AB, Brussel programmatie + infootjes

AB, Brussel programmatie + infootjes Concerten 2025 02-01-25 - Ambtenarenbal (org: Vlaamse overheid) 13 + 14 + 15-01-24 - Rosas: Exit above (Org: AB + Kaaitheater + De Munt) 17-01-25 - Noordkaap (Winterthur theatertournee) (Org: AB + Greenhouse Talent)…

logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Ollie Nollet

Ollie Nollet

The Belair Lip Bombs – Duizelingwekkend mooie stem …

Met dit optreden knoopte De Zwerver terug aan met een oude traditie: de matineeconcerten op zondagnamiddag. Ideaal om de kater na een alweer uit de hand gelopen zaterdagavond te verdrijven en de taart die op een protesterende maag bleef liggen alsnog te laten verteren.
De opkomst voor deze Australische groep, die toch een zekere faam geniet, was licht teleurstellend, al was het niet duidelijk of dat iets met het ongewone aanvangsuur te maken had. De afwezigen hadden in ieder geval alweer ongelijk.

De feestelijkheden begonnen om 17u15 en het was meteen boenk erop. De eerste band liet er geen gras over groeien en zoog onverwijld alle aandacht naar zich toe. Affaire is een duo uit Bilzen waarvan de leden voorheen actief waren bij de veelbelovende lo-fi rockband Boy Silly. Voor dit nieuwe project, waarvan er reeds een paar singles en dit jaar een EP, ‘International swing’, verschenen, gooiden de twee het roer drastisch om. Ze omschrijven zichzelf als een two-men-multiple-machines-act en dat liet zich vertalen in tonnen synths en drumcomputers en gelukkig ook een elektrische gitaar. Een opstelling die me meestal de gordijnen injaagt maar hier werkte die onconventionele fusie tussen elektronica en rock wonderwel.
Dat had vooral te maken met Michiel Ritzen, een erg charismatische zanger die bovendien zijn gitaar behoorlijk rock-'n-roll liet klinken. Zijn zang deed een paar keer aan Alan Vega denken - ze worden nogal eens met Suicide vergeleken - maar zijn uitstraling in combinatie met de gebrachte muziek riep bij mij voortdurend James Chance in gedachten. En nu die laatste sinds vorig jaar onder de zoden ligt, kon ik daar alleen maar blij om zijn.
Terwijl Nick Caers behendig de machines bediende, zorgde Ritzen voortdurend voor opwinding en entertainment. Zo zette hij even zijn gitaar aan de kant om als een ware crooner een sleper te kwelen om even later tussen de aanwezigen een troostende schouder te zoeken en ook te vinden.
Affaire zorgde voor een bijzonder aangename verrassing en legde de lat meteen hoog voor The Belair Lip Bombs.

The Belair Lip Bombs is de groep van Maisie Everett, een jongedame die me al een paar keer kon verblijden met Clamm, een hardcorepunk band waarin ze de bassiste is. Maar in deze groep, die in 2017 werd opgericht in Frankston, Victoria maar intussen Melbourne als uitvalsbasis heeft, is ze de absolute frontvrouw.
The Belair Lip Bombs, genoemd naar een set skateboard wielen uit de jaren '80, bestaat verder uit gitarist Mike Bradvica, bassist Jimmy Droughton en drummer Daniel Devlin die tot vorig jaar nog deel uitmaakte van Delivery, een groep die momenteel in de kijker loopt met de plaat ‘Force majeure’. Hun goed onthaalde debuut, ‘Lush life’, uit 2023 verscheen op het onafhankelijke label Cousin Will Records en werd later heruitgebracht op Jack White's Third Man Records. Naar verluidt zou de band volop bezig zijn met een nieuwe plaat, maar het overgrote deel van de nummers die we in Leffinge hoorden kwam toch uit ‘Lush life’.
Zoals "Look the part" en het ontvlambare "Gimme gimme", de uitstekende openingsnummers. Eigenlijk viel er niet zo heel veel te zien op het podium. De muzikanten roerden zich nauwelijks en leken zelfs wat bedeesd terwijl ze uitermate beleefd waren en ons om de haverklap bedankten voor onze komst. De muziek moest dus voor zichzelf spreken maar dat vormde geen enkel probleem want ze greep me meteen bij de kladden. Ergens te situeren tussen post-punk, alternatieve 90's rock en new wave waarin ik soms de melodieuze directheid van The Strokes meende te ontwaren.
De catchy songs werden strak en zonder franjes gespeeld, telkens voortgestuwd door die duizelingwekkend mooie, expressievolle stem van de bescheiden Maisie Everett. De machine was goed geolied, iets té want in de tweede helft van de set vond ik de songs soms net iets te glad en inwisselbaar worden. Maar zelfs dan bleef ik met handen en voeten gekluisterd aan die bedwelmende zang. Nochtans kon het ook anders zoals in "World is the one" waarin distortion de norm lijkt, maar dat nummer bleef helaas in de kast. Niettemin wisten ze dit kleine dipje weg te spoelen met een erg knappe finale aan waarin het weer wat rafeliger mocht. Eerst met "Say my name" waarin de, dit keer heerlijk haperende, zang van Maisie Everett me liet zwijmelen om te eindigen met het mij onbekende "Don't let them tell you it's fair" dat randjes had waaraan men de vingers kon snijden. Als dit één van de nieuwe nummers was, dan wordt het echt uitkijken naar die nieuwe plaat.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

Thee Cha Cha Chas - Rammelende, primitieve rock-'n-roll
Thee Cha Cha Chas+ Motormouth

Angelo Bedani is een graag geziene gast in The Pit's. Zo'n vijftien jaar lang al mag hij er met de regelmaat van de klok komen opdraven. De eerste helft van de jaren 10 was dat met White Fangs en Warm Toy Machine. De onstuimige psychrock van die laatste groep kan ik me trouwens nog levendig herinneren. Later kwam hij er ook nog met Permanentz langs, maar dat is me veel minder bijgebleven. Samen met leden van Immigrants en Mountain Bike begon de bassist een paar jaar geleden nog maar eens een nieuwe band: Motormouth, van wie een gelijknamige single verscheen op zowel Take The City Records uit Madrid als Roaring Blood Records (dochter van Frantic City Records) uit het Franse La Rochelle.
Met zijn vieren (twee gitaren, bas en drums) nam het Brusselse gezelschap een veelbelovende start. Van de psychrock van Warm Toy Machine was geen spoor meer te bekennen, Motormouth koos er resoluut voor om terug te keren naar de essentie van de punkrock. Agressief, stevig en gebald. Niets nieuws onder de zon maar daar zat dan ook niemand op te wachten. Dit had een ware uppercut kunnen worden maar enkele vervaarlijk tegen de rand van aaibare poppunk aanschurende nummers beslisten daar anders over.
Jammer, maar de finale maakte nog veel goed. Die begon met een cover van het onverslijtbare "Teenage kicks" (The Undertones) gevolgd door "More time", wellicht hun beste nummer waarin zowaar een flard van "Wannabe" van de Spice Girls was verwerkt.

