logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Zara Larsson 25...
Zara Larsson 25...
Filip Van der Linden

Filip Van der Linden

donderdag 28 maart 2019 11:29

Data Mirage Tangram

Het nieuwe album van The Young Gods heeft een hele tijd op zich laten wachten. ‘Data Mirage Tangram’ vormt dan ook een complete stijlbreuk met het vroege en het voorgaande werk van dit Zwitserse trio. Alles klinkt trager, mysterieuzer en langer. Een mix van dromerige ambient, drones, jazzy ritmes en postpunk-elementen in de gitaarstukken en vervormde stemmen.
Het nieuwe album is wel nog steeds heel herkenbaar, o.m. dankzij de heel zuinig gebrachte lyrics in het Frans en in het Engels, en de typische soundscapes van Cesare Pizzi. “Entre En Matiere” is donkere dreamambient. “Tear Up The Red Sky” is drijft op vervormde gitaarlijnen en is dansbaar, misschien niet voluit, maar wel voor postpunkers. Het is een heel gelaagde track met terugkerende motieven en een mooie, vrij klassieke opbouw naar een paar uitbarstingen rond het refrein. Niet zo vernieuwend als je de geschiedenis van de elektrorock bekijkt, maar het is wel mooi hoe The Young Gods er zijn eigen ding mee doet.  
Hetzelfde geldt in grote lijnen voor “Figure Sans Nom”, een track met subtiele muzikale hints naar de jaren ’80, met name dankzij een heel ijle, vervormde gitaar.  Franz Treichler speelt nog meer dan vroeger met tekstuele herhalingen, die hij als een mantra afvuurt. Ze nemen vooral ook hun tijd. Geen enkele track op dit album blijft onder de vijf minuten.
“Moon Above” is een moeilijke. Het is een richtingloze mix van jazz, krautrock, blues en minimal elektro.  Doorgaans worden The Young Gods-tracks rechtgehouden met een strak ritme, maar als – zoals hier – dat ritme-geraamte wegvalt, blijft er mar weinig over. De welgemikte blues-harmonica maakt nog iets goed door aan te sluiten op het ritme van de tekst, maar dit zal voor heel wat fans toch een brug te ver zijn. “Everythem” en “All My Skin Standing” lijden voor een deel aan dezelfde ziekte, maar gelukkig keren op “All My Skin Standing” de ritmes van de tribal drums wel genoeg terug om de luisteraar houvast te bieden.  De erupties komen op deze track onder de vorm van gitaarnoise. Het doet een beetje denken aan Neon Electronics of aan TB Frank & Baustein.
Staat er dan niets op ‘Data Mirage Tangram’ voor de fans van het eerste uur? Toch wel. Zeker “You Gave Me A Name” sluit van alle tracks op dit album nog het beste aan op hits als “Kissing The Sun”, “Gasoline Man” en “Skinflowers”, al heeft ook deze track niet dat voortdenderende EBM-ritme.
Blij dat The Young Gods terug zijn en dat ze niet ter plaatse zijn blijven trappelen.

