Leffingeleuren 2025 – Ontdekkingsfestival bij uitstek, voor tweede maal op rij uitverkocht!
Leffingeleuren 2025
Festivaldorp
Leffinge
2024-09-12 t-m 2024-09-14
Ollie Nollet
Leffingeleuren behoort samen met onder andere Gentse Feesten, Rock Werchter, Dranouter en Sjock tot de oudste nog bestaande festivals van ons land. Voor het eerst georganiseerd in 1977, groeide Leffingeleuren in de jaren 2000 uit tot een behoorlijk groot festival met net geen 20.000 bezoekers.
Na enkele tegenvallende edities werd in 2015 opnieuw gekozen voor een kleinschaliger festival. Naast de betalende optredens in de zaal, het café en een kleine tent (aanvankelijk de Kapel, later de Apollo) kwam er ook een gratis gedeelte waar bezoekers tussen de foodtrucks konden genieten van ontluikend Belgisch talent op de Busker Stage of een pittige dj-set aan de DJ-Booth. Het was even zoeken maar intussen lijkt de organisatie de ideale formule gevonden te hebben.
Leffingeleuren is vandaag een waar ontdekkingsfestival met naast enkele gevestigde waarden vooral minder gekende namen, waaronder veel buitenlandse, op het programma. Intussen lijkt ook het publiek gewonnen voor deze formule want het festival was voor de tweede maal op rij uitverkocht.
Mijn jaarlijkse bedevaart naar Leffingeleuren legde me ook dit jaar geen windeieren. Een verslag van drie dagen pendelen tussen Zaal, Apollo, Café, Busker Stage en op zaterdag ook nog Kerk.
dag 1 – vrijdag 12 september 2025
Mijn festival begon in de Apollo met 1-800-Mikey uit Sydney. 1-800-Mikey is eigenlijk het lo-fi slaapkamer project van muzikale duizendpoot Michael Barker die verder ook nog actief is bij Gee Tee en R.M.F.C.. Op het podium koos hij voor de gitaar en liet zich bijstaan door een tweede gitarist die ook de synths voor zijn rekening nam, een drummer en een bevallige bassiste. Dat leverde melodieuze powerpop op die net rafelig genoeg klonk om me over de streep te trekken. De pittige gitaren zorgden voor aanstekelijke hooks terwijl de synths zich beperkten tot de overgangen tussen de nummers. Daarbij werd het showelement niet vergeten. Zo zwierden ze plots met zijn drieën synchroon het linkerbeen sierlijk de lucht in. Het was nog vroeg, toch kon een eerste moshpit niet uitblijven.
Heavy Lungs, een viertal uit Bristol, heeft met zanger Danny Nedelko een waar fenomeen in huis. Het eveneens uit Bristol afkomstige Idles maakte in 2018 een single die zijn naam droeg, nu weten we waarom. Nedelko toonde zich een frontman met een wel erg dominante podiumuitstraling die onvermoeibaar en gracieus over het podium dartelde en ook geregeld interactie met het publiek zocht. Zo liet hij dat publiek in tweeën splijten om het op zijn teken te laten clashen. Geen enkele truc liet hij onbenut om de aandacht naar zich toe te zuigen.
En de muziek? Met zijn Metz-shirt gaf Nedelko meteen een duidelijke hint waar we het moesten zoeken. Een van energie barstende mix van noise en punk, waarin de scheurende gitaar van Oliver Southgate de dans leidde. Idles, voor ze gingen experimenteren, kan een ander referentiepunt zijn; en dan was er nog de drummer die met zijn felgekleurde short eerder in een boxring leek thuis te horen. De oerwoudgeluiden die hij ons liet maken waren niet bepaald fijnzinnig in tegenstelling tot zijn backing vocals die wel verrassend verfijnd waren.
Niet alle nummers waren even overtuigend maar de energie maakte veel, zo niet alles, goed.
Ik had er geen goed oog in toen ik de podiumopstelling van Yard (uit Dublin) zag. Die bestond uit twee electronicatafels en een gitaar met een indrukwekkend pedalboard. Geen drumstel dus. In de plaats daarvan kregen we pompende techno beats die een vreemde combinatie vormden met de gezwollen zang van Emmet White, die je eerder in een hardrockband zou verwachten.
