logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Ollie Nollet

Ollie Nollet

Thurston Moore Group - Nog steeds een onvergelijkbare gitarist
Thurston Moore Group

De Zwerver mocht nog eens het bordje ‘Uitverkocht’ afstoffen en dat op een maartse maandagavond. Daar zorgde het gewezen boegbeeld van het nog steeds niet vergeten New Yorkse noise combo Sonic Youth, Thurston Moore, voor. De inmiddels 64-jarige meestergitarist kwam er samen met zijn band de plaat ‘By the fire’ voorstellen.

Maar eerst stond er nog Seaform Walls op het menu. Een groep waar ik met enige spanning naar uitkeek maar dat viel me behoorlijk tegen. Na een toevallige ontmoeting met Eva Prinz, de partner van Thurston Moore, kreeg Seaform Walls de unieke kans om hun debuut, ‘XVI’, uit te brengen op Daydream Library Series, het label van Moore en Prinz. Die plaat stond trouwens helemaal bovenaan in Moore's lijstje met de 30 beste albums van 2021. Aan goede referenties geen gebrek maar zanger-gitarist Jayan Bertrand moest het helemaal alleen zien te redden. De overige drie leden waren immers thuis in Miami gebleven. De muts diep over het hoofd getrokken -het Europese klimaat speelde hem blijkbaar parten- kondigde hij zijn eerste nummer, "Soundcheck", aan en leek het nog even leuk te worden. Maar de zuinig vertolkte nummers waren veel te schaars aangekleed om mijn aandacht lang vast te houden. Zelf noemt hij zijn muziek Caribbean Jazzgaze, een poëtische term voor een allegaartje van jazz, dreampop en indierock waarbij ik heel even aan TV On The Radio moest denken. Naar het einde toe werd de sound wat voller dankzij enkele ter plaatse ingespeelde loops en ik vroeg me af waarom hij dit niet eerder en meer deed. Voor de volledige ervaring verwees hij ons naar de merchandise stand waar we een plaat konden kopen maar ik betwijfel of hier veel gevolg aan gegeven werd.

Nonchalant met een kopje thee in de hand kuierde een goedgeluimde Thurston Moore het podium op. Na wat gemorrel in zijn tekstbladen, die hij voor elk nummer nodig had, startte hij de set met "Hypnogram", de gloednieuwe single. Zijn voorzichtig deinende gitaar zorgde voor een weidse sfeer die nog arcadischer werd toen gitarist Alex Ward zijn klarinet bovenhaalde. Ward, met wie Thurston Moore vroeger al eens samenwerkte, kwam de zieke James Sedwards vervangen, wat hij overigens uitstekend deed. Verder hadden we de onveranderlijk met de zij naar het publiek gekeerde Deb Googe (My Bloody Valentine) op bas en drummer Jem Doulton die voor de onwrikbare ritmesectie zorgden terwijl helemaal links Jon Leidecker (Negativland) ietwat onopvallend instond voor de perfect gedoseerde en erg doeltreffende elektronica.
Even werden we nog opgeschrikt toen Thurston Moore constateerde dat hij zijn whammy bar (metalen hendeltje waarmee je de toonhoogte van de snaren tijdelijk kan veranderen) miste en vroeg of er iemand soms eentje bij had. Gelukkig was er achter de coulissen nog ene Tommy uit Brussel die het ding terugvond. Met "Hashish" en "Siren" (beide uit ‘By the fire’) borduurde de groep even verder in dezelfde stijl als het openingsnummer. Omzichtig en zelfs wat jazzy met alle ruimte voor Moore's karakteristieke gitaar maar toch minder dwingend dan wat we van een gigant als deze verwacht hadden. Toen zowel Ward als Moore een twaalfsnarige gitaar beetpakten keerde het tij op een spectaculaire wijze. De twee intens en repetitief hamerende gitaren zorgden voor een sonische storm die ons mee zoog in een intergalactische trip. "Venus" was een kwartier durende hallucinante aanvaring die ons murw beukte.
Hiermee was dit concert pas echt begonnen en de groep hield het momentum klemvast want met "Temptation inside your heart" volgde meteen een nieuw hoogtepunt. Een song die Lou Reed in 1965 schreef, wist Thurston Moore ons te vertellen, maar het zou nog tot in 1985 duren vooraleer het nummer boven water kwam op de compilatieplaat ‘V.U.’. Het werd een onontkoombare versie die me liet dromen hoe The Velvet Underground moet geklonken hebben toen ze midden de jaren zestig ergens in een tochtige kelder in New York debuteerden. Zelfs de stem van Moore kwam dicht in de buurt van die van Lou Reed. Toch kreeg het nummer een onverwachte wending toen Moore plots de snaren van zijn gitaar met iets wat op een dikke breinaald leek begon te manipuleren. Een gitaargeseling. Ik zag de jonge Lou Reed het niet meteen doen maar zo leerde ik Thurston Moore met Sonic Youth wel kennen, begin jaren '80.
Daarna volgde het ferm rockende "Cantaloupe" om te eindigen met het fenomenale "Aphrodite" uit ‘Rock n roll consciousness’ (2017) waarin hij nog eens alle mogelijkheden van zijn gitaar leek af te tasten.
Bisnummer "Locomotives" begon als het neefje van "Venus" om ons vervolgens mee te sleuren op een verbijsterende treintrip waarvan de kadans werd aangegeven door de mallets van drummer Jem Boulton en waarin er zelfs plaats was voor een conventionele maar daarom niet minder gesmaakte solo van Alex Ward.
Een impressionant slot van een set die misschien wat moeizaam van start ging maar uiteindelijk toch alle verwachtingen inloste en waarin Thurston Moore bewees nog steeds relevant te zijn. Hier werd de liefhebber van Swans en het oude Sonic Youth op z’n wenken bediend.