Thee Cha Cha Chas is een koppel uit Melbourne dat actief is sinds 2016 en waarvan er na enkele singles en EP's vorig jaar een schitterende debuut lp verscheen op het Spaanse Folc Records. Dat begerenswaardige plaatje heet ‘Temple of mirth’ en werd gemasterd door Mike Mariconda, een man met een stevige reputatie die je zou kunnen kennen van The Devil Dogs, The Raunch Hands of Los Ass-Draggers.
Mijn verwachtingen waren bijzonder hooggespannen maar die werden aanvankelijk niet ingelost. Dat kwam vooral door een manke klankbalans waarin de gitaar nauwelijks hoorbaar was. Gelukkig was dit euvel verholpen voordat het derde nummer eraan kwam want dat was wat mij betreft hét hoogtepunt van de avond. Een succulente cover van "Midnight bus", dat in 1960 het B-kantje was van "Tobacco road" van John D. Loudermilk. Het zette meteen de toon voor een set heerlijk rammelende, primitieve rock-'n-roll.
Achteraan zagen we duivelskunstenaar Lluis "Fuzzhound" Sanchez zijn gitaar rammen en tegelijkertijd tegen een basdrum en een snare stampen terwijl hij ook nog een paar keer de lead vocals voor zijn rekening nam.
Il faut le faire maar het onmiskenbare uithangbord was evenwel de bijzonder innemende Kylie ‘Kooks’ Coufos die zomaar de dochter van Toody Cole had kunnen zijn. Zowel haar basspel als haar uitstraling herinnerden me alsmaar aan de bassiste van Dead Moon. Bovendien charmeerde de, in een T-Rex T-shirt gehesen, Kooks het publiek met allerhande anekdotes (onder andere over het touren door Europa met de trein) of -en dat vooral- door The Pit's het Europese CBGB's te noemen.
Helemaal op het einde bewees het duo nog maar eens een fijne neus voor covers te hebben door hun tanden te zetten in The Who's "I can't explain" maar "It's all over now, baby blue" van Bob Dylan, nochtans één van de blikvangers op de plaat, werd ons onthouden.
Wellicht was de schroom om dit te brengen in een punkhol als The Pit's te groot. Jammer, toch was dit een meer dan aangenaam optreden waarin misschien net niet het niveau van de plaat werd gehaald. Of zoals iemand achteraf zei: "geef ze een echte drummer en een tweede Dead Moon is in de maak". 

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

The Freaky Buds - Blues met een gezonde dosis rock-'n-roll

Wat was het lang geleden dat ik nog eens in deze bijna 60 jaar oude club was geweest. Begin jaren negentig zag ik er de (in mijn ogen) legendarische Evan Johns (toen al op de terugweg, maar toch) en de eveneens merkwaardige The Leroi Brothers. Later moet ik er nog een paar keer geweest zijn maar dat is me blijkbaar minder bijgebleven.
Nadat de blues revival uit de jaren '80 een stille dood was gestorven kon het aanbod uit de blues me steeds minder boeien waardoor de nood om nog eens naar Ruiselede af te zakken minder hoog werd. Wat niet wegneemt dat de Banana Peel na al die jaren nog altijd een bruisende club is die op een maandagavond (nog steeds!) voor toch niet de grootste naam uit de blues scene zo goed als uitverkocht was.

Daarvoor zorgden dus The Freaky Buds, een Frans viertal uit Nantes dat ons volgens de inrichters ging trakteren op een set hill country blues. Hill country blues is een regionale (North Mississippi) stijl van country blues met een sterke nadruk op het ritme, met aanhoudend stevige gitaarriffs en een hypnotiserende groove. Voornaamste exponenten zijn "Mississippi" Fred McDowell, R.L. Burnside en Junior Kimbrough. Dat die vlag niet helemaal de lading dekte werd al tijdens het eerste nummer duidelijk.
The Freaky Buds wisten me meteen te overrompelen met een cover van het schitterende "Goin' to the church" van de onevenaarbare The Red Devils. Niet zo nijdig als het origineel (kan ook moeilijk) maar toch op hun manier bijzonder smaakvol gebracht. Maar hill country blues was dit uiteraard niet. Misschien wel rockin' blues zoals The Freaky Buds zelf hun muziek omschrijven. Ik hou het bij een gezonde mix van blues en rock-'n-roll. Later kregen we dan toch die beloofde hill country blues met twee nummers van R.L. Burnside: "Skinny woman" en "Goin' down south".
Naast die covers hoorden we ook veel eigen werk die dan geplukt werd uit hun debuutplaat ‘Hard days, fuzzy nights’ uit 2021, waarop trouwens geen cover te bespeuren valt, en uit een begin volgend jaar te verschijnen nieuwe plaat.  
Naast de overduidelijke invloeden van The Red Devils bleek ook GA-20 een grote bron van inspiratie geweest te zijn. Van hen hoorden we evenwel geen covers maar de manier waarop The Freaky Buds Hound Dog Taylor ("She's gone" en "Let's get funky") aanpakten droeg toch het keurmerk van GA-20, die beide nummers trouwens ook op het repertoire heeft staan.
Ondanks die frappante connecties bleken The Freaky Buds wel degelijk een eigen smoel te hebben. Max Genouel, met net als drummer Hugo Deviers een verleden bij het Franse Lowland Brothers, ontpopte zich als een veelzijdig gitarist die zich niet te vaak bezondigde aan lange solo's. En als dat dan toch gebeurde stopte hij er voldoende onconventionele noten in om het spannend te houden. Een rauwe bluesrasp had hij zeker niet maar zijn lijzige, ietwat aparte stem kon ons de ganse avond moeiteloos meeslepen. Naast hem excelleerde Thomas Troussier op mondharmonica, een meester in de stille noten en tevens de man die al vapend voor rookeffecten zorgde. En dan was er nog het geheim wapen van de band: Lonj (ook gekend als Nicolas Coulognes) op tweede gitaar die, met een minzame glimlach op het gelaat gebeiteld, voor een broeierige, swampy sound zorgde. Een man uit Bordeaux die talloze keren naar Mississippi trok en er daar in slaagde om met artiesten als B.B. King, T-Model Ford en James Carr samen te spelen. Hij stelde zich nogal bescheiden op, maar toch was hij de drijvende kracht achter de soepel draaiende motor.  Een motor die zonder moeite tweemaal een uur gesmeerd bleef lopen.
De Banana Peel stelt duidelijk hoge eisen aan haar gasten. Maar The Freaky Buds hadden genoeg bagage bij om de klus te klaren. Hoogtepunten in het tweede deel van de set waren opnieuw twee nummers die werden aangekondigd als zijnde van The Red Devils: "Devil woman" en "So low down". Wat niet helemaal klopt want "So low down" is eigenlijk van 13, de groep van Lester Butler na The Red Devils.
The Freaky Buds slaagden erin dankzij een rock-'n-roll gerichte aanpak, net als wijlen Lester Butler, dertig jaar geleden, en onlangs nog GA-20, een frisse wind door de blues te jagen.

Organisatie: Banana Peel , Ruiselede

Chuck Prophet - Onwaarschijnlijke combinatie van americana, rock-'n-roll en cumbia
Chuck Prophet and His Cumbia Shoes

Nadat hij er in 2022 noodgedwongen een concert moest annuleren omdat hij een behandeling tegen lymfeklierkanker moest ondergaan kon Chuck Prophet twee jaar later dan toch nog optreden in De Zwerver, zij het met een andere band en een andere plaat om voor te stellen.

Maar eerst dienden we nog Our Man In The Field, die in het zog van Prophet mee door Europa tourt, te trotseren. Our Man In The Field is het project van Alex Ellis, een singer-songwriter gehuisvest in Londen.
De brave man had zijn groep op stal gelaten en probeerde met zijn tweeën onze harten te veroveren. Ellis dankte ons meermaals omdat we zo beleefd naar hem luisterden maar helaas was het ook niet veel meer dan dat. Hij bracht een soort verstilde,uitgeklede indiefolk waarin absoluut geen plaats was voor frivoliteiten. Zijn stem klonk nochtans behoorlijk soulvol maar de onderling inwisselbare songs waren vluchtig en eentonig terwijl zijn gitaarspel wel erg spaarzaam was en dan is dat nog een understatement.
Zijn metgezel, Henry Senior, was zonder twijfel een excellente muzikant. Voortdurend in de weer met een slide op zijn dobro maar goh, wat klonk dit schel en bovendien hielp het de nummers geen meter vooruit. Even leek Ellis wat begeestering los te weken toen hij ons tijdens het nieuwe nummer, "Doing Alright", liet meezingen. Maar veel meer dan 'een Strand Of Oaks van het veertiende knoopsgat' kon ik hierbij niet bedenken.