De presentator van dienst had ons een scherpe gitaar beloofd maar daar had hij zich schromelijk in vergist. Don Malone boetseerde eerder subtiele soundscapes die soms verdronken in de pulserende beats. Bij momenten kon het me wel bekoren en Emmet White, die wat leek op Bart Cocquyt van Pink Room, bleek een gedreven frontman maar de weinig inspirerende beats lieten me uiteindelijk toch afhaken.
Daarna mochten we één van de hoogtepunten noteren in het café. Daarvoor zorgde Checkpoint, een bont gezelschap (4 mannen, 2 vrouwen) uit Melbourne. De groep heeft een eerste plaat, ‘Drift’, uit op een Duits label en die kwamen ze voorstellen. Het was hun negentiende optreden op een rij, maar van vermoeidheid was geen spoor te bekennen. Prettig gestoorde egg punk met funky vibes en een garagerandje die geïnspireerd leek door Alien Nosejob werd ons deel.
Twee drummers, waarvan één elektronisch, een bas en drie gitaren waarvan er soms één werd ingeruild voor een goedkoop klinkend orgeltje, zorgden voor de feestvreugde. Wat zich liet uiten in een bijzonder wilde moshpit waarbij het plafond en een zijdeur het bijna begaven. De innemende frontman, Erik Scerba, genoot er, balancerend op een monitor, met volle teugen van. Na een overrompelende set vielen de groepsleden elkaar uitvoerig in de armen terwijl wij uitgeteld achter bleven.
Sons uit Melsele wordt nog steeds aangekondigd als een garagerock of garagepunk band maar dat label bleek niet meer te kloppen. De garage is wellicht al lang ingeruild voor een professionele studio en dat was er aan te horen. Dit was een geoliede machine, grossierend in (veel te) grootse riffs en poppy meezingrefreinen. Het publiek lustte er duidelijk pap van en ging alweer uitzinnig te keer, maar dit soort uitvergrote rock is niet echt aan mij besteed. Maar als het even vervelend dreigde te worden, kon ik me nog altijd concentreren op Jens De Ruyte die in zijn T-shirt van The Cramps de prijs voor de meest beweeglijke bassist in de wacht sleepte.
Even later werd ik wel op mijn wenken bediend in de Apollo met Gee Tee, een vijfkoppig collectief uit Sydney, waarin ik meteen Michael Barker, die we enkele uren eerder aan het werk hadden gezien met 1-800-Mickey, herkende. Zanger en oprichter van de band, Kel Mason, zag er met zijn skimasker nogal vervaarlijk uit terwijl hun muziek aanvankelijk eigenlijk vrij braaf klonk. Braaf is hier voor één keer niet synoniem voor slecht.
Dit was heerlijk rammelende old school punk gegoten in korte, melodieuze nummers die herinneringen opriepen aan groepen zoals The Stranglers of Buzzcocks. Naarmate de set vorderde werden de songs wel wat ruiger maar ze bleven altijd even catchy terwijl de meute steeds wilder tekeer ging. Een mooi opgebouwde set die me aan de rand van de extase bracht en ik was duidelijk niet de enige.
Tegen beter weten in deed ik vervolgens een manmoedige poging om Nicky Du Soleil uit Brussel te savoureren. Na eerst het oeverloos geëmmer van een ambiancemeter te hebben aanhoord, verscheen eindelijk de nieuwe ster aan het schlagerfirmament. Helaas moest ik na één nummer de zaal verlaten met hevige darmkrampen...
dag 2 – zaterdag 13 september 2025
Op zaterdag hoorden we er al vroeg bij te zijn want de eerste band, Ryan Davis & The Roadhouse Band (oorspronkelijk uit Louisville, Kentucky maar intussen verkast naar Jeffersonville, Indiana), was meteen een topper. De zang deed meteen denken aan Bill Callahan en ook muzikaal zat het niet heel ver uit diens buurt.
Dit was bedachtzame americana met een indie insteek waarin de gitaren af en toe keet mochten schoppen. Alleen jammer dat de nummers meestal noodgedwongen uitgerokken werden door de onstuitbare en ongetwijfeld poëtische woordenstroom van Ryan Davis. Gelukkig was daar nog ene, in een gele windjack gehulde, DD Bongo die helemaal door het dak ging. Wanneer hij zich niet verloor in een sjamanistische regendans bracht hij met zijn merkwaardige percussie, spitante toetsen of zelfs een ordinaire blokfluit wat verlichting. Aan het slot van een toch wel mooie set waagde Ryan Davis zich er nog even aan om gitaar en melodica tegelijk te spelen.