Organisatie : VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

Fantastic Cat - Zelden gehoorde stemmenpracht

Na zijn deelname aan de preselectie van Humo's Rock Rally vorig jaar stond Nir Shemmer opnieuw in De Zwerver. Ik had de sympathieke Oostendenaar met Israëlische roots zo'n anderhalve maand geleden al eens gezien in de 4AD, toen in het voorprogramma van Jerry Joseph.
Veel was er uiteraard niet veranderd. De songs klonken me wel wat vertrouwder in de oren en leken zelfs aan kracht gewonnen te hebben. Nu het verrassingseffect er niet meer bij was durft een groep, zo kort nadat je ze een vorige keer zag, al eens wat tegenvallen maar dat was hier allerminst het geval.
Hun smaakvolle americana klonk weer even behaaglijk en hartverwarmend. Samen met zijn vijfkoppige band boetseerde Nir Shemmer een somptueuze sound die een stuk steviger klonk dan op zijn digitale singles. Cruciale ingrediënten daarin waren de impressionante gitaar van Thomas Decock, de betoverende pianoklanken van Harrison Steingueldoir (ook actief in het jazztrio Donder) en de feeërieke backing vocals van Annelies Gheeraert. Shemmer zelf speelde afwisselend op akoestische en elektrische gitaar terwijl hij een enkele keer ook een slide over de snaren liet glijden. Net als de vorige keer sloot hij af met "Winona", een schitterende song gebaseerd op een personage uit het boek ‘A thousand moons’ van Sebastian Barry, die eindigde met een furieuze gitaar-eruptie van Thomas Decock.
Ik zag dit gezelschap nu twee keer aan het werk maar ik ben er nog lang niet op uitgekeken. 

Fantastic Cat is een zogenaamde supergroep samengesteld uit vier singer-songwriters, vergelijkbaar met eerdere projecten als The Highwaymen, Traveling Wilburys of Monsters Of Folk. De plannen werden gesmeed aan een tafeltje in een club in New York door Don Dilego, die ik eerder al met Jesse Malin aan het werk zag in De Zwerver, en Mike Montali, zanger van Hollis Brown, een groep die ik meer dan eens zag schitteren waarvan één keer ook al in De Zwerver.
Diezelfde avond werd daar ook die toch wat vreemde naam gekozen. Beiden heren besloten om aan de serveerster te vragen hoe ze hun nieuwe band zou noemen en haar antwoord sowieso te gebruiken met Fantastic Cat als resultaat dus. Later vervoegden de mij tot dan toe onbekende singer-songwriters Anthony D'Amato en Brian Dunne het duo en volgde er vorig jaar een plaat, ‘The very best of’. Die titel is niet eens gelogen daar dit het enige werk is die ze hebben maar helemaal kon die plaat me toch niet overtuigen.
Toch had ik het vermoeden dat dit live wel eens vonken zou kunnen geven en het was natuurlijk ook een ideale gelegenheid om de onvolprezen Mike Montali nog eens te kunnen bewonderen.
En of dit vonken gaf! Die waren er meteen met het door D'Amato gezongen "C'mon Armageddon", een song die op Dylan's ‘Highway 61 revisited’ had kunnen staan. Daarna werd er driftig van instrumenten gewisseld, een ritueel dat zich na elk nummer zou herhalen en waarbij niemand te beroerd was om ook eens achter het drumstel plaats te nemen. Vreemd genoeg stoorde dit voortdurende gerommel niet, integendeel, het leek de spektakelwaarde zelfs te verhogen. Dit kwam wellicht doordat het eindeloos stemmen van de instrumenten dat hier doorgaans mee gepaard gaat achterwege bleef.
Na een eerste rondje waarbij elk van de vier leden een nummer van het album had mogen zingen mocht er vervolgens uit het individuele oeuvre geput worden. Dat zorgde onder meer voor een verrassende cover van "To love somebody" (Bee Gees), vaak gehoord natuurlijk maar hier toch erg beklijvend vertolkt door Don Dilego.
Maar het moment suprême kwam er toen Mike Montali "Wait for me Virginia" van Hollis Brown met zijn engelachtige stem zong. Het werd een broze, akoestische uitvoering met Don Dilego op mandoline.
Ook Brian Dunne, die iets had van een jonge Bruce Springsteen maar dan zonder de bombast, en Anthony D'Amato, die met het voortjakkerende "All my fault" aan Donovan deed denken, konden hun plaats moeiteloos opeisen in dit fenomenale bandje.
We werden overrompeld door gracieuze harmonieën, fonkelende gitaren en vooral uitstekende songs. Naar het einde toe kwam er toch nog een dipje en dat niet toevallig met een nieuwe greep nummers uit hun plaat. Slecht werd het zeker niet maar het aanstekelijke tempo verdween terwijl ze iets teveel richting softrock opschoven. Wellicht een kwestie van persoonlijke smaak want ik kan me inbeelden dat een nummer als "Fiona", waarin de vier leden om beurten de lead vocals voor hun rekening namen, tot de verbeelding van velen sprak.
Met het afsluitende nummer, "Goodnight my darling", gezongen door Don Dilego, was ik weer helemaal bij de les. Mocht dit een nieuw nummer zijn (wat ik vermoed) dan is het absoluut een belofte voor de toekomst. Hun pas opgenomen nieuwe single fungeerde als bis en toen die werd aangekondigd als een Warren Zevon cover kon dat op enig applaus rekenen. Zevon is hier duidelijk nog steeds populair maar met "Keep me in your heart" (te vinden op zijn LP ‘The wind’ uit 2003) werd er wel voor een minder gekend nummer gekozen.
Het was lang geleden dat ik nog zo'n stel enthousiastelingen op een podium gezien had, het spelplezier droop er werkelijk vanaf. Binnenkort nog te bewonderen op Roots & Roses!

Organisatie: VZW De Zwerver - Leffingeleuren, Leffinge

maandag 27 februari 2023 12:27

Tramhaus - Rock Zerkegem revisited

Tramhaus - Rock Zerkegem revisited
Tribute avond Rock Zerkegem - Tramhaus, Asbest Boys en Vagina's What Else?
De Zwerver
Leffinge

Rock Zerkegem mag dan al dood en begraven zijn, vergeten is het festival allerminst gezien de hoge opkomst op deze tribute avond. Dankzij de drie vaten Maes Pils die DJ Chuck Snorris won via De Ideale Wereld werden de pintjes naar goede gewoonte aan één euro verkocht en was de sfeer al even ongeremd als op de weide aan de Schooiweg.