Chuck Prophet kwam voor het eerst in beeld toen hij in 1985 Green On Red vervoegde en met die groep uit de Paisley Underground meteen hun beste plaat, ‘Gas Food Lodging’ maakte. Na de split in 1992 en een kortstondige reünie in 2005-2006, die hen ook voor een memorabel optreden naar de N9 in Eeklo bracht, bleef hij erg actief en maakte maar liefst 17 soloplaten. Bovendien is hij ook te horen op talloze albums van andere artiesten zoals Paul Collins, Bob Neuwirth, Calvin Russell, Cake, The Silos, Warren Zevon,...
Dit jaar verscheen dan ‘Wake the dead’ op Yep Roc Records waarop hij verrassend een nieuwe uitdaging aanging. Zo werkt hij op die plaat samen met  ¿Qiensave?, een cumbia band met Mexicaanse roots uit Salinas, California.
Cumbia is een van oorsprong Colombiaanse muziekstijl met zowel Spaanse als Afrikaanse invloeden waarin de soms complexe ritmes centraal staan. Misschien niet direct te associëren met iemand als Chuck Prophet maar ‘Wake the dead’ is een verdomd lekkere plaat en één van de beste uit zijn toch wel omvangrijk oeuvre.
Geen volledige ¿Qiensave? in Leffinge, enkel Mario Cortez (percussie, melodica) en Alejandro Gomez (keys, akoestische gitaar) waren van de partij. His Cumbia Shoes bestond verder uit gitarist James DePrato en drummer Vicente Rodriguez, beiden van The Mission Express (Prophet's gewoonlijke begeleidingsband) en bassist Joaquin Zamudio Garcia uit Mexico City.
Het bleek een ongelooflijk sterke combinatie die me vanaf het eerste nummer bij de lurven had. Wat een feestelijke opener trouwens! "Aviéntense todos", een versmelting van de hit van Los Locos Del Ritmo uit 1961 en het origineel, "C'mon everybody" van Eddie Cochran, mikte meteen op de dansspieren en liet mijn rock-'n-roll hart enkele tellen sneller slaan.
Wat volgde was een erg lange set waarin alle nummers, op één na, van de laatste plaat de revue passeerden en waarvan diegene met het meest uitgesproken cumbia karakter de hoogste toppen scheerden.
Songs als het waanzinnig mooie "Wake the dead", "Betty's song" of "Sugar into water", waarin Alejandro Gomez zijn erg kleine keyboard liet klinken als het orgel van Augie Meyers (Sir Douglas Quintet) dropen van het spelplezier en konden je alleen maar gelukkiger maken. Net als de weeral bijzonder raak gekozen cover: het uitermate aanstekelijke "La Danza de Los Mirlos/ Cumbia de Los Pajaritos" van het Peruaanse Los Mirlos.
Niet dat de oude Chuck Prophet nummers (want die waren er ook) daarbij verbleekten. Integendeel: "Jesus was a social drinker" met een koebel in de hoofdrol behoorde zeker tot de hoogtepunten en wat te denken van de finale met "Ford Econoline" (uit 2014) en "You did (Bomp shooby dooby bomp" (uit 2004) die de vinyl versies mijlen hoog overstegen.
De 61-jarige Chuck Prophet genoot duidelijk van iedere seconde en gaf ons alles wat hij in zich had. En dat was behoorlijk wat gezien een set vol hoogtepunten waaraan ook nog eens een gelukzalig makende bisronde werd gebreid. Die begon nog ingetogen met "It's a good day to be alive", waarin hij zijn goede gezondheid en het leven viert na die donkere periode, gevolgd door "Time ain't nothing" (dan toch nog een Green On Red nummer) om uiteindelijk al even feestelijk als de start te eindigen met "Wooly Bully" (Sam The Sham & The Pharaohs).
Deze onwaarschijnlijke combinatie van americana, rock-'n-roll en cumbia genereerde een knetterende energie en barstte van de levenslust.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

Jenny Don't and The Spurs - Onvermoeibaar en met grenzeloze passie

Jenny Don't and The Spurs stonden al enkele jaren op mijn lijstje met groepen die ik absoluut eens aan het werk wil zien. Om uiteenlopende redenen had ik ze al een paar keer gemist en ook nu dreigde een rokende camionette alsnog roet in het eten te gooien. Gelukkig geraakte de band nog aan een vervangend exemplaar en kon het optreden in de Cowboy Up, zij het met de nodige vertraging (zo'n twee en een half uur), toch doorgaan.

Jenny Don't (echte naam Connors) dankt haar bijnaam aan haar weerbarstige aard waarmee ze in haar jeugd het gezag tartte. Ik zag ze al eens in 2016 in de Pit's met een andere groep, simpelweg Don't geheten, die toen met seventies geïnspireerde rock weinig potten wist te breken. Maar eigenlijk was ze toen al samen met haar vriend Kelly Halliburton, die ik ook ken van P.R.O.B.L.E.M.S. en Pierced Arrows (Fred Cole's band na Dead Moon), bezig met een veel interessanter project waarin ze resoluut voor country koos: Jenny Don't and The Spurs, waarmee ze intussen een viertal LP's, één EP en twee handen vol singles gemaakt heeft. Daarbij bleef ze niet van tegenslagen gespaard. Zo moest ze zelf een stemoperatie ondergaan en twee jaar geleden stierf haar drummer, die voorheen de vellen roerde bij The Wipers, Poison Idea, Napalm Beach en The Rats, aan maagkanker. Ondanks dat alles blijft de groep er vol voor gaan.
Dit jaar verscheen het uitstekende ‘Broken hearted blue’ waarna er een erg uitgebreide tour volgde met de nieuwe drummer, Buddy Weeks.

De groep uit Portland, Oregon begon met het stevige "Flying high" dat voorzien was van een lange instrumentale intro waarin al meteen duidelijk werd dat gitarist Christopher March het geheim wapen van de band is. Een beetje zoals Jerry Miller bij Eilen Jewell: bescheiden maar bijzonder doeltreffend en met een gezonde dosis rock-'n-roll in de vingers. Wat kon hij zijn gitaar verfijnd laten trillen en galmen, niet zelden in de geest van Link Wray of Duane Eddy.
Jenny bleek van haar kant een onvermoeibare spring-in-'t-veld die er alles aan deed om ons dat eindeloze wachten te laten vergeten. Toen iemand riep om "Call of the road" en de gitarist er eerst niet wou aan beginnen omdat het te lang geleden was dat hij het nog gespeeld had, bleef zij aandringen om het toch te proberen wat hij uiteindelijk ook deed. Het resultaat mocht er absoluut zijn, al zal de perfectionist in Christopher March daar misschien anders over denken.
Of het nu outlaw country, honky-tonk of wat dan ook was, Jenny Don't bleef glanzen in het centrum van de actie met haar wankelende, schelle stem en vooral met haar grenzeloze passie. Daarbij werd ze comfortabel in het zadel gehouden door de erg aanwezige bas van partner Kelly Halliburton en de adequate drums van Buddy Weeks. Het absolute hoogtepunt was het bijna strompelende "Unlucky love" waarin Christopher March zich nog eens van zijn fijnzinnigste kant liet zien.
En dan was er nog die fenomenale bisronde met eerst "Your cheatin' heart" van Hank Williams, wie wat mij betreft nooit genoeg gecoverd kan worden.

Eindigen deden ze triomfantelijk met de onversneden garagerock van "Fire in the western world" van Dead Moon, de beste band die Portland ooit gekend heeft volgens Jenny Don't. We hadden lang moeten wachten maar dat was het meer dan waard geweest.