Hoeveel pech kan je hebben? Je mag dan eens totaal onverwacht op een festival aan de andere kant van het land spelen, breek je net enkele dagen ervoor je arm en moet je 24 uur voor het optreden nog onder het mes. Het overkwam Elena Lacroix van het Luikse Eosine. Hoewel ze zo geen gitaar kon spelen en duidelijk nog pijn had, was de groep toch afgezakt naar Leffinge. Met zijn vieren op één rij, allen volledig in het wit en Elena in een laken gehuld op een stoel probeerden ze er het beste van te maken. Wat eigenlijk niet lukte. Of het nu met die tegenslag te maken had, is me niet geheel duidelijk maar ik had hun mix van shoegaze, droompop en noiserock eerder al veel beter gehoord.
Dit klonk veel te artistiekerig en leek soms in onverteerbare progrock te verzanden. Gelukkig was daar nog steeds die ongrijpbare stem (wat een bereik) van onze pechvogel. Het werd uiteindelijk toch nog mooi toen tijdens het afsluitende "I am lost and found" drie schelmen onverwacht kwamen meezingen (of rappen) en zo alsnog voor vuurwerk zorgden. Dat mysterieuze drietal zou ons trouwens later op de avond nog een tweede keer verrassen.
Daarna werd ik totaal onverwacht compleet van de sokken geblazen door ELLIS-D. ELLIS-D (uit Brighton) staat voor Ellis Dickson, tegenwoordig de tourdrummer van Fat Dog. Een job die hij snel zal moeten opgeven, vermoed ik. Hier werd hij niet weggemoffeld op een drumkruk ergens achteraan op het podium maar mocht hij vooraan met een gitaar volop in de schijnwerpers staan.
Maar het waren vooral zijn ongrijpbare vocals die me meteen met verstomming sloegen en zowel David Byrne als Russell Mael (Sparks) lieten verbleken. Deze uiterst charismatische frontman, die er een handje van weg had om het publiek te vroeg te laten applaudisseren, hield me van de eerste tot laatste minuut aan zijn voeten gekluisterd. Daarbij zou ik bijna vergeten dat hij werd bijgestaan door een uitstekende vierkoppige band die minstens evenveel bijdroeg aan wat ik zou omschrijven als intelligente glamrock gekruid met een vleugje gothic-achtige paranoia. Dit was zonder twijfel het beste optreden op zaterdag. Het zijn precies dit soort verrassingen die Leffingeleuren zo leuk maken.
No Prisoners uit Gent is het nieuwste vehikel van Pieter-Jan Devos die we kennen van Kapitan Korsakov en Raketkanon. Verder herkende ik ook Leander van het Groenewoud (zoon van) op bas. Het drietal serveerde ons brutale rock met beukende riffs die me niet de hele set kon beklijven. Het had zeker zijn momenten, vooral tijdens hun cover van "Carmelita" van Warren Zevon, waarmee ze in de voetsporen traden van de legendarische GG Allin, ook al pakte die het helemaal anders aan. Wat je er ook mee aanvangt, het blijft een sterke song. Misschien was dat precies wat No Prisoners wat ontbrak: sterke songs.
Aan genres geen gebrek op Leffingeleuren. Zo was er ook plaats voor de nieuwste exponent van de Congolese rumba, hoewel ze daar zeker een buitenbeentje van zijn, Kin'gongola Kiniata uit Kinshasa. De vertaling van hun naam is het verpletterende geluid. Verpletterend was het misschien niet, fascinerend des te meer. Al hun instrumenten waren zelfgemaakt, meestal van afgedankte voorwerpen. Zo hadden ze een xylofoon bij, gemaakt met oude flessen wasmiddel, die bespeeld werd met halfvergane slippers. Het drumstel leek voor het grootste deel te bestaan uit oude radio's en tv-toestellen. Vooral de ritmische kracht en de opzwepende tweesnarige bas maakten dit onweerstaanbaar, zonder de extraordinaire gitaar en de stemmenpracht tekort te doen. Dit paste perfect in het rijtje met Konono N°1 en Staff Benda Bilili.