donderdag 28 maart 2019 11:22

Insider/Outsider

Mauro Pawlowski moeten we niet meer voorstellen. Die kent iedereen van Evil Superstars, dEUS, zijn solowerk en zijn talloze samenwerkingen (Mitsoobishy Jacson, The Love Substitutes, Hitsville Drunks, Gruppo Di Pawlowski, …).
Kloot Per W is van een oudere generatie. Op zijn CV staan bands als The Misters, The Employees, Polyphonic Size, Sandie Trash, De Kreuners en De Lama’s. Per W heeft een passie voor de Beatles en de Ramones en vorig jaar nog bracht hij ‘Inhale Slowly and Feel’ uit, zijn ode aan de Velvet Underground.
Per W en Pawlowski bewonderden al lang elkaars werk, en stonden al in 2006 eens samen in een studio. Op ‘Insider/Outsider’ werken ze voor het eerst samen aan een volledig album. Dat levert niet altijd het verwachte vuurwerk op, maar vervelen doen ze nooit.
De eerste track is meteen raak. “KPW on 45” heeft een beetje een – wie kent dat nog – Stars On 45-vibe, met goed verstopte backing vocals van Luc Crabbe van Betty Goes Green, Daan, Peter Evrard (Idool en 10Rogue), Nathalie Delcroix en William Souffreau van het legendarische Irish Coffee. Ondanks al dat verzamelde talent is het een coole, maar rustig voortkabbelende song met in de lyrics een paar opmerkingen over de Ramones. Liever hadden we de grain en branie van die Amerikaanse punks ook in de muziek ontdekt. Deze track is meer Broken Glass Heroes dan de Broken Glass Heroes zelf. Jammer ook dat ze al die gasten niet ook lieten meeschrijven aan de track, want die collectie talent inzake lyrics en compositie kon “KPW on 45” vast nog naar een hoger niveau tillen. Ook “We Won’t Lose Touch” is een heel traditioneel poprocknummer met Mona Per W die heerlijke backingvocals toevoegt op deze naar Tom Petty overhellende track.
Een songtitel als “Eleonore Rigby” verrast niet voor Per W. Dat is maar twee letters verschil met “Eleanor Rigby” van de Beatles. Muzikaal slaan Per W en Pawlowski hier evenwel een heel andere weg in met hevige Franse lyrics, gefluisterde backings, een drammerige piano, een van de Velvet Underground-geleende gitaarlijn, een Julle De Borgher-drumritme, … Dit is smullen voor muziekliefhebbers. Hetzelfde recept volgt voor “Waitng For The Con Man”. Dat is opnieuw maar een paar letters verschil met “Waiting For The Man” van de Velvet Underground, maar muzikaal kon het duo daar niet verder van zitten, met een pompende bas en gemene discopunk-riffs die gepikt zijn van de Talking Heads en Devo. Mocht het tempo nog net iets hoger liggen, komen ze hier wel uit bij de Ramones.
Nog meer vuurwerk volgt op “Smokey Derision”, met bas, drums en ijle gitaren uit de donkerste periode van de jaren ’80, en – heel passend - een licht vervormde stem. Doet denken aan de glorieperiode van Front 242 en de Neon Judgement. Meer ‘80s dan dat ze ze in de ‘80s maakten. Ook “Human Grain” voelt heel retro-weerbarstig aan, maar mist toch wat inhoud. “Sleepless Under Water” treft dan weer wel doel, als moderne, trage en met weerhaken gepimpte blues en een songtekst die je voor het eerst op dit album meteen bij de lurven pakt.
“Room!” is het absolute hoogtepunt van dit duo-album. De intro roept echo’s op aan Depeche Mode in hun Berlijnse periode. Daarna komt er een BB King-gitaar langs. Vocaal zit deze track op de juiste golflengte, wat we niet elke keer kunnen zeggen. Het is moeilijk te duiden, maar op deze track gebeurt er iets magisch en komt het talent van Per W en Pawlowski het sterkst bovendrijven. Dat herhalen ze nog eens op het vinnige “Stand Up Chameleon”, opnieuw een mix van 80’s elektro en over-the-top bluesrock.
Daartegenover is “Land Of The Most Forgotten” nog steeds een degelijke track, maar misschien net iets te gewoontjes. “Spanwerk” begint veelbelovend, met iets van een soundsystem, maar verzandt al snel in richtingloos gerommel. Het instrumentale “Pale In The Face” is een knappe soundscape, maar ook niet meer dan dat. “Bigotry & Bigamy” doet muzikaal denken aan een slepende versie van dEUS ten tijde van ‘In A Bar, Under The Sea’.
Naar het einde toe scoort het duo nog twee keer. “Naked Girl” heeft een David Bowie/Iggy Pop-vibe en zou net als “Say What You Do” niet opvallen op een album met onbekende, donkere synthpop uit de jaren ’80. Het album sluit af met “The Dream Pop Spa”, met een lange intro, dan bijna tien minuten niks en dan nog het eerder flauwe vervolg van de track. Er zijn elegantere manieren om de luisteraar op het verkeerde been te zetten.
‘Insider/Outsider’ geeft een paar keer het vuurwerk dat je mag verwachten als je Kloot Per W en Mauro Pawlowski samen in een studio zet, maar leert ook dat muzikale genialiteit niet zomaar op bestelling komt. Dit duo levert de beste resultaten als ze voor elkaar stoorzender kunnen spelen, maar zuiver op compositie en lyrics winnen ze deze wedstrijd niet. Misschien hadden ze niet enkel hun agenda’s maar ook hun adresboekjes met bevriende muzikanten moeten samenleggen vóór ze de studio introkken.