Organisatie: Cowboy Up, Waardamme

zaterdag 02 november 2024 18:53

Timmy’s Organism - Wild en onbesuisd

Timmy’s Organism - Wild en onbesuisd
Timmy's Organism en Billiam & The Split Bills

Net geen maand eerder zag ik Billiam & The Split Bills al eens in The Pit's, Kortrijk . Zo te zien had dit piepjonge bandje uit Melbourne hun lange tour vrij goed doorstaan. Het klonk hier zelfs wat beter dan in Kortrijk, maar dat had alles te maken met de klankbalans. De opdringerige synths waar ik me de vorige keer aan ergerde waren minder prominent aanwezig ten voordele van de gitaar terwijl de bas hier duidelijk de stuwende factor was.
Aan de andere kant miste ik dan weer de energie die in een punkhol als The Pit's altijd wat intenser is. Toch kon ik ook hier hun prettig gestoorde, snotterige lo-fi punk best wel smaken. De nummers klokten zelden boven de minuut af zodat verveling geen kans maakte en Billiam, die zich weer in alle bochten wrong waarbij zijn microfoon even al zwiepend het hazenpad koos, blijft een innemende frontman. Toch bleken ook hier de songs iets te primair om lang te blijven hangen tenzij misschien "My metronome", dat bij enkele mensen vooraan blijkbaar goed gekend was.

Timmy's Organism uit Detroit is het vehikel van Timmy Vulgar (né Timothy Lampinen), een man met een behoorlijke staat van dienst. Midden jaren '90 dook hij voor het eerst op met Epileptix maar ik leerde hem pas kennen in de jaren 00 via Clone Defects en Human Eye, twee groepen die ik enigszins volgde en waarvan ik werk op het schap heb liggen. Daarna verloor ik hem wat uit het oog hoewel hij met Timmy's Organism een aanzienlijk aantal platen maakte waarvan er sommige op tot de verbeelding sprekende labels als Sacred Bones Records, Hozac Records, Burger Records, In The Red Records en Jack White's Third Man Records verschenen. Toch bleef het in de marge ploeteren en nadat ik Timmy's Organism in 2017 Het Bos zag op stelten zetten, leek het even over tot er vorig jaar dan toch plots een nieuwe plaat, ‘Lone Lizard’, was.
De opkomst was op zijn zachtst gezegd wat aan de lage kant, maar dat liet Timmy niet aan zijn hart komen. De man, gezegend met een kop waarmee hij kan solliciteren voor een rol in de meest macabere Halloweenfilms, begon zijn set met het prijzen van het Belgische bier. Met dat bier haalde hij later trouwens nog een impressionant trucje uit. Zo goot hij een flesje Maes leeg in zijn oog waarna het bier als een fonteintje uit zijn mond spoot. En de muziek? Die was al even verfijnd... Nee, dit kon je makkelijk wegzetten als lomp, van de pot gerukt en compleet uit de tijd. A
lle begrip voor wie moest afhaken, toch vond ik dit ondanks alle onbeholpenheden een meeslepend en intrigerend optreden. De heavy psych nummers leken met haken en ogen aan elkaar te hangen maar dat maakte het dan weer lekker onvoorspelbaar. Op het podium gedroeg Timmy zich als een losgeslagen projectiel die zwaartekracht tartende riffs en op de rand van de seventies hardrock balancerende solo's uit zijn, met fantastische, psychedelische afbeeldingen versierde, gitaar kneep. Zijn gitaarexploten waren wild en onbesuisd en dreigden meer dan eens faliekant uit de bocht te gaan maar een heerlijk roffelende Scott Dunkerley en bassist Eric Altesleben, die ooit nog deel uitmaakte van het prille Interpol, hielden hem op vakkundige wijze in het gareel.
En dan was er nog zijn stem: weinig toonvast maar de klankkleur leek hij naar believen te kunnen veranderen. Zo klonk hij bij momenten zelfs als Captain Beefheart. Een Spinal Tap mocht uiteraard niet ontbreken: zo stootte onze held zijn hoofd onbedoeld keihard tegen zijn microfoon met wat bloed tot gevolg. Even later dook hij met ware doodsverachting van het podium het publiek in (dat er niet stond) en kwam languit op de vloer te liggen.
We hoorden slechts een drietal nummers uit hun laatste plaat, de rest werd geplukt uit zowat alle platen die de groep gemaakt heeft. De oudste en meer punkgerichte nummers zoals "Poor and bored" uit 2012 werden bewaard voor het slot. Tijdens de apotheose sleurde Timmy Billiam, die het ganse optreden vanop de eerste rij gevolgd had, het podium op en stopte hem zijn gitaar toe waarna hij zelf wat met de effectpedalen ging prutsen.
Een chaotisch einde van een doldrieste set maar of Timmy Vulgar hier veel zieltjes mee gewonnen heeft valt sterk te betwijfelen. Jammer eigenlijk, want mijn respect is schier eindeloos voor iemand die zo lang koppig zijn eigen ding blijft doen.

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

zaterdag 26 oktober 2024 09:33

Fantastic Cat - Folk rock for pussies

Fantastic Cat - Folk rock for pussies

Ik moest me toch wel even de ogen uitwrijven toen ik aangekondigd zag dat Fantastic Cat naar 't Manuscript kwam. Ik zag hen vorig jaar nog in de zaal van De Zwerver en met hun alweer lovend onthaalde tweede plaat, ‘Now that's what I call Fantastic Cat’, leek de groep uit New York alleen maar aan populariteit gewonnen te hebben.
Diezelfde avond stonden The Mystery Lights in de Cactus Club al aangestipt in mijn agenda maar die keuze moest ik toch herzien. Want deze unieke en wellicht ook laatste kans om Fantastic Cat nog eens in een café te zien spelen, wou ik me toch niet laten ontglippen.

Fantastic Cat is, wat men heet, een supergroep waarin vier singer-songwriters de krachten bundelen zoals hen dat is voorgedaan door groepen als Crosby, Stills, Nash & Young, Traveling Wilburys, Monsters Of Folk of The Highwaymen. Zij het met wat minder spectaculaire namen dan bij hun illustere voorgangers. Anthony D'Amato en Brian Dunne waren tot vorig jaar nobele onbekenden voor me. Don DiLego had ik al eens aan het werk gezien met Jesse Malin in De Zwerver maar het bekendste gezicht van het vierspan blijft Mike Montali, die ik meerdere malen zag schitteren met zijn andere groep, Hollis Brown. 
Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat ik lang niet alle nummers op hun twee platen even sterk vind. Zelf omschrijven ze met een knipoog hun muziek als folk rock for pussies maar ik hoor Fantastic Cat vooral schipperen tussen rock, roots en pop en wanneer ze te veel naar dat laatste neigen moet ik toch afhaken. Gelukkig vormt dat live geen obstakel.
Optredens van Fantastic Cat zijn vooral een feest die ons even die verzuurde wereld waarin we leven laat vergeten. Showtime! Op de tonen van "What's new pussycat?" van Tom Jones bestijgen de vier, getooid in identieke, feestelijke kostuums en met als kers op de taart witte lakschoenen, het podium waarna ze hun set met een zelden geziene gretigheid toepasselijk openden met "The gig".
Die eerste nummers waren zeker niet mijn favoriete maar het ongebreidelde spelplezier liet me dat snel vergeten. Vanaf het vijfde nummer, "Amigo", dat me deed herinneren aan The Band, werd er muzikaal een niveau hoger geschakeld zodat ik me helemaal in het walhalla kon wanen. Na iedere song volgde een ware stoelendans waarin driftig van instrumenten werd gewisseld en waarbij niemand te beroerd was om ook eens achter het drumstel post te vatten. Waar dit bij de meeste bands  voor irritatie zou zorgen, leek het hier enkel de spektakelwaarde te verhogen. Ook al omdat de heren tijdens die onderbrekingen behoorlijk wat spitsvondige sneren aan elkaar uitdeelden. Fun! Daar draait het voor een groot deel om bij Fantastic Cat. Zo werd "Oh man!" ingezet met de riff van "Black Betty" van Ram Jam.
Alle nummers werden geplukt uit de twee LP's en twee EP's die de groep rijk is behalve "If you wanna stay a while" dat op het solo-repertoire van Brian Dunne staat. Graag pik er nog een paar hoogtepunten uit. Het door Anthony D'Amato gezongen "C'mon Armageddon" dat onvermijdelijk deed denken aan Dylan's "Subterranean homesick blues" en afsluiter "Goodnight my darling", een heerlijk ouderwetse slijper gezongen door Don DiLego.
Het bisnummer was meteen de enige cover van de avond: het wondermooie "Keep me in your heart" van Warren Zevon. Net als een jaar geleden wisten deze rasentertainers me te overrrompelen met een pretentieloze, maar meeslepende set waarin de stemmenpracht bijna buitenaards was, de gitaren verfrissend klaterden en de songs getuigden van gedegen vakmanschap. Bovendien bleek Anthony D'Amato, die er de vorige keer in Leffinge door een voedselvergiftiging erg bleekjes bij stond, dit keer in bloedvorm te verkeren.
Niets dan stralende gezichten achteraf en de volgende keer wordt het nog beter want dan brengen ze een echte drummer mee, beloofden ze.