Op zaterdag is er sinds een aantal jaren ook plaats voor ‘Duyster live’ waarin Ayco Duyster en Eppo Janssen enkele artiesten uitnodigen voor een kort interview en een sessie. Daar zag ik de muzikale kameleon uit Wevelgem, Brennt Vanneste, gekend van Stake (voorheen Steak Number Eight) en Klakmatrak. Dit was totaal iets anders dan zijn vorige projecten maar hij kwam er verdomd goed mee weg. Samen met een vriend op piano bracht hij akoestisch enkele liedjes die verrassend melodieus waren. Een eerste plaat, ‘Collections of goodbyes: escapade 1’ is al uit en er volgen nog twee delen. Hopelijk zien we hem hiermee nog terug in een ruimere bezetting.
Om mijn afgepeigerde lijf wat rust te gunnen bleef ik in de kerk zitten zodat ik Tyler Ballgame in de Apollo miste. Misschien een verkeerde keuze want de IJslandse Arný Margrét kon niet echt overtuigen. Haar zoetgevooisde melancholische songs, die heel even aan Joni Mitchell deden denken, klonken best aardig maar waren wat eenvormig van karakter. De inspiratie voor haar nummers vond ze in Amerika, waar ze ook werden opgenomen, maar toen ze een song in het IJslands bracht hoorde ik buiten de taal geen wezenlijk verschil.
Het eerste nummer dat ik van Knives hoorde, een vijftal uit Bristol, overrompelde me terstond. Het leek een ziedende stoomwals, die onvermijdelijk deed denken aan Rage Against The Machine, waaraan onmogelijk te ontkomen was. De groepsleden sprongen voortdurend hoog de lucht in, wat samen met de flikkerende lichten voor visueel spektakel zorgde.
De schreeuwerige, rappende vocals van kolos Jay Schottlander en de monstrueuze riffs lieten me tevreden grijnzen. Maar na een tijdje verschenen er toch enkele barstjes in het onbreekbaar gewaande pantser. Zo leek de heerlijk stuiterende saxofoniste meer onderdeel van de visuele act dan van de muzikale. Ze speelde niet zo vaak en wanneer ze dat deed leek dat vooral bedoeld om de herrie compleet te maken. Daar kon ik eigenlijk nog mee leven. Veel erger was het gebrek aan inspiratie. Knives leek zichzelf voortdurend te herhalen waarbij sommige nummers slappe afkooksels leken van iets wat we enkele minuten eerder hadden gehoord. Knives was een tiental minuten briljant waarna het helaas bergafwaarts ging.
Dat is nog altijd een stuk beter dan wat Heartworms, een trio uit Londen, ervan bakte. Toegegeven: Jojo Orme, die zowel Afghaans, Pakistaans, Deens als Chinees bloed door haar aderen heeft stromen, is een fenomeen maar dan eerder als danseres of performanceartieste. Ze begon nog met een gitaar om de hals en een theremin voor zich maar die werden al na één nummer door een loopjongen naar de kant gehaald. Zo werd ze niet meer gehinderd in hetgeen ze best kon: het imiteren van een heks of als een vleermuis over het podium dwalen. Hoewel ze een drummer en een gitarist bij zich had, bleek (te) veel van wat we hoorden gewoon vooraf opgenomen. Hun als postpunk vermomde new wave met nogal wat gothic-invloeden wist nauwelijks emoties bij me los te weken.
Ik kreeg het helemaal toen ze de zaal met haar vingertje voor de mond minutenlang liet zwijgen. Dat lukte wel maar het effect ging volledig verloren door het geroezemoes van de bar dat via de openstaande deuren vrolijk naar ons toe stroomde. Santé!
Hé hé, daar waren die drie lefgozers, die de set van Eosine op het einde wat kleur gaven, weer! Samen met een vierde jongen vormden ze Sextc, een nieuwe groep uit Gent. Nadat ik enkele tegenvallende groepen had gezien boden zij eindelijk waar ik zo naar snakte: opwinding. Snoeiharde no-nonsense rock-'n-roll met smerige gitaren en bijtende zang waar de adrenaline van afspatte en die af en toe deed denken aan Nirvana. Tomeloos enthousiast, zoals alleen jonge groepen dat kunnen, raasden ze onbezonnen door hun set op de kleine Busker Stage.
De zanger bevond zich meer boven de hoofden van de uitbundige toeschouwers dan op het podium. Uiteindelijk belandde hij in het jonge boompje rechts voor het podium waaruit hij niet zonder enige moeite bevrijd werd.
Sextc was zonder twijfel één van de revelaties van deze editie van Leffingeleuren. Hopelijk zien we ze gauw terug.