donderdag 28 maart 2019 11:15

Pardon My French

Album ‘Pardon My French’ is al uit sinds vorig jaar, maar kwam pas onlangs op mijn radar. Voor Unwanted Tattoo heeft de albumtitel twee betekenissen. Aan de ene kant verontschuldigen ze zich voor hun licht ondeugend taalgebruik. Voor de tweede betekenis moet je weten dat deze band bestaat uit drie Vlamingen en één Waalse. Het is dus vooral zangeres Annette die zich bij repetities of optredens al eens moet verontschuldigen voor haar taal. Zingen doet ze overigens prima in het Engels. De band bestaat al bijna tien jaar en heeft best wat succes in België, Frankrijk, Duitsland en de UK.
Bassiste Rine geeft deze band als tweede stem een beetje een B-52’s-Vibe (“Love Shack”, maar ook “Roam”, “Channel Z”, “Rock Lobster”, …). Ook al omdat Unwanted Tattoo muzikaal toch ook een beetje bij die Amerikaanse band aanleunt, maar vooral omdat ze bovenop die ronde tweestemmigheid net zo’n ondeugende en bijna vrolijke insteek hebben. Het moet bij deze band niet altijd ernstig zijn en er mag al eens gelachen worden. De lyrics zijn behoorlijk lichtvoetig, maar ook weer geen nonsens.
Deze band heeft zijn roots in de punkrock, maar voegt daar nog flinke scheuten rockabilly, ruige garage en surf aan toe en komen zo uit bij wat ze rawk ’n roll noemen. De beste tracks zijn “Devilette”, “Fool On A Leash” en “Little Miss Betty Woop”, maar eigenlijk staan er geen vullers op dit album. De afsluiter “Tick Tick Boom” is eigen werk van Unwanted Tattoo en geen cover van The Hives, hoewel dat nummer zeker niet zou misstaan in hun set.
‘Pardon My French’ is enkel op vinyl verkrijgbaar. De oplage is beperkt.