Organisatie: Manuscript, Oostende

Billiam and The Split Bills - Kort en krachtig

Met Billiam and The Split Bills en Piss Rules kregen we twee exponenten uit de zogenaamde ‘egg punk’ voorgeschoteld. Dit subgenre ontstond eigenlijk al begin jaren 10 maar kent de laatste tijd blijkbaar een hausse. Een sluitende definitie is er uiteraard niet maar het gaat vooral om lo-fi punk met een grote doe-het-zelf ethiek en satirische, nerdy teksten waarbij Devo vaak een grote bron van inspiratie is. Volgens sommige bronnen heette egg punk aanvankelijk dan ook devo-core.

Piss Rules is een duo dat zowel Leuven als Bristol gebruikt als uitvalsbasis en met een single, "Carsick", waarop vier nummers in evenveel minuten doorgejaagd worden, op het conto. De twee begonnen hun set vrij lieflijk met een duet dat me aan The Moldy Peaches deed denken. Het bleek slechts stilte voor de storm want daarna werden het tempo en het volume gevoelig opgetrokken. Eggman Meringuewell, lijkwit geschminkt met zwartomrande ogen, ramde zijn gitaar op een onorthodoxe manier terwijl het springerige zangeresje Grandma's Special er probeerde bovenuit te gillen. Poor man's Snõõper dacht ik even. Zelf zeggen ze beïnvloed te zijn door Devo (wie anders?) en Brorlab. Dat laatste kan wel kloppen, hoewel ze toch wat minder extreem zijn dan die Antwerpse groep. Korte nummers met titels als "Nietzsche preacher" en "Senile delinquent" werden telkens ingeleid door spitsvondige commentaren, waarna ze als voetzoekers ontploften. Sympathiek, dat zeker, maar lang zal het me toch niet bijblijven.

Hetzelfde kan ik eigenlijk ook zeggen van Billiam and The Split Bills hoewel deze band uit Melbourne toch wat duurzamer bleek. Billiam maakt naar eigen zeggen autismecore (wat ik me daarbij moet voorstellen is me niet geheel duidelijk) en knutselt zijn platen (en dat zijn er nogal wat) gewoonlijk solo in elkaar op zijn slaapkamer.
Maar als hij de hort op gaat kan hij rekenen op het vierkoppige The Split Bills. Billiam had er duidelijk zin in en voelde zich meteen thuis in de Pit's.
En ik kon hun snotterige en prettig gestoorde punk best wel smaken alhoewel ik me soms stoorde aan de synths die erg lo fi maar vooral ook lelijk klonken terwijl de gitaar te ver in de mix zat. Maar Billiam, die smeet zich ten volle en dat mag je vrij letterlijk nemen. Op een gegeven moment lag hij zelfs languit op de grond tussen het volk. Ook Ada Duffy liet even haar synths voor wat ze waren om  het publiek te gaan verkennen en ze deed dat met een ijselijk gegil, een ware aanslag op de trommelvliezen.
Na een groot halfuur was alle munitie reeds verschoten. Kort en krachtig zoals het hoort, maar toch iets te vluchtig.

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

Leffingeleuren 2024 - Voor het eerst uitverkocht
Leffingeleuren 2024
Festivaldorp
Leffinge
2024-09-13 t-m 2024-09-15
Ollie Nollet

Zeggen dat ik meteen wild enthousiast werd bij het zien van de affiche van Leffingeleuren 2024 zou de waarheid geweld aandoen. Maar intussen weet ik dat er in Leffinge altijd ontdekkingen te rapen vallen en wat is er leuker dan drie dagen lang in een ontspannen sfeer kennismaken met nieuwe groepen? Blijkbaar zijn er steeds meer mensen die er zo over denken want het festival was voor het eerst in haar bestaan volledig uitverkocht. En de oogst? Die was groot, vooral op zondag bleef het onwaarschijnlijk hoogtepunten regenen.

dag 1 - vrijdag 13 september 2024
Het festival werd in de zaal op gang gefloten door Koala Disco, een vijftal uit Lommel dat onlangs nog de publieksprijs van Humo's Rock Rally won. Het werd een aangename verrassing met alle kanten op stuiterende nummers waarvan de zang (afwisselend man/ vrouw) sterk aan The B-52's deed denken. Frontman/ gitarist Niels Tuijaerts was ook de eerste die deze editie van Leffingeleuren het publiek indook en hij deed dat al vrij vroeg in een set die altijd wel wat te bieden had. Zo kreeg Koala Disco op het eind nog versterking van de paus, of althans een jongere versie, die Tuijaerts meteen een stevige tong draaide.

In tegenstelling tot Koala Disco hield Omni (Atalanta, Georgia) het daarna in de Apollo bij een stevige, strakke sound waarvan niet werd afgeweken. Hun hard door new wave geïnspireerde muziek kon niet langer dan twee nummers boeien en dat ze zichzelf uitgebreid voorstelden met kitscherige loungemuziek als achtergrond maakte me ook al niet veel blijer. 

Met Snapped Ankles (Londen) verschenen er vier vreemde en bijzonder harige wezens, die vermoedelijk van bomen afstamden, op het podium. Hun leider, die gebruik maakte van een mij onbekend instrument dat nog het meest leek op een tak, vroeg meteen om enkel groene podiumbelichting zodat we ons in het diepe woud konden wanen. Daar was het de eerste tien minuten wonderlijk toeven dankzij een hypnotiserende sound vol ongrijpbare, kosmische synths die schatplichtig leken aan Tangerine Dream. Ik maakte me al op voor hét hoogtepunt van Leffingeleuren maar dan werd plotseling alle melodie resoluut gebannen waarmee meteen ook de magie verdween. Wat restte waren niets ontziende beats die resoluut op de dansbenen mikten.

Bad Bangs uit Melbourne liet de mastering voor hun tweede plaat, ‘Out of character’, die eerder dit jaar verscheen, over aan de legendarische Jim Diamond en dan is mijn aandacht meteen gewekt. De vier mochten een vijf weken durende Europese tour aftrappen in het café en ze deden dat met verve. Zelf situeren ze zich tussen punk, country, folk en psych. Ik hoorde vooral complexloze garagerock/pop, rock-'n-roll met een hoge feelgood factor die soms aan Shannon and The Clams herinnerde. Het klonk een stuk steviger dan op plaat en wat was het heerlijk om de twee vrouwelijke gitaristen (tevens zangeressen), Shelby De Fazio en Sophia Lubczenko, onbevangen te zien duelleren. De groep had trouwens speciaal voor deze tour een collectie strings laten ontwerpen die Lubczenko tijdens de set met veel vuur en een exemplaar in de hand aanprees, wat de temperatuur in het stampvolle café nog enkele graden liet stijgen.