Vagina's What Else ontstond in 2016 toen drie vrouwen zonder ook maar de minste muzikale ervaring besloten een groep te vormen. In 2018 mochten ze Rock Zerkegem openen en een jaar later volgde een eerste plaat. Niets leek deze Gentse cultband een bloeiende carrière in de weg te staan en toch leek het drietal van de radar verdwenen. Deze Rock Zerkegem tribute leek dan ook een ideale gelegenheid voor een glorieuze comeback. Feestelijk en kleurrijk uitgedost bestormden ze het podium maar veel leek er niet veranderd. De liedjes klonken nog even kinderlijk als schetterend terwijl het nieuwe materiaal eerder beperkt was. Ze waren nu -naar eigen zeggen- huisvrouwen geworden wat zich ook vertaalde op het podium. Charlotte Nierynck had haar keytar geruild voor of gemonteerd op een strijkplank inclusief stomend strijkijzer terwijl haar zoontje ook even de show mocht stelen op het grote podium. Veel stelde het niet voor maar sympathiek bleef het altijd. En als Frank Zappa eind jaren '60 The Shaggs, die toen absoluut niet over meer muzikale bagage beschikten, zelfs beter vond dan The Beatles dan is er zeker nog hoop voor dit Vagina's What Else.

Met Asbest Boys hadden we een totaal ander soort vlees in de kuip. Dit kwartet uit Haarlem raasde als een niets ontziende wervelwind door hun set. Ziedende, tegen de hardcore aanschurkende punk met een gitariste, Anna van Asseldonk, die zeker niet vies was van wat overjaarse maar daarom niet minder vettig smakende hardrock. Eyecatcher was zonder enige twijfel de voortdurend over het podium buitelende zanger Buster Van der Guchten. Een echt podiumbeest die voortdurend de grond in dook om via een met schakelaars verminkte babypop zijn stem van speciale effecten te voorzien. Korte, explosieve nummers ook waar geen speld tussen te krijgen viel. Dit had alles om een uitzinnig punkfeestje te worden, toch leek de boel niet echt te willen ontploffen en bleef een moshpit uit. Buster dook dan maar zelf het publiek in om tegen iedereen op zijn weg aan te botsen. Een live sensatie zijn ze zeker maar dit podium was net een maatje te groot voor deze Asbest Boys.

Het Rotterdamse Tramhaus is genoemd naar het legendarische oude tramhuis dat nu getransformeerd is in een krap bemeten eettent op het Eendrachtsplein in hun thuisstad. De groep verrees in 2020 en na veel optredens (ook in ons land) volgde vorig jaar een eerste single, "I don't sweat" en een EP, "Rotterdam". Zeer recent dan verscheen nog een tweede single, "Goat". Vorig jaar waren ze de absolute uitblinkers op Rock Zerkegem, hun aanwezigheid hier op deze tribute leek me dan ook een logische keuze en dat vertrouwen werd niet beschaamd.
Op de tonen van The Cramps verscheen het vijftal op de planken om ons meteen bij het nekvel te grijpen. De charismatische zanger Lukas Jansen dartelde gracieus over het podium terwijl de overige vier leden er nogal statisch bijstonden. Het oogde misschien niet bijster spectaculair maar het was de muziek die telde en die klonk bijzonder aanstekelijk. Een pittige mix van postpunk en noise waarmee ze wel eens vergeleken worden met Viagra Boys terwijl ik er eerder de wilde frisheid van de jonge Pixies in hoor. De knappe songs, strak gespeeld en gezongen met die heerlijk scheurende stem van Lukas Jansen, hielden zich ver van de deprimerende sound die veel hedendaagse postpunkbands hanteren. Met "Amour amour", dankzij die splijtende gitaren van Nadya van Osnabrugge en Micha Zaat nog steeds mijn favoriete Tramhaus song, slaagde de groep waar Asbest Boys faalden en ontstond er spontaan een moshpit.
De drie jongens en twee meisjes bleven er hun sympathieke zelf bij en misschien is die pure spontaniteit zonder ook maar het minste spoortje van gekunsteldheid wel hun sterkste troef. Een korte maar krachtige set werd afgesloten met een bommetje genaamd "Karen is a punk" terwijl de plastic bekertjes door het zwerk zwierden.
Intussen hebben zowat alle clubs Tramhaus dit voorjaar op het programma staan en lijkt een doorbraak in zicht.

Organisatie: Rock Zerkegem ism VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

Ignatz en De Stervende Honden + Christophe Clébard - Een bedachtzame gitaar explorateur + een exhibitionistische synthpunk
Ignatz en De Stervende Honden

Een bedachtzame gitaar explorateur en een exhibitionistische synthpunk op dezelfde avond programmeren, het leek geen evidente keuze maar het viel wonderwel mee. Dit nobele initiatief werd genomen door ‘De Algemene Verwarring’, een programma op de avontuurlijke jongerenradio Quindo uit Kortrijk. 

Ignatz is het alias van Bram Devens, een naam die hij vond in de Krazy Kat-strip van George Herriman. Daarin is Ignatz de wrede muis en aartsvijand van de kat. De man is sinds 2005 bezig en heeft volgens Discogs -hou je vast- negentien albums op zijn actief. Het overgrote deel solo en zo zag ik hem ook ooit in zijn beginperiode eens aan het werk waar hij toen een verpletterende indruk op me naliet. Sinds 2013 houdt hij er ook een groep, De Stervende Honden, op na met wie hij drie LP's uitbracht op het Antwerpse label ‘Ultra Eczema’, waarvan de laatste ‘Saturday’s Den’ in 2021. 
Met zijn drieën (allen zittend) begonnen ze ontspannen aan wat een bijzonder intrigerende set zou worden hoewel het nog even schrikken was toen een cymbaal tegen het hoofd van Ignatz belandde, gelukkig zonder erg.
De eerste twee stukken waren een soort verstilde psych rock, van het soort waarin het stemmen van de gitaar gewoon deel uitmaakt van het geheel. Klinkt misschien saai maar dat was het dankzij de immer onvoorspelbare gitaar allerminst. Daarna schoof hij op richting blues en werd het nog mooier. Hij ontrafelde de blues volledig om er iets hypnotiserends van te maken dat me deed mijmeren over Mr. Airplane Man. Daarbij werd hij perfect in het zadel gehouden door de swampy bas van Tommy Denys en de inventieve drums van Erik Heestermans. De Stervende Honden zorgden ervoor dat de meanderende gitaar omzwervingen van Ignatz steeds behapbaar bleven. Laatste nummer was dan weer een timide folksong die ontaardde in een portie verhitte noise. Jammer dat de tijd beperkt was want dit smaakte naar meer, veel meer!