donderdag 14 maart 2019 19:43

The Rise And Fall Of Cannibal Planet

Een mooi dooraderde mix van doom, stoner, sludge en noise. Je verwacht het eerder in het collectief-depressieve België dan in het immer-blije Nederland. Toch komt de band Katie Kruel van bij onze Noorderburen. Ze tekenden bij Seja Records, maar hadden net zo goed bij ‘onze’ Consouling Sounds of Dunk Records een warme thuis gevonden. ‘The Rise And Fall Of Cannibal Planet’, het nieuwe album van Katie Kruel, kan je grofweg opdelen in een eerste luik met traag kruipende, rauwe doomrock en een tweede met vooral noise, wat sludge en nog meer hel en verdoemenis. 
In het eerste luik is “The March” de beste en meest opvallende track. De hoofdrol wordt gespeeld door een traag pompende, zware bas. Het is (uiteraard) geen marsmuziek, maar er zit wel een aanhoudende beweging in, als in een mantra. Heel bijzonder en bezwerend. Voorts is “If I Was Where I Would Be” een heel intrigerende track, beetje David Lynch en Nick Cave na net iets te veel alcohol.
“Lover” is een beetje het scharniermoment tussen de twee hoofdstukken, met een dikke laag doom bovenop drone-achtige noise als intro en dan een lang aangehouden Bad Seeds-moment. Het toevoegen van een cello op ”Still” in het tweede luik is een meesterlijke zet. Het perfecte, afgeronde geluid van die cello vormt een heerlijk contrast met de grofkorrelige gitaar. Nog meer contrast vind je in de lyrics van ”Still”, als zangeres Nathalie Houtermans zo luid ‘I want some quietness’ schreeuwt dat je vreest dat ze haar stembanden of jouw trommelvliezen zal scheuren. Een passage die uit het leven gegrepen lijkt. Deze song is als rollercoaster van emoties het absolute hoogtepunt van ‘The Rise And Fall Of Cannibal Planet’. Met die cello erbij doet deze track wat denken aan de Britse Polly Panic en onze eigen The Girl Who Cried Wolf. Er zijn wel meer gelijkenissen, maar ook grote verschillen. Katie Kruel gaat bv. eerder voor de ongepolijste noise-aanpak bij de opnames en dat dan ook voor de (stillere) doom-passages.
“Jinx” is als rasechte noiserocker misschien de meest toegankelijke van het album, die goede herinneringen oproept aan de getormenteerde rock van Sineaid O’Connor’s  Mandinka en PJ Harvey’s Sheela-Na-Gig. Maar dan nog smeriger en gemeen bijtend naar het baasje. Maar meestal maakt de band het zichzelf en de luisteraar niet zo makkelijk. Zoals op “Asphyxiation” met een lange spoken word-intro en dan een louterende noise-eruptie waarin Nathalie Houtermans bijna Colin Van Eekhout van Amenra naar de kroon steekt.
‘The Rise And Fall Of Cannibal Planet’ is een album dat je moet laten groeien in je hoofd. Je kiest daarbij zelf hoeveel donkerte je toelaat. Het vat van Katie Kruel is onuitputtelijk.

donderdag 07 maart 2019 23:47

Midland Lullabies

De Brit Bill Pritchard werd in het begin van zijn carrière wereldberoemd in Frankrijk vanwege het album ‘Parce Que’, dat hij samen met de legendarische Fransman Daniel Darc componeerde en inspeelde. Dat album uit 1988 heeft inmiddels een cultstatus en het zorgt er nog steeds voor dat Pritchard van nabij gevolgd wordt in Frankrijk en ook in België.
Op zijn nieuwe album ‘Midland Lullabies’ is nochtans geen woord Frans meer te horen, hoewel de Brit er jarenlang gewoond en gewerkt heeft. Wel is het album de vertaling van hoe hij vanuit Groot-Brittannië naar het vasteland kijkt, zonder politiek te worden. Daarvoor graaft de Brit te diep in zijn eigen en andermans verleden.
Ook muzikaal staat ‘Midland Lullabies’ heel ver van zijn samenwerking met Daniel Darc. Het donkere, larger than life-singer-songwriter-verhaal werd ingeruild voor een schijnbaar onbezorgd croonen. Werd hij vroeger vergeleken met Morrissey en Lloyd Cole, dan vallen die vandaag toch af als referentie. Muzikaal leunt dit op de erfenis van de periode van Frank Sinatra en Dean Martin, met Pritchard die zichzelf begeleidt op piano, soms aangevuld met somptueuze strijkarrangementen.
De Pritchard van vroeger herken je wel nog in het songschrijven en de onderwerpen die hij aanraakt. “Iolanda” is een tragisch verhaal over een heroïneverslaafde in Parijs die rondhangt op een kerkhof. De andere personages in Pritchard’s verhalen zijn er doorgaans niet veel beter aan toe. “The Last Temptation Of Brussels” gaat over de Nihilisten (de culturele stroming), maar we krijgen slechts flarden van het verhaal te horen, zodat we toch wat op onze honger blijven.
Dat ‘op je honger blijven’ is overigens een vaker opduikende gedachte. Als stijloefening is het croonen over de spaarzame pianotoetsen geslaagd in het opzet. Tegelijk stel je vast dat deze aanpak de songs en de mystieke, nostalgische weemoed die daarvan uitgaat niet altijd recht aandoet.
De beste tracks zijn zonder meer die die het sterkst aanleunen bij de poprock die Pritchard vroeger bracht, zoals “Tuesday Morning”, “Forever” en “The Last Temptation Of Brussels” (alledrie met een heerlijk gitaartje en een basic drumritme erbij) en het in zijn eenvoud schitterende “Mother Town”.  