Meteen daarna was het opnieuw raak in de Apollo met Snõõper, een geschift vijftal uit Nashville die een plaat, ‘Super Snõõper’, mocht maken voor Third Man Records, het label van Jack White. Het werd een razende storm vol korte explosieve nummers die nooit boven de twee minuten afklokten. Zangeres Blair Tramel, in het dagelijks leven lerares in het basisonderwijs, leek wel een fitnessprogramma af te werken: voortdurend op en neer springend of een halter (die later in de kolkende moshpit belandde) torsend. En ze kon verdomd nog zingen ook. Haar heldere, hoge stem torende steevast boven de teringherrie uit en zorgde zo voor een verfrissende toets. Het ging er bijzonder heftig aan toe, zowel voor als op het podium maar ook puur muzikaal bleef er steeds voldoende te beleven. Zo haalden ze op een verrukkelijke wijze "Come together" van The Beatles door de punkmangel. Tijdens het laatste nummer verscheen nog een enorme pop uit papier-maché, gedragen door de zangeres, op het podium. Van enige vorm van voorspelbaarheid kon je Snõõper niet verdenken. Dit was wellicht het beste wat ik op vrijdag zag.

Daarna had ik Tje aangestipt maar die groep uit Hasselt moest verstek geven wegens ziekte. Zo kreeg ik wat extra tijd om op adem te komen en trok ik met frisse moed naar de zaal voor Whispering Sons. Voor alle duidelijkheid: ik ben absoluut geen onvoorwaardelijke fan van Whispering Sons maar ik zag ze voorheen al eens aan het werk en kon daar toen best wel van genieten. Dit keer bleef ik toch wat op mijn honger zitten. Uiteraard blijft Fenne Kuppens een charismatische frontvrouw. Ook hier wist ze in haar oversized kostuum en met haar duizelingwekkend diepe stem alle aandacht naar zich toe te zuigen. Daarbij werd ze niet echt gehinderd door de overige bandleden, die er wat bleekjes bijstonden. Misschien hoort dit bij dit soort donkere, onderkoelde postpunk maar wat meer weerwerk van de groep had wellicht geen kwaad gekund. Of waren het dan toch de nummers, die bijna allemaal uit de laatste plaat, "The great calm", waren geplukt, die niet konden overtuigen? De devote fans zullen hier ongetwijfeld met volle teugen van genoten hebben maar voor de niet-ingewijden zal dit vermoedelijk toch wat te eenvormig geklonken hebben waardoor de aandacht wat verslapte, getuige het geroezemoes achterin de zaal.

Achteraf hoorde ik dat O. op hetzelfde moment in de Apollo een schitterende set had gespeeld. Dan toch een verkeerde keuze gemaakt maar een mens kan niet alles hebben.

dag 2 - zaterdag 14 september 2024
De eerste band die ik op zaterdag zag was Wombo, een trio uit Louisville, Kentucky. Naar verluidt is de groep tekstueel beïnvloed door de sprookjes van de gebroeders Grimm en Hans Christian Anderson. Dat liet zich muzikaal vertalen in een mix van art-rock en dreampop. De bas van zangeres Sydney Chadwick droeg de melodieën terwijl de gitaar van Cameron Lowe, die soms venijnig uit de hoek kwam, voor de ornamenten mocht zorgen. Veel potten werden er niet gebroken. Daarvoor klonk de zang te broos en waren de songs te weinig memorabel.

Het was wachten op Beige Banquet uit Londen om echt wakker geschud te worden. De vijf begonnen hun set vrij kalm om na enkele nummers compleet los te barsten. De dwingende praatzang van Tom Brierly en de schurende gitaren waren de voornaamste kenmerken maar de stuwende kracht achter deze donkere postrock werd gevormd door een drummer, een percusionist en een beest op bas. Niet meteen mijn ding, daarvoor neigde het te veel naar new wave, maar toch: een intensieve set!

Mohammad Syfkhan werd in laatste instantie aan het programma toegevoegd ter vervanging van Talk Show. Deze Koerdisch/ Syrische zanger vluchtte, nadat IS één van zijn zonen vermoordde, vanuit Raqqa naar Ierland waar hij nu in Carrick-On-Shannon woont. Eerst dacht ik nog dat Guy Mortier plaatsnam op de stoel vooraan het podium maar bij nader inzien bleek het toch de keurig in het pak gestoken Mohammad Syfkhan te zijn. Zijn Koerdische zang en indrukwekkende spel op bouzouki werden begeleid door de (soms te) feestelijke klanken uit een ritmebox. De man probeerde ons aan het dansen te krijgen wat slechts gedeeltelijk lukte. In ieder geval chapeau voor de organisatie om op zo'n korte termijn zo'n waardige vervanger uit de hoed te toveren.

Leffingeleuren, dat is ook pijnlijke keuzes maken. Hier staan zoveel interessante groepen geprogrammeerd zodat spijtige overlappingen niet te vermijden zijn. Ik ben nog altijd van oordeel dat je om een concert echt te beleven je er vanaf de eerste minuut bij moet zijn, liefst zelfs een vijftal minuten vooraf. Ergens halverwege de set binnenstormen om dan na drie nummers te besluiten dat je een goede groep hebt gezien, dat kan er bij mij niet in. Zo verloochende ik mijn punkziel door Plexi Stad links te laten liggen ten voordele van Dijf Sanders, omdat ik die laatste al een paar keer miste en ik hem nu eindelijk eens wou zien. En dat ondanks mijn aversie tegen elektronica. Want wat we hoorden waren elektronische klankentapijten doorspekt met field recordings, meegebracht van verre reizen. Verre van makkelijk verteerbaar maar de inbreng van de fascinerende drummer Simon Segers (De Beren Gieren, Black Flower) zorgde ervoor dat dit niet als een steen om de maag bleef liggen. 
Intussen is Duyster. Live met Ayco Duyster en Eppo Janssen in de Onze-Liev-Vrouw Kerk een vast onderdeel van dit festival geworden en tracht ik elk jaar toch minstens één sessie mee te pikken. En als je er tijdig bij bent kan je er ook even zitten wat mooi meegenomen is.
Dit jaar zag ik er Few Bits, die voor het eerst in zes jaar weer op een podium stonden. De groep van Karolien Van Ransbeeck leek het even te gaan maken toen ze na het verschijnen van ‘Big sparks’ mochten toeren met groepen als The War On Drugs en The Lemonheads. Nu zijn ze terug en is er zelfs een nieuwe plaat op komst. Hun dreampop, gebracht met een akoestische en een elektrische gitaar plus bas klonk verfijnd en sympathiek. Een koerswijziging voor de nieuwe plaat moeten we niet verwachten.

Rendez-Vous uit Parijs bouwde zonder al te veel subtiliteit een muur van geluid gestut door (meestal) drie gitaren. Postpunk of posthardcore met een vleugje grunge die me soms wat deed denken aan Metz maar dan van beduidend lagere kwaliteit. Het drieste geweld miste directie waardoor het zwaar op de maag bleef liggen. Enkel de synths brachten af en toe wat verlichting. Dat ik dat nog mag schrijven! Overigens had één van de gitaristen ook een mooie Moog ter beschikking maar die werd dan weer nauwelijks aangeraakt. Een tegenvaller.

Vervolgens in het café bleek Axis: Sova, een trio uit Chicago dat connecties heeft met Ty Segall, een moeilijk te catalogeren band. Het eerste en het laatste nummer (net dezelfde plaatsen als op hun laatste plaat, "Blinded by oblivion"), "People" en "That dream again" klonken als naar americana neigende rock waarin de mooie stem van Brett Sova klonk als die van Mike Montali (Hollis Brown, Fantastic Cat). Voor de overige nummers, die ook zo goed als allemaal uit die laatste plaat kwamen, ging die vergelijking helemaal niet op. De stem klonk plots veel donkerder terwijl de nummers veel dwarser van structuur waren. Psyched-out artrock met af en toe een nostalgische seventiesrock gitaarsolo, zoiets. Of ik alles even goed vond, daar ben ik nog steeds niet uit. Intrigeren deed het in ieder geval tot de laatste noot.