Laatste groep die ik zag op zaterdag was Gurriers uit Dublin. Ze stonden dit jaar op Rock Werchter en worden vaak in één adem genoemd met Fontaines D.C. en The Murder Capital. Bovendien werden ze me sterk aanbevolen door een ingewijde zodat de verwachtingen hooggespannen waren. Helaas bleef ik wat op mijn honger zitten. Gurriers leek zich nooit uit het grote peloton postpunkbands te kunnen loswrikken. De sound mocht er zeker zijn, al heb ik het stilaan gehad met die als uit een grafkelder galmende gitaren.
Dan Hoff declameerde eerder zijn teksten dan hij ze zong terwijl hij vaak regels als mantras bleef herhalen. Hij had er ook een handje van weg om het publiek te manipuleren (zoals om een circle pit vragen) terwijl hij zelf altijd veilig op het droge bleef.
Andere opvallende figuren in de band waren de wel erg relaxte drummer en de hyperkinetische, in een overmaatse kilt gehesen, bassist die wel zijn weg naar het volk vond.
dag 3 - zondag 14 september 2025
Net als op zaterdag werd op zondag het startschot gegeven door een groep die zich in een buitenbaan van de americana leek te situeren. Maar in tegenstelling tot Ryan Davis hield Whitney K (Montreal) het bij korte songs, soms ultrakorte. Nu en dan leek het zelfs alsof hij er gewoon de stekker uittrok. Ook hier deed de stem me denken aan Bill Callahan, al hoorden anderen er dan weer Lou Reed in. Sommige nummers baadden sowieso al in een Velvet Underground-sfeertje.
De knappe songs zochten het schemergebied op tussen americana, altcountry en indierock. Wanneer de nummers dan toch wat langer duurden werden die opgesmukt met een Crazy Horse-achtige gitaaruitbarsting.
Hoewel de groep al heel wat platen op de teller heeft staan kwamen alle nummers, op één na, uit hun laatste, ‘Bubble’. Af en toe zette Konner Whitney ons op het verkeerde been. Zo begon "TV dreaming" als "Jealous guy" van John Lennon.
Na de set bleek er nog tijd over en maakten ze iemand die er om vroeg gelukkig met "Song for a friend", een nummer uit de vorige plaat. Whitney K, een naam om te onthouden!
Vorig jaar moesten ze hun optreden in het café op het allerlaatste moment annuleren. Dit jaar mocht Tje uit Hasselt de zondag openen op het grootste podium. Hoewel dit niet echt mijn ding was, vond ik hun zachtaardige avantpop best genietbaar. Vooral de wonderlijke zang van Lindy Versyck sprak tot de verbeelding. Ze wordt vaak vergeleken met Björk en daar kan ik wel inkomen. Naast haar zagen we nog gitarist Melvin Slabbinck, die ook een basdrum bediende, en Klaas Leyssen op bas en toetsen.
Hayden Pedigo had ik vooraf met dikke stift aangekruist. Zijn laatste plaat, ‘I'll be waving as you drive away’ behoort tot het beste wat ik dit jaar al te horen kreeg. Toch was ik er niet echt gerust op. Zou één man met enkel een gitaar, zonder zang, wel aanslaan in de Apollo? Daarop kan ik slechts één antwoord geven: een volmondig ja.
Pedigo kreeg de Apollo muisstil, zo stil zelfs dat hij er zelf ongemakkelijk van werd. Het gitaarspel van deze exceptionele fingerstyle gitarist uit Amarillo, Texas (hij woont eigenlijk al geruime tijd in Oklahoma City maar daar rept hij met geen woord over) klonk avontuurlijk zonder complex te lijken, grandioos en toch pretentieloos. Hij opende meteen met het prijsnummer van die laatste plaat: "Smoked", geïnspireerd door een oud nummer van Genesis. Nooit gedacht dat ik die naam ooit nog in een recensie over Leffingeleuren zou gebruiken en dan nog in positieve zin. Zelfs zonder het gesynthetiseerde koor vanop de plaat klonk dit magistraal.
Met het tweede nummer deed hij een poging om John Fahey met Led Zeppelin te combineren. Daarna vervlocht hij een eigen nummer met het thema van "Brokeback mountain" en zo kan ik nog even doorgaan.
Kortom: alles klonk even adembenemend en meeslepend, net als de verhalen trouwens die hij eraan koppelde.