Christophe Clébard is een Italiaan die via Vancouver in Brussel verzeild geraakte om daar behoorlijk wat indruk te maken in de lokale muziekscene. Getooid met een rattenkapsel en een pornosnor verscheen hij achter een tafel vol elektronica op het podium. Een opstelling die me meestal de schrik om het hart laat slaan maar hier was dat nergens voor nodig. Meer nog, de eerste nummers waren ronduit imponerend en klonken al even hypnotiserend als Ignatz maar dan op een compleet andere manier.
Een onheilspellende mix van doom, new wave en synthpunk die aan de ribben bleef plakken. Dat nagenoeg alles, buiten de zang en enkele spaarzame toetsaanslagen, vooraf was opgenomen bleek geen echte hinderpaal dankzij de ongeremde persoonlijkheid van Clébard. Al vlug sloeg hij zich een wonde in het voorhoofd om vervolgens zijn kleding stap voor stap uit te trekken. Het leek wel een acceptabele versie van GG Allin. Wat dat strippen betreft had hij zich wel wat moeite kunnen besparen door voor een wat makkelijker schoeisel dan die bottines met lastige veters te kiezen. Ik had nog even gedacht dat een kouwelijke Pit's hem ervan kon weerhouden maar die hoop bleek ijdel. Ook hier ging Clébard volledig naakt en net op dat moment gaf zijn keyboard de geest. Het werd een wat genante vertoning met nieuwe batterijen en een netsnoer maar na lang foefelen kwam het dan toch nog in orde.
Helaas werd het nu muzikaal iets minder doordat de nadruk teveel op de beats kwam te liggen terwijl Clébard als een ware exhibitionist tussen het volk of op de toog pareerde. Tijdens het laatste nummer schreeuwde hij nog eens alle tristesse van zich af maar die overrompelende sound van bij het begin kwam niet meer terug. Achteraf excuseerde hij zich nog voor zijn dienstweigerende keyboard maar of dat de oorzaak van het wat tegenvallende slot was valt toch te betwijfelen.

Organisatie: Pit’s Kortrijk

Girls In Synthesis - Ziedende postpunk met veel stoorzenders

Postpunk bands, je kan er tegenwoordig de straten mee plaveien. De overgrote meerderheid van al die groepen kan me echter niet meer dan een vermoeide geeuw ontlokken. Ik vertrok dan ook niet zonder enige scepsis naar Café De Zwerver om er nog maar eens twee postpunk exponenten te gaan aanschouwen.

Het was uiteindelijk de eerste band, het Brusselse Warm Exit, die me over de streep getrokken had. Die hadden me immers bijzonder aangenaam verrast op de laatste editie van Rock Zerkegem en ook hier, in een uitverkocht café, stelden ze niet teleur. Integendeel, het drietal klonk hier nog een stuk hechter dan vorige zomer. Waar bassist Max Poelmann (Easy Ego, Magic Max, Abstract Sense) in Zerkegem alle aandacht naar zich toe zoog door als een losgeslagen gek over het podium te stuiteren bleef hij er dit keer opvallend rustig bij (waarschijnlijk noodgedwongen door het krappe podium) zodat de focus automatisch meer op de songs kwam te liggen. En die mochten er, op een schaarse uitzondering na, best wel zijn. Hoekig en tegelijkertijd melodieus zoals ook Wire dat kon. Ze reden zich ook niet vast in het doodlopende straatje dat postpunk wel eens kan zijn en zo kwamen ze soms aardig in de buurt van iets dat ik eerder als rammelrock zou omschrijven.
De voorspelbaarheid werd af en toe handig omzeild door een onverwachte tempowisseling of die heerlijk lage brom van Max Poelmann als tweede stem. Zanger Valentino Sacchi (Bayacomputer, Easy Ego) ontpopte zich zonder grootse gebaren als een charismatische frontman die bovendien erg fijne klanken uit zijn gitaar kneep ondanks een tegensputterende effectpedaal. Die gitaar mocht bij momenten heerlijk aan de ketting rammelen zoals tijdens "Ultra violence", de nieuwe en knappe single.
Derde hoeksteen van dit gezelschap was de solide drummer, Martin Dubessay, die tevens verantwoordelijk was voor de bevreemdende geluiden.
Warm Exit moet één van de betere Belgische groepen zijn die ik de laatste tijd aan het werk zag.

Girls In Synthesis uit Londen wordt gezien als één van de meest opwindende bands van het moment in het Verenigd Koninkrijk. Een belofte die meteen werd ingelost door een groep die zich duidelijk enkele haltes verder bevond dan Warm Exit wat podiumervaring betreft.
In een ietwat vreemde podiumopstelling met twee microfoonstandaards pal tegenover elkaar zodat beide zangers elkaar recht in de ogen keken laat Girls In Synthesis met "Watch with mother" meteen één van de beste nummers van hun laatste plaat ‘The Rest is Distraction’ op ons los.
De groep hakte er meteen furieus in en veel tijd om op adem te komen werd ons niet gegund. De twee frontmannen legden elkaar voortdurend het vuur aan de schenen. Links joeg gitarist Jim Cubitt, die een beetje het voorkomen had van een jonge Pete Townshend (alleen het molenwieken ontbrak), aan een energiek tempo de ene snerpende riff na de andere het café in terwijl zijn stemgeluid af en toe raakpunten vertoonde met dat van Jello Biafra ten tijde van "Fresh food for rotting vegetables".
Rechts hadden we dan John Linger, met zijn geblokte lijf niet meteen moeders mooiste maar wel imponerend op een erg aanwezige, donkere bas. Achteraan deed drumster Nicole Pinto er met een verbeten trek om de lippen alles aan om de twee heethoofden voor haar te volgen. Het resultaat was een gierende mix van militante noise en ziedende anarcho punk. Een paar keer bediende Cubitt ook een klein keyboard maar dat was eigenlijk niet meer dan een stoorzender terwijl beide zangers achteraan ook nog enkele knoppen hadden waarmee ze de boel konden saboteren.

Stoorzenders genoeg dus, misschien zelfs net iets te veel. Die zeeën van feedback en distortion zorgden wel voor de nodige opwinding maar waren niet altijd even noodzakelijk. Het hoorde natuurlijk bij deze adrenaline opwekkende pot herrie vol gecontroleerde chaos.
Na de reguliere set was er nog tijd voor een uitgebreide bisronde, iets wat je eigenlijk niet verwacht bij dit soort groepen, met twee nummers uit 2018 : "We might not make tomorrow" en het lang uitgerokken "Sentient".

Organisatie: VZW de Zwerver - Leffingeleuren, Lefinge

maandag 06 februari 2023 09:56

Clamm - Een verpletterende muur van geluid

Clamm - Een verpletterende muur van geluid

De eerste groep van de avond had op zijn minst gezegd een intrigerende naam. MIT - The Male Idiot Theory is genoemd naar een theorie die beweert dat mannen idioten zijn en veel meer dan vrouwen risicovolle activiteiten ondernemen waarvan het voordeel verwaarloosbaar of onbestaande is. Dat werd aangetoond in een Engelse studie die liep van 1995 tot 2014 waarin de winnaars van de Darwin Awards, die worden uitgedeeld aan mensen die bijdragen aan de menselijke evolutie door zichzelf op een spectaculair domme manier te laten verongelukken of er in slagen de mogelijkheid om zichzelf voor te planten te verliezen, te vergelijken. Daaruit bleek dat 88,7% van de genomineerden mannen waren!
Interessant maar nog interessanter was de bezetting. Dit Doornikse duo bestaat namelijk uit Lulu Sabbath en Cédric Delaunoy die ik vooral ken van Thee Marvin Gays, een groep waar ik zo'n 10 jaar geleden nogal wat uitstekende optredens van gezien heb en die het toen ook helemaal leek te gaan maken maar daar om één of andere duistere reden nooit in slaagde.
Later zag ik ze nog terug in Vision 3D en nu proberen ze het dus met zijn tweeën in MIT - The Male Theory waarmee ze een cassette uit hebben op Discos Peroquébien, een label uit Valencia. Door een eindeloze zoektocht naar een parkeerplaats - Kortrijk leek wel herschapen in één grote werf - miste ik helaas de eerste tien minuten.
Het duo leek aardig op dreef toen ik binnenkwam: Delaunoy liet zijn jangle gitaar als geen ander rammelen terwijl bassiste Lulu me verblijdde met brutaal snauwende zang. Dat leverde lofi klinkende, hoekige nummers op die mijn nekspieren weer aardig op de proef stelden. Een primitieve mix van garage en punk die men tegenwoordig wel eens als egg punk wegzet. Toch wisten ze me niet helemaal voor zich te winnen. Daarvoor bleven teveel nummers steken bij een overigens altijd uitstekende aanzet terwijl het "boem shaka boem" van de drumcomputer me na een tijdje begon te irriteren. Misschien toch maar een drummer zoeken (als dat enigszins haalbaar is) en de nummers wat beter uitwerken, dan komt het gegarandeerd helemaal goed met MIT - The Male Idiot Theory.

Hoofdattractie van de avond was Clamm, een punk powertrio uit Melbourne dat geregeld in één adem genoemd wordt met Stiff Richards en Amyl & The Sniffers, twee groepen waar ze overigens ook mee bevriend zijn.
Clamm had me vorig jaar op Leffingeleuren compleet van de sokken geblazen wat natuurlijk verwachtingen schept. De kans dat die verwachtingen bij een tweede kennismaking niet ingelost worden en er een ontnuchtering volgt behoort dan zeker tot de mogelijkheden.
En dat was hier helaas ook een beetje het geval waardoor ik me voortdurend zat af te vragen hoe het kwam dat de euforie dit keer uitbleef. Aanvankelijk zat het hen ook niet mee. De eerste 10 à 15 minuten was de gitaar nauwelijks hoorbaar in de betonnen muur van bas en drums. Maar ook toen de klank beter werd bleef ik op mijn honger zitten. Andere mogelijke oorzaak was het ontbreken van bassiste Maisie Everett, die menig hart had weten te veroveren in Leffinge. Ze verliet Clamm om zich volledig te concentreren op haar eigen band, Belair Lip Bombs. Zij werd vervangen door Stella Rennex maar ook die was er niet bij in Kortrijk.
Voor deze Europese tour werd Alan Jones, bassist van het eerste uur, nog eens opgetrommeld en die leek wel een tegenpool van Maisie Everett te zijn. Waar Everett er vorig jaar onbeweeglijk en wat bedeesd bij stond en zo fel contrasteerde met de gebrachte muziek en de taferelen voor het podium, stuiterde Jones uitbundig mee op de bastonen. Het lijkt een detail maar het maakte wel degelijk een verschil.
En dan was er nog de locatie. Dit optreden vond plaats in een uitverkochte bar van De Kreun, een ruimte die destijds waarschijnlijk niet gebouwd werd met de bedoeling er concerten te laten doorgaan. Erg comfortabel was het niet. Nu maak ik zulke situaties wel meer mee maar van een gerespecteerde club als het Wilde Westen verwacht ik toch net iets meer.
Tot zover de azijnpisserij. Was dit dan een slecht optreden? Bijlange niet, meer nog. Was dit de eerste keer geweest dat ik Clamm zag dan had ik hier waarschijnlijk geen kwaad woord over geschreven.
De drie hielden het immers uitermate strak en bestookten ons met korte nummers die telkens aankwamen als mokerslagen. Een verpletterende muur van geluid die vakkundig gebetonneerd werd door de ad interim bassist en drummer Miles Harding waarbij de verrassend gevarieerd klinkende gitaar van Jack Summers met invloeden uit hardcore, noise en zelfs industrial voor wat ademruimte zorgde. De monotone en in galm badende zang van Summers klonk bruut en venijnig alsof hij een bende demonstranten diende op te jutten. Toch bleef zijn verkwikkende gitaarspel, waarvoor hij meer dan eens door de knieën zeeg, het meest tot de verbeelding spreken. Helemaal mooi werd het toen Clamm de set, waarin we vooral nummers uit hun tweede en laatste plaat "Care" hadden gehoord, afsloot met mijn absolute favoriet, "Done it myself", een nummer waarin het melodieuze voor één keer niet verbannen werd.