donderdag 07 maart 2019 23:40

In The End

Van de doden niets dan goeds. Ook zonder dat gezegde kan niets anders dan goede dingen gezegd worden over ‘In The End’, het achtste en laatste album van de Ierse band The Cranberries. Dolores O’Riordan stierf onverwacht begin vorig jaar terwijl de band bezig was met de opnames van dit album. De band besliste om er als band mee te stoppen, maar wel nog dit album af te werken, op basis van de demoversies.
De songs op ‘In The End’ komen heel dicht in de buurt van het materiaal op de eerste twee albums van The Cranberries. Ze hebben dezelfde eenvoud van compositie en Dolores zingt bij momenten heel zacht met haar heel herkenbare stem. Knappe tracks, mooie productie van Stephen Street (die ook de eerste albums deed) en alles klinkt as vintage-Cranberries.
Hitmateriaal als “Linger” of “Zombie” staat er misschien niet op.  “Catch Me If You Can” en “Got It” zouden het als degelijke maar niet indrukwekkende single goed kunnen doen op pakweg Radio 1 of Nostalgie, maar voor de Stubru van vandaag is dit allemaal net iets te klassiek. Het zit te dicht bij de sound die in de jaren ’90 populair was. Goed nieuws voor de fans van het eerste uur, dat wel.
Fans zullen troost vinden in “All Over Now” en “In The End” en kracht putten uit “Summer Song”. Jammer dat we dit niet meer live zullen horen.
‘In The End’ is een mooi en respectvol afscheid van Dolores. Nog één keer schitteren in de schijnwerpers, nog één keer haar louterende, melancholische stem, …

donderdag 07 maart 2019 23:36

Captain, We’ve Lost Bruce

Garagepunkband Bruce uit Aarschot en Bilzen heeft zopas zijn derde album uitgebracht. Op ‘Captain, We’ve Lost Bruce’ krijg je liefst 12 tracks in minder dan 20 minuten.
Het nieuwe album komt twee jaar na ‘My Latest Popstar Crush’, dat indertijd heel positief werd onthaald door reviewers en fans. Aan het recept werd bij Bruce maar weinig veranderd. Deze band speelt garagepunk met een in Vlaanderen vrij unieke sound die losstaat van de vele skate- en poppunkbands. Bruce laat zich eerder beïnvloeden door Australische garagepunkbands als Cosmic Psychos en Radio Birdman, al hoor je deze keer ook opnieuw echo’s van de militante Britse oerpunk.
Dat militante is misschien wel het opmerkelijkste verschil met het vorige album. Deze twaalf tracks hebben in het algemeen meer energie en een grotere sense of urgency, hoewel ze nog steeds gaan over de grote en kleine problemen van de mensheid. “Death By Chocolate” is een heerlijk-hilarische ode aan chocolade-ijs, een beetje zoals Shonen Knife indertijd al eens een ode bracht aan chocolademelk. Met de Cosmic Psychos als inspiratie zijn we al blij dat niet zowat elke song over bier gaat. Tegenover die woede over de kleine kantjes van zichzelf en hun omgeving zet Bruce dan de titeltrack, over de dilemma’s waar soldaten in de Tweede Wereldoorlog voor kwamen te staan en “Bucket List” over het steeds maar uitstellen van je dromen. Die laatste is met een fraaie gitaarsolo en afklokkend op 2.35 minuten overigens de meest complete song van dit album.
Zeker in de lyrics is deze Bruce 3.0 een heel stuk smeriger, directer en stouter, wat voor een punkband uiteraard alleen maar bonuspunten oplevert.
Wie deze CD fysiek aankoopt, krijgt er nog een mysterytrack bovenop.  Meer kunnen we daar niet over verklappen.