Vervolgens zag ik op de Busker Stage Ciska Ciska, de band van de Gentse Ciska Daenens. Zij is de zus van Vito (Victoria Pax) en de dochter van Derek (& The Dirt). Ze komt duidelijk uit een familie met goede muzikale genen en wist me moeiteloos te overtuigen. Met een competente band bracht ze americana en folkpop, met echoes uit zowel het verleden (Neil Young) als het heden (Big Thief). Mooi!
Mijn favoriete podium op Leffingeleuren bevindt zich nog steeds in het café en neen, niet omdat je daar het makkelijkst aan bier geraakt. De kloof tussen artiesten en publiek is er het kleinst en zo heb ik het graag. Wat is er heerlijker dan de adem van een artiest in je gericht voelen of je moeten bukken voor een zwiepende gitaarhals. Dat laatste overkwam me trouwens letterlijk tijdens het optreden van Checkpoint op vrijdag.
Op zondag had ik het geluk er The Vovos te mogen aanschouwen, al had het wat voeten in de aarde voor het zover was. Net voor ze moesten beginnen viel de elektriciteit uit en toen dat euvel verholpen was, weigerde de stekker van het keyboard dienst. Intussen dreunde "Sabotage" van Beastie Boys door de boxen. Maar alles raakte gefixt zodat we eindelijk konden kennismaken met The Vovos, een vijfkoppige, volledig vrouwelijke queerband uit Naarm (Melbourne). Ada Duffy, een frontvrouw met een heerlijke punkbitch-attitude had haar micro aangekleed met een jasje in de vorm van een penis, inclusief ballen.
De groep heeft trouwens een EP uit met als titel ‘Cock rock’, vandaar wellicht. Het zette meteen de toon. Veel hoogstaands hoefde je niet te verwachten maar hun jangle-punk was zo charmant en aanstekelijk, dat iedereen ervoor bezweek.
Mocht het ooit wat minder gaan met de muzikale carrière van Babe Rainbow uit het Australische Byron Bay, wat ik trouwens niet meteen zie gebeuren, kunnen de bandleden altijd nog bijklussen als levende standbeelden. Zelden zag ik zo'n statische band. Zelfs als zanger Angus Dowling zich noodgedwongen moest bewegen, om zijn sambaballen te grijpen bijvoorbeeld, gebeurde dat in slow motion. Ook hun muziek klonk uitermate laidback: neo-psychedelica met zachte zang en hypnotiserende grooves. Een lounge-versie van The Beach Boys die me liet zwijmelen.
Naarmate de set vorderde kwamen er steeds meer seventies-funk invloeden bovendrijven maar het bleef even relaxt klinken. Na een begeesterende set vroeg Angus Dowling beleefd of er nog ruimte was voor een bisnummer, helaas tevergeefs.
Gut Health uit Naarm (Melbourne) mocht al openen voor groepen als Queens Of The Stone Age en Primal Scream, in Leffinge stonden ze op het bescheiden podium van het café. Het had wat tijd nodig eer ik me kon vinden in de exploten van dit bonte gezelschap. Maar gaandeweg raakte ik steeds meer in de ban van hun hoekige mix van no-wave en artpunk. Zangeres Athina Uh Oh, een pittig opdondertje dat haar fitnessprogramma leek af te werken, was een fascinerende frontvrouw. Verder bestond deze intrigerende formatie uit twee drummers, die voor een sterke ritmische impuls zorgden, een funky bas en twee gitaren die niet zelden als stoorzender fungeerden. Een niet makkelijk in het oor liggende combinatie die toch een hypnotiserende aantrekkingskracht had. Het laatste nummer, het bijzonder fraaie "Stiletto", liet ons bijna smeken om meer.
Maar daar was absoluut geen tijd voor want intussen stond R.M.F.C. uit Sydney klaar in de Apollo. R.M.F.C. staat voor Rock Music Fan Club, komt uit Sydney en was de vierde Australische groep op een rij die ik mocht bewonderen. Ook dit bleek een fascinerende band die moeilijk te plaatsen viel. Ze worden al eens vergeleken met The Fall en Devo maar dat hoorde ik er niet in. Mijn vermoeide brein kon bij deze postpunk in een garagejasje slechts enkele wankele vergelijkingen verzinnen: Joy Division na een rock-'n-roll-injectie, Beasts Of Bourbon na een spoedcursus punk of Black Rebel Motorcycle Club op zijn vettigst.