Organisatie: Wide Westen, Kortrijk

maandag 23 januari 2023 17:08

Jerry Joseph - Cultfiguur over de vloer

Jerry Joseph - Cultfiguur over de vloer

Opener van dienst, Nir Shemmer, zorgde voor een bijzonder aangename kennismaking. Geboren uit Israëlische ouders groeide Nir Shemmer op in Oostende waar de microbe voor muziek hem al vlug te pakken kreeg.
Zijn eerste grote voorbeelden situeerden zich verrassend in de seventies: James Taylor, Jackson Browne en Bill Withers. Maar wanneer hij zich in 2020 samen met zijn vriend Thomas Decock aan een eerste opname waagt blijken de invloeden toch uit een meer hedendaagse hoek te komen.
Nadat hij zich al eerder liet opmerken tijdens de preselectie van Humo's Rock Rally in Leffinge en de Paulusfeesten mocht hij zich nu tonen in de 4AD, een kans die hij met beide handen greep. In de rug gedekt door een vijfkoppige band bracht hij een set smaakvolle americana die aanvoelde als een welgekomen warme deken op deze kouwelijke januari avond.
Hoewel zijn songs zeker gehoord mochten worden, was het toch vooral die band die mijn hart liet gloeien. Wat een weelde! Vijf uitstekende muzikanten met maar liefst drie speerpunten die dit optreden naar een hoger plan wisten te tillen. Thomas Decock zorgde samen met Nir zelf voor een vorstelijke gitaarsound terwijl de backing vocals van Annelies Gheeraert van een angelieke schoonheid waren. En dan was er nog Harrison Steingueldoir, gekend van het jazztrio Donder, die de songs omzwachtelde met betoverende pianoklanken.
Alles werd minutieus aangekleed terwijl Nir Shemmer voor elk nummer telkens zorgvuldig de best passende gitaar koos uit de drie meegebrachte exemplaren. Er werd afgesloten met "Winona", wat straks de nieuwe single moet worden en misschien wel het beste nummer van de avond was, niet in het minst door de heftige interventie van Thomas Decock.

Met Jerry Joseph haalde de 4AD een cultfiguur in huis die een hele grote had kunnen worden. Op handen gedragen door critici en artiesten als Patterson Hood maar een diep bewaard geheim gebleven voor de meesten onder ons.
Een man die zowat de hele wereld heeft afgereisd en getekend is door het leven. Het begon al in zijn jeugd toen zijn ouders hem, toen hij op het verkeerde pad dreigde te raken, vanuit San Diego, Californië naar een kostschool in Nieuw-Zeeland stuurden. Maar ook daar bleven de problemen niet uit en hij mocht opnieuw zijn koffers pakken.
Toen hij twintig was begon hij een eerste bandje, Little Women. Het werd de start van een odyssee die hem zelfs tot in de vluchtelingenkampen van Afghanistan en in Koerdisch Irak leidde, waar hij gitaarlessen gaf, terwijl hij tussendoor ook nog worstelde met enkele verslavingen.
Een man met een verhaal maar hier in Europa totaal onder de radar gebleven tot hij in 2020 ‘The beautiful madness’ uitbracht. Zijn 29ste (!) plaat en eerste officiële Europese release. De plaat werd opgenomen in de Dial Back Sound studio van Drive-By Truckers bassist Matt Patton in Water Valley,  Mississippi, ook gekend van het door mij erg gewaardeerde gelijknamige label dat onder andere Teardrop City, Eleganza!, The Great Dying en Krista Shows onderdak biedt.
Op ‘The beautiful madness’ wordt Jerry Joseph bijgestaan door The Stiff Boys (pseudoniem voor de voltallige Drive-By Truckers) die een groot aandeel in het welslagen van de plaat hebben.
Het was dan ook de vraag of die nummers zonder hen wel overeind zouden blijven. Er is intussen reeds een nieuwe plaat, ‘Tick’, verschenen maar die is gevuld met restjes uit diezelfde opnamesessies en enkele liveopnames, ook al met The Stiff Boys ofte Drive-By Truckers.
Ik had nog gehoopt dat hij zijn eigen band, The Jackmormons, of op zijn minst een deel ervan zou meegebracht hebben maar dat bleek helaas niet het geval te zijn. Dat was financieel wellicht niet haalbaar en zo stond Jerry Joseph moederziel alleen op het podium, enkel gewapend met een akoestische gitaar en een stevige borrel. Bovendien was de man, na een negatieve ervaring de avond voordien, nogal nukkig wisten insiders me te vertellen.
Maar buiten die nijdige ruk waarmee hij zijn muts van zijn glimmende schedel trok en in de hoek katapulteerde was daar niets van te merken.
De gebruikelijke warme ontvangst in deze club had hem dan toch in een mildere stemming weten te brengen. Hij opende zijn set met het bijzonder krachtig gezongen "Beautiful child of God", een nummer uit 2000. Meteen werd duidelijk dat de 61-jarige Jerry Joseph het ook in zijn eentje ging redden. Daarvoor was zijn aanwezigheid op het podium dwingend genoeg maar het was niet altijd even makkelijk.
Zijn bijtende kijk op de waanzin en het verval van de wereld vertaalde zich immers in een tomeloze woordenvloed die je soms naar adem deed happen. Voor een avondje luchthartig entertainment moet men duidelijk niet bij Jerry Joseph zijn. Alhoewel er tussen de nummers al eens gelachen mocht worden, dankzij een gezonde portie relativerende humor waarin hij niet te beroerd was om ook zichzelf te kijk te zetten.
Met "White dirt", "Hallelujah trail" en "Tick" hoorden we wel beklijvende songs maar voor een echte uitschieter was het toch wachten tot het laatste nummer waarvoor hij Nir Shemmer op het podium riep. Met "Dead confederate", een song waarin hij afrekent met het racisme in het zuiden van de VS en het zogenaamde historisch belang van standbeelden en monumenten onderuit haalt, kregen we eindelijk één van de hoogtepunten uit ‘The beautiful madness’. Meer nog: Nir Shemmer mocht op slidegitaar de rol van Jason Isbell, die voor dit nummer na 13 jaar nog eens de Drive-By Truckers kwam vervoegen, vervullen en dat deed hij met verve. Zo goed zelfs dat Jerry Joseph de smaak nu helemaal te pakken kreeg en er samen met een glunderende Nir Shemmer onvermoed nog twee nummers aan toevoegde. Het magistrale "San Acacia", ook al uit ‘The beautiful madness’ en het lang uitgesponnen " Wisconsin death trip" waarin Jerry zowaar een wandelingetje door het publiek maakte.
Een zinderend slot van een mooie set die anderhalf uur geduurd had. Ik mag er wel niet aan denken wat dit MET groep gegeven zou hebben. Misschien moet Jerry Joseph bij een volgende Europese tour Nir Shemmer en zijn band eens vragen om hem te begeleiden.

Organisatie: 4AD, Diksmuide

The Hooten Hallers - Op sleeptouw door een baritonsax

The Hooten Hallers uit Columbia, Missouri begonnen in 2007 als een duo maar de bezetting viel pas in 2014 in een definitieve plooi met de komst van baritonsaxofoniste Kellie Everett, die de band meteen een unieke sound bezorgde. Het trio kwam hun gloednieuwe plaat, ‘Back in business again’, waarop onder andere een gastbijdrage van James Leg te horen is, voorstellen.

De set begon veelbelovend met een zittende John Randall die een vijfsnarige lapsteel op de knieën had waarop hij verschroeiend met een slide tekeer ging. Dit leek wel een alternatieve versie van Left Lane Cruiser. Gruizige blues gezongen met die ongelooflijk rauwe rasp van Randall, voortgestuwd door de mokerende drums van Andy Rehm en van een swingende factor voorzien door de baritonsax van Kellie Everett. Wat mij betreft was zij de ster van de avond. Met een schijnbaar log instrument zorgde zij toch voor een onverdroten dynamiek. Toen Randall zijn lapsteel wisselde voor een elektrische gitaar werd het iets minder. Niet dat zijn gitaarspel plots niet deugde. Nee, het waren de songs die soms van beduidend minder allooi waren. Ze leken het nu meer te gaan zoeken in de mainstream rock of zelfs pop waardoor de beperkingen van Randall als zanger plots hoorbaar werden.
Toch bleven er genoeg mooie momenten over zoals "My own kick going", dat van George Thorogood had kunnen zijn maar een excellente cover was van vergeten cultfiguur, Ronnie Self, die net als The Hooten Hallers een inwoner van Missouri was. Na de pauze werd het niveau terug opgekrikt en wisten ze met een aanstekelijk enthousiasme, dat me deed denken aan Reverend Peyton's Big Damn Band, alle harten voor zich te winnen.
Eén keer liep het nog fout toen ze het laatste nummer, "Rhythm & Blues" te lang bleven uitmelken maar dat werd dan weer onmiddellijk goedgemaakt door een onverhoopte bisronde met als blikvanger een opmerkelijke cover van Louis Armstrong's "What a wonderful world". 

Organisatie: Cowboy Up, Waardamme

zondag 27 november 2022 10:32

GA-20 - De blues heruitgevonden

GA-20 - De blues heruitgevonden

Dat mijn verwachtingen voor GA-20 hooggespannen waren is nog een understatement. Daar zorgden hun verschroeiende passage op Roots & Roses en vooral hun laatste plaat, ‘Crackdown’, voor. Het moet van 13 featuring Lester Butler (1997) geleden zijn dat ik nog zo in de ban raakte van een bluesgroep, Left Lane Cruiser even buiten beschouwing gelaten.

Maar die rooskleurige perspectieven kregen bij aankomst meteen een flinke knauw. De organisatie had er immers niet beter op gevonden dan de zaal vol stoeltjes te zetten alsof corona hier nog volop woedde. Al zal dat laatste wellicht niet de echte verklaring zijn. Het betrof hier een samenwerking tussen  la Ville de Roncq en het Jazz En Nord Festival en vorig jaar hadden ze hier een jazzconcert gehad. De gemiddelde leeftijd van het publiek lag behoorlijk hoog zodat de meesten er wellicht geen graten in zagen dat dit een zittend concert was al vermoed ik dat de mannen van GA-20 net als wij de ogen toch even moesten uitwrijven toen ze dit zagen.

Alsof deze beproeving al niet erg genoeg was werkte de eerste groep MASSTØ  me ook nog eens flink op de zenuwen. Dit trio uit Amiens opende met het soort mierzoete soul blues waarvoor ik het meteen op een lopen zou zetten. Alleen was er hier in geen velde of wegen een bar te bekennen terwijl ik ook niemand iets zag drinken. Ik zag al een Qatar scenario opdoemen maar tijdens de pauze konden we dan toch in de belendende bibliotheek aan een drankje geraken.
Maar eerst moesten we nog MASSTØ  uitzitten. Ongetwijfeld drie erg getalenteerde muzikanten, van wie gitarist Thomas Orlent ook nog eens over een loepzuivere stem beschikte. Alleen hoopte ik stiekem op een valse noot zodat er toch iets opwindends zou gebeuren. Maar dat bleek uiteindelijk niet nodig want de drie ruilden even over halfweg die aalgladde sound voor wat meer broeierige blues die zowaar herinnerde aan JJ Grey & Mofro. Duidelijk een groep met twee gezichten.

Het voelde bijzonder onwennig aan om een livegroep als GA-20 van op respectabele afstand te moeten bekijken terwijl er voor het podium een zee van open ruimte was. De drie uit Boston trokken er zich niets van aan en vlogen er meteen serieus in met het wervelende "No no", een nummer dat alleen als digitale single verscheen (zo hebben ze er meerdere). Daarna volgden een drietal songs uit de nieuwe plaat met op kop een cover van "Just because" van de vorig jaar overleden Lloyd Price, de man van "Lawdy Miss Clawdy" en "Personality". Niet meteen de meest voor de hand liggende cover en dat was hun tributeplaat voor Hound Dog Taylor, "Try it...You might like it" eigenlijk ook niet. Precies die onverwachte keuzes vormen de sterkte van GA-20.
De groep ontstond in 2018 toen gitarist Matthew Stubbs, tot dan werknemer bij blues harmonica veteraan Charlie Musselwhite, door zijn baas, die op dat moment ging touren met Ben Harper, een jaar op non-actief werd gezet. Omdat hij het niet zag zitten een job te zoeken begon hij dan maar een bandje met zijn vriend, gitarist Pat Faherty. In die beginperiode speelden ze, met succes overigens, voortdurend in clubs die totaal geen affiniteit hadden met de blues. Vandaar wellicht dat hun op traditionele blues gebaseerde muziek zo verfrissend klinkt.
De twee contrasterende frontmannen zorgden voortdurend voor vuurwerk op het podium. Links de bedaarde Matthew Stubbs die zijn gitaar lekker vettig liet scheuren. Rechts de springerige Pat Faherty die met twee vintage gitaren, waaronder een zeldzame Stratotone Newport, een erg afgemeten gitaarstijl etaleerde die soms deed denken aan de pas overleden Wilko Johnson. Die Faherty is niet alleen een begenadigd gitarist maar ook nog eens een intrigerende zanger met een heel aparte, schrille stem.
Intussen bleef het hoogtepunten regenen tot Stubbs plots het podium verliet en Faherty het enkel met drummer Tim Carman moest zien te rooien tijdens Tampa Red's "It hurts me too". Daarna bleek dat Stubbs doodgemoedereerd een biertje was gaan halen in de bibliotheek!