donderdag 07 maart 2019 23:20

A Boy Named Dirk

Dirk Blanchart is een meester in zijn vak, een beetje het Vlaamse equivalent van Paul Weller. Op zijn nieuwe album ‘A Boy Named Dirk’ staan bijna uitsluitend diamanten en die paar tracks die daarvoor net niet in aanmerking komen, zijn nog steeds oerdegelijke poprock waar de jongere generaties muzikanten een puntje aan kunnen zuigen. Blanchart klinkt vandaag misschien niet zo experimenteel als in zijn Luna Twist-dagen (waarom zou hij ook), maar ook met klassieke melodielijnen en verhalende lyrics klinkt hij lang niet oubollig. Het is een beetje teasen en dissen naar het jonge grut dat al eens een gitaar vastneemt en na veel zwoegen denkt dat ze een song geschreven hebben. Zwoegen? Het lijkt alleszins als Blanchart dit album met de vingers in de neus opnam.
Het lijkt allemaal kinderlijk eenvoudig. Neem nu “The Sound Of Small Airplanes”. We hebben vast allemaal al eens tijdens een zondagse wandeling in de tuin of ergens anders het geluid van een klein vliegtuigje gehoord. Dirk Blanchart maakt van zo’n banaal gegeven een wondermooie track met een melodie om duimen en vingers af te likken. En met zelfs tekstuele diepgang, en dat dan enkel door te spelen met herhaling en kleine aanpassingen. Wat een meesterlijke zet ook om in deze track een baritonsax te stoppen. Daar kom je nochtans niet meteen op uit als je zit te brainstormen hoe je het geluid van een klein vliegtuig kan oproepen. Dat inzicht is weggelegd voor de grootsten onder de songschrijvers. Met deze “The Sound Of Small Airplanes” zet Blanchart een nieuwe klassieker naast zijn “No Regrets” en “Fool Yourself Forever”.
En er staat nog meer ear candy op het menu van de Gentenaar, zoals het smooth rockende “Fix This Carrousel” en het heerlijke vraag- en antwoordspel van “How Do We Feel?” met een licht ontsporende psychedelische finale. Ook “In Between Battles” en “Now Is The Time” zijn poprocksongs van de zuiverste soort waarin Blanchart zijn meesterschap als snoep in het rond strooit.
Zoals eerder gezegd is alles op ‘A Boy Named Dirk’ oerdegelijk, maar persoonlijk vind ik dat deze Boy zichzelf in crooner-nummers als “It’s Easy” en “Too Much Of Everything” te weinig eer aandoet. Je hoort deze legende nog liever wat om zich heen schoppen dan hem te zien afglijden in zeemzoete breakupsongs. “Hail Mary Of The Songs”, waarin Blanchart de muze bedankt voor bewezen diensten, laat de luisteraar achter met een dubbel gevoel. Het verhaal klopt immers enkel maar als deze song een bedanking is aan de muze voor de andere songs op het album. Je kan ook de vraag stellen waarom je je dankbaarheid voor inspiratie in een weinig-inspirerende song giet. Ook het laten volgen van deze dank-aan-de-muzesong door twee covers blijft een beetje een raadsel. Maar dan zitten we al op het niveau van de kleinste details. “Greenback Dollar”, van het Kingston Trio (remember hun grootste hit “Tom Dooley”) uit 1962, krijgt van Blanchart een snedig rockend larger-than-life-jasje en hij brengt het ook met een waarachtigheid en authenticiteit alsof hij de woorden zelf neergepend heeft. Zijn versie van “Ik Zou Wel Eens Willen Weten” van Jules Decorte is dan weer eerder een miscast. Niet zozeer omdat het de enige Nederlandstalige track is op dit album, maar vooral omdat het inhoudelijke, het naïeve en verwonderlijke dat spreekt uit de tekst, niet aansluit bij het dooraderde, doorleefde van de oude rocker die met veel eelt op de ziel spreekt.