In de frontlinie zagen we een bassist en een gitarist die duidelijk niet verlegen zaten om een rock-'n-roll pose meer of minder. Naast hen een tweede gitarist en een saxofonist maar de architect van de groep bevond zich achter het drumstel. Buz Clatworthy nam niet alleen het merendeel van de vocals voor zijn rekening maar schreef ook de knap gecomponeerde nummers. Het bleef knetteren tot de saxofonist een weemoedige solo uit zijn instrument mocht persen. Na dit verstilde moment viel het om onverklaarbare redenen zelfs helemaal stil. Na minutenlang overleg wist de locomotief zich alsnog in beweging te trekken met een zinderend slot als eindbestemming.
Clap Your Hands Say Yeah uit Philadelphia was wellicht de band waar het meest naar uitgekeken werd. Oprichter en enig overgebleven lid Alec Ounsworth kwam er samen met een drietal tourmuzikanten het 20 jaar oude, titelloze debuut integraal ten gehore brengen. Die plaat, door sommigen bestempeld als een meesterwerk, is geruisloos aan me voorbijgegaan en na hun doortocht in Leffinge voel ik nog steeds geen drang om het album alsnog op te pikken. Toch konden de verfrissend jengelende gitaren mijn hart aanvankelijk wel verwarmen terwijl Ounsworths, op zijn zachtst gezegd, niet alledaagse stem de verbeelding voldoende prikkelde.
Maar ook indiepop, hoe verfijnd ook, blijft uiteindelijk pop en dat is iets waar ondergetekende niet meteen op zoek naar is. Bovendien sloop er na verloop van tijd wat eenvormigheid in de set met als gevolg dat nogal wat mensen afhaakten. Toch mocht Clap Your Hands Say Yeah na hun toegestane tijd gewoon doorspelen, terwijl even daarvoor Babe Rainbow een bis geweigerd werd. Mij niet gelaten, maar toch begon de Black Lips-fan in mij behoorlijk zenuwachtig te worden. De tijd voor de changeover werd immers steeds korter, wat wel eens gevolgen kon hebben voor de set van de Black Lips. Gelukkig had dit uiteindelijk toch geen consequenties.
Black Lips uit Atlanta vormen een kleurrijke mix van vijf unieke persoonlijkheden. Jeff Clarke, die voor één keer zijn kleedje thuis liet ten gunste van een korte broek, staat in voor het countryluikje en de vettige gitaar. Bassist Jared Swilley, kam keurig in de achterzak, is de Fonzie van de band. Gitarist Cole Alexander, het ongeleide projectiel dat na 25 jaar nog steeds zijn fluimen de lucht in spuwde om ze vervolgens weer met de mond op te vangen. Wat minder opvallend misschien, maar de leider van het zootje: drummer Oakley Munson. De laatste plaat werd trouwens in zijn Sound At Manor studio in The Catskills opgenomen. En ten slotte saxofoniste Zumi Rosow, die haar eigen performance opvoerde binnen de Black Lips-show. Met vijf zangers in de rangen schonken ze ons uitbundig (samen) gezongen garagerock, slordig en nonchalant maar o zo aanstekelijk.
Van begin tot eind een feest, de perfecte afsluiter van Leffingeleuren! Ze selecteerden slechts één nummer uit de gloednieuwe ‘Season of the peach’-plaat: "Zulu saints" waardoor er ruimte zat was voor de oude klassiekers. Songs als "Holding me holding you", "Hooker Jon", "Dirty hands" of "O Katrina!" werden door een uitzinnig publiek met onstuimige reacties ontvangen en luidruchtig meegebruld. De Velvet Underground-cover "Get it on time", weergaloos gezongen door Zumi, liet me nog maar eens wegsmelten.
Na al die jaren zit er nog steeds geen spatje sleet op de Black Lips. De set, die in geen tijd voorbij vloog, werd extatisch afgerond met de bis, "Bad kids" waarna een dolgedraaide Cole Alexander het publiek indook.
Leffingeleuren 2025 was een erg sterke editie met als absolute hoogtepunten Checkpoint en Gee Tee op vrijdag, ELLIS-D en Sextc op zaterdag en Hayden Pedigo, R.M.F.C. en Black lips op zondag.
Neem gerust een kijkje naar de pics @Kristof Acke
https://www.musiczine.net/index.php/nl/component/phocagallery/category/8606-leffingeleuren-2025?Itemid=0
Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge