling van die nieuwe plaat maar een set die zijn ganse en intussen wel omvangrijk geworden oeuvre besloeg.
Reigning Sound : dat is tegenwoordig Greg Cartwright plus de voltallige The Jay Vons, een Daptone gelieerde soulgroep uit Brooklyn. Een prijs voor visueel spektakel zullen ze wellicht nooit winnen. Er viel uitermate weinig beweging op het podium te signaleren buiten die paar stappen van Greg na elk nummer richting toetsenman Dave Amels om te vragen wat het volgende wel mocht zijn. Bleek dat een nummer zonder orgel, dan stond Amels op om aan de andere zijde van het podium met zijn tamboerijn te gaan schudden. Veel saaier kan een groep er echt niet uitzien.
Maar eenmaal Greg zijn strot had opengegooid was er geen mens die zich daaraan had kunnen ergeren, hier telde enkel de muziek. Wat een soulvolle en uit duizenden herkenbare stem heeft hij toch terwijl bassist Benny Trokan, gitarist Mike Catanese, drummer Mikey Post en de eerder vernoemde Dave Amels naast de soul ook een flinke portie rock-‘n-roll in de vingers hadden.
Ze mogen er dan wat onopvallend en zelfs wat bedeesd uitzien, het waren stuk voor stuk schitterende muzikanten. Maar de grootste toef van Reigning Sound blijven die verdomd fijne songs waartussen geen plaats was voor opvullertjes. Het werd een indrukwekkende reeks : “Reptile style”, de Sam The Sham & The Pharaohs cover “Black sheep”, de ultieme Oblivians song “Bad man”, “Straight shooter” (iets trager en rootsier gespeeld), “Stop & think it over” (dat nog dateert uit de Compulsive Gamblers periode), “North Cackalacky girl”,... om er maar enkele te noemen.
Zelfs de door mij minder gesmaakte nummers uit de laatste plaat zoals “Never coming home” bleken live veel beter te werken.

Na een set vol parels liet hij de band vertrekken om nog één song enkel samen met Dave Amels (op piano) te brengen. Greg op zijn breekbaarst na een hartverwarmend concert.

Organisatie: Heartbreaktunes ism Democrazy, Gent

donderdag 11 juni 2015 01:00

OBN III’s - Texaanse razernij

We hadden er een tijdje op moeten wachten maar het zat er nog eens pal op in de Pit’s. Het begon al goed met Wild Racoon, een one-man-band uit het naburige Lille met bijna evenveel materiaal op het podium als de voltallige OBN III’s na hem. De man citeert namen als Bob Log III en Marc Sultan als invloeden maar ik vond hem toch vooral thuishoren in de nieuwe lichting psychedelische garagerockgroepen. Daarbij kwam vooral John Wesley Coleman III in gedachten : diezelfde lo-fi aanpak met talloze tempowisselingen.

Van een geheel andere orde was de razernij van OBN III’s uit Austin, Texas. Zanger Orville Bateman Neeley III zorgde voor die vreemde groepsnaam. Volkomen terecht want alles draait rond hem terwijl hij na vier woelige jaren het enige originele groepslid is. Neeley was overigens al eens te gast in de Pit’s met zijn andere groep, Bad Sports. Maar zo bleek als die toen voor de dag kwamen, zo overweldigend waren de OBN III’s nu. De compleet geschifte Neeley pootte samen met bassist Michael Goodwin, gitarist Tom Triplett en drummer Marley Jones een sound neer die nog het best te omschrijven viel als The Stooges na een shot adrenaline. Furieus en hard met als absolute hoogtepunt het hilarische en van Little Richard gekende “Keep a knockin’ (but you can’t come in)” waarbij Neeley ostentatief naar zijn blote kont wees.

OBN III’s heeft dus niet voor niets een nieuwe plaat, ‘Live in San Francisco’, uit op ‘Castle Face’, het label van John Dwyer (Thee Oh Sees). Maar dat is blijkbaar geen garantie op kwaliteit want mijn exemplaar is meteen de kromste plaat uit mijn collectie. Het lijkt erop alsof mijn naald telkens de honderd meter horden moet lopen.

Organisatie: Pit’s , Kortrijk

vrijdag 05 juni 2015 01:00

The Limboos - Spaanse hipshakers...

The Limboos - Spaanse hipshakers...
The Limboos
café de Zwerver
Leffinge
2015-06-03
Ollie Nollet

In het voorafgaande promotekstje van De Zwerver werden we om de oren geslagen met ronkende namen : Ike Turner, Little Richard, The Beatles, Jim Jones Revue, Screamin’ Jay Hawkins en zowaar ook The Sonics.

Meer dan voldoende om mij richting Leffinge te begeven voor het Madrileense combo The Limboos. Van al die namen hoorde ik enkel echo’s van The Beatles uit hun prille begindagen terwijl ik de uitstekende compilatiereeks ‘R&B Hipshakers’ een veel beter referentiepunt vond. Of maakt de Screamin’ Joe Neal-cover, “Tell me pretty baby” u wat wijzer? Op de heupspieren werkende rhythm ‘n’ blues en rock-‘n-roll uit de jaren ‘50-‘60 met hier en daar een latin toets of een novelty-element. Mooi gebracht maar toch kon ik het gevoel dat ik naar een afkooksel (let wel, geen slap!) keek niet onderdrukken. En dan heb ik het niet over hun accent.
Nee, misschien deden ze net iets te hard hun best om zo vintage mogelijk te klinken. Dat lichte onbehagen verminderde toch naarmate de set vorderde en steeds duidelijker werd dat Roi Fontoira naast een goeie zanger ook een uitmuntend gitarist is. Onopvallend, dat wel, maar zo heb ik ze het liefst. En dan bleef er nog altijd de extreem coole (cooler dan Isolde L., het kan!) en in hotpants gehulde drumster Daniela Kennedy die misschien net iets te goed verborgen zat achter de zanger.

De Zwerver heeft er een bijzonder knap voorjaar opzitten en dat vooral dankzij de café-optredens, waar de muzikale fijnproever telkens op zijn wenken bediend werd : kwaliteit in een intieme omgeving met een perfecte klank (onbetwistbare kers op de taart was Daniel Romano). Het goede nieuws is dat men daar van plan is die lijn ook door te trekken naar een afgeslankt en van alle ballast ontdaan ‘Leffingeleuren’. De namen die me daarvoor in het oor werden gefluisterd doen me nu al reikhalzend uitzien naar het derde weekend van september!

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

Daniel Romano - Nagelbijtend wachten op die nieuwe plaat
Daniel Romano
café de Zwerver
Leffinge

Nauwelijks zeven maanden na zijn vorige tour stond Daniel Romano opnieuw in Europa, wat op zich al een hele prestatie is als je weet dat de man met vliegangst kampt en de oversteek vanuit Canada met de boot doet, goed voor elf dagen dobberen. Maar wat ben ik blij dat hij dat er voor over heeft!

De groep bleek behoorlijk door elkaar geschud te zijn. Bassiste Anna Ruddick was er niet meer bij en werd vervangen door broer Ian Romano die op zijn beurt vervangen werd door een nieuwe drummer. Ook Jenny Berkel, de vorige keer op akoestische gitaar, bleef thuis. Haar taak werd overgenomen door zus Kay (een voormalig vijfkampster en partner van Daniel) die daardoor haar viool, accordeon en piano thuisliet. Dat laatste zorgde ervoor dat de sound wat steviger en misschien wat minder ‘country’ klonk. Erg was dat niet want Daniel Romano klonk vanaf de eerste noten overweldigend en dat zou niet meer veranderen. Nochtans maakte hij het ons niet gemakkelijk met een set die nagenoeg volledig uit nieuwe nummers bestond. Maar al dat nieuwe werk klonk zo intens en overtuigend dat we de gekende songs nauwelijks misten. Een drastische koerswijziging viel er niet te noteren. De nieuwe songs, die stuk voor stuk briljant waren, dreven nog steeds op die hartverscheurende strot van hem terwijl de pedalsteel van Aaron Goldstein nog steeds prominent aanwezig was.
Toch werd het geëffende pad een paar keer verlaten en hoorden we enkele songs die voorzien waren van niet meteen voor de hand liggende tempowisselingen. D

it was opnieuw een fenomenaal concert van een groots artiest en ons rest er nu niets anders dan nagelbijtend te wachten op die nieuwe plaat, ‘If I’ve only one time askin’’, die op 31 juli zou verschijnen. Bovendien mogen we deze winter nog een tweede plaat verwachten : ‘Mosey’. Misschien komen we dan te weten wat hij hier precies mee bedoelt want ‘Mosey’ is de term waarmee hij zijn muziek omschrijft.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge 

dinsdag 19 mei 2015 01:00

The Gories - Aanslag op de heupen

The Glücks (uit Oostende) bleken de geknipte opener te zijn voor The Gories. Hun onstuimige garagerock die uit de diepste krochten van de hel leek te komen bracht de zaal meteen op de juiste temperatuur. Zanger-gitarist Alek is nog steeds een ongeleid projectiel die zijn tomeloze energie vond in sloten alcohol en een paar keer de fles deelde met een al even enthousiast publiek. Maar hun rudimentaire rock-‘n-roll bleef parmant overeind wat niet gezegd kon worden van Tina’s drumstel waarin Alek bij wijze van slotakkoord een duik nam. Ik zag ze nu reeds verschillende keren aan het werk en vond ze beter dan ooit.

In 1986 vonden The Gories de rock-‘n-roll opnieuw uit. En dat klonk hoekig en primitief maar was ook uitermate opzwepend. Helaas was het sprookje na een zestal jaar reeds voorbij en ging ieder groepslid zijn eigen weg. Drumster Peggy O’Neill speelde een blauwe maandag bij ‘68 Comeback en verder ook nog bij Darkest Hours. Dan Kroha trad halfnaakt op met de Demolition Doll Rods, heeft met Danny & The Darleans opnieuw een uitstekende groep uit de grond gestampt (binnenkort een nieuwe plaat) en maakte dit jaar een mooie solo-lp voor Jack White’s ‘Third Man Records’, “Angels watching over me”. Mick Collins ten slotte maakte een meesterwerk met Blacktop: “I got a baad feelin’ about this”, waarna die groep meteen splitte, om vervolgens The Dirtbombs te starten. Die laatste band lijkt een beetje op een dood spoor te zijn beland maar Mick zou alweer een nieuw project in de steigers staan hebben : Wolfmanhattan met Kid Congo Powers en de legendarische Bob Bert (Sonic Youth, Pussy Galore, Chrome Cranks,...).
Toch komt er in 2009 een onverwachte reünie van The Gories die hen samen met de Oblivians naar Europa brengt. Sinds die magische tour leidt de groep een sluimerend bestaan met heel af en toe een zeldzaam optreden. Platen komen er niet buiten een wel erg prijzige single die nu enkel na de optredens te koop is. Bijgevolg zou je een nieuwe Europese tour oneerbiedig als poenschepperij kunnen beschouwen terwijl het waarschijnlijk veeleer een manier van overleven is. Maar hun rock-‘n-roll is zo essentieel en tijdloos dat het goed is dat we er af en toe aan herinnerd worden terwijl het voor diegenen die destijds de boot misten dit een unieke gelegenheid was om alsnog kennis te maken met dit mythische trio.
The Gories pakten meteen uit met twee krakers van formaat : “Hey hey, we’re the Gories” en “I think I’ve had it” maar dat kon niet beletten dat de eerste twintig (schat ik) minuten nogal mak klonken. Het geluid zat niet echt goed en Mick Collins moest voortdurend rommelen aan zijn versterker. Maar uiteindelijk sloeg het vuur in de pan en kregen we The Gories als vanouds : primitief en nonchalant maar tevens onweerstaanbaar. De gitaren zorgden voor spetterend maar niet altijd even orthodox vuurwerk terwijl de stem van Mick Collins (één van de mooiste uit de ganse rock-‘n-rollwereld) mooi contrasteerde met die van Dan Kroha. Die laatste mocht ook één keer uithalen op mondharmonica tijdens een Bo Diddley-song. Treffend ook hoe hij met zijn ‘Pure Detroit’ t-shirt zijn failliete stad trouw blijft. En Peggy O’Neill? Die zat gewoon cool te wezen achter haar twee troms met de benen gekruist!

Niets nieuws onder de zon maar niemand had anders verwacht. Het zou trouwens zonde zijn om aan dit erfgoed te raken. The Gories zijn het nog steeds niet verleerd en nummers als “Thunderbird Esq” en “Nitroglycerine” bleken nog steeds aanslagen op de heupen.

Organisatie: 4AD, Diksmuide

Pagina 17 van 19