donderdag 07 maart 2019 23:11

Dynamiet (EP)

Sinds de hoogdagen van Gorki, De Mens, Tröckener Kecks en Noordkaap zijn we wel gewoon geworden dat rock ook gewoon in het Nederlands kan. Voor hardrock en punkrock in het Nederlands zijn er minder referenties, maar daar brengen Fleddy Melculy en BEUK uit het Brugse verandering in. Twee jaar geleden kwam BEUK met het album ‘Strak Plan’ zowat uit het niets op het voorplan. Een aantal muziekliefhebbers trokken hun wenkbrauwen op, maar de meesten houden wel van dit powerrocktrio. Tot in de UK en Frankrijk toe.
Het vele touren en spelen sinds ‘Strak Plan’ heeft wat opgeleverd voor BEUK. Klonken ze op hun debuutalbum nog wat gereserveerd en braaf, dan klinken ze op ‘Dynamiet’ een heel stuk dynamischer en gevatter. Als songschrijver en componist is de band sterk gegroeid. Het klinkt allemaal wat vlotter en catchy, wat vast te maken heeft met het inschakelen van producer Ace Zec (King Hiss, Diablo Blvd). Er wordt nog altijd stevig, snel en hard gerockt. Motörhead klinkt hier nog steeds wel door, maar als geheel misschien net iets minder dan op ‘Strak Plan’, terwijl er meer echo’s van De Kreuners, The Hives en The Dirty Denims te horen zijn.
Opener en derde single “Dynamiet” is een ode aan vinyl, met muzikaal een stevige knipoog naar Lemmy.  BEUK is muzikaal en in de teksten een stuk directer en gemener. Het sarcasme is er nog steeds.  Voorts krijgen we met “Hel van de Planeet” nog een track over de Eerste Wereldoorlog met knappe riffs en solo’s. Een beetje ondanks het vrouwelijke koortje is dit veruit de zwaarste track op deze EP. BEUK heeft de ballen om goed weg te komen met toch een ‘zwaar” onderwerp als de ellende van de oorlog. Dit had zo makkelijk melig of overdreven episch kunnen zijn, maar deze band wist die valkuilen vlot te omzeilen.
Het punky “Turbotine” is opgedragen aan BEUK’s persoonlijke muze, een Venitiaans blonde schone met een vurig karakter. “Alles Wat Je Wil” beschrijft hoe de Vlaamse wielrenner Jelle Wallays vijf jaar geleden de klassieker Parijs-Tours won.
 Op ‘Strak Plan” was titeltrack ‘Strak Plan Jacky” reeds opgedragen aan Fransman Jacky Durand (winnaar van de Ronde van Vlaanderen), terwijl een “Delfine Klop Erop” opgedragen was aan bokskampioene Delfine Persoon. Benieuwd welke sportmannen en -vrouwen op volgend studiowerk van deze band te bewonderen zullen zijn. Met hun voorliefde voor bescheiden en noest-doorwerkende sportmensen gokken wij erop dat Jan Ceulemans één van de volgende kandidaten zou kunnen zijn.
De liefde voor de muziekkroegen in Londen kreeg vorm in het grappige “Geniale Gypsy”. Deze leuke track vertelt hoe in die legendarische clubs nog steeds de geesten van Jimi Hendrix, Amy Winehouse en Bon Scott rondwaren. Afsluiter “Tijdbom” is een protestsong tegen de toenemende chaos en geweld in de wereld. Op deze track kreeg BEUK versterking van Frank Dubbe, die hier voor het eerst in het Nederlands zingt. De Oostendse oerpunkrocker is een vriend van Arno, Marcel Vanthilt en wijlen Willy Willy.
Op ‘Dynamiet’ toont BEUK dat ze geen gebrek hebben aan ideeën, zowel muzikaal als inhoudelijk. We zullen nog lang kunnen genieten van dit zootje ongeregeld. 