Ondanks het flamboyante spektakel op het podium bleef het met dat zittend publiek wat wringen en dat had Stubbs ook begrepen. Zo'n vijf nummers voor het einde vroeg hij het publiek recht te staan wat meteen gebeurde terwijl de fans die achter de stoeltjes verbannen waren naar voren stormden.
De intensiteitsmeter ging meteen in het rood voor een zinderend slotoffensief dat werd ingezet met "Fairweather friend", een erg aanstekelijke garage rock song die The Black Keys vergaten te schrijven. Na nog drie voltreffers uit de laatste plaat werd afgesloten met "Let's get funky", een obscuur nummer van Hound Dog Taylor dat enkel op een liveplaat te vinden is.
GA-20 maakte er een anthem van waarin funky blues in punk leek te transformeren. Het publiek ging nu helemaal uit zijn dak zodat een bisronde niet kon uitblijven. Die werd afgesloten met een eigenzinnig gebracht "Shake your moneymaker" van Elmore James (zo kregen we dan toch nog een standard) waarin Pat Faherty alle remmen los gooide, zijn eeuwige zonnebril in de hoek smeet en achterin de zaal ging gitaarspelen.

Deze tour bleef beperkt tot Engeland en Frankrijk maar geen nood! Volgend jaar in juni komt België aan de beurt en zijn er geen excuses meer om deze geweldige band te missen!

0rganisatie: Jazz En Nord Festival + Ville De Roncq

woensdag 09 november 2022 18:53

White Hills - Gitaar in spaarmodus

White Hills - Gitaar in spaarmodus

Ik was ongewoon vroeg vertrokken omdat ik een ware volkstoeloop vreesde, volkomen onterecht overigens, maar zo was ik toch net op tijd om de eerste band, die een half uur eerder dan gepland begon, te zien. S.G.A.T.V. staat voor Sick Guitars And Terror Vision en is op cassette het éénmansproject van Severin Beerli uit het Zwitserse Frauenfeld. Tot mijn niet geringe verbazing ontwaarde ik een vrolijke bende van maar liefst zes man op het podium. Ook mijn vrees voor een pot saaie synthpunk was ongegrond. Met twee gitaristen in de rangen en een eerder beperkt gebruik van synths brachten ze iets wat ze zelf UFO-punk noemen. Het was in ieder geval feestelijke punk met een zanger die zijn teksten prononceerde alsof hij door een megafoon moest roepen. Vrolijk werd ik er wel van maar lang zal het toch niet bijblijven.

Het bijna 20 jaar actieve White Hills uit New York City kende hun moment de gloire in 2010 toen Jim Jarmusch hen uitnodigde op ‘All Tomorrow’s Parties’ in New York dat hij toen cureerde. Het duo blijkt ook bijzonder productief en heeft intussen een onontwarbaar kluwen aan platen uitgebracht waarvan er zo'n zes bij het toch wel gerenommeerde Thrill Jockey verschenen.
Ik zag ze in 2013 nog schitteren in De Kreun maar hun aanhang bleek in The Pit's serieus te zijn afgekalfd. De opkomst was ontstellend laag maar dat lieten de twee niet aan hun hart komen. Er leek op het eerste zicht niet veel veranderd. Dave W. in bloemetjeshemd en Ego Sensation nog steeds in een pakje waarmee ze had kunnen poseren op de hoes van ‘Sgt Pepper's Lonely Hearts Club Band’. Alleen had die laatste haar bas ingeruild voor staande drums maar dat maakte de spektakelwaarde er niet minder om. Geen extra drummer dus en zo moesten ze het met zijn tweeën rooien wat aanvankelijk probleemloos lukte.
White Hills nam een feilloze start met het denderende "The instrumental head", openingsnummer van hun laatste dubbel-lp ‘The Revenge of Heads On Fire’, dat voorzien is van een Stooges drive en weidse Hawkwind gitaren. Het leek een avond vol hypnotiserende spacerock te worden maar tijdens het derde nummer liet Dave W. die stuwende drive los en koos hij voor iets wat meer op artrock leek. Een keuze die ik respecteer maar jammer genoeg kwam het daarna nooit meer echt goed. En dat had vooral te maken met de gitaar van Dave W. of het mankeren ervan. Waar ik hem negen jaar geleden nog een adembenemende gitarist vond, leek zijn gitaar nu wel in spaarmodus te staan. Veel gitaarwerk was net als de bas vooraf opgenomen zodat hij zich niet in het zweet hoefde te werken en zich kon beperken tot enkele effectvolle uithalen. Erger nog, soms was er nauwelijks een gitaar te horen waardoor de focus, veel meer dan vroeger, op zijn zang kwam te liggen terwijl hij waarschijnlijk op de laatste rij stond toen de zangtalenten werden uitgedeeld.
Bij het laatste nummer, het tenenkrullende "Honesty", gaf hij zijn gitaar aan Ego Sensation, die er een resem creepy geluiden uit kneep, en begon hijzelf wat richtingloos door de microfoon te schreeuwen. Een vals slotakkoord van een teleurstellende set met enkele hoge pieken maar helaas ook diepe dalen. Benieuwd of Jim Jarmusch nog steeds fan is.

Organisatie: Pit’s, Kortrijk

Pagina 1 van 19