Daarna werd het weer kiezen: dit keer tussen Pedro The Lion uit Seattle en Dorpsstraat 3. Het werden de Amsterdammers. Die vreemde groepsnaam ontstond toen vrienden door het leegstaande huis van de dorpspriester dwaalden en daar tot hun grote verbazing een kelder vol analoge synthesizers en ritmeboxen aantroffen. Als eerbetoon werd de straatnaam en huisnummer van dit pand hun groepsnaam. De zang van Merlijn Breedland klonk soms wat zeurderig maar het was vooral hun sound die me aansprak. Die stond bol van de ouderwetse synthesizerklanken en refereerde meermaals aan de Turkse psychedelica uit de jaren '60. Mooi!

Met Baby's Berserk zag ik opnieuw een groep uit Amsterdam. Dit drietal gaf een vestimentair goed uitgekiende show waarbij de derrière van zangeres-bassiste Eva Wijnbergen uitgebreid bewonderd kon worden. Sommigen omschrijven hun muziek als DIY glamourpunk, ik hoorde vooral kitscherige disco met wat punkaccenten waar ik al vlug de buik vol van had. Maar het moet gezegd: Wijnbergen is een podiumbeest dat bleef fascineren en zelfs niet te beroerd bleek om zich tussen de boxen en het plafond te wurmen.

Strand Of Oaks zal ik blijven associëren met zijn solo-optreden in het café nu elf jaar geleden op dit eigenste festival. Beter dan toen wordt het nooit en na zijn eerder dit jaar verschenen teleurstellende plaat, ‘Miracle focus’ waren mijn verwachtingen eerder aan de lage kant. Ik maakte me al op om de band neer te sabelen toen de synths als een suikeren deken de muziek dreigden te verstikken. Gelukkig kwam het zover niet en buiten enkele miskleunen bleek dit dan toch een best genietbare set waarin Tim Showalter met veel passie het beste van zichzelf gaf.

Een dag zonder echte hoogtepunten werd dan toch nog afgesloten met een voltreffer. Een mokerslag eerder. Daar zorgde Prison Affair uit Barcelona voor met een half uur ultrakorte rammelende punksongs waarin de gitarist ons nog even op het verkeerde been probeerde te zetten door er de riff van "Paranoid" tussen te gooien. Veel had het allemaal niet om het lijf en de zang leek soms op een plaat die op een verkeerd toerental werd afgespeeld maar de energie die hieruit straalde was onbetaalbaar.

dag 3 - zondag 15 september 2024
ILA, de band van de uit Peer afkomstige Ilayda Cicek, zorgde meteen voor een straffe start op zondag. De drie brachten een gesmaakte combinatie van grunge en noiserock waarbij Nirvana enkele keren om de hoek kwam loeren. Frontvrouw Ilayda Cicek leek alleen maar aan charisma gewonnen te hebben en wist het publiek moeiteloos aan zich te binden.

De vier van Great Gable uit het Australische Perth hadden er een rit van negen uur vanuit Zwitserland voor over gehad om hier te geraken en daar kon ik alleen maar blij mee zijn. Hun mix van slacker rock en surf werkte bijzonder aanstekelijk. De zwoele gitaar van Matt Preen en de soms licht haperende stem van Alex Whiteman, die aan The Strange Boys deed denken, hielden het helemaal volgelopen café in de ban. Toen ze ook nog eens "Blister in the sun" van Violent Femmes coverden, kon het niet meer stuk.

Het podium van de zaal was aardig gevuld toen Ibibio Sound Machine uit Londen aantrad. Zo ontwaarde ik maar liefst twee Moog synthesizers maar die werden niet zo heel veel gebruikt. Speerpunt was uiteraard de feestelijk in geel en zwart uitgedoste Eno Williams, een wonderlijke zangeres met Nigeriaanse roots die op een spontane manier het publiek voor zich wist te winnen. West-Afrikaanse funk en Afrobeat werden gecombineerd met elektronica en wat disco-invloeden terwijl een erg gretige gitarist er nog wat rockelementen aan toevoegde. Maar de kers op de taart kwam van de sublieme blazers (sax en trombone).

University uit het Britse Crewe zorgde voor een explosie aan energie. Mathrock en posthardcore werden afgewisseld met wat emo momenten. Zanger-gitarist Zak Bowker bleek over een mooie huilende stem te beschikken maar meestal schreeuwde hij zich gewoon schor. Een poging tot fluiten ging hem minder af. En dan was er nog Edy, vast lid van de band die voor de 'song title exposition' instond door telkens een papier met de titel erop in de lucht te steken vooraleer het nummer begon. Tussendoor hield hij zich vooraan het podium onledig met wat videogames. Een job als een ander.

De laatste plaat van singer-songwriter Dylan LeBlanc (Nashville), ‘Coyote’, kan me maar erg matig boeien wegens te veel songs die zich lamlendig voortslepen. Erg gerust was ik er dus niet in en de eerste helft van de set was dan nog eens volledig gewijd aan die plaat. Nu was Leblanc wel zo slim geweest om er de beste nummers zoals de titelsong uit te pikken. Bovendien had hij een roedel doorgewinterde muzikanten (The Steel Vaqueros) bij die voor een stevigere aanpak zorgden terwijl die ellendige strijkers gelukkig ontbraken. LeBlanc liet twee gezichten zien. Enerzijds had je de wijd meanderende en van etherische toetsen voorziene sound die dicht in de buurt van de ongenaakbare Israel Nash kwam. Anderzijds waren er de meer gitaar geïnspireerde songs die duidelijk de mosterd gehaald hadden bij Neil Young & Crazy Horse. Misschien had alles wel wat compacter gemogen en die uitgebreide groepsvoorstelling waarin ieder zijn solospotje kreeg leek me wat van het goede te veel.

Daarna moest ik een hartverscheurende keuze maken. Mclusky, de groep waar misschien wel het meest naar uitgekeken werd, stond om 19u in de zaal geprogrammeerd terwijl Cat Clyde, waar ik persoonlijk erg veel van verwachtte, zou er twintig minuten eerder aan beginnen in het café. Het plan was om toch alvast maar de start van Cat Clyde mee te pikken, maar na één nummer wist ik al zeker dat ik hier niet voor de laatste noot zou vertrekken. De Canadese uit Stratford, Ontario begon ronduit verpletterend met "I been drinking", een a capella gebrachte cover van de vooroorlogse blueszangeres Vera Hall, bekend van "Trouble so hard" dankzij de sample van Moby. Klein van gestalte maar met een indrukwekkende stem en een ontwapenende persoonlijkheid zorgde ze voor één van de onmiskenbare hoogtepunten van Leffingeleuren 2024. Zichzelf afwisselend begeleidend op een elektrische en een viersnarige akoestische gitaar reeg ze de ene parel aan de andere, die zich ergens tussen indiefolk en countryfolk situeerden.
Halverwege de set wist ze me zelfs te verrassen met een rock-'n-rollsong, "Man I loved blues". Schijnbaar moeiteloos wist ze alle harten voor zich te winnen. In die mate zelfs dat ik iemand "Will you marry me" hoorde roepen.

Zo miste ik natuurlijk de eerste helft van de wederopstanding van Mclusky, het fenomeen uit Cardiff, Wales. Het drietal klonk nog net hetzelfde als op hun pièce de résistance, ‘Mclusky do Dallas’ uit 2002: beenhard, compromisloos, rauw en toch met enig gevoel voor verfijning. Post hardcore of power postpunk met een theelepel noiserock zou je het kunnen noemen. Frontman Andrew Falkous was bijzonder goed op dreef, kon nog steeds rekenen op die geweldige strot van hem en sneerde tussendoor even naar Nigel Farage. Mclusky staat er weer maar een drummer in zo'n glazen kooi blijf ik geen zicht vinden.