donderdag 07 maart 2019 23:07

Echt

De singles “In De Schouwte” en “GVD Joat” lieten al het beste verhopen en Augustijn lost de inmiddels opgebouwde verwachtingen helemaal in op zijn debuutalbum ‘Echt’.  Titelsong “Echt” sprankelt uit je boxen en geeft meteen na een reeks vergelijkingen zijn emotionele lading prijs, over hoe we ons al te vaak beter willen voordoen en wat er over blijft als de maskers afvallen. Dit nummer had op een album van Ertebrekers of Het Zesde Metaal kunnen staan, maar om Augustijn al eens op zijn teksten te pakken: ‘de kopie is beter dan het origineel’. Het is natuurlijk niet echt een kopie. Deze Augustijn schildert zijn eigen meesterwerkjes, al zal hij wel beïnvloed zijn door de grote Vlaamse meesters.
Augustijn speelde alle instrumenten zelf in. Dat heeft niets te maken met wat ze buiten die provincie aanduiden als West-Vlaamse gierigheid, maar eerder met een overdosis aan talent om al die instrumenten te bespelen. ‘Echt’ als album kan je daarbij beschouwen als een eerste volwassen meesterproef na jaren proefdraaien in andere bands. Aan dit album hoor je in alles dat geduld beloond wordt. Geduld om eerst in het Engels en dan pas nu in het eigen dialect nummers te gaan schrijven. Geduld om te leren welke composities werken en welke niet. Geduld om een eigen muzikale taal te vinden. Geduld om in stilte te groeien en niet te teren op je familienaam. Geduld om te wachten tot je twaalf voldragen hebt in plaats van na een eerste succes snel snel voor volle zalen te willen gaan spelen. Geduld hebben is tegelijk Iets wat Augustijn vrolijk ontkent in de eerste zin van “Allene Moa Leute”.
Op de americana-blues van “Zoender” zet Augustijn zich schouder aan schouder met Steven Vervaecke van Gesman in het Texas van Vlaanderen. Net zo doorleefd en dooraderd, maar dan zonder de zwarte humor van Gesman. In de plaats krijg je wel een reeks oprechte (zo klinkt het toch) bekentenissen over ‘smans liefdesleven. Wel heeft Augustijn het stemtechnisch niet zo makkelijk op deze half gezongen/half gefluisterde track die zich op een heel gezapig tempo voortsleept. Een splijtende gitaarsolo of een stukje mondharmonica had deze “Zoender” naar een nog hoger niveau kunnen tillen, maar tegelijk alle begrip voor het volledig in eigen hand willen houden van dit debuut.
Ook in “Vergit Me Nie”, over een niet-uitgesproken verliefdheid op het ritme van een heerlijk pompende bas, is Augustijn misschien veel te oprecht dan goed is voor hem. Dergelijke bekentenissen worden meestal in de hij- of zijvorm op papier gezet, of je moet Eels of Guido Belcanto als voorbeeld hebben. Een tweede pluim voor authenticiteit. En een derde voor “In Brande”, waarin de alweer veel te oprechte tekst over een zich als vuur verspreidende verliefdheid mooi contrasteert met de zachte, trage pianotoetsen.
 “Zie Je Nog Mee” is tekstueel heel sterk, over de waan van de dag op internet. Het zal net als bij “In Brande” ook hier wel als contrast bedoeld zijn, maar de vorm (een ingehouden pianoballad over een slome beat) wringt hier met de inhoud over de steeds snellere evoluerende maatschappij.
Een lekker gitaarlick opent “Noois Content” (nooit tevreden), een vat zelfkritiek over de West-Vlaamse aard. Eindelijk zou je denken, want de meeste andere West-Vlaamse songsmeden hebben het vooral over hun eigenheid en de daaraan verbonden troeven. “Past Up” is een mooie uitsmijter, met helemaal in de staart dan toch een mooi vol, gelaagd groepsgeluid. Dat volle, organische groepsgeluid waarin de lyrics net-niet verdrinken is misschien het enige dat we missen op dit album. 

Pagina 83 van 98