Daarna kon ik even op adem komen aan de Busker Street, een podium in het gratis gedeelte van het festival waar jonge talenten hun kans krijgen. Blue Gene vind ik een mooie naam omdat het me herinnert aan het onsterfelijke "Dirty Blue Gene" van Captain Beefheart. Maar het was toch vooral omdat hij ons ‘cheesy country’ beloofde dat ik hier naartoe trok. Mooie, eenvoudige countrysongs spitsvondig aan elkaar gekout, waartussen zelfs een Spaanstalig nummer. De West-Vlaamse Gentenaar sloot af met zijn nieuwe en smaakvolle single "Texas" waarvan de eerste noten me erg deden denken aan "I'm not drunk, I'm just drinking" van Mack Allen Smith.

Cool Sorcery uit de Braziliaanse hoofdstad Brasilia werd aangekondigd als een éénmanszaak maar toen ik aankwam in het café stond het podium volgeladen met materiaal. Bleek dat Marcos Assis intussen een groep rond zich heeft verzameld. Met zijn vijven zorgden ze voor een ware Braziliaanse furie waarbij het publiek zich niet onbetuigd liet en vanaf de eerste noten een niets ontziende moshpit vormde. Razende punk werd afgewisseld met hoekige jazzrock terwijl "Riders on the storm" van The Doors vakkundig door de psychrockmolen werd gehaald. Naast de verwachte elektronica bestond het instrumentarium verder uit twee gitaren, bas, drums en zelfs een dwarsfluit. Naarmate de set vorderde kozen ze steeds meer voor furieuze punk, verbaasd als ze waren door de enorme respons en daar was niemand rouwig om. Dit was wellicht dé verrassing van het festival.

The Grogans uit Melbourne mochten vorig jaar al eens optreden in café De Zwerver en blijkbaar viel dat toen zo goed mee dat ze nu mochten afsluiten in de Apollo. Met de perfecte line-up zijnde twee gitaren en drums grepen ze me met twee ongelooflijk sterke songs uit hun laatste plaat, "Find me a cloud", meteen bij mijn kladden. "Heads in the sand", garagerock met een zware, fuzzy riff die The Mystery Lights in gedachten riep en "I need you", verslavende retrorock die van The Spyrals had kunnen zijn.
De lat lag meteen erg hoog maar veel minder dan dat werd het nooit buiten een paar te slappe surfnummertjes dan. Een schitterende set werd afgesloten "Hey ma'am", een lap vonkende rock-'n-roll. Zanger Quin Grunden had even daarvoor zichzelf al uitgenodigd voor volgend jaar, ik maak alleszins geen bezwaar.

Daarna zag ik nog de finale van de set van King Hannah uit Liverpool. Een set, die ik op basis van hun laatste plaat, ‘Big Swimmer’, wel helemaal had willen zien. Hannah Merrick, getooid in een indrukwekkende rode jurk, zong mooie liedjes die meestal intiem begonnen, waarna de spanning werd opgebouwd om uiteindelijk te eindigen met een gitaaruitbarsting van Craig Whittle. Best spannend en had ik dit van in het begin mogen meemaken was ik wellicht euforisch geweest. Nu raakte het me niet echt doordat ik nog te bedwelmd was door The Grogans.
Toch was dit een mooi slotakkoord van een alweer zeer geslaagde editie van Leffingeleuren waarvan de zondag er met kop en schouders bovenuit stak.

Neem gerust een kijkje naar de pics @Kristof Acke
https://www.musiczine.net/nl/component/phocagallery/category/6898-leffingeleuren-2024.html?ltemid=0

Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

donderdag 29 augustus 2024 21:55

River City Tanlines - Tweede adem gevonden

River City Tanlines - Tweede adem gevonden

Eerste groep was Itches, nog maar eens een product uit de vruchtbare Kempen, dit keer uit Vorselaar. Itches heeft net een eerste plaat , ‘Two flies in one clap’, uit die werd opgenomen in de Tooth Mountain Studio van Rafael Valles Hilario (Tuff Guac) en uitgebracht door UhmYeahSure Records en Ronny Rex. Zo weet je meteen in welke hoek je het moet zoeken. Moderne psychrock met een hoek af. Het kostte enige moeite om het materiaal, dat blijkbaar geleden had onder het bier tijdens een vorig optreden, deftig aan de praat te krijgen maar eenmaal vertrokken stond er geen rem meer op.
Met een grote gretigheid en tonnen spelplezier brachten ze fuzzy garagerock die me vooral aan Ty Segall deed denken. Niet zonder popgevoeligheid en met zanger-gitarist Philippe Aguilar (bekt wat beter dan Peeters) die al eens een hoog stemmetje durfde op te zetten. Samen met bassist Jonas Torfs en drummer Arno Sels speelde hij een gesmaakte set die toch wat variatie miste. Nochtans wordt de groep geprezen om zijn veelzijdigheid. Misten we iets doordat de set wat ingekort werd? Uiteindelijk werd er in schoonheid afgerond met een Ramones-cover die ik niet meteen kon thuiswijzen.

Ik moest me toch even in de schaarse haren krabben toen ik hoorde dat River City Tanlines naar de Pit's kwam. Was die groep niet al lang dood en begraven? Na hun laatste plaat, ‘Coast to coast’, uit 2012 volgde enkel in 2018 nog een digitale single, "Race/Time", waarna het akelig stil werd rond de band. Niet dat ik ze heel erg miste want hun twee eerdere passages in de Pit's (2005 en 2006) waren verre van onvergetelijk, leerde ik na een duik in mijn archieven. Maar frontvrouw Alicja Trout blijft natuurlijk een naam, vooral in Memphis maar ook ver daarbuiten. Een hardwerkende dame die in talloze groepen speelde, waaronder Mouserocket, Alicja-Pop, Destruction Unit, Nervous Patterns en het beter gekende Lost Sounds, en een eigen platenlabel, Contaminated Records, opstartte. Maar ik zal haar wellicht het langst herinneren als drumster van His C.C. Riders, de groep van de legendarische Monsieur Jeffrey Evans waarin ook ene Jay Lindsey (later bekend geworden als Jay Reatard) gitarist was. Reatard zou trouwens later nog opduiken aan de zijde van Alicja Trout in Lost Sounds en Nervous Patterns.
River City Tanlines bleek met een nieuwe extra gitarist uitgegroeid tot een viertal. Naast Alicja (die steeds meer op Patti Smith begint te lijken), nog steeds op haar vertrouwde Flying V, was enkel drummer John Bonds van de originele bezetting overgebleven. De groep opende met hun laatste wapenfeit "Race/Time" en dat is eigenlijk een Destruction Unit-cover. Ook de twee volgende nummers waren afkomstig van Alicja Trout's nevenprojecten. Eerst "You can't change" van Nervous Patterns (duo Trout/Reatard) gevolgd door "Not gonna be dumb" van Alicja-Pop. Niet meteen de beste songs hoewel het gitaarriffje van "Not gonna be dumb" bijzonder verslavend werkte. De daaropvolgende nummers werden geplukt uit de twee LP's en enkele singles die River City Tanlines op hun actief hebben.
Eerlijke, met de nodige power gebrachte garagerock die op geen enkel moment grensverleggend was, maar die je als een sluipend gif langzaam maar zeker in zijn greep kreeg. De hardrock invloeden werden dit keer tot een minimum beperkt terwijl de komst van een extra gitarist de groep blijkbaar een tweede adem bezorgde. Dit klonk ongetwijfeld stukken beter dan achttien jaar geleden.
Nummers als "Devil made me do it" waarvan de riff verdacht goed leek op die van Them's "I can only give you everything" zorgden voor onverhoopt vuurwerk.
River City Tanlines wist me bijzonder aangenaam te verrassen of zoals iemand zei: derde keer, goede keer. Ik kan enkel maar hopen dat dit de vonk was die de groep herlanceert.

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

Pagina 1 van 22